Ik zie over het algemeen, net als jou, ook meer overeenkomsten dan verschillen maar dat kan ook duiden op een gebrek aan kwaliteit van onze kant. Immers, als je het verschil niet ziet tussen een koolmees en pimpelmees is dat ook geen kwaliteit 
Het gaat mij althans niet zozeer om de verschillen niet te zien, het gaat mij eerder om de gelijkenissen te "willen" zien. Als vogel-zijn in uw vergelijking nu eens zou slaan op boeddhist-zijn dan is het zeer nuttig, boeddhist zijnde, om niet te focussen op de verschillen, maar op de gelijkenissen.
Wat dat wat aanschouwt betreft, is dit niet ook maar een geconditioneerd moment, gewoon een moment bewustzijn? Zijn het niet gewoon snel opeenvolgende kenmomenten?
"Vorm, gevoel, waarneming, bewustzijn, en datgene wat formatie heeft, dat ben niet ik, dat behoort mij niet toe. Door zo te denken wordt men vrij ervan." (S.IV.16).
Wat wordt waar vrij van? Is het vrij zijn van conditionering zelf geconditioneerd?
Het enige dat er van gezegd kan worden is dat vorm, gevoel, waarneming, bewustzijn en datgene wat formatie heeft, dat je dat niet bent. Wat dan wel?
Het is erg moeilijk te begrijpen dat gewaarzijn/bewustzijn niet persoonlijk is, niet iets is dat iemand doet, niet iets is dat iemand bezit, er is niemand die gewaar is, er is gewoon gewaarzijn van dat wat er in verschijnt op het moment dat er iets in verschijnt, en van niets, leegte als er niets in verschijnt. Alles wat verschijnt is discontinu (verdwijnt weer), vandaar… de leegte (dat wat bewust/gewaar kan zijn) verschijnt zelf niet en verdwijnt niet, het is niet zozeer dat het continu is in de tijd, zoals die aaneenschakeling van momenten, het is eerder als de stilte die er altijd is, waarin momenten van geluid ontstaan (en weer vergaan), maar waardoor de stilte niet verdwijnt, het lijkt alleen maar zo. Vanuit ons perspectief, het perspectief van iets dat zelf in die stilte verschijnt (niet letterlijk te nemen), is de stilte discontinu, want het lijkt er alleen maar te zijn als het geluid wegvalt, het lijkt dus te verschijnen en te verdwijnen.
Zo zou je je mentaal kunnen voorstellen (wat niet de bedoeling is, je kan het niet conceptueel vatten) dat gewaarzijn als die stilte is, of laat ons voor het gemak de potentie tot gewaarzijn/bewustzijn noemen, de mogelijkheid tot gewaarzijn. Deze latente mogelijkheid is er voor lichaam geboren is. De geboorte van een lichaam heeft gewaarzijn nodig, het benut de mogelijkheid gewaar te zijn, om zichzelf te beschermen en in stand te houden, latent gewaarzijn wordt nu en dan actief gewaarzijn, nu en dan, want lichaam benut deze mogelijkheid tot gewaarzijn niet continu, het doet dat niet in diepe slaap, en helemaal niet meer, nadat lichaam ontbonden is. Lichaam is maar gewaar als het wakker is en leeft. Vanuit het perspectief van het lichaam is er dus gewaarzijn telkens lichaam wakker is en in contact komt met een object van gewaarzijn. Het lichaam is niet gewaar in de diepe slaap, coma, … Voor een baby, die nog geen persoonlijkheid heeft opgebouwd rond dat gewaarzijn en dus nog geen persoonlijk bewustzijn er heeft rond opgebouwd, is er gewoon discontinuïteit, de baby verschijnt nu en dan binnen gewaarzijn en verdwijnt nu en dan. Het is pas later bij het opgroeiend dat wij er mentaal een continuïteit in creëren dat als "ik" wordt aangeduid en gaat dit "ik" dit vertalen als volgt: "ik blijf, mijn lichaam blijft, mijn gewaarzijn komt en gaat". Welnu in werkelijkheid is het net andersom: "gewaarzijn (of als dit minder verwarrend is: mogelijkheid tot gewaarzijn) blijft, "ik" komt en gaat en lichaam komt en gaat. Het "ik" verschijnt voortdurend en verdwijnt voortdurend, maar de grond waarin het kan verschijnen (vergelijk met de stilte waar geluiden in kunnen verschijnen) verschijnt zelf niet en verdwijnt dus ook niet. Maar als je iets in dat in die grond verschijnt (iets dat in gewaarzijn verschijnt) gaat toe-eigenen (mijn gewaarzijn, mijn bewustzijn) er iets persoonlijks van gaat maken (dat wat ik ben), dan zijn de woorden hier erg op hun plaats: "Vorm [lichaam], gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn, dat ben ik niet, dat behoort mij niet toe. Door zo te denken wordt men vrij ervan."
