Het woord “Karma” als kosmische wetmatigheid betekent letterlijk handeling. Het betreft een handeling met positieve, negatieve danwel neutrale uitwerking al naar gelang de intentie die neergelegd wordt in die bepaalde handeling. Er bestaat volgens het Boeddhisme karma van het lichaam (lichamelijke daden), spraak (verbale daden) en de geest (mentale daden). De laatstgenoemde daden wegen het zwaarst, en veroorzaken de sterkste uitwerking. Karma betekent echter niet, dat elke minieme beweging die je maakt (elke handeling) resulteert in een bepaalde uitwerking. Dat zou te gek voor woorden zijn. Natuurlijk kan wel een bepaalde beweging van uw lichaam een ongeluk veroorzaken, terwijl dat niet uw intentie was. Dat is geen zeer negatief karma op uw conto, omdat u niet de intentie had om het ongeluk in gang te zetten. Ook als wij per abuis op een mier stappen, is dat volgens de Boeddha geen karma, terwijl Mahavir, een tijdgenoot van Boeddha stelde dat dit wel het geval zou zijn. Vandaar dat de Jaïns, de volgelingen van Mahavir, met een mondkapje op hun gezicht rondlopen en met een vegertje voor zich uit de grond schoonvegen. Het mondkapje is bedoeld om geen microben in te ademen, die een wisse dood tegemoet gaan in de menselijke longen. En is het vegertje bedoeld om de insecten weg te vegen op het pad wat men gaat betreden met de voeten.
Het is volgens het Boeddhisme onmogelijk om te ontkomen aan het karma, de karmische uitwerking, tenzij men de banden van de gehechtheid heeft doorbroken. Een ongehechte handeling kan geen karmische uitwerking hebben. Er wordt door de Boeddha geen “geloof” gepredikt inzake karma, u hoeft er niet zonder bewijs van overtuigd te zijn. Karma dient te worden bezien in relatie tot het afhankelijk ontstaan, waarvan het karma slechts een onderdeel is, en niet het overheersende principe. Er zijn meerdere niveau’s van oorzaken waardoor ons leven wordt bepaald, uiteenvallend in vijf
niyama’s:
“Er zijn vijf systemen van wetten die alle verschijnselen en dingen in deze kringloop van bestaan regelen. Het zijn:
1. Het systeem van wetten die temperatuur, seizoenen en andere fysieke gebeurtenissen regelen (bijvoorbeeld natuur- en scheikundewetten, kosmische wetten).
2. Het systeem van wetten die het leven van zaden en planten regelen (bijvoorbeeld biologische wetten).
3. Het systeem van wetten die wilsacties en de gevolgen ervan regelen.
4. Het systeem van wetten die de geest regelen (bijvoorbeeld de wetmatige volgorde van de bewustzijnsfuncties in het proces van kenvermogen; dit systeem van wetten wordt o.a. bestudeerd door psychologen).
5. Het systeem van wetten die bepaalde gebeurtenissen regelen die in verband staan met de leer (zoals bijvoorbeeld de typische gebeurtenissen die plaats hebben in de levens van de Boeddhas).”
(citaat: Nico Moonen: Facetten van Boeddhisme)Soms kan een bepaald gevolg (vipāka) direct plaatshebben, soms later, en soms lijkt het alsof een effect uitblijft. Maar het Boeddhisme gaat uit van wedergeboorte, dus een gevolg zou ook net zo goed in een volgend leven kunnen uitwerken. Wij hebben daar dus onvoldoende inzicht in. Het voorspellen van hoe, wanneer en in welke volgorde resultaten van bepaalde wilsacties (intenties) plaats zullen hebben is over het algemeen niet of bijna niet mogelijk. Nog even een citaat ter afsluiting:
“Het is belangrijk te beseffen dat, zolang er kamma geproduceerd wordt (zolang er wilshandelingen zijn) er wedergeboorte en dus lijden zal zijn, of dat in een aangename of in een onaangename sfeer is. Geboorte, hoe aangenaam dan ook, is niet zonder consequenties, want het veroorzaakt uiteindelijk lijden omdat er ouderdom, ziekte, dood, weeklagen, pijn, smart en wanhoop op volgt. Als wij gevoegd worden bij aangename dingen (bijvoorbeeld geboren worden in een hemelse sfeer), betekent ook dat uiteindelijk lijden, omdat we ook daar eens van gescheiden zullen worden vanwege de vergankelijke aard die elke bestaansvorm heeft.
