1. De Boeddha
1.01. Lof aan de Boeddha – Het enige wezen De Boeddha verscheen in de wereld tot heil, zegen en welzijn voor veel goden en mensen, uit medelijden met de wereld.
Een Boeddha wordt zelden in de wereld geboren; toen hij in de wereld verscheen, ontstond er een wonderbaarlijk mens, zonder weerga, zonder een tweede, zonder een metgezel, zonder iemand die hem gelijk is, helemaal onvergelijkbaar.
Bij het verschijnen van de Boeddha openbaarde zich het grote oog [van de wereld], openbaarde zich grote helderheid, groot licht. De zes onovertreffelijke goede dingen openbaarden zich, namelijk de aanblik van de Boeddha; de klank van zijn onderwijzende woorden; het verkrijgen van vertrouwen in hem; het door hem verkondigde drievoudige onderricht in zedelijkheid, concentratie en wijsheid; de aan hem bewezen dienst; de zich te binnen brengende overweging over de Boeddha. (zie A.VI.30)
Ook werden toen de vier analytische soorten weten verwerkelijkt, namelijk het weten van het ware wezen, van de leer, van de taal en van de slagvaardigheid.
Verder werden de veelsoortige en verschillende elementen begrepen; dit zijn de 18 elementen die de basis vormen voor alle geestelijke processen, namelijk: de vijf zinsorganen, de vijf objecten ervan, de overeenkomende vijf soorten bewustzijn; verder het geestelement, het geestobject en het geestbewustzijns-element.
Bij het verschijnen van de Boeddha werd de vrucht van weten en bevrijding verwerkelijkt. Verwerkelijkt werden toen ook de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet wederkeer en van heiligheid.
Het heengaan van de Boeddha vervulde velen met droefenis. (zie A.I.22)
1.02. Lof aan de Boeddha, de Volmaakte – Loka sutta De Volmaakte (tathāgata) heeft de wereld volledig doorschouwd, en de Volmaakte is van de wereld bevrijd. De oorzaak van het bestaan van de wereld heeft de Volmaakte volledig doorschouwd, en die oorzaak van het bestaan van de wereld heeft de Volmaakte overwonnen. De uitdoving van de wereld heeft de Volmaakte volledig doorschouwd, en de uitdoving van de wereld is door de Volmaakte verwerkelijkt. Het pad dat voert naar de uitdoving van de wereld heeft de Volmaakte volledig doorschouwd, en hij heeft dat pad ontplooid.
Wat in de wereld met haar goede en slechte geesten, haar Brahma-goden, de scharen van asceten en priesters, goden en mensen, gezien, gehoord, gevoeld, ingezien, bereikt is, waarnaar gestreefd wordt, wat in de geest overwogen wordt, dat heeft de Volmaakte volledig doorschouwd. Juist daarom heet hij de Volmaakte.
Wat vanaf die nacht waarin de Volmaakte de hoogste Verlichting verkreeg, tot die nacht waarin hij uitdoofde in het Nibbāna dat van elke rest van bestaan vrij is, wat hij gedurende die tijd zei, verklaarde, uitlegde, dat alles is precies zo en niet anders. Juist daarom heet hij de Volmaakte.
Zoals de Volmaakte spreekt, zo handelt hij; en zoals hij handelt, zo spreekt hij. Zo is hij dus iemand die spreekt zoals hij handelt en die handelt zoals hij spreekt. Juist daarom heet hij de Volmaakte.
In de wereld met haar goede en slechte geesten, haar Brahma-goden, de scharen van asceten en priesters, goden en mensen, daar is hij de Overwinnaar, de onoverwonnene, de ziener, de machtige. Juist daarom heet hij de Volmaakte.
De wereld heeft hij doorschouwd,
en alles erin, zoals het werkelijk is.
Van de hele wereld ontbonden
zo schiep hij geen nieuwe binding.
Als een alles-overwinnaar, sterk en wijs,
die elke boei van bestaan helemaal brak,
ondervond hij de hoogste vrede, het Nibbāna,
het oord dat vrij is van vrees en nood.
Leeg van de neigingen is hij, een Ontwaakte,
vrij van twijfel en geheel onverstoord.
Hij maakte een einde aan de binding van daden,
de steun van bestaan brak hij helemaal in twee.
(Hij had de opheffing van alle karmische handelen bereikt.)
Heerlijk verheven, een Ontwaakte,
Hij, onvergelijkbaar, aan een leeuw gelijk,
verkondigde aan de wereld met haar goden
het heilige hoge rijk van de waarheid.
De mensen en de goden
die tot de Ontwaakte hun toevlucht namen,
komen daarom, om hem te vereren,
Hem, de hoge Meester in weten.
(zij brengen hem eer door te denken:) 'De beste is hij van de bedwongenen,
de uitgedoofde vorst van de uitgedoofden,
de allerhoogste van de bevrijden.'
Ook zo brengen zij verering aan Hem,
de hoge Meester in weten:
(door te denken:) 'In de wereld met haar goden
is er niemand die aan u gelijk is.' (A.IV.23)
1.03. Vier wonderbaarlijke dingen I Monniken, bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, de volmaakt Verlichte, worden de volgende vier buitengewone, wonderbaarlijke dingen bekend.
Wanneer de Bodhisatta uit het gezelschap van de Tusita-goden verdwijnt*1] en bezonnen, helder bewust in het moederlichaam afdaalt, dan verschijnt in de wereld met haar goden, haar Maras, haar Brahmas, met haar menigte boetelingen en brahmanen, met haar goden en mensen, een onmetelijk verheven glans die de goddelijke pracht van de goden overtreft. En ook in die onpeilbare wereldtussenruimten*2] van chaos, somberheid en volslagen duisternis, waar zelfs deze machtige zon en maan met hun licht niet schijnen, - ook daar verschijnt een onmetelijk verheven glans die de pracht van de goden overtreft. En de wezens die daar wedergeboren werden,*3] beseften in die glans: “Er zijn hier, zo schijnt het, ook andere wezens ontstaan.”
Monniken, bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, de volmaakt Verlichte, wordt dit eerste buitengewone, wonderbaarlijke ding bekend.*4]
Verder, monniken, wanneer de Bodhisatta bezonnen en helder bewust uit het moederlichaam uittreedt, - en wanneer de Volmaakte de onvergelijkbare, volmaakte Verlichting verkrijgt, - en wanneer de Volmaakte het onvergelijkbare wiel van de leer in beweging zet, - dan verschijnt in de wereld met haar goden, haar Maras, haar Brahmas, met haar menigte boetelingen en brahmanen, met haar goden en mensen, een onmetelijk verheven glans die de goddelijke pracht van de goden overtreft. En ook in die onpeilbare wereldtussenruimten van chaos, somberheid en volslagen duisternis, waar zelfs deze machtige zon en maan met hun licht niet schijnen, - ook daar verschijnt een onmetelijk verheven glans die de pracht van de goden overtreft. En de wezens die daar wedergeboren werden, beseften in die glans: “Er zijn hier, zo schijnt het, ook andere wezens ontstaan.”
Monniken, bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, de volmaakt Verlichte, wordt dit tweede – dit derde – dit vierde buitengewone, wonderbaarlijke ding bekend. (A.IV.127)
_____
*1] Volgens Boeddhistische overlevering verblijft iedere toekomstige Boeddha, de Bodhisatta, voordat hij op deze wereld wedergeboren wordt, in de Tusita-hemel, de hemel van de gelukzalige goden.
2] lokantarikā. Volgens Indiase-Boeddhistische kosmologie heeft een wereldeenheid (cakkavāla) de vorm van een ronde schijf en is voor het grootste deel bedekt met water. In het midden bevindt zich de berg Meru en eromheen, naar noorden, zuiden, oosten en westen, liggen de vier werelddelen. Ontelbaar veel van zulke werelden bevinden zich in het universum.
