Voorwaardelijk OntstaanEen vertaling van: http://what-buddha-said.net/library/DPPN/wtb/n_r/paticca_samuppaada.htm
Waar in het oorspronkelijk document een hyperlink is die verwijst naar meer informatie, heb ik in deze vertaling onderstreping gebruikt. Men kan via het oorspronkelijk document de link raadplegen. Voor de vertaling van de specifieke voorwaarden die in deze tekst worden genoemd, heb ik mede gebruik gemaakt van www.sleuteltotinzicht.nl. (zie: paccaya). Tekst door mij vertaald. Voorwaardelijk Ontstaan (
paticca-samuppada)
‘Voorwaardelijk ontstaan’ is de leer van de voorwaardelijkheid van alle fysieke en psychische verschijnselen, een leer die samen met die van onpersoonlijkheid (
anatta) de onontbeerlijke voorwaarde vormt voor werkelijk begrip en realisatie van de onderrichtingen van de Boeddha. Het toont de voorwaardelijkheid en afhankelijke natuur van die ononderbroken flux van veelvuldige fysieke en psychische verschijnselen van bestaan, conventioneel het ego, of de mens, of dier, etc. genoemd.
Terwijl de leer van onpersoonlijkheid, of anatta, analytisch te werk gaat door bestaan op te splitsen in de ultieme bestanddelen, in louter lege niet substantiële verschijnselen of elementen, gaat de leer van afhankelijk ontstaan, aan de andere kant, synthetisch te werk, door te tonen dat al deze verschijnselen op de één of andere manier voorwaardelijk met elkaar verbonden zijn. In feite behandelt de gehele Abhidhamma Pitaka werkelijk niks anders dan enkel deze twee doctrines: fenomenaliteit- onpersoonlijkheid en voorwaardelijkheid van het gehele bestaan betekenend. De eerste of analytische methode wordt toegepast in Dhammasangani, het eerste boek van de Abhidhamma Pitaka; de laatste of synthetische methode in Patthana, het laatste boek van de Abhidhamma Pitaka. Voor een synopsis van deze twee werken, zie Guide I en VII.
Hoewel dit onderwerp vaak is behandeld door westerse auteurs hebben verreweg de meeste van hen de ware betekenis en bedoeling van deze leer van voorwaardelijk ontstaan volledig verkeerd begrepen, en zelfs de twaalf termen zelf zijn vaak verkeerd weergegeven.
De formule van afhankelijk ontstaan gaat als volgt:
1. Avijiā-paccayā sankhārā: “Door onwetendheid worden de sankhara’s geconditioneerd”, d.w.z. de wedergeboorte-voortbrengende intenties (cetanā), of ‘karma-constructies’.
2. Sankhāra-paccayā viññānam: “Door de karma-constructies (in het vorige leven) wordt bewustzijn (in het huidige leven) geconditioneerd”.
3. Viññāna-paccayā nāma-rūpam: “Door bewustzijn worden de mentale en fysieke verschijnselen (nāma-rūpa) geconditioneerd”, d.w.z. dat wat ons zogenaamde individuele bestaan uitmaakt.
4. Nāma-rūpa-paccayā salāyatanam: “Door de mentale en fysieke verschijnselen worden de zes bases geconditioneerd”, d.w.z. de 5 fysieke zintuigorganen en bewustzijn als de zesde.
5. Salāyatana-paccayā phasso: “Door de zes bases wordt het (zintuiglijk mentaal) contact geconditioneerd”.
6. Phassa-paccayā vedanā: “Door het contact wordt gevoel geconditioneerd”.
7. Vedanā-paccayā tanhā: “Door gevoel wordt begeerte geconditioneerd”.
8. Tanhā-paccayā upādānam: “Door begeerte wordt vastklampen (hechten) geconditioneerd”.
9. Upādāna-paccayā bhavo: “Door vastklampen wordt het proces van worden geconditioneerd”, bestaand uit het actieve en passieve levensproces, d.w.z. het wedergeboorte voortbrengende karma-proces (kamma-bhava) en, als diens gevolg, het wedergeboorte-proces (upapatti-bhava).