Alleen vermoed ik sterk dat "denken" hier een verkeerde vertaling is, want denken is zelf iets dat ontdekt moet worden als niet toebehorend aan jou, maar ook iets dat maar verschijnt en weer verdwijnt, het denken kan zich "niet" uit zijn context denken, er is daar iets anders voor nodig, een non-conceptueel (niet via het denken) rechtstreeks aanschouwen. Of gewaarzijn van gewaarzijn zelf, een soort kortsluiting, waardoor gezien (niet begrepen) wordt dat hetgeen conceptueel aangeduid wordt als "vorm, gevoel, waarneming, bewustzijn, formatie en zelfs grond, leegte, puur bewustzijn, …" geen identiteit heeft in zich en dus niet bezit kan worden. Dat is Dzogchen (en Zen ook maar dan weer anders verwoord) en wel door de aandacht te richten op het gewaarzijn, bewustzijn zelf, of de potentie ervan, in plaats van op de inhouden (vormen, gevoelens, waarnemingen, contact-bewustzijn (bewustzijn van iets), lichaam, …) dat dit rechtstreeks kan aanschouwd worden, en zolang dat aanschouwen zelf nog een inhoud is, een creatie is, is het dat niet waar naar verwezen wordt, is het nog steeds iets dat komt en gaat, een beeld van leegte… zolang er iets wordt ontdekt dat aanschouwt, is het dat nog niet, pas als de aanschouwer wegvalt in het aanschouwen, blijft leegte, niet-zelf, niet-geconditioneerdheid over. Er is dan niemand meer die aanschouwt er is dat gewoon aanschouwen, waarin de aanschouwer op den duur onvermijdelijk weer verschijnt, maar doordat het zichzelf heeft zien verschijnen, weet het dat het ook weer verdwijnt, dat het leeg is aan zelf, dat het geconditioneerd is.
Als je problemen hebt met het concept grond, leegte, iets waarin iets verschijnt, dan is dat omdat je het concept letterlijk neemt, alsof er werkelijk iets tastbaars als grond, leegte, gewaarzijn, bewustzijn zou terug te vinden zijn. Dat is het niet. Vandaar als je niet-conceptueel (dus niet via het denken) onderzoekt wat het is dat aanschouwt en je gaat hier zo diep in dat niets dat aanschouwd wordt als dat wat aanschouwd wordt gehouden, dan valt op den duur de aanschouwer (het zelf), de onderzoeker, "ik" weg en blijft er niet-zelf, leegte over. Elk concept dat daar dan over gemaakt wordt, is zelf weer iets dat verschijnt en verdwijnt, en dus geconditioneerd. Vandaar het gaat niet om het concept (concepten zijn altijd geconditioneerd), het gaat om de conceptloosheid, waarnaar het verwijst. Dit kan maar ontdekt worden door jezelf, "jouw" zelf, iets dat bezit lijkt te kunnen worden er in kwijt te geraken.
Is geest altijd aanschouwend? Is er altijd aanschouwing? Ik denk dat vrijwel niemand, op basis van ervaring, kan beamen dat dit er altijd is. Onze ervaring is juist dat aanschouwing volledig afwezig kan zijn.
Als je er van uit gaat dat het lichaam/geest is dat aanschouwen mogelijk maakt, dan verdwijnt het aanschouwen samen met dat lichaam (dood) en die geest (diepe slaap, coma). Als je ervaart dat het juist andersom is, nl. dat zowel lichaam, geest, "ik" en "mijn" kunnen wegvallen in het aanschouwen, dan zie je ook dat alle vormen, gevoelens, waarnemingen, bewustzijn, formaties en zelfs grond, leegte, puur bewustzijn, … vrij zijn van zelf, van "ik", van "mijn" en "beschouw je niet-ik bij het onvoldane en neem je de overwinning ervan waar, het onthechten, de opheffing” zoals Boeddha aanraadde aan Dhigavu.
Als je in coma bent of onder narcose of bewusteloos of in diepe droomloze slaap is er dan een aanschouwen? Waar is dan 'dat wat aanschouwt'?