Steeds drie van deze werelden vormen door contact van hun omtrek samen een groep. De daardoor gevormde trigonale tussenruimte in het binnenste ervan wordt gevuld door de Lokantarika-hel, de tussenwereld.*3] Als kamma-resultaat van zware vergrijpen tegen ouders, asceten en priesters, het regelmatig doden van levende wezens, etc.
*4] Vgl. D. 14; M. 123. 1.04. Vier wonderbaarlijke dingen II Bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte doen zich de volgende vier buitengewone, wonderbaarlijke dingen voor.
De wereld die zich overgeeft aan begeerte en hechten (die zich wijdt aan het genot), die vreugde en genoegen vindt aan het begeerlijke hechten, die luistert gewillig naar de door de Volmaakte verkondigde leer die vrij is van hechten (die afgewend is van het genot); zij schenkt haar gehoor en wendt het hart naar het begrijpen ervan.
Bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte doet zich dit eerste buitengewone, wonderbaarlijke ding voor.
De wereld die zich overgeeft aan eigendunk, die aan eigendunk vreugde en genoegen vindt, die luistert gewillig naar de door de Volmaakte verkondigde leer die eigendunk vernietigt; zij schenkt haar gehoor en wendt het hart naar het begrijpen ervan.
Bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte doet zich dit tweede buitengewone, wonderbaarlijke ding voor.
De wereld die zich overgeeft aan rusteloosheid, die aan rusteloosheid vreugde en genoegen vindt, zij luistert gewillig naar de door de Volmaakte verkondigde leer die vrede brengt; zij schenkt haar gehoor en wendt het hart naar het begrijpen ervan.
Bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte doet zich dit derde buitengewone, wonderbaarlijke ding voor.
De wereld die verstrikt is in onwetendheid, de blinde, verstrikt in waan, zij luistert gewillig naar de door de Volmaakte verkondigde leer die aan onwetendheid een einde maakt; zij schenkt haar gehoor en wendt het hart naar het begrijpen ervan.
Bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte doet zich dit vierde buitengewone, wonderbaarlijke ding voor.
Dit zijn de vier buitengewone, wonderbaarlijke dingen die zich voordoen bij het verschijnen van de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte. (A.IV. 128)
1.05. Zonder angst en blaam In vier dingen hoeft de Volmaakte zich niet in acht te nemen, en in drie dingen is hij onberispelijk.
In de volgende vier dingen hoeft de Volmaakte zich niet in acht te nemen:
De Volmaakte is van zuiver gedrag in daden, van zuiver gedrag in woorden, van zuiver gedrag in gedachten en van zuivere levenswijze. Bij hem is geen slecht gedrag in daden, woorden of gedachten en geen onjuiste levenswijze; in deze vier dingen hoeft de Volmaakte zich niet in acht te nemen.
In de volgende drie dingen is de Volmaakte onberispelijk:
De Volmaakte heeft de leer juist verkondigd. Het is onmogelijk dat een asceet of priester, een goede of slechte geest, een god of iemand anders in de wereld hem terecht voorwerpen kan maken dat hij de leer niet juist verkondigd zou hebben; zo'n mogelijkheid is er niet. En daarom blijft de Volmaakte rustig, zonder angst, vol zelfvertrouwen.
Aan de discipelen heeft de Volmaakte het pad dat naar Nibbana voert, juist onderwezen. Wanneer zij dit pad begaan, krijgen zijn discipelen na opdroging van de neigingen nog tijdens hun leven de van neigingen vrije bevrijding van het gemoed en de bevrijding door wijsheid, ze zelf inziende en verwerkelijkende. Dat nu een asceet of priester, een goede of een slechte geest, een god of iemand anders in de wereld hem terecht voorwerpen kan maken dat hij dat pad niet juist zou hebben onderwezen, zo'n mogelijkheid is er niet. En daarom blijft de Volmaakte rustig, zonder angst, vol zelfvertrouwen.
Na opdroging van de neigingen hebben vele honderden van zijn discipelen nog tijdens hun leven de van neigingen vrije bevrijding van het gemoed en bevrijding door wijsheid verkregen, ze zelf inziende en verwerkelijkende. Dat nu een asceet of priester, een goede of slechte geest, een god of iemand anders in de wereld de Volmaakte terecht voorwerpen kan maken dat dit niet zo is, zo'n mogelijkheid is er niet. En daarom blijft de Volmaakte rustig, zonder angst, vol zelfvertrouwen.
In deze drie dingen is hij onberispelijk.
Dat zijn de vier dingen waarin de Volmaakte zich niet in acht hoeft te nemen en in deze drie is hij onberispelijk. (A.VII.55)
1.06. Het zelfvertrouwen van de Volmaakte Ook heeft de Verhevene vier soorten van zelfvertrouwen:
Hij is er zeker van dat hij volledig verlicht is en dat hij alles heeft ingezien en onthuld.
Hij is er zeker van dat de neigingen bij hem vernietigd zijn, dat onwetendheid is opgedroogd.
Hij is er zeker van dat de door hem genoemde hindernissen, de dingen die verderfelijk zijn, in staat zijn iemand die erin verstrikt is, te hinderen, tot verderf te voeren.
Hij is er zeker van dat wanneer hij aan iemand de Dhamma onderwijst, en wanneer die persoon de Dhamma dan in praktijk brengt, ze hem naar de volledige vernietiging van dukkha zal voeren.
Een Tathāgata heeft deze vier soorten van zelfvertrouwen. Omdat hij hiermee vervuld is, blijft hij rustig, vrij van angst, vol zelfvertrouwen en maakt hij aanspraak op de hoogste plaats, laat hij onder de mensen het leeuwengebrul weerklinken, en zet hij het Brahma-wiel in beweging. (M.12; A.IV.

Er zijn acht bijeenkomsten: die van de edelen, de krijgers; die van de priesters, de brahmanen; die van de burgers, de gezinshoofden; die van de monniken, de asceten; die van de Vier Grote Koningen (de goden van de vier streken); die van de goden van de Drieëndertig; die van de zinnelijke goden, het gevolg van Mara; en die van het gevolg van Brahma.
De Volmaakte ging met vertrouwen onder die bijeenkomsten, vele honderden. En hij bleef er rustig, onverstoord, vol zelfvertrouwen. (M.12)
De Verhevene heeft de bovenmenselijke toestanden bereikt, heeft helderheid van het weten; hij heeft het inzicht dat de edelen waardig is. Hij kent Nibbana, de opheffing van onwetendheid, het pad ernaartoe, en het gedrag dat ernaartoe voert. Terecht kan men van hem zeggen: 'Een waanloos wezen is in de wereld verschenen, tot welzijn en heil van velen, uit mededogen met de wereld, tot heil voor goden en mensen.' (M.12)
"Al die meningen waaraan velen hechten, waarop de brahmanen en asceten hun leer bouwen, die kunnen niet bestaan voor de Volmaakte, die vol zelfvertrouwen elke mening heeft overwonnen.
Die het rijk van de waarheid met inspanning heeft verworven, en het uit mededogen met de wezens heeft verkondigd, de hoogste onder goden en mensen, de wezens eren hem, de overwinnaar van bestaan." (A.IV.
