Hallo django,
Leuk om er een apart topic aan te wijden!
Mijn antwoord bestaat voornamelijk uit het bijeenbrengen van informatie die elders op het forum al aanwezig is,met hier en daar een kleine nieuwe toevoeging.
Mijn bronnen zijn, tenzij anders vermeld, de onderrichtingen van wijlen Geshe Konchog Lhundup,
Lama Zopa Rinpochee, Geshe Sonam Gyaltsen, de vertalingen door Hans van den Bogaert en de aantekeningen die ik daarvan gemaakt heb.
Hier volgt eerst het antwoord op je eerste vraag:"hoe gaat dat in zijn werk."
de redeneertechniek van deze analytische meditatie
op zelfloosheid of leegte van personen en verschijnselen
De methode van de vier punten analyse.
1- Vaststellen van het object dat verworpen dient te worden.
Waar je in deze analyse naar kijkt is niet het ik, zoals we het intellektueel kunnen begrijpen als alleen maar een benoeming op basis van een verzameling lichamelijke en geestelijke processen.
Waar je naar kijkt is het ik zoals zich dat steeds voor doet als een konkrete,opzichzelfstaande entiteit.Het ik dat heel manifest is als je bijvoorbeeld boos bent.
2- Vaststellen dat er maar twee mogelijkheden zijn.
- of het bestaat als zijnde een met de basis van benoeming.
- of het bestaat als iets anders dan de basis van benoeming.
Waar zit dat ik dat zo onafhankelijk bestaat.Van waaruit we eigenlijk voortdurend handelen?
Waar zit dat ik dat zich zo ongelooflijk kan opwinden,dat zo in zijn/haar trots geraakt kan worden,dat zo boos kan worden,dat zo heftig kan velangen?
3- Vaststellen van het niet(konkreet )een zijn.
Als het een is met het lichaam,waar zit het dan?Je hebt lichaam en geest,is het dan het lichaam of de geest.Als het allebei is heb je op zijn minst twee elkaar wederzijds uitsluitende ikken....
En dat kan natuurlijk niet.
-4 Vaststellen dat het niet(konkreet) verschillend is.Als het iets anders
is,moet het tevoorschijn komen als je je lichaam en geest helemaal uitkleed,ontleed.
Als je dus eerst hebt vastgesteld wat nu precies het ik is waaraan je zo vasthoudt en van waaruit je leeft en handelt,stel je vervolgens vast dat als er daadwerkelijk zo'n solide ik bestaat,er maar twee mogelijkheden zijn: of het is hetzelfde als de basis van benoeming(=lich/geest)of het is iets totaal anders,los van de basis van benoeming.
Een andere mogelijkheid is er niet,immers: het gaat hier over een konkreet,onafhankelijk,op eigen kracht bestaand ik.Zo doet het zich aan ons voor.
Laten we nemen:Fiets.
1 Fiets
2 De fiets is of gelijk aan zijn onderdelen, of iets dat losstaat van zijn onderdelen. Er zijn geen andere opties.
3 Het fiets-zijn zit als je het bestudeert in geen van zijn onderdelen. Niet in de wielen, in het stuur of het frame. Zelfs als de hele handel op een hoop gooit heb je nog steeds geen fiets. Dus de fiets is niet gelijk aan zijn onderdelen.
4 Als je alle onderdelen weghaalt blijft er niets over dat je fiets noemt. Dus de fiets bestaat evenmin onafhankelijk van zijn onderdelen.
Oftewel: een fiets is geen inherent bestaand object. Het bestaat slechts in afhankelijkheid met zijn onderdelen, de configuratie ervan, zijn makers, de waarnemer en de manier van gebruik, etc.
Dat er maar twee opties zijn heeft te maken met dat we het hebben over 'konkreet','op zichzelf,vanuit eigen kracht' bestaan hebben.
Als de fiets inherent bestaat,moet hij als zodanig te vinden zijn.Ofwel als iets buiten het object om(wat eigenlijk onzin is),ofwel als samenvallend met het object.
Wanneer we de 'fiets' nu gaan analyseren blijkt hij uit allerlei onderdelen te bestaan:is dan het tandwiel de fiets,of het stuur? dan heb je op zijn minst al twee fietsen.
Hoe meer je analyseert,hoe minder (konkrete) fiets er gevonden wordt.
Uiteindelijk blijkt de fiets niets meer te zijn dan een benoeming op basis van zijn funktie.
De fiets bestaat dus niet(=konkreet,inherent).
Wat natuurlijk wel bestaat is het geheel van oorzaken,onderdelen,enz,wat wij aanduiden met het woord 'fiets'.De fiets bestaat wel als afhankelijk ontstaan,op relatief nivo.