10. Bhava-paccayā jāti: “Door het (wedergeboorte-voortbrengende-karma-) proces van worden, wordt wedergeboorte geconditioneerd”.
11. Jāti-paccayā jarāmaranam, etc.: “Door wedergeboorte worden ouderdom en dood (smart, geweeklaag, pijn, verdriet en wanhoop) geconditioneerd. Zo ontstaat deze gehele hoop lijden opnieuw in de toekomst”.
Het volgende schema toont de relatie van afhankelijkheid tussen drie opeenvolgende levens.
Verleden .1. Onwetendheid (avijjā) Karma-Proces (kammabhava)
.2 Karma-constructies (sankhārā) 5 oorzaken: 1,2,8,9,10
Heden .3 Bewustzijn (viññāna)
.4 Geest & Materie (nāma-rūpa) Wedergeboorte-Proces (upapattibhava)
.5 Zes Bases (āyatana) 5 gevolgen: 3-7
.6 Contact (phassa)
.7 Gevoel (vedanā)
.8 Begeerte (tanhā)* Karma-Proces (kammabhava)
.10 Proces van Worden (bhava) 5 oorzaken: 1,2,8,9,10
Toekomst .11 Wedergeboorte (jāti) Wedergeboorte-Proces
.12 Ouderdom en Dood (jarā-marana) (upapattibhava)
5 gevolgen: 3-7
* 9. Vastklampen is hier niet opgenomen. Waarom weet ik niet, misschien omdat het wordt gezien als een geïntensiveerde vorm van punt 8, begeerte (zie verder).
Voordat men aan de studie van de onderstaande uiteenzetting begint, wordt voorgesteld dat de lezer eerst uitgebreid door het artikel gaat over de 24 voorwaarden (zie
paccaya). Voor een grondig begrip van de
paticcasamuppada dient hij de belangrijkste manieren van conditioneren te kennen zoals cruciale ondersteuning/aanleiding/beslissing ondersteunende voorwaarde, co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, pre-ontstaan/van tevoren opkomende voorwaarde, etc.
Voor een gedetailleerde studie van het onderwerp dienen geraadpleegd te worden:
.
Vis.M. XVII;
. Fund. III
.Guide (Ref. VII en Appendix);
.Voorwaardelijk Ontstaan, door Piyadassi Thera (
WHEEL 15);
.Het Belang van Voorwaardelijk Ontstaan (
WHEEL 140)
1. “Door onwetendheid worden de karma-constructies geconditioneerd” (
avijjā-paccayā sankhārā) d.w.z. alle verdienstelijke en onverdienstelijke (let. voordelige en nadelige) activiteiten (
karma) van lichaam, spraak en geest worden door onwetendheid geconditioneerd. Met “karma-constructies’ worden bedoeld de karmisch verdienstelijke en onverdienstelijke intenties (
cetanā), of intentionele activiteiten, in het kort karma (q.v. en Fund. II).
Met het oog op de vele misvattingen die er momenteel in het Westen bestaan, is het hier nodig te herhalen dat
karma als een technische term nooit iets anders aanduidt dan morele en immorele activiteiten, d.w.z. de bovengenoemde intentionele activiteiten, of karma-constructies, die ofwel gevolgen hebben in het huidige leven, of de oorzaken zijn van een toekomstige bestemming en wedergeboorte. Dus karma, als een filosofische term, betekent nooit het gevolg van een activiteit, zoals vaak verkeerd begrepen door Westerse auteurs.