1.07. De vijf krachten van de Volmaakte De Boeddha heeft het directe inzicht verkregen, de uiteindelijke Volmaaktheid.
Vijf krachten bezit de Volmaakte. Hij heeft daarin de hoogste rang en heeft het rijk van de heiligheid gesticht (brahmacakkam-pavatteti). Die vijf krachten zijn:
De kracht van vertrouwen;
De kracht van schaamte;
De kracht van morele vrees;
De kracht van willen, en
De kracht van wijsheid. (A.V.11)
1.08. De tien krachten van de Volmaakte Tien andere krachten zijn aan de Volmaakte eigen.*1] Daarmee voorzien maakt hij aanspraak op de hoogste plaats, laat hij onder de mensen het leeuwengebrul weerklinken, en zet hij het wiel van de leer in beweging.*2] Die tien krachten zijn:
1 De Volmaakte begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid het mogelijke als mogelijk en het onmogelijke als onmogelijk.*3] - Dat hij dit begrijpt, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; M.12; A.X.21)
2 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid het resultaat van de daden die in het verleden, heden en toekomst verricht zijn; hij onderkent dat resultaat elk naar reden en oorzaak.*4] - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; M.12; A.X.21)
3 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid elke afloop [van de daden]. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid de wegen die naar alle bestemmingsoorden voeren.*5] Er zijn vijf sferen van bestaan: 1. de neerwaartse weg, de hel; 2. de dierlijke sfeer; 3. het geestenrijk; 4. het mensenrijk; 5. het rijk van de goden. – Al die sferen van bestaan kent de Verhevene, en de weg ernaartoe, en de daden die ernaartoe voeren. - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht met welke als steun de Volmaakte in de bijeenkomsten aanspraak maakt op de hoogste plaats, het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.X.21; M.12)
4 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid de uit veel verschillende elementen bestaande wereld.*6] - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht met welke als steun de Volmaakte in de bijeenkomsten aanspraak maakt op de hoogste plaats, het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.X.21; M.12)
5 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid de verschillende neigingen van de wezens.*7]
- Dat hij dit onderkent, dat is een kracht met welke als steun de Volmaakte in de bijeenkomsten aanspraak maakt op de hoogste plaats, het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.X.21; M.12)
6 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid de hogere of mindere vaardigheden van de andere wezens, van de andere personen. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid de aanleg van andere levende wezens, andere personen.*8] - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht met welke als steun de Volmaakte in de bijeenkomsten aanspraak maakt op de hoogste plaats, het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.X.21; M.12)
7 Verder onderkent de Volmaakte overeenkomstig de werkelijkheid de droefheid, de zuiverheid en het zich eruit verheffen*9] bij de meditatieve verdiepingen, bij de bevrijdingen (vimokkha), de concentratie en de meditatieve bereikingstoestanden. - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; A.X.21; M.12)
8 Verder herinnert de Volmaakte zich aan talrijke vroegere vormen van bestaan, met de specifieke kenmerken en eigenschappen ervan, d.w.z. aan één geboorte, twee geboorten, drie geboorten, vier geboorten, vijf geboorten, tien geboorten, twintig geboorten, dertig geboorten, veertig geboorten, vijftig geboorten, honderd geboorten, duizend geboorten, honderdduizend geboorten, veel aeonen waarin het universum zich samentrok, veel aeonen waarin het universum zich uitbreidde, veel aeonen waarin het universum zich samentrok en uitbreidde. "Daar werd ik zo en zo genoemd, was van zo'n familie, met zo'n verschijning, zodanig was mijn voedsel, zo mijn beleven van geluk en pijn, zo mijn levensspanne. En nadat ik van daar heengegaan was, verscheen ik ergens anders weer. Ook daar werd ik zo en zo genoemd, was van zo'n familie, met zo'n verschijning, zodanig was mijn voedsel, zo mijn beleven van geluk en pijn, zo mijn levensspanne. En nadat ik van daar heengegaan was, verscheen ik hier weer." - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; A.X.21; M.12; M.77)
9 Verder onderkent de Volmaakte met het hemelse oog, het zuivere, bovenmenselijke, hoe de wezens heengaan en weer verschijnen, lage en edele, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige, en hij begrijpt hoe de wezens overeenkomstig hun daden wedergeboren worden: 'Die geachte wezens die zich met lichaam, taalgebruik en geest slecht hebben gedragen, die de edelen gesmaad hebben, die verkeerde visies hadden en die dat in hun daden tot uitdrukking lieten komen, zij zijn na de dood wedergeboren in omstandigheden die door ontberingen bestempeld zijn, op een ongelukkige plaats van bestemming, in verderfenis, ja zelfs in de hel. Maar die geachte wezens die zich met lichaam, taalgebruik en geest goed gedragen hebben, die de edelen niet gesmaad hebben, die juiste visies hadden en die dat in hun daden tot uitdrukking lieten komen, zij zijn na de dood op een gelukkige plaats van bestemming wedergeboren, ja zelfs in de hemelse wereld.' Zo ziet hij met het hemelse oog dat gezuiverd is en dat het menselijke oog overtreft, de wezens sterven en weer verschijnen, lage en hoge, mooie en lelijke, in geluk en ellende, en hij begrijpt hoe de wezens overeenkomstig hun daden verder gaan. - Dat hij dit onderkent, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; A.X.21; M.12; M.77)
10 Verder heeft de Volmaakte na opdroging van de neigingen nog tijdens zijn leven de neigingsvrije bevrijding van het gemoed en de bevrijding door wijsheid bereikt, heeft ze zelf ingezien en verwerkelijkt. - Dat hij dit bereikt heeft, dat is een kracht waarmee voorzien de Volmaakte aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; A.X.21; M.12; M.77)
Dit zijn de tien krachten van de Volmaakte die aan de Volmaakte eigen zijn en waarmee voorzien hij aanspraak maakt op de hoogste plaats, onder de mensen het leeuwengebrul laat weerklinken en het rijk van de heiligheid sticht. (A.VI.64; A.X.21; M.12)
Wanneer nu anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het overeenkomstig de werkelijkheid onderkennen van het mogelijke als mogelijk en het onmogelijke als onmogelijk, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen.
Wanneer verder anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het resultaat van de in het verleden, heden en toekomst verrichte daden, elk naar reden en oorzaak, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen.
Wanneer verder anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het overeenkomstig de werkelijkheid onderkennen van de droefheid, de zuiverheid en het omhoog stijgen bij de verdiepingen, de bevrijdingen (vimokkha), de concentratie en de meditatieve bereikingstoestanden, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen.
Wanneer verder anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het overeenkomstig de werkelijkheid onderkennen van de herinnering aan talrijke vroegere wedergeboorten, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen.
Wanneer verder anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het overeenkomstig de werkelijkheid onderkennen van het heengaan en weer verschijnen van de wezens, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen.
Wanneer verder anderen naar de Volmaakte toekomen met de vraag over het overeenkomstig de werkelijkheid onderkennen van de vernietiging van de neigingen, dan legt de Volmaakte dat aan hen uit, zoals hij het overeenkomstig de werkelijkheid te weten is gekomen. (A.VI.64)
_____
*1] In A.VI.64 worden zes krachten genoemd; in M.12 en A.X.21 worden tien krachten vermeld.
*2] Het in beweging zetten van het wiel der leer betekent: de waarheid te doordringen en ze te onderwijzen.
*3] Voorbeelden voor zulke mogelijkheden en onmogelijkheden zijn genoemd in A.I.25. - Commentaar: Het weten van wat een oorzaak voor het ontstaan van een gebeurtenis kan zijn en wat niet.
*4] Dit heeft betrekking op de wijziging van een kamma-resultaat (vipāka) elk naar bestaansvorm (gati), uiterlijke levensomstandigheden (upadhi), tijdsomstandigheden (kāla), juist of onjuist gedrag (payoga). *5] sabbatthagāmini-patipadam, letterlijk: het overal heen voerende pad. Commentaar: een handelen (patipadā = kamma), dat naar alle paden van bestaan, d.i. wedergeboorten kan voeren. Wanneer onder veel mensen ieder slechts één wezen heeft gedood, dan weet de Volmaakte onfeilbaar dat de gesteldheid van de wil (cetanā) de een naar de hel zal voeren, de ander naar het dierenrijk.
*6] Vibhanga-commentaar: De verscheidenheid van de groepen van bestaan (khandha), de grondslagen van de zintuigen (āyatana) en bewustzijns-elementen (dhātū).
*7] Edele of lage gezindheid, met de neiging naar overeenkomende omgang. *8] Dit heeft betrekking op de sterkte of zwakte van de vijf geestelijke vaardigheden (vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en inzicht) of van de geestelijke smetten (kilesa), op aanleg van karakter, aanwezige of ontbrekende talenten, etc.
*9] vutthānam; het uittreden uit een verdieping om naar een hogere te gaan.
