''Ironisch genoeg,is dat wat jou het zicht op de ware aard van je geest
ontneemt,ook je eigen geest. Namelijk dat deel van je geest
dat altijd druk en bezig is,
voortdurend in beslag genomen door een
niet-aflatende stroom van gedachten,emoties en concepten.
Wij denken dat we dit drukke gedeelte van de geest zijn,
omdat het zo eenvoudig te herkennen is,
net als het gezicht van iemand die tegenover je staat.
Zo is de gedachte die je nu denkt in je beleving
veel duidelijker aanwezig dan het gewaarzijn
van die gedachte.
Als je boos bent,let je meer op wat je boosheid opriep
dan op de
werkelijke bron ervan,op datgene waar je boosheid uit voortkomt.
Met andere woorden: je merkt op wat je geest doet,
maar de geest zelf zie je niet.
Je identificeert je met de inhoud van de
drukke geest-gedachten,emoties,ideeen-en uiteindelijk
denk je dat je al die dingen bent: 'Dit ben ik. Zo ben ik.'
Dit is hetzelfde als dromen tijdens je slaap
en geloven dat alle droombeelden werkelijk zijn.
Als je in je droom bijvoorbeeld achtervolgt wordt
door een vreemdeling die je bedreigt,is dat heel eng
en het voelt echt aan. Maar als je wakker wordt,zijn
zowel die vreemdeling als je angst meteen verdwenen
en voel je je opgelucht.
Als je tijdens het dromen had geweten dat het maar
een droom was,dan was je helemaal niet bang geweest.
Op een vergelijkbare manier zijn wij in ons dagelijks leven als de
dromer die gelooft dat de droom werkelijkheid is.
We denken dat we wakker zijn,maar dat zijn we niet.
We denken werkelijk dat we die drukke geest
vol gedachten en emoties zijn.
Maar als we dan wakker worden,verdwijnt het misverstand
over wie wij denken te zijn,
samen met het lijden dat het gevolg is van deze verwarring.''
Het “ik” of de werking van de menselijke geest is een belangrijk aspect van het Boeddhisme, wat vaak leidt tot veel discussies en debatten. De Boeddha predikte in dit kader de leer van
anatta, het niet-zelf. Zolang we spreken over de dingen (waarvan we denken dat ze buiten ons zijn), kunnen we gemakkelijk aannemen dat het geen zelfstandig iets is. Een huis heeft geen zelfstandige kern, maar is opgebouwd uit diverse losse elementen. Ook bomen hebben geen zelfstandige kern, geen zelfstandig bestaan. Een boom is geworteld in de aarde, dat is zijn voeding, dus is de boom afhankelijk van zijn bestaan van de aarde en heeft hij geen eigen kern van zelfstandigheid. Maar als we bij de mens komen, gaan veel mensen afhaken, omdat ze van mening zijn en blijven dat de mens immers
wel zou beschikken over een zelfstandige kern, een ik, ego, geest, ziel of zelf (al dan niet weergegeven met hoofdletters). Het Boeddhisme erkent geen geest als een tegenstelling tot materie, zoals dat in vrijwel alle filosofische of religieuze systemen wordt aangenomen. Het bewustzijn wordt uitsluitend beschouwd als een vermogen of een orgaan, bijvoorbeeld net als het oor en het oog, en wordt gesorteerd onder de
Skandha’s of gehechtheidsgroepen (aggregaten). Via de vijf fysieke zintuigen (oog, oor, tong, neus, lichaam) ervaren we verschillende delen van de wereld, maar niet de gehele wereld. Ideeën en gedachten maken immers ook deel uit van de wereld, echter, het is niet mogelijk om deze ideeën en gedachten zintuiglijk waar te nemen. Ideeën en gedachten maken immers geen deel uit van de vijf fysieke zintuiglijke organen. Deze ideeën en gedachten kunnen echter wel worden “waargenomen” door ons bewustzijn. Toch zijn die ideeën en gedachten afhankelijk van de vijf zintuiglijke organen en hun vermogens. Derhalve worden ideeën en gedachten bepaald door fysieke ervaringen en vervolgens gevormd door ons bewustzijn. Vandaar dat het bewustzijn analoog wordt beschouwd aan de vijf zintuiglijke organen, net als het oog, oor, tong, neus en lichaam en valt binnen het vijfde Skandha: de verzameling van bewustzijn (vijnanasskandha). De zes vermogens (oog, oor, tong, neus, lichaam
én bewustzijn) vormen de basis voor het bewustzijn als reactie c.q. ontvankelijkheid en hiermee corresponderen de afzonderlijke zes uiterlijke verschijnselen: zichtbare vorm, geluid, smaak, geur, tastbare dingen en ideeën of gedachten.
