De teksten benadrukken de vriendschap met een edele vriend, dus iemand die bekend is met het boven-wereldlijke pad en je daarin kan introduceren. Er zijn in de sutta's zeker verslagen dat mensen door luisteren naar de Boeddha (of anderen edelen) tot inzicht kwamen en het dhamma-oog opende. Het is zelfs zo dat het omgaan met en bezoeken van edelen en het luisteren naar hen woorden, ook als een voorwaarde wordt gezien voor stroom-intrede.
-Welke vier factoren leiden naar stroom-intrede? Omgaan met superieure mensen (dit zijn edelen), de ware Dhamma horen, zorgvuldige aandacht, oefenen overeenkomstig de Dhamma (SN55.50, DN33§1.11(13)).
Lal benadrukt dat het bij superieure mensen gaat om mensen wiens dhamma-oog al geopend is. Andere mensen kunnen wel les geven maar hun lessen missen de kracht om echt veel effect te sorteren. Kennelijk komt er iets mee van de edelen in hun onderricht, misschien een helderheid/klaarheid, die ook andermans ogen kan openen. Gewone leraren missen deze kracht nog.
Lal benadrukt ook erg dat het gaat om het horen van de ware Dhamma, en er is ook onware Dhamma, volgens hem, en trouwens ook volgens de teksten.
Als het om het edele achtvoudige pad gaat, behoren de eerste twee factoren tot de wijsheidspoot van het Pad: juiste visie (ook wel vertaald als juist begrip) en juiste intentie.
Juiste visie (wereldlijk) kun je niet echt goed zelf ontwikkelen, denk ik, want wie heeft nou spontaan bijvoorbeeld de visie van wedergeboorte en al die bestaansvormen of van een gandhabba in paralowa? De wereld is veel uitgebreider dan wij denken en waarnemen, en er wordt gezegd dat alleen een Boeddha kan die veel wijdere wereld onthullen en openbaart dat aan wezens. Veel teksten geven dat aan...de Boeddha openbaart een wereld met zijn deva's, Brahma's, mara's, etc.
Juiste intentie ligt ook erg lastig denk ik. Kijk maar naar onze discussie over geweld of vijandigheid of boosheid. Wie verdedigt niet het belang daarvan? Allemaal zijn we geneigd wel degelijk geweld, vijandigheid, boosheid, agressie etc. goed te praten. Als iemand onze belangen bedreigd, dan...dan mogen we best even vergeten wat de Boeddha onderwees. Dat de Boeddha onderwijst dat we afstand dienen te doen van meedogenloze neigingen, vijandige neigingen, boosaardige gedachten, wellustige gedachte, is dat nou iets wat een mens zonder luisteren vanzelf wel uitzichzelf zou doen? Eenn Boeddha ziet de nadelen er van. Wij niet. Hooguit de nadelen in dit leven maar niet de nadelen die deze onheilzame intenties hebben na de dood voor degene die ze had.
Ook de wijsheid die bij inzicht-meditatie speelt "dit is niet van-mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf" komt denk ik ook niet zo makkelijk spontaan in iemand op.
Misschien kan iemand zich niet identificeren met het lichaam, maar dan wel weer met geestelijke aspecten zoals gevoelens, herinneringen, voorstellingen, andere mentale formaties en bewustzijn, vinnana, het hele cognitieve proces. Maar de Boeddha leert juist noch met lichaam noch met geest te identificeren en deze ook niet te zien als je bezit, als iets wat je hebt. Wie komt hier op?