Hoofdstuk 3.3. Van Majjhima Nikaya is het hoofdstuk over Leegte, sunnata-vagga.
Het betreft de sutra’s MN 121 t/m 130. Wat nu volgt is een verkenning van MN122, De Grote Verhandeling over Leegte. Als anderen willen meelezen en ook hun ideeen, commentaar willen geven, elkaar verrijkend, dan zou ik dat leuk vinden. De tekst tussen haakjes beschrijven mijn ideeen er bij Verkenning van de Maha-Sunnata Sutta, de Grote Verhandeling over Leegte (Majjhima Nikaya 122)
http://www.accesstoinsight.org/tipitaka/mn/mn.122.than.htmlBoeddha ziet dat er veel zitplaatsen zijn voorbereid en vraagt zich af of hier veel monniken leven. Ananda geeft aan dat dit het geval is. De Boeddha anticipeert hierop door aan te geven dat een monnik (ik lees hier ‘iemand’) die zich verheugt in gezelschap of groepen, toegewijd is zich te verheugen in gezelschap en groepen, geniet van gezelschap en groepen, daaraan toegewijd is etc...niet zonder moeilijkheden, zonder problemen- naar wens het genoegen van verzaking, het genoegen van afzondering, het genoegen van vrede, het genoegen van zelf-ontwaken deelachtig zal worden.
Het is volgens de Boeddha
onmogelijk dat zo iemand de bewustzijnsbevrijding zal binnengaan en er in verwijlen die tijdelijk en aangenaam is, of in de bewustzijnsbevrijding die niet tijdelijk is en voorbij provocatie (
niet veroorzaakt/opgewekt, Siebe) is. Iemand die alleen leeft, afgezonderd, teruggetrokken uit een groep, kan dit wel verwachten.
Boeddha geeft aan dat hij geen enkele vorm ziet wiens verandering en wijziging niet smart, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop zou veroorzaken bij iemand die er hartstochtelijk naar verlangt en zich er in verheugt (
ook het plezier en verheugen in gezelschap en groepen is een vorm die niet constant is, weer zal verdwijnen en bij gemis er aan is er dan smart, verdriet, etc).
Maar er is een verblijf ontdekt door de Tathagata, zo gaat de sutra verder, waar, niet aandacht bestedend aan enig thema (
weer die themaloze concentratie uit MN121), hij interne leegte (internal emptiness) binnengaat en er in verwijlt. Hoe ga je dit verblijf binnen? Door de geest van binnen eerst te stabiliseren, bedaren, tot eenheid te brengen en te concentreren. Hoe?
Dan volgt de beschrijving van de mediterende die door de 1e t/m 4e vorm jhana gaat, met als vierde jhana een toestand van zuivere evenwichtigheid & indachtigheid, noch-plezier-noch-pijn. Daarna (
in die toestand blijkbaar), richt hij zijn aandacht op interne leegte. (
Dus hier werkt het wat anders dan in MN121, waar de persoon pas na de vier vormloze jhana’s zich richtte op de themaloze concentratie. Blijkbaar kan dit ook vanuit de vierde vorm-jhana. Voorwaarde lijkt in ieder geval te zijn dat de geest van binnen gestabiliseerd is, bedaard, tot eenheid gebracht en geconcentreerd is. Dit soort staten zijn niet geheel zonder bezoedeling maar worden in de sutra’s gezien als “een opening in een begrensde/ingeperkte plek”).
De sutra beschrijft nu dat de mediterende na zijn aandacht gericht te hebben op interne leegte merkt dat zijn geest daar
geen plezier aan beleeft, geen tevredenheid ervaart, niet stabiel (steady) wordt of zich er aan overgeeft. Op die manier is hij daar, in die interne leegte waakzaam/aandachtig (alert). Na zijn aandacht gericht te hebben op interne leegte richt hij zijn aandacht op externe leegte. (
Wat dit betekent wordt in de sutra niet toegelicht). Daarna richt de mediterende zich op interne & externe leegte. In beide gevallen merkt hij weer op dat zijn geest geen plezier ervaart, geen genoegen er aan beleeft, niet stabiel wordt en zich er niet aan overgeeft. Hij richt zich daarna op het onverstoorbare en weer merkt hij dat zijn geest daar geen plezier aan beleeft, geen voldoening aan beleeft, niet stabiel wordt of zich er aan overgeeft. Wanneer dit zo het geval is moet hij de geest van binnen stabiel maken, bedaren, tot eenheid brengen en concentreren in het eerste thema van concentratie (
mijns inziens interne leegte).