Welnu, op welke manier worden de karma-constructies geconditioneerd door onwetendheid? Wat betreft de onverdienstelijke karma-constructies verbonden met hebzucht, haat of begoocheling (
lobha, dosa, moha), deze zijn altijd en in alle omstandigheden geconditioneerd door de gelijktijdige onwetendheid die daarmee onafscheidelijk verbonden is. Dus, onwetendheid is voor de onverdienstelijke karma-constructies een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig-opkomende voorwaarde (
sahajata-paccaya), verbondenheid/samengaande voorwaarde (
sampayutta-paccaya), aanwezigheid/aanwezigheids-voorwaarde (
atthi-paccaya) etc. Onwetendheid kan verder voor hen een voorwaarde zijn door middel van cruciale ondersteuning of aanleiding/beslissing ondersteunende voorwaarde (
upanissaya-paccaya), als bijvoorbeeld onwetendheid gekoppeld aan hebzucht een mens aanzet om slechte daden te verrichten, zoals doden, stelen, onwettelijke seksuele gemeenschap, etc. In deze gevallen is onwetendheid daarom een ‘natuurlijke cruciale ondersteuning’ of ‘directe aanleiding’ (
pakati-upanissaya-paccaya). Het kan ook een indirecte aanleiding worden, als een object (
arammanupanissaya-paccaya) van ons denken. Dit vindt plaats als bijvoorbeeld iemand een eerdere staat van onwetendheid gecombineerd met zintuiglijk genot herinnert, en zodoende karmisch onverdienstelijke staten ontstaan zoals zintuiglijk verlangen, grief, etc.
Voor de verdienstelijke (
kusala) karma-constructies kan onwetendheid alleen een voorwaarde zijn door middel van cruciale ondersteuning/beslissing ondersteunende voorwaarde (
upanissaya) nooit door middel van co-ontstaan/gelijktijd-opkomende voorwaarde (
sahajati), etc. aangezien verdienstelijk bewustzijn op dat exacte moment natuurlijk niet verbonden kan zijn met enig onverdienstelijk verschijnsel, zoals onwetendheid. Onwetendheid is een ‘natuurlijke cruciale ondersteuning’ of ‘directe aanleiding’ (
pakatupanissaya), als men bijvoorbeeld aangespoord door onwetendheid en ijdelheid zichzelf inspant om de
jhana’s te bereiken, en zo uiteindelijk deze voordelige staten van geest met doorzettingsvermogen bereikt. Onwetendheid kan voor verdienstelijke karma-constructies ook een ‘cruciale ondersteuning’, of ‘aanleiding middels object’ (
ārammanūpanissaya) zijn, als men bijvoorbeeld nadenkt over onwetendheid als de wortel van alle ellende in de wereld en zo uiteindelijk inzicht verwerft en toegang tot één van de vier boven-wereldlijke paden van heiligheid.
Voor onwetendheid, zie
avijja; voor karma-constructies, zie
sankhara
2. “Door de karma-constructies wordt bewustzijn geconditioneerd” (
sankhāra-paccayā viññānam). Deze stelling onderwijst dat de verdienstelijke en onverdienstelijke karma-constructies de oorzaken zijn van toekomstige wedergeboorte in een gepaste sfeer (
gati). De karma-constructies van het vorige leven conditioneren de inbedding in de baarmoeder van een nieuwe moeder van een nieuw psycho-fysieke aggregatie van de vijf groepen van bestaan (
khanda), die hier vertegenwoordigd worden door bewustzijn (
vinnana). Echter, al dergelijk karma-resulterend (
vipaka) bewustzijn, zoals oog-bewustzijn (zien) etc., als ook alle mentale verschijnselen daarmee verbonden (gevoel etc.) zijn karmisch neutraal. Er dient begrepen te worden dat meteen al vanaf het begin van de conceptie in de baarmoeder van de moeder dit karma-resulterend bewustzijn van het embryo functioneert.