1.09. Bovennatuurlijke krachten Ook verheugt de Verhevene zich over de verschillende [andere] soorten van bovennatuurlijke krachten, namelijk van één vermenigvuldigt hij zich; en daarna wordt hij weer één; hij verschijnt en verdwijnt; hij gaat ongehinderd door een muur, een omheining, een berg, alsof hij zich door de vrije ruimte beweegt; hij duikt in de grond en weer eruit alsof het water was; hij loopt over het water zonder te zinken alsof het aarde was; hij reist in de lotuszit door de ruimte als een vogel; met de hand raakt hij maan en zon aan die zo krachtig en machtig zijn; hij heeft lichamelijke beheersing die zelfs tot de wereld van Brahmâ reikt.
Met het hemelse oor dat gezuiverd is en dat het menselijke oor overtreft, hoort de Verhevene beide soorten van geluiden, de hemelse en de menselijke, de geluiden die veraf zijn net zo als de geluiden die nabij zijn.
De Volmaakte kent het gemoed van anderen. Hij omvat het hart van andere wezens, andere personen met zijn eigen hart. Hij begrijpt een geest die beïnvloed is door begeerte als door begeerte beïnvloed. En hij begrijpt een geest die niet door begeerte beïnvloed is, als niet door begeerte beïnvloed. Hij begrijpt een geest die beïnvloed is door haat als door haat beïnvloed. En hij begrijpt een geest die niet door haat beïnvloed is, als niet door haat beïnvloed. Hij begrijpt een geest die beïnvloed is door onwetendheid als door onwetendheid beïnvloed. En hij begrijpt een geest die niet door onwetendheid beïnvloed is, als niet door onwetendheid beïnvloed. Hij begrijpt een geest die samengetrokken is als samengetrokken. En hij begrijpt een geest die afgeleid is, als afgeleid. Hij begrijpt een verheven geest als verheven; en een niet verheven geest als niet verheven. Hij begrijpt een overtrefbare geest als overtrefbaar; en een onovertrefbare geest als onovertrefbaar. Hij begrijpt een geconcentreerde geest als geconcentreerd; en een ongeconcentreerde geest als ongeconcentreerd. Hij begrijpt een bevrijde geest als bevrijd; en een onbevrijde geest als onbevrijd. (M.12; M.77)
1.10. De onbevlekte lotus Het onbeperkte gemoed van de Volmaakte vertoeft afgewend, losgemaakt en bevrijd van tien dingen: van lichamelijkheid, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn; van geboorte, ouderdom, dood, lijden en hartstochten. Van die dingen afgewend, losgemaakt en bevrijd vertoeft de Volmaakte met onbeperkt gemoed.
Juist zoals een blauwe, rode of witte lotusbloem die in het water is ontstaan, in het water opgegroeid, zich boven de waterspiegel verheft en daar staat onberoerd door het water, evenzo vertoeft de Verhevene van deze dingen afgewend, losgemaakt en bevrijd, met onbeperkt gemoed. (A.X.81)
1.11. De edele Naga Eens vertoefde de Verhevene in het Jetavana bij Savatthi, in het klooster van Anathapindika. 's Morgens vroeg kleedde hij zich aan, nam oppergewaad en nap en begaf zich op weg naar Savatthi voor aalmoezen-eten.
Na de rondgang daar en na de maaltijd wendde hij zich na de middag tot de eerwaarde Ananda met de woorden:
"Ananda, laten wij naar het oostelijke klooster gaan, naar het terrassengebouw van de moeder van Migara,*1] om daar de dag door te brengen." - "Jawel, heer," gaf de eerwaarde Ananda ten antwoord. En samen met de eerwaarde Ananda ging de Verhevene naar het oostelijke klooster. 's Avonds, nadat de Verhevene zich uit de afzondering verheven had, zei hij aan de eerwaarde Ananda: "Kom, Ananda, laat ons naar de oostelijke badplaats*2] gaan om er onze ledematen af te spoelen." - "Jawel, heer," gaf de eerwaarde Ananda aan de Verhevene ten antwoord.
En beiden gingen naar de oostelijke badplaats. Nadat de Verhevene daar zijn ledematen gewassen had en weer uit het water was gekomen, ging hij er - met slechts een enkel gewaad bekleed - staan om de ledematen te laten drogen.
Op die tijd kwam Seta, de witte olifant van koning Pasenadi van Kosala, onder luide muziek en geluid van trommels van de oostelijke badplaats omhoog. Bij zijn aanblik zeiden de mensen: "Waarlijk, van heerlijke gestalte is de Naga*3] van de koning. Waarlijk bezienswaardig, gracieus, van volmaakte lichaamsbouw is de olifant van de koning." De eerwaarde Udayi*4] zei toen aan de Verhevene: "Noemen de mensen alleen een grote, volwassen, goed gevormde olifant als iets edels, of ook wanneer zij iets anders zien dat groot, volwassen en goed gevormd is?"
"Udayi, of het nu een grote, volwassen, goed gevormde olifant is die zij zien, of als het een dergelijk paard, rund, slang, een dergelijke boom of een dergelijke mens is die zij zien, zij noemen die allemaal als edel. Maar Udayi, wie in de wereld met haar goden, haar slechte en goede geesten, met haar menigte van asceten en priesters, goden en mensen, niets onedels (na āgu) verricht in daden, woorden en gedachten, die noem ik een edele (nāgo)."*5]
"Heer, wonderbaarlijk is het, heer, verbazingwekkend is het hoe de Verhevene zo treffend heeft gezegd dat hij alleen diegene een edele noemt die niets onedels doet. De zo treffend gesproken woorden van de Verhevene wil ik met de volgende verzen mijn instemming betonen.
Die als een menselijk wezen volledig ontwaakt,
die zelfbedwongen is, zelf-verdiept,
hij schrijdt voort op het heilige pad
en verheugt zich over de vrede van het hart.
Aan wie de mensen eer betonen
als een meesterkenner van alle dingen,
aan hem bewijzen ook de goden verering,*6] -
zo heeft men het mij van de heilige verteld.
Hij die van alle boeien vrij is,
van onwetendheid tot Nibbana gekomen,*7]
die blijgestemd de zinnelijkheid ontging,
zoals zuiver goud vrij van sintels,
De edele overstraalt alle wezens,
zoals de Himalaya uitsteekt boven de bergen.
Van allen die men 'edel' noemt
draagt hij in waarheid deze naam.
De edele olifant zal ik nu beschrijven,
die niet meer iets onedels doet:
de mildheid en barmhartigheid
gelden als zijn voorpoten;
De achterpoten echter zijn
het heilige leven, de ascese.
Vertrouwen vormt zijn slurf,
zijn witte tanden is de gelijkmoedigheid.
De hals is zijn oplettendheid,
waarop het hoofd, de wijsheid rust.
Zijn voel-orgaan*8] is denken overeenkomstig de leer,
de lichaamswarmte is de leer,*9]
zijn staart: de afzondering.*10]
Zoals hij blij is met lichte adem,
zo maakt hem de meditatieve verdieping gelukkig.
Zijn innerlijk is goed gevat.
Ook wanneer hij gaat en staat
is de edele, verhevene, bezonnen.
Ook wanneer hij zit en ligt
behoudt hij bezonnenheid;
en rondom is hij steeds beheerst.
Dit waarlijk is de edele soort.
Onberispelijk is zijn voedsel,
Met voedsel en gewaad bedacht,
zal hij dat niet opsparen.
Of de boei nu sterk was of zwak,
elke band heeft hij geëlimineerd.
Daarom, waar hij ook gaat,
hij gaat steeds vrij van zorgen.
Zoals de lotusbloem, in de poel ontstaan,
steeds hoger groeit,
door het water helemaal niet nat gemaakt,
heerlijk en met een zoete geur,
Zo trad de Boeddha in de wereld,
en in de wereld vertoeft hij;
maar die kan hem niet besmetten
zoals het water niet de lotuskelk.