Wanneer hij nu (
blijkbaar opnieuw) weer zijn aandacht richt op achtereenvolgens interne leegte, externe leegte, interne & externe leegte en het onverstoorbare beleeft ie daar
wél plezier aan, is er tevreden mee, wordt stabiel en geeft zich er aan over. Op deze manier is ie daar, in die interne leegte, waakzaam. (
Mijns inziens grijpt dit fragment terug op de inleiding. Het geeft mijns inziens aan dat het niet plezier beleven, geen genoegen ervaren, je niet kunnen overgeven aan interne leegte, hetzelfde is als geen genoegen beleven aan innerlijke stilte, vrede, verzaking. Iemand die erg van drukte houdt, van gezelschappen, groepen, zich daarin verheugt etc, verheugend in rumoer, is waarschijnlijk ook iemand die niet plezier en genoegen beleeft aan die interne leegte. Zo iemand met een voorliefde voor drukte kan volgens Boeddha niet zonder moeilijkheden en problemen het genoegen van verzaking, het genoegen van afzondering, het genoegen van vrede, het genoegen van zelf-ontwaken deelachtig worden. Dus het gaat ook over het waarderen van interne leegte, van het vredevolle, onverstoorbare).
Wat in de sutra volgt is, vind ik, een beschrijving van het verder bewaken/onderhouden van deze interne leegte. Wat de mediterende ook doet, staan, zitten etc, waakzaam in die leegte, bewaakt ie die interne leegte tegen het binnenvallen van begeerte, droefheid, kwaad, niet vaardige kwaliteiten. Ook wanneer ie spreekt, zal ie geen woorden spreken die niet leiden tot ontgoocheling, kalmeren, beeindigen, directe kennis, zelf-ontwaken, Bevrijding. Dus aldoor waakzaam in die interne leegte, ook naar gedachten. Geen gedachten toelaten die niet leiden tot ontgoocheling...Bevrijding zoals gedachten aangaande zintuiglijke verlangens, kwade wil of het leed willen toebrengen aan anderen. Ook wat de verlangens en voornemens aangaat rondom zintuiglijke indrukken is ie zo waakzaam en weet of er betrokkenheid is met zulke verlangens of dat dit afwezig is.
Verder, in die interne leegte is ie waakzaam op het ontstaan en verdwijnen van de aggregaten van vorm, gevoel, waarneming, fabricaties en bewustzijn. Hij neemt afstand van elke waan van “Ik ben” met betrekking tot deze vijf aggregaten van hechten.
“Deze kwaliteiten, Ananda, zijn op exclusieve wijze (exclusively) handig in hun aarding (grounding), edel, transcedent, ontoegankelijk voor de Kwaadaardige” (
moeilijke zin om te vertalen vind ik).
In het vervolg van de sutra geeft Boeddha aan dat het voor een leerling gepast is om een leraar te volgen, zelfs alsof ie aan hem gekoppeld is, als gesprekken leiden tot bescheidenheid, tevredenheid, aansporen tot afzondering, tot geen-verwikkeling, doorzettingsvermogen opwekken, deugdzaamheid, concentratie, onderscheiding, bevrijding en de kennis en visie van bevrijding (
in sutra's worden volgers van andere leraren vaak afgebeeld als kwebbelaars die een enorm rumoer maken en de sangha van de Boeddha als bedaard).
Verder wordt de ondergang/verderf besproken van de leraar, de leerling en van iemand die het heilige leven leidt. Wat is het verderf van de leraar? De leraar leeft afgezonderd. Brahmanen en huishouders bezoeken hem. Hij raakt verkikkerd op dingen die bekoren, vervalt tot hebzucht, en keert terug tot luxe.