Tegenover Dr. Paul Dahlke’s misvatting van de
paticcasamuppāda als “een enkel karmisch moment van persoonlijk bestaan” en van de ‘gelijktijdigheid’ van al de twaalf schakels van deze formule, behoor ik hier onmiskenbaar te verklaren dat de interpretatie van de
paticcasamuppāda hier gegeven als drie opeenvolgende levens, niet alleen overeenstemt met alle verschillende scholen van boeddhisme en alle oude commentaren, maar het is ook volledig identiek aan verklaringen die reeds gegeven worden in de canonieke sutta’s. Zo wordt bijvoorbeeld in Nidana-Samyutta (S.XII,51) letterlijk gezegd: “Als onwetendheid (1) en vastklampen (9) eenmaal zijn geëlimineerd, worden noch karmisch verdienstelijke, noch karmische onverdienstelijke, noch onverstoorbare karma-constructies (2=10) voortgebracht, en dus zal geen bewustzijn (3=11) meer in de baarmoeder van een nieuwe moeder verschijnen”. En verder: “Want, als bewustzijn niet zou verschijnen in de baarmoeder van een moeder, zou in dat geval dan mentaliteit en materialiteit (4) ontstaan?”. Vergelijk bovenstaande diagram.
De bedoeling van de Boeddha met het onderwijzen van de
paticcasamuppāda was om de lijdende mensheid te tonen hoe, afhankelijk van onwetendheid en begoocheling, dit huidig bestaan en lijden is voorgevallen, en hoe door de eliminatie van onwetendheid en de begeerte en het hechten daardoor geconditioneerd, er geen wedergeboorte meer zal volgen, en zo het proces van bestaan een halt zal zijn toegeroepen en daarmee de eliminatie van alle lijden.
3. “Door bewustzijn worden materialiteit en mentaliteit geconditioneerd” (
viññāna-paccayā nāma-rūpani). Deze stelling betekent dat er zonder bewustzijn geen mentale en fysieke processen van bestaan kunnen zijn. Met mentaliteit (
nama) moeten hier de karma-resulterende (
vipaka) mentale verschijnselen begrepen worden, zoals gevoel (
vedana), waarneming (
sanna), intentie (
cetana, niet-karmische intentie wordt hier bedoeld), bewustzijn-contact (
phassa), oplettendheid/alertheid (
manasikara) (M. 9; S. XII, 2). Voor de elementaire mentale verschijnselen die onafscheidelijk verbonden zijn met iedere staat van bewustzijn, zie
nama. Met materialiteit (
rupa) worden de 4 fysieke elementen bedoeld (zie
dhatu) en de materialiteit die daarvan afhankelijk is (zie
khandha, I).
Mentaliteit wordt altijd door bewustzijn geconditioneerd; d.w.z. bewustzijn (
viññāna)
is voor mentaliteit (
nāma) een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde (
sahajāta), gezamenlijkheid/herhalingsvoorwaarde
(aññamañña), verbondenheid/samengaande voorwaarde (
sampayutta), etc. aangezien de vier mentale groepen ten alle tijden een onscheidbare eenheid vormen.
Bewustzijn (
viññāna) is voor materialiteit (
rupa) een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, alleen op het moment van conceptie, daarna een voorwaarde door middel van post-ontstaan/daarna opkomende voorwaarde (
pacchājāta-paccaya;
paccaya 11) en voeding/voedsel voorwaarde
(āhāra), d.w.z. als een ondersteuning. Net zoals de herhaaldelijk opkomende honger een voorwaarde en ondersteuning is voor het eerder-verschenen lichaam, zo is het bewustzijn dat later ontstaat een voorwaarde en ondersteuning voor de instandhouding van dit eerder-verschenen lichaam.
4. “Door mentaliteit en materialiteit worden de zes bases geconditioneerd” (
nāma-rūpa paccayā salāyatanam). De zes bases zijn een naam voor de vijf fysieke zintuigorganen en, als zesde, de basis van de geest (
manāyatana), d.w.z. bewustzijn.
