Hoi lieve allen,
Hier zomaar wat inzichten die ik laatst opdeed, ook tijdens mijn eerste retraite:
- Als ik mijn Indiase linzencurry eet, dan is dat eten poep. De linzen in de curry bestaan letterlijk uit getransformeerde poep. Ik besta daardoor uit getransformeerde linzen en getransformeerde poep. Alles bestaat uit poep: jij, ik, onze houten meubels, aardewerk, de bloemetjes, de bijtjes. Zelfs plastic bestaat uit poep, want plastic is getransformeerde fossielen van ooit levende wezens.
- In mijn Indiase linzencurry zit de hele geschiedenis van het universum, en in diezelfde linzencurry zit ook de toekomst van het hele universum. Als jij linzencurry eet, dan zit de hele geschiedenis van het universum in jou, en ook de toekomst van het hele universum.
- Als ik een drol op de weg zie, dan ga ik dat toch maar niet opeten. Ik gun mezelf en de drol een andere toekomst van het universum dan dat.
- Er is een zekere begeerte in de geest, die continu waarnemingen in het bezit wil nemen. "Deze visuele waarneming van de linzencurry is van mij, en ook de geurwaarnemingen." "Het opmerken van het feit dat ik afgeleid ben tijdens meditatie, dat opmerken komt van mij." "Deze inzichten, deze gedachten, komen van mij - ze zijn van mij." Ik voel aan mijn tenen dat die begeerte er is, maar ik heb geen idee hoe ik deze kan herkennen. Het is alsof ik mijn hele leven alles in verschillende tinten van de kleur paars zie, waardoor ik de kleur paars moeilijk kan herkennen. Het ligt vlak onder mijn neus, dat weet ik zeker, maar hoe herken ik het? Is dit waarom een kensho-moment zo belangrijk is? Zeg maar: je ziet tijdens kensho ineens andere kleuren dan paars, waardoor je ineens weet "verdraaid, dus DAT werd de hele tijd bedoeld met de kleur paars." En dan zou het voor mij fijn zijn "verdraaid, dus DAT is die begeerte naar het in bezit nemen van waarnemingen."