Wat is het verderf van de leerling? Een leerling leeft afgezonderd maar wordt bezocht door brahmanen en huishouders. Hij raakt verkikkerd op dingen die verleiden, vervalt tot hebzucht en keert tot luxe terug.
En hoe is het verderf van iemand die het heilige leven leidt? Er is een Tathagata die afgezonderd leeft, in de wildernis, een begraafplaats, de open lucht etc. Brahmanen en huishouders bezoeken hem maar hij wordt niet verleid, vervalt niet tot hebzucht en keert niet tot luxe terug. Een leerling van die leraar imiteert de leraar. Leeft afgezonderd. Brahmanen en huishouders bezoeken hem en hij raakt wel verkikkerd op dingen die verleiden, vervalt tot hebzucht en tot luxe.
Boeddha geeft aan dat het verval van iemand die het heilige leven leidt in meer pijn, meer bitterheid rijpt dan van de leraar en eerste leerling. Het leidt zelfs tot de lagere rijken.
Het advies is verder om met een leraar om te gaan op een bereidvaardige/vriendelijke manier en niet op een tegenwerkende manier. Wat betekent dit? Zijn leerlingen luisteren en wenden hun geesten aan tot gnosis. Niet ver/afbuigend, dwalen ze niet af van de boodschap van de leraar.
Tot zover een soort van samenvatting van de sutra in eigen woorden.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Deze sutra lijkt me ook een sutra waarin leegte vooral als een meditatief verblijf wordt beschouwd. Hier spelen kalmtemeditatie en inzichtmeditatie ook samen een rol lijkt me.
Wie of wat is waakzaam? Inzicht. Het zien opkomen en weer vertrekken, weet hebben van wat er speelt. Waakzaam aanwezig. Weten ook wat behulpzaam is aangaande het doel en wat niet.
Opvallend is, vind ik, dat de themaloze concentratie dus niet perse iets is wat pas na de vierde vormloze jhana komt. Op basis hiervan concludeer ik nu dat de themaloze concentratie dus niet hetzelfde is als “geen waarneming & gevoel” dat meestal wordt beschreven als de fase na de vierde vormloze jhana en geen vervolg heeft. Misschien is er iemand hier die hier meer weet van heeft?
Opvallend vind ik verder de introductie waarin gezegd wordt dat het
onmogelijk is voor iemand die zich verheugt in en genoegen beleeft aan groepen en gezelschap om tijdelijke en niet tijdelijke bevrijding te realiseren. Maar het is ook weer niet zo gek als je bedenkt dat zo’n voorliefde waarschijnlijk samen opgaat met een hekel aan of moeite met stilte, moeite met interne leegte, moeite met de afwezigheid van elke beroering/fermentatie. Toch denk ik wel dat je kunt zeggen dat deze moeite een algemeen menselijke trek is. Er is denk ik minimaal een ongemakkelijke relatie met stilte, leegte, met de afwezigheid van beroering.
Vooral het daaraan overgeven is denk ik voor ons niet zo gemakkelijk. Als je niet aan die hekel of moeite voorbijkomt dan kan ik me wel voorstellen dat het onmogelijk is bevrijding te realiseren, tijdelijk of definitief.
Leegte als kenmerk van de mentale of zintuigelijke verschijnselen die komen en gaan wordt hier niet zo expliciet besproken maar wel in de zin dat de mediterende aan het komen en gaan niet de waan “Ik ben” verbindt.
Leegte in de context van een tijdelijke bewustzijnsbevrijding speelt ook wel een rol denk ik omdat ook de jhanastadia worden gezien als een opening in een ingeperkte plek, dus een opening in een geest die onder invloed staat van de beperkende factoren van begeerte/verlangen, haat en de waan Ik ben. De gevonden interne leegte is zo’n opening. Dus van alle drie betekenissen van leegte in de Pali Canon: als meditatief verblijf, als eigenschap van een object, als tijdelijke bewustzijnsbevrijding treedt denk ik de eerste het meest naar voren in deze sutra.
Siebe