Mentaliteit (
nama, zie 3) is voor de vijf fysieke bases (
āyatana), of zintuigorganen, een voorwaarde door middel van post-ontstaan/daarna opkomende voorwaarde.
Mentaliteit, d.w.z. gevoel etc. is voor de zesde basis, of bewustzijn- als altijd daarmee onafscheidelijk verbonden, een voorwaarde voor middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde etc.
Materialiteit (
rūpa), hier de vier elementen, zijn voor de vijf fysieke bases (
āyatana), of zintuig-organen, een voorwaarde door middel van ondersteuning/ondersteunende voorwaarde (
nissaya).
Materialiteit (
rūpa), hier de vijf fysieke zintuig-organen
(āyatana), zijn voor de zesde basis (
āyatana), d.w.z. bewustzijn, een voorwaarde door middel van ondersteuning/ondersteunende voorwaarde en pre-ontstaan/van tevoren opkomende voorwaarde (
purejāta-paccaya).
5. “Door de zes bases wordt het (zintuiglijk en mentaal) contact geconditioneerd” (
salāyatana-paccayā phasso), want zonder de vijf fysieke bases of zintuig-organen, kan er geen zintuiglijk contact zijn; en zonder de zesde basis of bewustzijn kan er geen mentaal contact zijn.
Dus de vijf fysieke bases, oog, etc. zijn voor de overeenkomende 5 zintuiglijke-contacten (visueel contact etc.) een voorwaarde door middel van ondersteuning/ondersteunende voorwaarde (
nissaya) en pre-ontstaan/van tevoren opkomende voorwaarde (
purejāta), terwijl de zesde, de basis van de geest (bewustzijn), voor het mentale contact een voorwaarde is door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, verbondenheid/samengaande voorwaarde, wederkerigheid/wederkerende voorwaarde, etc.
6. “Door contact wordt gevoel geconditioneerd”
(phassa-paccayā vedanā), d.w.z. de zintuiglijke en mentale contacten zijn voor het gevoel dat daarmee verbonden is, een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, verbondenheid/samengaande voorwaarde, wederkerigheid/wederkerende voorwaarde etc.
7. “Door gevoel wordt begeerte geconditioneerd” (
vedanā-paccayā tanhā). Elk (karma-resulterend) gevoel, dat ofwel aangenaam is of onaangenaam of neutraal, lichamelijk of mentaal, in het verleden of nog verwacht, kan voor begeerte een voorwaarde worden van cruciale ondersteuning door middel van object (
ārammanūpanissaya). Zelfs fysieke en mentaal pijnlijk gevoel kan door het verlangen er van verlost te worden, voor begeerte een voorwaarde worden van cruciale ondersteuning door middel van object.
8. “Door begeerte wordt vastklampen (hechten) geconditioneerd” (
tanhā-paccayā pādānam). ‘Vastklampen wordt uitgelegd als een geïntensiveerde vorm van begeerte. Het is er in vier soorten:
. Vastklampen aan zintuiglijk verlangen,
. Aan verkeerde visies,
. Aan regels en rituelen,
. Aan persoonlijkheidsgeloof.
Zintuiglijke begeerte is voor (1) een voorwaarde van natuurlijke cruciale ondersteuning (
pakatupanissaya). Voor (2-4) is begeerte een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, wederkerigheid/wederkerende voorwaarde, wortel/wortel voorwaarde (
hetu), etc. Het kan ook een voorwaarde van natuurlijk cruciale/beslissende ondersteuning zijn. Bijvoorbeeld, door hemelse wedergeboorte te begeren, etc. kunnen mensen vaak neigen om zich aan bepaalde regels en rituelen vast te klampen, met de hoop daarmee het onderwerp van hun verlangens te realiseren.