Juist zoals de lichte vuurgloed uitdooft
zodra de brandstof ontbreekt,
zo geldt hij als uitgedoofd zonder rest
zodra de levenswil sterft.*11]
Deze gelijkenis, het begrijpelijke,
werd door de wijze getoond.
De grote Nagas*12] zullen allen
de Naga begrijpen, door de Naga uitgelegd.
De Naga in wie begeerte, haat en waan
en alle neigingen zijn opgedroogd,
laat zijn laatste lichaam terug,
bevrijd van elke neiging en van onwetendheid."
(A.VI.43)
_____
*1] Migara's moeder: hiermee wordt de vrome Visakha aangeduid. Zij bekeerde namelijk haar schoonvader Migara tot de leer van de Boeddha. Migara stelde haar toen op de plaats van moeder en respecteerde haar ook zo.
*2] pubba-kotthaka. De volgende scène met de olifant maakt de uitleg in het subcommentaar waarschijnlijk dat het hier gaat om een badstrand gelegen in de buurt van de oostelijke poort van de stad aan de oever van de rivier Aciravati, waar afzonderlijke plaatsen voor de koning, de stadsbewoners, de gemeenschap van de monniken en de Boeddha waren gereserveerd. - Een bad van de Boeddha op dezelfde plek wordt met dezelfde woorden beschreven in M.26. *3] Naga is een aanduiding voor olifant, slang, drakensoortige slangengodheden, en ook in overdragende zin voor bijzondere geweldige en edele wezens, zoals zieners, yogis, heiligen en voor de Boeddha zelf.
*4] Volgens het commentaar gaat het hier om de monnik Kaludayi machtig in het analytische weten.
*5] Het hier gegeven woordspel (na agu – nago) is natuurlijk niet als een etymologie van het woord nāga bedoeld.
*6] De nadruk van deze beide verzen ligt blijkbaar daarop dat de Boeddha als een menselijk wezen (manussa-bhūtam) zelfs door de goden gehuldigd moet worden. *7] vanā nibbānam āgatam. Het woordspel in het Pali heeft betrekking op een oude etymologie voor Nibbāna (Skr: nirvāna): nir-vana, vrij zijn van de jungle (vana) van de lust.
*8] vīmamsā, 'het zoekende'. Commentaar: de punt van de slurf.
*9] kucchi-samātapo. Commentaar: samāvāpo. Dit heeft blijkbaar betrekking op de lichaamswarmte die het voedsel verteert. Als de 'leer' (dhamma) geldt hier, volgens het commentaar, de vierde verdieping als uitgangspunt voor verscheidene hogere geestelijke krachten en bewustzijnstoestanden.
*10] Commentaar: zoals de staart van de olifant de muggen verjaagt, zo houdt de innerlijke en uiterlijke afzondering van de Verhevene de storingen af door gezinshoofden en monniken. *11] sankhāres'ūpasantesu; letterlijk: wanneer de karmische wilskracht is beëindigd, uitgedoofd. - Het is het opheffen van de persoonlijkheid. Zie hierover: De zesvoudige zesheid (M.148)
*12] nāgā; hier: de heiligen. 1.12. Eerbetoon door koning Pasenadi Na een veldslag bracht koning Pasenadi eens in het Jetavana klooster eer aan de Boeddha. De Verhevene vroeg hem waarom de koning zo'n hoogste eerbied bewees. De koning zei:
"Eerwaarde, uit dankbaarheid en erkentelijkheid bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding. Want Eerwaarde, de Verhevene gaat rond tot heil en zegen voor veel mensen. En velen heeft hij in de leer van het heilige pad gevestigd, namelijk in het goede en heilzame. Om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder is de Verhevene rein van deugden; hij is van rijpe zedelijkheid, van edele heilbrengende deugdzaamheid, is met heilbrengende deugdzaamheid voorzien. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder bewoont de Verhevene al lang als bos-eremiet eenzame afgelegen huisvestingen in het bos. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder is de Verhevene tevreden met alles wat hij ook maar ontvangt aan gewaad, aalmoezenspijs, woonplek en de benodigde geneesmiddelen en medicijnen. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder is de Verhevene offergaven waard, gastgeschenken waar, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden, en is hij in de wereld het beste veld voor verdienstelijke daden. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder, wat er voor gesprekken zijn die de ontsluiting van de geest bevorderen, zoals gesprekken over bescheidenheid, tevredenheid, eenzaamheid, afzondering, wilskracht, deugdzaamheid, concentratie, wijsheid, bevrijding en het inzicht van de bevrijding, - zulke gesprekken vallen de Verhevene naar wens, zonder inspanning en moeite ten deel. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder verkrijgt de Verhevene naar wens, zonder inspanning en moeite de vier meditatieve verdiepingen, de verheven geestelijke, die momenteel welzijn verschaffen. Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder herinnert de Verhevene zich aan menigvuldige vroegere vormen van bestaan.*1] Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder ziet de Verhevene met het hemelse oog dat gezuiverd is en het menselijke oog overtreft, hoe de wezens sterven en weer verschijnen, lage en hoge, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige. En hij begrijpt hoe de wezens overeenkomstig hun daden wedergeboren worden.*2] Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding.
Eerwaarde, verder heeft de Verhevene door opdroging van de neigingen nog in dit leven zich de neigingsvrije bevrijding van het gemoed en de bevrijding door wijsheid eigen gemaakt, ze zelf inziende en verwerkelijkende.*3] Ook om deze reden bewijs ik aan de Verhevene zo'n hoogste eerbied en liefdevolle toewijding." (A.X.30; vgl. M.89)
_____
*1] Zie verder bij: De tien krachten van een Tathagata, nr. 8.
*2] Zie verder bij: A.X.21: De tien krachten van een Tathagata, nr. 9.
*3] Vergelijk: A.X.21: De tien krachten van een Tathagata, nr. 10.
1.13. Het machtbereik van een Ontwaakte Eens richtte de eerwaarde Ananda zich tot de Verhevene met de volgende woorden:
"Heer, uit de mond van de Verhevene heb ik het volgende vernomen. 'Toen Abhibhu, de discipel van de eerwaarde Sikhi*1] in de wereld van Brahma verbleef, kon hij zich met zijn stem in een duizendvoudig wereldsysteem verstaanbaar maken.' Heer, hoe ver echter kan de Verhevene, heilige, volmaakt ontwaakte, met zijn stem reiken?"
"Ananda, hij was een discipel; onmeetbaar evenwel zijn de Volmaakten."
Een tweede keer herhaalde de eerwaarde Ananda zijn vraag. En hij kreeg hetzelfde antwoord.
Een derde keer herhaalde de eerwaarde Ananda zijn vraag. En de Verhevene gaf ten antwoord:
"Ananda, heb je wel eens van een klein duizendvoudig wereldsysteem gehoord?" - "Heer, het is nu de tijd dat de Verhevene daarover spreekt. De monniken zullen de woorden van de Verhevene onthouden." - "Wel, Ananda, luister dan oplettend naar mijn woorden." - "Jawel, heer," gaf de eerwaarde Ananda ten antwoord. En de Verhevene sprak:
"Ananda, zover als zon en maan hun baan trekken, het uitspansel in helder licht straalt, duizend maal zo ver strekt zich een wereld uit. In die duizendvoudige wereld zijn duizend manen, duizend zonnen, duizend Merus de koningen van de bergen, duizend rozenappel-continenten, duizend westelijke Goyāna-continenten, duizend noordelijke Kuru-continenten, duizend Videha-continenten,*2] vierduizend oceanen, duizend maal vier Grote goden-koningen, duizend werelden van de Vier Grote goden-koningen, duizend hemelen van de Drieëndertig, duizend hemelen van de Yāma-goden, duizend hemelen van de Zalige goden, duizend hemelen van de goden die graag scheppen, duizend hemelen van de goden die heersen over de scheppingen van anderen, duizend Brahma-werelden. - Ananda, dat noemt men een klein duizendvoudig wereldsysteem.