Volgens de leer van het Boeddhisme bestaat geen duurzame en onveranderlijke geest die zou kunnen worden beschouwd als de Ziel, het Zelf, de Geest of het Ego c.q. het Ik in onderlinge tegenstelling tot de materie. Het oude, nog immer in de opvatting van de mens standhoudende paradigma dat het bewustzijn een Zelf of Ziel zou bevatten of zelfs zou “zijn” welke als een duurzame substantie ten grondslag zou liggen aan het leven, is volgens het Boeddhisme een onjuist idee. Het zelf of Zelf of Atman (Brahmanisme, Hindoeïsme) of de Ziel (Christendom), enzovoort wordt door de Boeddha beschouwd als een niet op zichzelf bestaande kern, sterker nog: hij predikte vanaf zijn Verlichting dat er geen sprake is van een zelf of Zelf en ontkende het Atman van de Brahmanen en de Hindoes. Hij stelde dat de mens zonder vaste blijvende kern is. Er is wel het lichaam, maar dat ontstaat uit twee cellen en bouwt zich op onder inname van voeding en dergelijke. Dat lichaam is eerst een miniatuur wat met het blote oog niet te zien is (twee geslachtscellen), maar groeit langzaam maar zeker met de jaren tot kind, volwassene en oudere. Uiteindelijk sterft het lichaam en blijft er niets van over, het ontbindt zich. Is dat lichaam een zelf? Heeft of is dit lichaam een kern dat zich een zelf zou kunnen noemen, is het zelfstandig ? Mocht dat wel zo zijn, dan zou het lichaam immers altijd gelijk blijven. We kunnen zelfs niet over het lichaam een bevel voeren, want wanneer we ziek worden, is het niet mogelijk om het lichaam het bevel te geven om gezond te worden. Dat regelt het lichaam zelf, zonder dat wij er ook maar iets over te vertellen hebben. Voorts moeten we eten en drinken, we kunnen niet zonder. Ons lichaam is dus onderling afhankelijk van voeding en drinken, we kunnen niet beslissen om maar niet meer te eten en te drinken. Ook is het niet mogelijk om te bepalen dat we ons niet meer zouden hoeven ontlasten, wij hebben daar geen bevel over, we moeten naar het toilet. Het lichaam regelt dit en wij hebben hier geen verregaande invloed op. Hooguit kunnen we eten en ons ontlasten voor een korte tijd uitstellen, maar dat kan zelfs gevolgen hebben voor onze gezondheid. Het lichaam is dus niet van ons, het is zonder een zelfstandigheid.
Dit geldt eigenlijk tevens voor gevoelens, gevoelens dragen geen zelfstandigheid in zich. Zij ontstaan immers als gevolg van bepaalde omstandigheden en verdwijnen daarna weer. Het ene moment ergeren we ons, het volgende moment kunnen we ons over iets anders verheugen. Hoe kan hier sprake zijn van een zelfstandig iets? Gevoelens zijn dus niet van ons, het is zonder een zelfstandigheid. Ook gedachten hebben geen zelfstandigheid. Ook ons “zelfstandig denken” heeft geen zelfstandigheid, wij zijn immers niet gelijk te stellen met onze gedachten en ideeën. Wij beweren dat gedachten komen en weer gaan, hetgeen feitelijk een manier van spreken is, want gedachten komen niet
ergens vandaan en gaan ook niet
ergens naartoe. Gedachten en ideeën worden veroorzaakt door bepaalde omstandigheden en zijn derhalve situatieafhankelijk. Wanneer de omstandigheden wijzigen of verdwijnen, wijzigen of verdwijnen ook die gedachten en ideeën. Eigenlijk is de gehele mens op een dergelijke wijze te ontleden en zal men nergens iets aantreffen als zijnde een “zelfstandig” iets, een Ziel, een kern, een geest of een Atman. Alles ontstaat als gevolg van bepaalde omstandigheden en alles vergaat weer als deze omstandigheden zich wijzigen of weer verdwijnen. Dat is de leerstelling van anatta (niet-zelf), want alles is aan diverse oorzaken gebonden en is op de een of andere manier veroorzaakt door meerdere dingen of omstandigheden. Gautama de Boeddha zei:
“Alle voorwaardelijke dingen zijn vergankelijjk.