9. “Door vastklampen wordt het proces van worden geconditioneerd” (
upādāna-paccayā bhavo), d.w.z. het verdienstelijk en onverdienstelijk karma-proces van worden (
kamma-bhava), als ook het karma-resulterend
(vipaka) passieve proces, het zogenaamde ‘wedergeboorte proces’
(upapatti-bhava). Het karma-proces (
kammabhava) behelst de vijf karmische oorzaken: onwetendheid, karma-constructies, begeerte, vastklampen, karma-proces (zie 1, 2, 8, 9, 10 van het schema); het wedergeboorte-proces (
upapatti-bhava) behelst de vijf karma-gevolgen (zie 3-7 van het schema).
Het karma-proces is hier, correct gezien, een verzamelnaam voor voortbrengende/generatieve karmische intentie (
kamma-cetanā) en alle mentale verschijnselen daarmee verbonden, terwijl de tweede schakel (karma-constructies) alleen karmische intentie (zie
Ayuhana) aanduidt. Beide, d.w.z. de tweede en tiende schakel, verklaren echter praktisch gezien hetzelfde, namelijk dat karma de oorzaak is van wedergeboorte, zoals we onder punt tien zullen zien.
Vastklampen (
upādāna) kan een aanleiding van cruciale ondersteuning/beslissende ondersteunende voorwaarde (
upanissaya) zijn voor vele soorten verdienstelijk en onverdienstelijk karma. Zintuiglijk vastklampen (
kāmūpādāna), d.w.z. vastklampen aan zintuiglijke objecten, kan bijvoorbeeld een directe aanleiding zijn voor moord, diefstal, onwettelijke seksuele gemeenschap met de andere sekse, kwaadaardige woorden en gedachten, etc. Vastklampen aan regels en rituelen (
sīlabbatūpādāna) kan leiden tot zelfgenoegzaamheid, fanatisme, wreedheid, etc. Vastklampen is ook voor het negatieve karma wat daarmee verbonden is, een voorwaarde door middel van co-ontstaan/gelijktijdig opkomende voorwaarde, verbondenheid/samengaande voorwaarde, etc.
10. “Door het proces van worden, wordt wedergeboorte geconditioneerd” (
bhava-paccayā jāti), d.w.z. door het verdienstelijk en onverdienstelijke karma-proces (
kamma-bhava) wordt het wedergeboorte-proces geconditioneerd (
upapatti-bhava). De tweede en tiende stelling, zoals reeds aangestipt, onderwijzen praktisch gezien hetzelfde, namelijk dat karma de oorzaak is van wedergeboorte; in andere woorden, dat de karmische intentie (
cetanā) het zaad is waaraan het nieuw leven ontspringt, net zoals uit het mango-zaad een nieuwe mango-boom wordt voortgebracht.
Dus, de vijf karmische oorzaken (onwetendheid, etc.) van de vorige geboorte zijn de voorwaarde voor de karma-gevolgen van de huidige geboorte; en de vijf karmische oorzaken van de huidige geboorte zijn de voorwaarde voor de vijf karmische gevolgen van de volgende geboorte (zie schema). Zoals in *Vis.M XVII wordt gezegd:
“Vijf oorzaken waren er in het verleden,
Vijf vruchten vinden we in het huidige leven;
Vijf oorzaken produceren we nu,
Vijf vruchten oogsten we in toekomstig leven”
Welnu, net zoals in dit proces van voortdurend veranderende mentale en lichamelijke verschijnselen niks gevonden kan worden dat van het ene moment naar het andere moment zou overgaan, zo is er ook geen duurzame entiteit, ego of persoonlijkheid binnen dit proces van bestaan dat van het ene leven naar het andere zou verhuizen (zie
nāma-rūpa,
anattā,
patisandhi,
khandha). “Geen wezen en geen levende ziel ging over van het vorige naar het huidige leven, en toch kon dit huidige embryo niet in bestaan gekomen zijn zonder de voorliggende oorzaken” (
Vis.M.XVII). “Vele dingen kunnen dienen om dit feit te illustreren, zoals bijvoorbeeld een echo, het licht van een lamp, het contact van een zegel, of het beeld dat een spiegel voortbrengt”(ib.).