Wilshandelingen betreffen onze wil, de keuze die wij maken. Het hoogste doel in de Leer van de Boeddha is, om nergens meer geboren te worden en zodoende volkomen vrij te zijn van lijden. Het doel is de ongeconditioneerde staat van de geest, Nibbana, het echte, het ongekunstelde. En deze ongekunsteldheid kunnen wij alleen bereiken door te handelen zonder bijbedoelingen, door echt, volledig en ongemaakt te zijn. Maar zijn we wel echt als we ernaar hunkeren om bijvoorbeeld in een hemelse sfeer te worden geboren? Zodra mensen iets begeren, werpt er zich een blokkade op om echt te zijn. In hebzucht geven mensen hun ware gezicht niet bloot en het hebben van dingen speelt daarin een belangrijkere rol dan morele waarden. Ook goed kamma verrichten kan gestuwd worden door enige mate van hebzucht.
Uiteraard is het in eerste instantie nodig om goed kamma te ontwikkelen om te kunnen vorderen op het pad naar bevrijding. Echter, als handelingen vanuit vooropgezette ideeën en verlangens ontspringen (dus ook goed kamma) met de bedoeling er iets voor terug te krijgen, om iets te hebben of om een bepaald doel te bereiken, is dat nog steeds geen echte, spontane handeling die uit het hart komt, maar een gekunsteldheid met de beperking van een nauwe geest.
Iemand moet zich bewust oefenen in het vermijden van slecht kamma en het ontwikkelen van goed kamma. Wanneer dat is eigengemaakt, zal iemand onbaatzuchtig en spontaan handelen; dan doe je goede dingen spontaan, ongeremd en vanzelf, niet om er iets voor terug te krijgen. Misschien denk je nu dat je dan ook vanzelf slecht kamma maakt, maar dat is niet zo, omdat je jezelf hebt getraind om bewust te handelen; je hebt geleerd om te luisteren naar wat je doet en de manier waarop je handelt. Dat is essentieel want het zorgt voor begrip, voor ware wijsheid. Het begrijpen zorgt er vanzelf voor dat er geen verkeerde daden meer verricht worden of dat je kunstmatig en vanuit plannenmakerij handelt. Je handelt niet meer vanuit je hoofd dat zoveel verdeeldheid en onbegrip schept omdat het zo beperkt is, maar meer vanuit je hart waardoor je ware vrede, veiligheid en vrijheid van geest bereikt en waarin je ongekunsteld en echt bent. Die echtheid is niet een staat die geconditioneerd is door welke wilshandelingen dan ook, of van iets anders afkomstig is. Ook is deze bevrijde staat van de geest niet een geschenk van een geheimzinnige god of afhankelijk daarvan, want in afhankelijkheid kan geen vrijheid bestaan. Het is het bereiken van een staat waarin een mens volledig 'verlangenloos' of 'hartstochtloos' is en waarin hij tot volmaakte liefde en wasdom is gekomen en geheel op zichzelf kan staan. Iedereen kan deze perfecte staat bereiken, maar de stappen die daarvoor gezet moeten worden dienen volstrekt onbaatzuchtig te zijn. Pas dan zullen wij doordrongen zijn van volmaakte liefde, een liefde die niets hoeft te hebben of te bezitten, want aan ware liefde ontbreekt niets.”
(Auteur citaat: Peter van Loosbroek – Ananda, 2004. Locatie: www.sleuteltotinzicht.nl)Met vriendelijke groet,
Basho