Alle voorwaardelijke dingen zijn lijden, dukkha.
Alle Dharma’s zijn zonder zelf.” Verdere woorden van de Boeddha over niet-zelf (bron: Nico Moonen: “Facetten van het Boeddhisme”), ik citeer:
'“Afzondering is geluk voor de tevredene; en vriendelijkheid jegens de wereld is geluk voor degene die in verdraagzaamheid leeft. Geen behagen scheppen is geluk voor degene die zinsverlangen te boven is gekomen. Maar bevrijd te zijn van de mening ‘ik ben’, dat is het grootste geluk van alles.”[1]
Onderricht over het kenmerk van niet-zelf (anatta).
“Vorm[2] is geen zelfstandig iets. Als vorm zelfstandig was, zou men de vorm kunnen laten zijn zoals men wenste. Maar omdat vorm geen zelfstandig iets is, daarom voert ze tot lijden, onvoldaanheid, en daarom kan men niet ermee handelen zoals men wenst.
Gevoel is geen zelfstandig iets. Als gevoel zelfstandig was, zou men het gevoel kunnen laten zijn zoals men wenste. Maar omdat gevoel geen zelfstandig iets is, daarom voert het tot lijden, onvoldaanheid, en daarom kan men niet ermee handelen zoals men wenst.
Waarneming is geen zelfstandig iets. Als waarneming zelfstandig was, zou men de waarneming kunnen laten zijn zoals men wenste. Maar omdat waarneming geen zelfstandig iets is, daarom voert ze tot lijden, onvoldaanheid, en daarom kan men niet ermee handelen zoals men wenst.
Geestelijke formaties[3] zijn geen zelfstandige dingen. Als geestelijke formaties zelfstandig waren, zou men de geestelijke formaties kunnen laten zijn zoals men wenste. Maar omdat geestelijke formaties geen zelfstandige dingen zijn, daarom voeren ze tot lijden, onvoldaanheid, en daarom kan men niet ermee handelen zoals men wenst.
Bewustzijn is geen zelfstandig iets. Als bewustzijn zelfstandig was, zou men het bewustzijn kunnen laten zijn zoals men wenste. Maar omdat bewustzijn geen zelfstandig iets is, daarom voert het tot lijden, onvoldaanheid, en daarom kan men niet ermee handelen zoals men wenst.”
Vorm is niet-blijvend en wat niet-blijvend is, is smartelijk. – Wat niet-blijvend is, wat smartelijk is omdat het onderhevig is aan verandering, daarvan kan men niet zeggen: ‘Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf.’
Op gelijke wijze is het met gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn. Ook daarvan kan men niet zeggen: ‘Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf.’
Zo moet met juist begrip elke soort van vorm - hetzij vroeger, toekomstig of tegenwoordig ontstaan, hetzij ruw of fijn, inwendig of uitwendig,[4] hetzij laag of verheven, veraf of nabij - worden beschouwd zoals ze werkelijk is, namelijk: ‘Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.’
En ook elke soort van gevoel, van waarneming, van geestelijke formaties en van bewustzijn moet aldus worden beschouwd zoals ze werkelijk is, namelijk: ‘Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.’
Wanneer een edele volgeling(e) die de waarheid heeft vernomen, op die manier ziet, wendt hij (zij) zich af van vorm. En ook wendt hij (zij) zich af van gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn.[5]
Wanneer men zich afwendt, ebt de hartstocht weg. Met het wegebben van de hartstocht is men bevrijd. En wanneer men bevrijd is, is er het zekere weten dát men bevrijd is. En met de gedachte: ‘Volbracht is wat volbracht kan worden, niets gaat meer hierboven uit,’ begrijpt men dat het heilige leven vervuld is.
Materiële dingen zijn niet-blijvend, en ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn niet-blijvend. Materiële dingen zijn niet op zichzelf staand, zij hebben geen zelfstandig bestaan. En ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn niet zelfstandig. Alle formaties zijn niet-blijvend; alle dingen zijn niet op zichzelf staand; zij hebben geen zelfstandigheid.”[6]
“Lichamelijkheid, gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat alles is niet-blijvend. Niets ervan zal steeds hetzelfde blijven, zonder aan verandering onderhevig te zijn. Indien er zo'n Kern, zo'n Ego bestond, - blijvend en onveranderlijk, - dan zou een heilig leven dat naar de volledige uitdoving van lijden voert, niet mogelijk zijn.”[7]
De contemplatie over niet-zelf is aldus: ‘Het oog is niet zelfstandig; vormen zijn niet zelfstandig. Het oor is niet zelfstandig; geluiden zijn niet zelfstandig. De neus is niet zelfstandig; geuren zijn niet zelfstandig. De tong is niet zelfstandig; smaak is niet zelfstandig. Het lichaam is niet zelfstandig; aanrakingen zijn niet zelfstandig. De geest (het bewustzijn) is niet zelfstandig; gedachten en ideeën zijn niet zelfstandig.’
