Het Maurya-rijk
Chandragupta Maurya was de eerste heerser die in Indië (het huidige India) een rijk opbouwde uit de vele kleine koninkrijkjes. Hij nam dezelfde maatregelen als voor hem de Perzen deden om het land economisch op te bouwen. Onder zijn kleinzoon Ashoka bereikte het rijk een hoogtepunt, waarbij vrijwel heel Indië onder het Maurya-bestuur viel. De boeddhistische leefregels werden ook buiten Indië gepredikt. Na het uiteenvallen van het rijk werd het hindoeïsme de voornaamste godsdienst.
Opkomst van het Maurya-rijk
Chandragupta Maurya (321 - 297 v. Chr.) was niet afkomstig uit de heersende klasse, maar iemand uit een lage kaste, waarschijnljk die der handwerkslieden. Hij was zo fortuinlijk om een bekwame adviseur, de brahmaan Kautalya, te hebben, en had bovendien de tegenwoordigheid van geest om een verstandig advies te erkennen en genoeg kracht om dit advies in de praktijk te brengen. Toen hij aan de macht kwam, was het huidige India opgedeeld in vele kleine rijkjes: Arisch in het noorden en Dravidisch in het zuiden. In de eerste periode van zijn regering maakte Chandragupta zich meester van de kleine staatjes in Noord-Indië, waarvan vele door het optrekken van Alexander de Grotes leger al gedesorganiseerd waren. De Griekse garnizoenen die Alexander had achtergelaten konden hem niet tot staan brengen. Seleucus I, de koning der Seleuciden, kon dit ook niet. Chandragupta versloeg zijn leger in 303 v. Chr., maar gaf Seleucus 500 olifanten als vergoeding voor zijn verlies van Afghanistan.
Deze voormalige vijanden schenen op het slagveld en aan de conferentietafel tot wederzijds respect te zijn gekomen, want vanaf die tijd was het hof van Chandragupta te Pataliputra, in Oost-Indië, een plaats waar de Grieken en Indiërs elkaar ontmoetten. Eén van de Griekse afgezanten, Megasthenes, heeft geschreven over zijn leven aan het Indische hof en over zijn reizen in de geleidelijk opgebouwde Indische staat. Hij sprak met instemming over het ordelijke en wereldwijze bestuur dat door Chandragupta werd ingesteld.
Het bestuur van het Maurya-rijk
De raadslieden en een geheime dienst van Chandragupta oefenden controle uit op het plaatselijke beheer van de overwonnen koninkrijken. De koning oefende economische macht over zijn onderdanen uit door de bestaande methodes voor het innen van belastinggelden te gebruiken. De bevolking van Indië was begonnen met gemunt geld te betalen, maar de belastingen bestonden tevens uit goederen zoals rijst, geiten en edelstenen. De gegevens over betalingen werden in het Sanskriet, Pali of één van de andere geschreven talen van Indië op stenen of metalen tafelen gegrift. Chandragupta deed wat voor hem de Perzen gedaan hadden: hij liet een wegennet aanleggen om berichten sneller te doen overbrengen en hij liet dammen, putten en bevloeiingsstelsels construeren om zijn zorg voor de boerenbevolking te demonstreren. Handelaren en kooplieden profiteerden eveneens van Chandragupta's stabiele regering en zijn verbeterde wegen.
Bloeiperiode en verval Maurya-dynastie
Tijdens de regering van Chandragupta's kleinzoon, Ashoka (ca. 274 - 232 v. Chr.), bereikte het Maurya-rijk zijn grootste macht en schittering. Ashoka voegde bijna de hele rest van Indië aan Maurya-rijk toe. Alleen de zuidelijke punt bleef onafhankelijk. Na de strijd om Kalinga in het zuidoosten (± 260 v. Chr.), toen honderdduizenden gedood of gevangen genomen werden, zag Ashoka van oorlog voeren af. Hij liet zijn boeddhistische leerstellingen door heel Indië op rotsen en stenen zuilen beitelen, waarvoor de plaatselijke talen werden gebruikt. Hij verspreidde een nieuw moreel denkbeeld, dharma: een woord met veel betekenissen dat de begrippen vroomheid, eerlijkheid, verdraagzaamheid en respect voor ouderen en voor al wat leeft omvat. Boeddhistische missionarissen werden naar buurlanden en andere gebieden gezonden om de boeddhistische levensfilosofie uit te dragen. Na Ashoka's dood, ± 232 v. Chr., begon het rijk onder zijn opvolgers uiteen te vallen, hoewel de Maurya-dynastie het gebied van de Gangesvallei nog wel 50 jaar in haar macht hield. Vroeg in de 2e eeuw v. Chr. werd het grootste deel van de Indusvallei veroverd door de Griekse heersers van Bactrië, die zich hadden losgemaakt van het rijk der Seleuciden. Vervolgens kwamen de Parthen, daarna de Scythen en ten slotte nomaden uit het Oosten, die allen op hun beurt over het noordwesten van Indië regeerden. Elders verviel het Maurya-rijk tot kleine vorstendommen.
Handelscontacten
Gedurende de lange periode van politieke verwarring, van ± 200 v. Chr. tot 300 na Chr., sloegen de Indische kooplieden munt uit de door de Maurya-contacten geopende handel. Driemasters vervoerden Indische specerijen en mousseline (fijn, wit katoen), edelstenen en exotiische dieren als papegaaien, pauwen, apen en tijgers naar havens in het Westen om daar verhandeld te worden tegen Romeins aardewerk, glas en gouden munten. Schepen uit Indië gingen eveneens naar het zuidoosten van Azië en naar China. Deze bloeiende handel stimuleerde een uitwisseling van technische en artistieke kennis die zowel het Oosten als het Westen ten goede kwam.
Het ontstaan van het hindoeïsme
Ashoka's steun aan het boeddhisme had de brahmanen (priesters) ertoe aangespoord het oude Arische geloof te herzien. De oude erediensten van de Dravida's (de oorspronkelijke bevolking) waren nog altijd zeer levend, vooral in het zuiden. Terwijl het rijk begon uiteen te vallen, wisten de brahmanen de goden van de Dravida's heel handig te vermengen met hun eigen Arische goden, zodat bijvoorbeeld in de gestalte van de god Sjiva ook niet-Arische trekken bleven voortleven. Het resultaat was een krachtig, nieuw geloof dat zowel voor de Ariërs als de Dravida's aanvaardbaar was. Dit geloof werd later het hindoeïsme -godsdienst van de Hind (Indië)- genoemd.
bron:
http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/volkeren/30856-vroegere-aziatische-culturen-het-maurya-rijk.html