Waar het bewustzijn van een "ik" is in weggevallen.
Het enige dat weggevallen is, is een "ik" dan denkt het aanschouwen te bezitten, en als het "ik" terug verschijnt en zoals gewoonlijk zijn eigen verschijnen niet opmerkt, dan wordt het geloof bevestigd in dat het ik er altijd is, maar dat het juist het aanschouwen is dat wegvalt.
Als aanschouwen onze natuurlijke of oorspronkelijke staat is, stel, waarom kunnen we dan uit een staat van aanschouwen wegvallen? Als gewaarzijn een soort constante zou zijn, waarom is dat dan niet onze ervaring?
Omdat wat wegvalt in gewaarzijn de "ik" is die het gewaarzijn denkt te bezitten, niet omgekeerd (het is niet gewaarzijn dat wegvalt in het "ik", hoewel het zo lijkt). Wat is "onze" ervaring? De ervaring van een "ik" dat gewaar is, en zelf nooit wegvalt, dus moet het wel gewaarzijn zijn dat wegvalt. Dat is de ervaring van een "ik". Om los te komen van de "ik"-ervaring, moet het verschijnen en verdwijnen van dat "ik" in de aandacht komen in plaats van dat wat dat ik allemaal ervaart.
Je spreekt over "jouw" ervaring, de ervaring van een persoon, Sybe. Deze kan de continuïteit van potentie tot gewaarzijn niet ervaren, maar Sybe kan wel wegvallen en weer verschijnen, als Sybe bewust zou kunnen ervaren dat hij wegvalt, en bewust zou kunnen ervaren dat hij weer verschijnt, zou Sybe zijn niet-continuïteit rechtstreeks ervaren en zichzelf, zijn eigen continuïteit daadwerkelijk relativeren, en dus ook de gehechtheid aan Sybe en de gechtheid aan waar Sybe allemaal aan gehecht was. Dat is "de overwinning ervan waarnemen, het onthechten, de opheffing" van het geloof dat dingen een zelf hebben en dat bewustzijn een zelf heeft. Niet mentaal, maar in ervaring.
Laten we eens onderzoeken waar nu precies de zelfloze aanschouwende leegte naar verwijst? Waarom is dit geen khandha's of aspect van de persoonlijkheid? Waarom is het geen formatie?
Waarom is zelfloze aanschouwende leegte niet gewoon een aspect van het geconditioneerde?
Simpel, omdat het hier om een concept gaat dat poogt te verwijzen naar niets, niet iets, niets conceptueel, niet-conceptueel, niet-vorm, geen khanda, geen formatie, niet geconditioneerd, niet substantieel, niet terug te vinden als je het zoekt, vandaar: leeg. Het is vrij van khanda, formatie, conditionering, vrij van kamma en vrij van lijden. Het is niet voor te stellen, niet over te spreken, het is in geen woord uit te drukken, vandaar… het kan alleen maar ervaren worden als het wegvallen van de ervaarder, de iemand die ervaart, die er in feite niet is. In feite is er "niemand" die ervaart.
Naar analogie met wat de Boeddha aanwees, zou je kunnen stellen:
Ervaring is ontstaan. De ervaarbare ervaringen zijn ontstaan. Het ervaar-bewustzijn is ontstaan door contact van lichaam/geest met objecten (grof, subtiel, vormeloos). In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik ervaar”. Maar in feite is er "niemand" die ervaart. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van ervaar-bewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
In het wegvallen van de ervaarder in dat wat ervaring mogelijk maakt, wordt (niet-conceptueel) gezien wat de Boeddha in concepten heeft aangewezen.
In het wegvallen van persoonlijk bewustzijn in dat wat bewustzijn mogelijk maakt, wordt (niet-conceptueel) gezien dat noch persoonlijkheid, noch bewustzijn een zelf heeft en wordt dus de verkeerde opvatting dat geestlichamelijkheid (en het bewustzijn dat daarrond opgebouwd is) iets zelfstandigs zijn, aangetast. Ik schrijf bewust "aangetast", want het is niet zo dat één keer gezien, dat de boei dan meteen is doorbroken. Het vergt een steeds opnieuw zien, steeds opnieuw beschouwen tot de koord (gehechtheid) aan het verkeerde geloof in een persoonlijkheid, in een zelfstandig "ik", in een persoonlijk bezit bewustzijn, definitief knapt.
Groet,
Dorje.