Ananda, zo ver nu als een klein duizendvoudig wereldsysteem zich uitstrekt, er bestaat een wereld die het duizendvoudige daarvan is. En die wereld noemt men een middel duizendvoudig wereldsysteem, het duizendvoudige in de tweede macht (dvisahassī majjhimā lokadhātu). En zo ver als een dergelijk middel duizendvoudig wereldsysteem zich uitstrekt, er bestaat een wereld die het duizendvoudige daarvan is. En die noemt men een groot duizendvoudig wereldsysteem, het duizendvoudige in de derde macht.
Wanneer nu de Volmaakte het wenste, dan zou hij met zijn stem een groot duizendvoudig wereldsysteem kunnen bereiken, het duizendvoudige in de derde macht, of zoveel als hij dan wil."
"Heer, op welke manier kan de Verhevene met zijn stem een groot duizendvoudig wereldsysteem bereiken, het duizendvoudige in de derde macht, of zoveel als hij wil?"
"Ananda, de Volmaakte doorstraalt dan met zijn glans een groot duizendvoudig wereldsysteem, het duizendvoudige in de derde macht. En zodra de wezens daar dat licht waarnemen, laat de Volmaakte zijn roep weerklinken, laat zijn stem vernemen.
Anana, zo kan de Volmaakte met zijn stem een groot duizendvoudig wereldsysteem bereiken, het duizendvoudige in de derde macht, of zoveel als hij wil."
Na deze woorden zei de eerwaarde Ananda aan de Verhevene:*3] "Wat een geluk voor mij. Goed heb ik het getroffen dat ik een zo machtige, zo geweldige meester heb."
Na deze woorden zei de eerwaarde Udāyi aan de eerwaarde Ananda: "Wat voor nut heb jij eraan, broeder Ananda, dat jouw meester zo machtig, zo geweldig is?"*4]
De Verhevene richtte zich toen tot de eerwaarde Udāyi met de woorden: "Udāyi, zo niet; Udāyi, zo niet. Indien Ananda zou sterven zonder van begeerte bevrijd te zijn, dan zou hij, juist ten gevolge van dit vreugdige vertrouwen in zijn hart, zeven keer bij de godheden de goden-heerschappij en zeven maal in dit Indiase werelddeel de konings-heerschappij voeren. Maar Udāyi, Ananda zal nog in dit leven volledig van de waan uitdoven.*5] (A.III.81)
_____
*1] Sikhi is de naam van een eerdere Boeddha.
*2] Dit zijn de vier continenten die volgens Indiase kosmologie rondom de berg Meru (Sineru) gegroepeerd zijn: 1. Jambudīpa (= India), 2. Aparagoyāna, 3. Uttarakuru, 4. Pubbavideha.
*3] In enige tekstuitgaven staat hier: 'aan de eerwaarde Udāyi'; in andere uitgaven ontbreekt tot wie Ananda spreekt.
*4] Commentaar: Udayi = Lāludāyi. Deze was enige tijd de monnik die voor de Boeddha zorgde. Hij koesterde een wrok tegen Ananda die later voor de Boeddha zorgde. Hier uitte hij die wrok.
*5] De eerwaarde Ananda werd een volmaakte heilige in het 25e jaar na zijn intrede in de Orde, 27 jaar na de Verlichting van de Boeddha. 1.14. Overdenking van de ascetische oefeningen die de Bodhisatta uitoefende Voor de volmaakte Verlichting heeft de Bodhisatta, de Boeddha in wording, ascese uitgeoefend, het uiterste aan ascese. Hij heeft ruwheid uitgeoefend, het uiterste aan ruwheid. Hij heeft vermijding uitgeoefend, het uiterste aan vermijding. Hij heeft teruggetrokkenheid uitgeoefend, het uiterste aan teruggetrokkenheid.
Hij was een onbeklede, een ongebondene, iemand die uit de hand at, geen aankomende en geen afwachtende. Hij duldde geen aanreiking, geen gunsten, geen uitnodiging. Hij keek bij het ontvangen van de aalmoezen niet naar de pot, niet naar de schotel, niet naar de deuringang, keek niet over het hekwerk, niet in de pan. Hij nam niets aan van lieden die met z’n tweeën eten, niets van een zwangere, niets van een zogende, niets van een vrouw die van de man komt, niets van bevuilden, niets waar een hond bij stond, niets waar vliegen heen en weer zwermden. Hij at geen vis, geen vlees, dronk geen wijn, geen brandewijn, at geen gegiste haverbrij.
Hij ging naar één huis en had genoeg aan één handvol eten. Hij ging naar twee huizen en had genoeg aan twee keer een handvol eten. Hij ging naar zeven huizen en had genoeg aan zeven keer een handvol eten. Hij hield zich in leven door de milddadigheid van slechts één geefster, van slechts twee geefsters, van slechts zeven geefsters. Hij at slechts iedere eerste dag, slechts iedere tweede dag, slechts iedere zevende dag. Zo wisselde hij af en beschouwde streng deze vastenoefening die tot een halve maand zich uitstrekte.
En hij leefde van kruiden en paddenstoelen, van wilde rijst en graan, van zaad en pitten, van plantenmelk en boomhars, van grassen, van koeienmest. Hij hield zich in leven met wortels en bosvruchten. Hij leefde van afgevallen vruchten.
En hij droeg het hemd van hennep, het boetekleed, droeg een gewaad genaaid uit lompen die op het lijkenveld of op straat gevonden waren. Hij hulde zich in lompen, in vellen, in huiden, omgordde zich met vlechten uit gras, met vlechten uit boomschors, met vlechten uit loof. Hij verborg zijn naaktheid onder een schort van pels, een borstelige schort, onder een uilenvleugel.
En hij rukte hoofd- en baardharen uit. Hij was iemand die steeds bleef staan en die niet ging zitten of liggen. Hij zat op zijn hielen. Hij ging op de zijkant liggen op een doornen bed. Elke avond daalde hij voor de derde keer af in het boetelingenbad. Zo oefende hij veelvuldig in de ascese van lichamelijke pijn.
En vele jaren lang liet hij stof en vuil zich ophopen op het lichaam, tot het vanzelf afviel. En hij had niet het verlangen die laag van stof en vuil af te wassen.
En hij oefende weemoed. Elke schrede was begeleid van helder bewustzijn. Zelfs een druppel water wekte medelijden in hem op. 'Dat ik het kleine verdwaalde wezen toch geen schade toebreng.'
En hij leerde het vertrekken. Hij ging in een bos en bleef er. Als hij dan een koeienherder of een veedrijver zag, of een kruidenzoeker, een houtsprokkelaar of een houthakker, dan vluchtte hij van woud naar woud, van bos naar bos, van dal naar dal, van berg naar berg. De reden: zij zouden hem niet zien en hij wilde hen niet zien.
En hij ging naar de kudden, naar de vastgebonden koeien en verzamelde in zijn aarden nap mest van de jonge zogende kalveren en daarvan leefde hij. En hij at en dronk ook zijn eigen uitwerpselen en urine.
En hij ging in een ander verschrikkelijk bos om er te vertoeven. En daar heerste zo'n ontzetting dat bij iedere onheilige zwerver daar de haren te berge gingen staan. En tijdens de koude ijskoude nachten in de winter, tijdens de vorst, verbleef hij ‘s nachts op een open plek en overdag in het struikgewas. In de zomer, tijdens de hitte, verbleef hij overdag op een open plek en ‘s nachts in het struikgewas.
En hij ging naar een lijkenplaats en ging er liggen op een hoop vergane gebeenten.
Kinderen van herders kwamen naar hem toe, spuwden op hem en urineerden op hem, wierpen rotzooi naar hem en peuterden met spitse halmen in zijn oren. Maar er kwam geen boze gedachte in hem op. Dat is zijn gelijkmoedigheid geweest.