Zo denkt men na over niet-zelfstandigheid.”[8]
Men moet niet menen dat men gelijk is aan de zes zinsorganen (inclusief de geest), aan de zes zinsobjecten en aan de corresponderende zes soorten bewustzijn. Men moet niet menen: ‘Zij behoren mij toe.’ Noch moet men menen dat men zelf gelijk is aan het geheel van die dingen.[9]
De wijze volgeling(e) die aldus geen onjuiste meningen meer heeft, hecht zich niet langer meer aan iets in de wereld. Als men niet meer aan iets hecht, beeft men niet. Door niet langer te beven, bereikt hij of zij in eigen persoon de uitdoving van alle ijdelheid. En het weten is er: ‘Wedergeboorte is uitgedoofd, het heilige leven is geleefd, er is geen verder bestaan te verwachten.’[10]
“Geef op wat niet van jou is. En wat is niet van jou? - Lichamelijkheid, gevoel, waarneming, geestelijke formaties, bewustzijn, - zij zijn niet van jou. Geef ze op. Wanneer je ze opgeeft, zal dat je voor een lange tijd welzijn en geluk brengen.”[11]
“Wat er ook kan worden ingesloten als materiële vorm of als gevoelens of als waarneming of als geestelijke formaties of als bewustzijn, - zulke dingen ziet hij of zij als niet-blijvend, als lijden, als kwaal, als een gezwel, als een angel, als een ramp, als een kwelling, als weerzinwekkend, als ontbinding, als leeg, als niet-zelf.”[12]
“Als iemand veel vertoeft met zijn geest gesterkt door waarneming van niet-zelf in lijden, dan wordt zijn geest bevrijd van de waanvoorstellingen die dit lichaam met zijn bewustzijn en alle externe dingen behandelen in termen van ‘ik’ en ‘mijn’.”[13]
“Als iemand zes beloningen ziet, moet dat voldoende voor hem zijn om waarneming van niet-zelf onbegrensd in alle formaties te vestigen. Het zijn de volgende zes beloningen: hij zal bevrijd zijn van de wereld van alles (van de gehele wereld). Hij zal niet meer gehinderd worden door te handelen in termen van ‘ik’ en ‘mijn’. Hij zal de kennis verkrijgen die niet door allen gedeeld wordt. En hij zal duidelijk de oorzaken zien en ook oorzakelijk ontstane dingen.”[14]
“Als iemand weet en ziet dat het oog niet zelfstandig is en dat vormen niet zelfstandig zijn, als iemand weet en ziet dat het oor niet zelfstandig is en dat tonen niet zelfstandig zijn, als iemand weet en ziet dat de neus niet zelfstandig is en dat geuren niet zelfstandig zijn, als iemand weet en ziet dat de tong niet zelfstandig is en dat smaken niet zelfstandig zijn, als iemand weet en ziet dat het lichaam niet zelfstandig is en dat aanrakingen niet zelfstandig zijn, als iemand weet en ziet dat de geest niet zelfstandig is en dat gedachten niet zelfstandig zijn, - dan worden zijn boeien vernietigd.”[15]
“Waarneming van niet-zelf(standigheid) bereikt het punt waarop de waan verdwijnt van ‘ik ben’; en dat verdwijnen van die waan is de uitdoving (nibbāna) hier en nu.”[16]
“Het is onmogelijk dat iemand die juist denkt, iets beschouwt als zelf.”[17]
“Als bepaalde dingen gecombineerd worden, spreekt men van een wagen. En evenzo, als alle vijf groepen verschijnen, gebruiken wij de aanduiding ‘mens’. Ellende slechts ontstaat en ellende slechts bestaat en vergaat. Niets anders dan lijden verschijnt en niets anders dan ellende verdwijnt.”[18]
“Er is geen lichamelijkheid, geen gevoel, geen waarneming, er zijn geen geestelijke formaties die en er is geen bewustzijn dat blijvend is en dat steeds hetzelfde zal blijven, zonder aan verandering onderhevig te zijn. Indien er zulk ego bestond dat blijvend en onveranderlijk is, dan zou een heilig leven dat naar de volledige uitdoving van lijden voert, niet mogelijk zijn.”[19]
Eens zei de Eerwaarde Ānanda tot de Verhevene: “De wereld is leeg; op welke manier, Heer, is de wereld leeg? Wat is de betekenis ervan?”