Nog een rondje:
Het identificeren van het object van ontkenning
Ofschoon we de hele tijd naar een inherent bestaand ik grijpen, zelfs tijdens onze slaap, is het niet eenvoudig vast te stellen hoe het aan onze geest verschijnt. Om het duidelijk te identificeren, moeten we beginnen om ervoor te zorgen dat het zich sterk manifesteert door situaties te overdenken waarin we een overdreven ik-gevoel hebben, zoals wanneer we voor schut gezet worden, beschaamd, bang of verontwaardigd zijn. We herinneren of verbeelden ons zo'n situatie en proberen dan zonder enig commentaar of analyse een duidelijk mentaal beeld te krijgen van hoe het ik vanzelf verschijnt op zulke tijden. In dit stadium moeten we geduldig zijn, omdat het vele sessies kan duren voordat we een duidelijk beeld krijgen. Uiteindelijk zullen we zien dat het ik volledig solide en echt lijkt te zijn, van zijn eigen kant bestaand zonder van het lichaam of de geest afhankelijk te zijn. Dit helder verschijnende ik is het inherent bestaande ik dat wij zo sterk koesteren. Dit is het ik dat wij verdedigen wanneer we bekritiseerd worden en waarop we zo trots zijn wanneer we geprezen worden.
Zodra we een beeld hebben van hoe het ik in deze extreme situaties verschijnt, zouden we moeten proberen te identificeren hoe het gewoonlijk verschijnt, in minder extreme situaties. We kunnen bijvoorbeeld het ik observeren dat op dit ogenblik mediteert en proberen te ontdekken hoe het aan onze geest verschijnt. Ten slotte zullen we zien dat, hoewel er in dit geval niet zo'n opgeblazen ik-gevoel is, het ik niettemin nog steeds inherent bestaand lijkt te zijn, van zijn eigen kant bestaand zonder van het lichaam of van de geest afhankelijk te zijn.
Zodra we een beeld hebben van het inherent bestaand ik, richten we ons hier voor een tijdje op met ??npuntige concentratie en gaan dan verder naar het tweede stadium.
Het weerleggen van het object van ontkenning
Als het ik bestaat op de manier waarop het verschijnt, dan moet het bestaan op een van deze vier manieren: als het lichaam, als de geest, als de verzameling van het lichaam en de geest, of als iets gescheiden van het lichaam en de geest; er is geen andere mogelijkheid. We overdenken dit zorgvuldig totdat we overtuigd raken dat dit het geval is en gaan dan verder met het onderzoeken van elk van de vier mogelijkheden:
1. Als het ik het lichaam is, is het zinloos om te zeggen 'mijn lichaam'; omdat de bezitter en het bezit identiek zijn.
Als het ik het lichaam is, is er geen wedergeboorte, omdat het ik ophoudt te bestaan wanneer het lichaam sterft.
Als het ik en het lichaam identiek zijn, dan zou, aangezien we in staat zijn geloof te ontwikkelen, te dromen, wiskundige raadsels op te lossen enz., hieruit volgen dat vlees, bloed en beenderen hetzelfde kunnen doen.
Omdat niets van dit alles waar is, volgt hieruit dat het ik niet het lichaam is.
2. Als het ik de geest is, is het zinloos om te zeggen 'mijn geest', omdat de bezitter en het bezit identiek zijn;maar gewoonlijk wanneer we ons richten op onze geest zeggen we 'mijn geest'. Dit wijst er duidelijk op dat het ik niet onze geest is.
Als het ik de geest is, dan volgt hieruit, aangezien elk persoon vele soorten geestestoestanden heeft, zoals de *zes bewustzijnen, conceptuele geestestoestanden en niet-conceptuele geestestoestanden, dat elk persoon net zoveel ikken heeft. Daar dit absurd is,volgt hieruit dat het ik niet de geest is.
3. Daar het lichaam en de geest niet het ik zijn, kan de verzameling van lichaam en geest niet het ik zijn. De verzameling van lichaam en geest is een verzameling van dingen die niet het ik zijn, dus hoe kan de verzameling zelf dan het ik zijn ?
In een kudde koeien bijvoorbeeld is geen van de dieren een schaap, daarom is de kudde zelf geen schaap. Op dezelfde manier is in de verzameling van lichaam en geest noch het lichaam, noch de geest het ik, daarom is de verzameling zelf niet het ik.
Misschien vindt u dit punt moeilijk te begrijpen, maar als u hier een lange tijd met een kalme en positieve geest over nadenkt en het met meer ervaren beoefenaars bespreekt, zal het u geleidelijk aan duidelijk worden. U kunt ook authentieke boeken over het onderwerp raadplegen, zoals Hart van Wijsheid.