Veel asceten en brahmanen zeggen en onderrichten dat het eten zuivert. Zij sporen aan om van steenappels te leven. Zij eten steenappels, drinken het sap ervan, genieten allerlei gerechten gemaakt van steenappels. - De Bodhisatta at slechts één steenappel per dag. En zijn lichaam werd buitengewoon mager.
Veel asceten en brahmanen zeggen en onderrichten dat het eten zuivert. En zij sporen aan om bonen te eten, om van sesam te leven, om van rijst te leven. Zij verteren rijst, eten rijstebrij, drinken rijstwater, genieten allerlei gerechten uit rijst. - De Bodhisatta at dagelijks slechts één rijstkorrel. En zijn lichaam werd buitengewoon mager.
Zijn armen en benen werden zoals dor verwelkt riet door die uiterst geringe opname van voedsel. Zijn zitvlak werd als de hoef van een kameel, zijn ruggegraat met de vooruit- en achteruit stekende wervels werd als een ketting van kogels door die uiterst geringe opname van voedsel. Zijn ribben hieven zich vierkantig af zoals de daksparren van een oud huis. In zijn oogkassen verschenen de diepliggende oogsterren klein, door die uiterst geringe opname van voedsel. Zijn hoofdhuid werd hol en schrompelig erdoor. En toen hij het vel van de buik wilde voelen, raakte hij de ruggengraat aan. En toen hij de ruggengraat wilde betasten, raakte hij het vel van de buik aan. En dat kwam door die uiterst geringe opname van voedsel. En hij wilde ontlasting maken en urineren maar viel voorover door de uiterst geringe opname van voedsel. Om het lichaam te sterken wreef hij zijn ledematen met de hand. Daarbij vielen de lichaamsharen uit die aan de wortel rot waren, door die uiterst geringe opname van voedsel.
Deze manier van ascese bracht hem niet dichter bij het bovenaardse heil van het heldere weten. En wel omdat hij de heilige wijsheid niet verworven had. (M.12. Zie ook M.II.24)
1.15. De vijf droombeelden van de Bodhisatta - Mahasupina Sutta Monniken, de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte, had kort voor zijn volmaakte Verlichting, toen hij nog een onverlichte, een Bodhisatta was, de volgende vijf verheven droombeelden.
Deze enorme aarde vormde zijn grote bed. De Himālaya, de koning van de bergen, had hij als hoofdkussen. Op de oostelijke oceaan rustte zijn linkerhand, op de westelijke oceaan lag zijn rechterhand en op de zuidelijke oceaan rustten zijn voeten. Monniken, dit was het eerste verheven droombeeld dat hij had.
Verder, monniken, groeide een grassoort met naam Tiriya*1] uit zijn navel omhoog tot aan het hemelgewelf. Dit is het tweede verheven droombeeld dat hij had.
Verder, monniken, kropen witte wormen met zwarte koppen zijn benen omhoog en bedekten die tot aan de knieschijven. Dit is het derde verheven droombeeld dat hij had.
Verder, monniken, kwamen vier vogels van verschillende kleuren uit de vier windrichtingen aangevlogen, lieten zich aan zijn voeten neer en werden toen volledig wit. Dit is het vierde verheven droombeeld dat hij had.
Verder, monniken, liep hij steeds hoger op een hoge berg van uitwerpselen zonder door die uitwerpselen bevlekt te worden. Dit is het vijfde verheven droombeeld dat hij had.
Het eerste verheven droombeeld toonde hem dat de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte de onvergelijkbare, hoogste Verlichting zal verkrijgen.
Het tweede verheven droombeeld toonde hem dat de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte het edele achtvoudige pad zal inzien en het, zover er goden en mensen zijn, duidelijk zal uitleggen.
Het derde verheven droombeeld toonde hem dat talrijke in het wit geklede leken bij de Volmaakte tijdens zijn leven hun toevlucht zullen nemen.
Het vierde verheven droombeeld toonde hem dat de mensen van de vier kasten*2]– edellieden, brahmanen, burgers en dienaren – bij het vernemen van de door de Volmaakte verkondigde leer en discipline van het leven in huis in de huisloosheid vertrekken en de onvergelijkbare bevrijding zullen verwerkelijken.
Het vijfde verheven droombeeld toonde hem dat de Volmaakte, heilige, volmaakt Verlichte rijkelijk voorzien wordt met gewaad, aalmoezenmaaltijd, rustplaats en de benodigde medicijnen en dat hij daarvan gebruikt maakt, zonder eraan te hechten, onverblind en er niet in verstrikt.
Deze vijf verheven droombeelden had de Volmaakte, de heilige, volmaakt Verlichte, kort voor zijn volmaakte Verlichting, toen hij nog een onverlichte, een Bodhisatta was.*3] (A.V.196)
_____
*1] Een klimplant.
*2] Bij intrede in de Orde valt ieder verschil in kaste weg. - Vergelijk de vierde overeenkomst van de oceaan met de leer van de Boeddha, in 2.07. Gelijkenis van de oceaan (A.VIII.19)
*3] Volgens het commentaar zijn er vier soorten van dromen. (1) De eerste soort ontstaat door prikkeling van gal, slijm of lichaamsgassen. Men droomt dan dat men van een berg valt, door de lucht vliegt, door wilde dieren achtervolgd wordt e.d. (2) De tweede soort bestaat uit herinneringsbeelden van vroegere indrukken. (3) De derde soort wordt veroorzaakt door goede of kwade geesten. (4) De vierde soort bestaat in voortekenen van komende gebeurtenissen, zoals de hier genoemde droombeelden van de Bodhisatta. De beide eerste soorten van dromen zijn volgens het commentaar onechte dromen. De derde soort is soms waar soms niet waar. De vierde soort is steeds waar. 1.16. Redenen waarom de Boeddha geëerd en gerespecteerd wordt Eens legde de Boeddha uit waarom hij door zijn volgelingen geëerd en gerespecteerd wordt.
"De Verhevene wordt door zijn volgelingen geëerd vanwege zijn hogere deugdzaamheid. Zij hoogachten zijn voortreffelijke weten en schouwen; hij weet waarachtig en ziet waarachtig. Hij onderwijst de Dhamma door hogere geestelijke kracht, met vaste basis, op een overtuigende manier. De Verhevene wordt geëerd vanwege zijn hogere wijsheid. Hij kan met argumenten de leerstellingen van anderen weerleggen. Zijn volgelingen vragen hem over de edele waarheid van dukkha. Die waarheid wordt dan uitgelegd, tot volle tevredenheid van de toehoorders. Zij vragen ook over de edele waarheid van de oorsprong van dukkha. Zij vragen ook over de edele waarheid van het beëindigen van dukkha. En zij vragen over de edele waarheid van de weg die naar het beëindigen van dukkha voert. Die waarheden worden dan uitgelegd, tot volle tevredenheid van de toehoorders.
Verder heeft de Verhevene aan zijn volgelingen de weg onderwezen tot ontplooiing van de vier grondslagen van oplettendheid.