“Wie er dan ook in het duister tast met betrekking tot dingen die voorwaardelijk ontstaan, en niet begrijpt dat karma het gevolg is van onwetendheid, etc. denkt dat het zijn ego wel moet zijn die weet of niet weet, handelt en handelen veroorzaakt, en dat ontstaat bij de wedergeboorte. Of hij denkt dat de atomen, of een schepper, met behulp van dit embryonaal proces dit lichaam gevormd moet hebben, of dat het dit ego begiftigd met vermogens is dat contacten ervaart, voelt, begeert, vastklampt, voortleeft en opnieuw bestaan binnengaat in een nieuwe geboorte. Of hij denkt dat alle wezens door het lot geboren zijn of door toeval” (
Vis.M.XVII).
Welnu, wanneer men hoort dat boeddhisme onderwijst dat in de wereld wat dan ook door voorwaarden wordt bepaald, kunnen sommigen tot de conclusie komen dat boeddhisme een soort fatalisme onderwijst, en dat de mens geen vrije wil heeft of dat de wil niet vrij is.
Het probleem ‘of de mens een vrije wil heeft’ bestaat niet, voor de boeddhist, aangezien hij weet dat los van deze altijd-veranderende mentale en fysieke verschijnselen niet zo’n entiteit als ‘mens’ gevonden kan worden en dat ‘mens’ enkel een naam is die niet verwijst naar enige realiteit. En de vraag ‘of de wil vrij is’ moet verworpen worden om die reden dat ‘wil’, of intentie, een mentaal verschijnsel is dat enkel een moment verschijnt en als zodanig niet bestond in het voorgaande moment. Over een ding dat niet is, of nog niet is, kan men, wel bekeken, niet vragen of het vrij is of onvrij. De enige aanvaardbare vraag zou zijn of het ontstaan van wil onafhankelijk is van voorwaarden, of dat het geconditioneerd is. Maar dezelfde vraag zou ook op dezelfde manier van toepassing zijn op alle andere mentale verschijnselen, evenals alle fysieke verschijnselen, in andere woorden: op alles en welk voorval dan ook. En het antwoord zou zijn: of wil ontstaat, of gevoel ontstaat, dan wel enig ander mentaal of fysiek verschijnsel ontstaat, het ontstaan van wat dan ook is afhankelijk van voorwaarden, en zonder voorwaarden kan niets ontstaan of in bestaan komen.
Volgens boeddhisme gebeurt alles wat mentaal en fysiek is overeenkomstig wetten en voorwaarden; en als het anders zou zijn, zou chaos en blind toeval regeren. Maar zoiets is onmogelijk en is in tegenspraak met alle weten en denken. Ref. Fund.III (einde).
.11 “Door wedergeboorte worden ouderdom en dood geconditioneerd”
(jātipaccayā jarā-maranam). Zonder geboorte kan er geen ouderdom en dood zijn, geen lijden en ellende. Dus wedergeboorte is voor ouderdom en dood, etc. een voorwaarde door middel van cruciale ondersteuning/beslissende ondersteunende voorwaarde (
upanissaya).
De Boeddha heeft gezegd (D.15): “Diepzinnig, Ananda, is dit voorwaardelijk ontstaan en diepzinnig blijkt het. Het is door het niet begrijpen, door niet in deze wet door te dringen dat deze wereld gelijkt op een warboel van draden, het nest van een vogel, een struikgewas van zegge of riet, en dat de mens niet ontkomt aan de lagere staten van bestaan, aan de koers van ongeluk en verdoemenis, lijdend aan de cyclus van wedergeboorten”. En verder (M.28): “Wie dan ook voorwaardelijk ontstaan begrijpt, begrijpt de Dhamma; en wie dan ook de Dhamma begrijpt, die begrijpt voorwaardelijk ontstaan”.
[einde vertaling]
Groetjes,
Siebe