En de Boeddha gaf ten antwoord: “De wereld is leeg in zoverre ze leeg is van een zelfstandig iets (attā) en leeg van wat toebehoort aan een zelfstandig iets. Het oog is leeg van zelfstandigheid en van wat behoort tot zelfstandigheid. En evenzo is zichtbaar object leeg van zelfstandigheid, en ook het oogcontact is leeg ervan. Op gelijke wijze is het met de andere zintuigen, met de objecten van die zintuigen en met de contacten van die zintuigen. Zo is het ook met het coördinerende zintuig, herkenbare objecten, mentaal bewustzijn en contact. Dat alles is leeg van zelfstandigheid en van wat behoort tot zelfstandigheid. En wat er ook voor prettige, pijnlijke of neutrale gevoelens ontstaan met betrekking tot de zintuigen en tot de coördinerende geest, ook die zijn leeg van zelfstandigheid en van wat er behoort tot zelfstandigheid.” (S.IV.54).[20]
[1] Vin.Mv.Kh.1.
[2] Vorm (rupa) is omschreven in termen van de vier grote elementen, namelijk: aarde (vastheid), water (cohesie), vuur (hitte, vertering) en lucht (beweging).
[3] Geestelijke formaties zijn o.a. besluit, wil, gedachten, afkeer, sympathie, enz.
[4] inwendig of uitwendig: d.w.z. bij de beschouwer zelf of bij anderen.
[5] d.w.z. hij beschouwt ze niet meer als eigendom, als tot zichzelf behorende. Hij laat ze los; ze raken hem niet meer.
[6] M.35, geciteerd in: Ñânamoli Thera: 'Anattâ according to the Theravada,' The Wheel No. 202/204 (Kandy 1974), p. 100-101.
[7] S.XXII,96, in: The Three basic Facts of Existence. III. Egolessness (Anattâ). Collected Essays. Kandy 1974. The Wheel No. 202/204.
[8] A.X.60, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p. 100-101.
[9] Een mens is een wezen, samengesteld uit vijf groepen: (a) De groep van materie, namelijk vaste, vloeibare en gasvormige stoffen, hitte en beweging. Eveneens behoren ertoe de zintuigen en de corresponderende objecten: oog met zichtbare vorm, oor met klank, neus met geur, tong met smaak en lichaam met tastgevoel. Het verstand en de geest met gedachten en ideeën behoren ook ertoe. (b) De groep van gevoelens: de gevoelens ondervonden door het contact van lichamelijke en geestelijke organen met de buitenwereld. (c) De groep van gewaarwordingen: er is herkenning van objecten door de gewaarwording. (d) De groep van geestelijke formaties: hiertoe behoren alle wilsactiviteiten. De wilsactiviteiten brengen moreel resultaat voort. Tot de wilsacties behoren o.a. aandacht, vertrouwen, verlangen, concentratie, energie, afkeer. - In totaal zijn er 52 geestelijke activiteiten. (e) De groep van bewustzijn: bewustzijn is een reactie met als basis een van de zes zintuigen en met het corresponderende uiterlijke verschijnsel als object. Zo heeft bijvoorbeeld visueel bewustzijn het oog als basis en de zichtbare vorm als object.
[10] S.XXXV.90, in: Nyanatiloka (comp., tr. & expl.): The Buddha's Path to Deliverance, in its threefold division and seven stages of purity. (repr.). Kandy 1982, p. 166-167.
[11] M.22, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[12] M.64; A.IV.124, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[13] A.VII.46, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[14] A.VI.104, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[15] S.XXXV.55, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[16] Ud.IV.1, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[17] M.115, geciteerd in: Ñânamoli 1974, The Wheel No. 202/204, p.100-101.
[18] S.V.10, geciteerd in: Nyânatiloka Mahathera (Comp. & transl.): 'Extracts from the Samyutta-Nikaya Dealing with Egolessness,' The Wheel No. 202/204 (Kandy 1974), p. 37.
[19] S.XXII,96.
[20] Points of Controversy, p. 61-62.'
Mededogen met al het leven,
Basho