Verder heeft de Verhevene hun de weg verkondigd tot ontplooiing van de vier juiste inspanningen, namelijk zich inspannen om nog niet ontstane onheilzame geestelijke toestanden niet te laten ontstaan; de inspanning om reeds ontstane onheilzame geestelijke toestanden te overwinnen; zich inspannen om nog niet ontstane heilzame geestelijke toestanden te laten ontstaan; en zich inspannen om reeds ontstane heilzame geestelijke toestanden te laten voortduren, te versterken, te laten toenemen, te ontplooien en te vervolmaken.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de vier krachten, namelijk concentratie van de wil, concentratie van energie, concentratie van bewustzijn, van het gemoed, en concentratie van onderzoek.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de vijf geestelijke vaardigheden, namelijk vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en inzicht. Deze vaardigheden voeren naar vrede, naar Verlichting.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de vijf geestelijke krachten, namelijk de geestelijke krachten van vertrouwen, energie, oplettendheid, concentratie en wijsheid. Deze geestelijke krachten voeren naar vrede, naar Verlichting.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de zeven factoren van Verlichting, namelijk oplettendheid (sati); het onderzoeken van de verschijnselen (dhammavicaya); energie (viriya); enthousiasme, geestvervoering, extase (pīti); kalmte (passaddhi); concentratie (samādhi); en gelijkmoedigheid (upekkha). Deze zeven factoren worden bevorderd door onthechten en voeren naar Nibbāna.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van het edele achtvoudige pad, namelijk juist inzicht, juist denken, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid, juiste ontwikkeling van de geest en juiste concentratie.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de acht bevrijdingen. Van vorm vervuld ziet men vormen. Inwendig ziet men geen vorm, uitwendig ziet men vorm. Men is vastbesloten tot het schone. Met volledige overwinning van de waarneming van vorm, met het verdwijnen van de waarneming van uitwerking van de zintuigen, treedt men in het gebied van "ruimte is oneindig". Dat gebied overwint men en men betreedt het gebied van "bewustzijn is oneindig". Dat gebied overwint men en men betreedt het gebied van "er is niets". Dat gebied overwint men en men betreedt het gebied van noch waarneming noch niet waarneming. Dat gebied overwint men en men betreedt het gebied van het beëindigen van waarneming en gevoel. En daardoor bereiken veel van zijn volgelingen de volmaaktheid van de hogere geestelijke kracht.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de acht overwinningsgebieden.
1. Inwendig neemt men vorm waar en men ziet uitwendig vormen die begrensd zijn, mooie en lelijke. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
2. Terwijl men innerlijk vorm waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, onbegrensd, mooie en lelijke. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
3. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, begrensd, mooie en lelijke. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
4. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, onbegrensd, mooie en lelijke. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
5. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, blauw, met een blauwe kleur, met een blauw uiterlijk. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
6. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, geel, met een gele kleur, met een geel uiterlijk. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
7. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, rood, met een rode kleur, met een rood uiterlijk. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
8. Terwijl men innerlijk vorm niet waarneemt, ziet men uiterlijk vormen, wit, met een witte kleur, met een wit uiterlijk. Terwijl men ze overwint, neemt men ze aldus waar: "Ik weet, ik zie."
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de tien kasina-fundamenten.*1] De een neemt het aarde-kasina waar, boven zich, onder zich en overal, ongedeeld en onbegrensd. Een ander neemt het water-kasina waar, of het vuur-kasina, of het wind-kasina, ongedeeld en onbegrensd. Iemand anders neemt het blauw-kasina waar of het geel-kasina of het rood-kasina, of het wit-kasina, ongedeeld en onbegrensd. Weer iemand anders neemt het ruimte-kasina waar of het bewustzijn-kasina, ongedeeld en onbegrensd.
Verder heeft de Verhevene zijn volgelingen de weg verkondigd tot ontplooiing van de vier meditatieve verdiepingen (jhanas).
1. Volledig afgescheiden van zin-genot, afgescheiden van onheilzame toestanden van de geest, treedt iemand binnen in de eerste jhana. Ze gaat samen met beginconcentratie van de geest en met aanhoudende concentratie ervan, gaat samen met vervoering en zaligheid welke uit de afgescheidenheid is ontstaan. Hij laat de vervoering en zaligheid dit lichaam geheel doordringen, zó dat er geen enkel lichaamsdeel is dat niet door deze vervoering en zaligheid doordrongen is.
2. Door het tot bedaren brengen van begin- en aanhoudende toewending van de geest (naar het meditatie-object) treedt iemand binnen in de tweede jhana. Ze bevat innerlijke kalmte en geestelijke eenwording. En men vertoeft erin met vervoering en zaligheid. Hij laat de vervoering en zaligheid dit lichaam geheel doordringen, zó dat er geen enkel lichaamsdeel is dat niet erdoor doordrongen is.
3. Met het afnemen van vervoering vertoeft men in gelijkmoedigheid, oplettend en helder bewust. En men treedt binnen in de derde jhana die vol lichamelijk ondervonden zaligheid is. Hiervan zeggen de heiligen: 'Zalig vertoeft degene die vol gelijkmoedigheid en vol oplettendheid is.' En men verblijft in die derde meditatieve verdieping. Men laat de zaligheid die vrij van vervoering is, het hele lichaam doordringen zó dat er geen enkel lichaamsdeel is dat niet doordrongen is door de gelukzaligheid die vrij van vervoering is.
4. Met het overwinnen van geluk en pijn, en door het al eerder verdwijnen van vreugde en verdriet, treedt men binnen in de vierde jhana. Vanwege gelijkmoedigheid heeft deze jhana noch iets pijnlijks noch iets aangenaams in zich; maar ze heeft de zuiverheid van de oplettendheid. En men vertoeft erin. En men doordringt dit lichaam met een zuiver, helder hart zó dat er geen enkel lichaamsdeel is dat niet doordrongen is door het zuivere, heldere hart.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd tot het volgende inzicht. "Dit lichaam van mij dat uit materiële vorm bestaat, dat samengesteld is uit de vier grote elementen, door moeder en vader verwekt, door middel van rijst en rijstebrij opgebouwd, dit lichaam is onderworpen aan vergankelijkheid, onderworpen aan verval; en dit bewustzijn van mij wordt weggedragen en is heel eng ermee verbonden."
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe men vanuit dit lichaam een ander lichaam schept dat vorm bezit, dat uit de geest is geschapen, met alle ledematen, waaraan geen vaardigheid ontbreekt.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe men de verschillende soorten van bovennatuurlijke krachten beheerst. Van één wordt hij meervoudig; van meervoudig wordt hij weer één. Hij kan zichtbaar en onzichtbaar worden. Hij kan door muren, omwallingen en bergen zweven als door de lucht. Hij kan op de aarde op- en onderduiken als in het water. Hij kan op het water lopen zonder te zinken, alsof hij op de aarde loopt. Hij kan in lotuszit door de lucht vliegen als een vogel. Hij kan de maan en de zon met de hand aanraken en betasten. Hij kan het lichaam beheersen tot zelfs in de Brahma-wereld.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe men met het hemelse oor, dat zuiver is en dat boven menselijke grenzen reikt, beide soorten van geluiden kan horen, de hemelse en de menselijke, de geluiden van verre en die van nabij.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe zij het gemoed van anderen kunnen begrijpen nadat zij het met hun eigen hart hebben omvat. Zij weten wie begerig is en wie niet. Zij weten wie haat heeft en wie niet. Zij weten wie onwetend is en wie wetend. Zij weten wie geconcentreerd is en wie ongeconcentreerd. Zij weten wie een verheven geest heeft en wie een niet verheven geest heeft. Zij weten wie naar het hogere streeft en wie naar het lagere. Zij weten wie edel is en wie onedel. Zij weten wie rustig is en wie rusteloos. Zij weten wie bevrijd is en wie niet bevrijd is.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe zij zich aan veel vroegere levens kunnen herinneren, d.w.z. aan één leven, aan 2, 3, 4, 5, 10, 20, 30, 40, 50, 100 levens, 1000, 100.000 levens, aan veel aeonen van wereldvergaan, aan veel aeonen van wereldontstaan, aan veel aeonen van wereldontstaan en wereldvergaan. Zij herinneren zich welke naam zij er hadden, tot welke familie zij behoorden; zij herinneren zich hoe zij eruit zagen, wat hun voedsel was, wat zij er ondervonden aan wel en wee, hoe hun levensspanne was; zij herinneren zich waar zij na de dood wedergeboren werden. Zij herinneren zich aan vele vroegere vormen van bestaan, met de details ervan.
Verder heeft de Verhevene zijn discipelen de weg verkondigd hoe zij met het hemelse oog, dat gezuiverd is en dat het menselijke oog overtreft, kunnen zien hoe de wezens sterven en wedergeboren worden, lage en hoge, mooie en lelijke, in geluk en ellende. Zij begrijpen hoe de wezens verder gaan overeenkomstig hun daden. "Wie zich in daden, woorden en gedacht