4. Als het ik niet het lichaamis, niet de geest en niet de verzameling van lichaam en geest, is de enige mogelijkheid die overblijft dat het iets is dat gescheiden is van het lichaam en de geest. Als dit het geval is, moeten we in staat zijn het ik waar te nemen zonder dat ?f het lichaam ?f de geest verschijnt, maar als we ons verbeelden dat ons lichaam en onze geest totaal zouden verdwijnen, zou er niets overblijven dat het ik genoemd kan worden. Daarom volgt hieruit dat het ik niet gescheiden is van het lichaam en de geest.
We zouden ons moeten voorstellen dat ons lichaam geleidelijk aan in niets oplost. Daarna lost onze geest op, onze gedachten verwaaien met de wind en onze gevoelens, wensen en bewustzijn versmelten in het niets. Is er iets van het ik dat achtergebleven is? Er is niets. Het is duidelijk dat het ik niet iets is dat gescheiden is van het lichaam en de geest.
We hebben nu alle vier de mogelijkheden onderzocht en zijn er niet in geslaagd om het ik te vinden. Daar we reeds besloten hebben dat er geen vijfde mogelijkheid is, moeten we concluderen dat het werkelijk bestaande, of inherent bestaande, ik dat gewoonlijk zo duidelijk verschijnt, helemaal niet bestaat. Waar er eerder een inherent bestaand ik verscheen, verschijnt nu een afwezigheid van dat ik. Deze afwezigheid van een inherent bestaand ik is leegte, de uiteindelijke waarheid.
We kunnen ons misschien afvragen 'Als er geen werkelijk bestaand ik is, wie is er dan aan het mediteren? Wie zal er uit de meditatie opstaan, met anderen spreken, en antwoorden wanneer mijn naam wordt geroepen?' Ofschoon er niets is binnen het lichaam of de geest, of gescheiden van het lichaam en de geest, dat het ik is, betekent dit niet dat het ik helemaal niet bestaat. Hoewel het ik niet op ??n van de hierboven genoemde manieren bestaat , bestaat het wel op een conventionele manier. Het ik is louter een benaming die door de conceptuele geest aan de verzameling van lichaam en geest toegeschreven is. Zolang we maar tevreden zijn met de loutere benaming 'ik', is er geen probleem. We kunnen denken ?ik besta?, ?ik ga naar de stad? enz.. Het probleem doet zich alleen voor wanneer we een ik zoeken buiten de louter conceptuele toeschrijving 'ik'. De zelfvervormende geest grijpt naar een ik dat uiteindelijk bestaat, onafhankelijk van conceptuele toeschrijving, alsof er achter dit etiket een ?echt? ik zou bestaan. Als zo'n ik bestond zouden we het moeten kunnen vinden, maar door nader onderzoek hebben we gezien dat het ik niet gevonden kan worden . De conclusie van ons onderzoek was een definitieve onvindbaarheid van het ik. Deze onvindbaarheid van het ik is de leegte van het ik, de uiteindelijke aard van het ik. Het ik dat bestaat als een loutere toeschrijving is de conventionele aard van het ik.
Als je deze meditatie techniek toepast,ontstaat er een gevoel dat je iets kwijt bent.er is opeens een enorme rumte,een enorme openheid.Die openheid,die ruimte dienen we vast te houden.op te koncentreren of bij te verblijven,zonder daaruit weer allerlei konklusies te trekken.Zonder weer met onszelf in discussie te gaan van:"oh,het is zus," of'oh het is zo."
Het gaat om de tolerantie van afwezigheid daarvan.
Dit geeft tevens het belang aan van concentratie.Met behulp van concentratie houden we de ervaring van afwezigheid vast.
Op die manier ontstaat een nieuwe absorptie,een diepe concentratie op een afwezigheid,die als de ruimte is.
Wanneer je opstaat uit de meditatie,zien we toch alle verschijnselen weer alsof ze opzichzelf bestaan.Die neiging is nu eenmaal heel sterk ontwikkeld.
Dan is het belangrijk te bedenken dat alles afhankelijk ontstaan is.
Het antwoord op je tweede vraag,hoe de twee waarheden of werkelijkheden te samen een extreme visie voorkomen is als volgt:
Als je alleen maar ziet dat de relatieve werkelijkheid geen harde kern heeft,zou je de konklusie kunnen trekken dat er dus helemaal niets bestaat en dat het dan ook niet uitmaakt wat je doet.Dat is nihilisme.
Van de andere kant kun je ook de gelukzaligheid gaan koesteren die je in meditatieve absorpties ervaart.En dat is zweverij.Want je leeft ook in de relatieve werkelijkheid.
Bij het beantwoorden van deze tweede vraag kom ik er voor mijn gevoel toch nie helemaal uit....
nou,is flinke hap geworden
hartelijke groet