[bron:
http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 21-23]
3. De latente neiging van eigenwaan/verbeelding"Het drievoudige grijpen/vastklampen. We kunnen onze zintuiglijke begeerte en overeenkomstig ook onze afkeer verzwakt hebben. En we kunnen hierbij een soort besef van zelf-verwezenlijking hebben. Ons gevoel van zelf-belangrijkheid, een besef van persoonlijke bekwaamheid of uitmuntendheid, zelfs uniekheid, is gewoonlijk te subtiel of te overweldigend om door onszelf opgemerkt te worden. We kunnen een glimp van inzicht opvangen wanneer iemand het ons aangeeft, maar toch, het afweermechanisme van het zelf is overweldigend. Dit is vanwege de latente neiging van eigenwaan (mananusaya). Eigenwaan is zelf-verblindend en overweldigend omdat het bijzonder zeldzaam is dat we echt
naar onszelf, en nog minder,
in onszelf kunnen kijken. We worden in beslag genomen door een naar buiten toe gerichte kijk, op anderen, onszelf aan anderen afmetend en met anderen vergelijkend. Deze neiging is zo krachtig dat de verhandelingen, zoals de Alagaddupama Sutta (M 22), onderwijst dat alle en elk van de vijf aggregaten, beschouwd dienen te worden als ‘Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf’. Deze drie verklaringen- “Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf”, zijn de respectievelijke tegendelen van het drievoudige grijpen/vastklampen (ti,vidha gaha), namelijk,
"Dit is van mij” (etam mama)(ontstaat door begeerte/hunkering, tanha,gaha) = “mijn-maken”;
“Dit ben ik” (eso’ham asmi) (ontstaat door verbeelding, mana,gaha) =”verbeelding/eigenwaan”; en
“Dit is mijn zelf” (eso me atta) (ontstaat door verkeerde visie, ditthi,gaha) =”Ik-maken”.
(Anatta,lakkhana Sutta, S 3:68=SD 1.2)
Deze drie verkeerde opvattingen/houdingen zijn ook bekend als de “latente neigingen tot ‘Ik’-maken, ‘mijn’-maken en verbeelding” (ahan.kara,maman.kara,mananusaya), dat een ingewikkelder naam is voor de latente neiging van eigenwaan/verbeelding.
Deze drievoudige soorten grijpen/vastklampen zijn de belangrijkste factoren achter een verstoord soort denken/voorstellen (mannana) (M 1) en mentale proliferatie (papanca) (M 18) (dat het toeneemt/zich ontwikkelt, Siebe). In het kort, zulke ervaringen zijn niet louter “overtuigingen/opinies” maar zijn directe reacties op de realiteit.
De Khemaka Sutta (S 22.89) gebruikt een parabel om de tonen hoe moeilijk het is om de latente neigingen van eigenwaan/verbeelding (mananusaya) te bespeuren:
23 Avuso, hoewel een edele leerlingen afstand heeft gedaan van de vijf lagere ketens blijft er toch met betrekking tot de vijf aggregaten van hechten in hem een residu van eigenwaan verwijlen van ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’, een latente neiging ‘Ik ben” die nog niet ontworteld is.
De perceptie van vergankelijkheid. Enige tijd later verblijft hij het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwend:
Zo is vorm, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn gevoelens, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is waarneming, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn formaties, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is bewustzijn, zo diens ontstaan, zo diens heengaan.
24 Terwijl hij zo het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwt, wordt dit residu van verbeelding ‘Ik ben’, dit verlangen ‘Ik ben’, deze latente neiging ‘Ik ben’ dat nog niet ontworteld is, ontworteld.
25
De parabel van het kleed. Avuso, het is net zoals een stuk kleed, wanneer het smerig is geworden en vol vlekken zit, zullen diens eigenaren het aan een wasser overhandigen. De wasser zou het dan gelijkmatig schrobben met schoonmaakmiddel, loog of koeienmest en het afspoelen in schoon water.
26 Hoewel het kleed puur en schoon zou worden, zou het toch nog een restgeur hebben van het schoonmaakmiddel, loog en de koeienmest die nog niet verdwenen was.
27 Avuso, hoewel een edele leerlingen afstand heeft gedaan van de vijf lagere ketens verwijlt er met betrekking tot de vijf aggregaten van hechten in hem toch een residu van de eigenwaan ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’, een latente neiging ‘Ik ben’, die nog niet ontworteld is.
Enige tijd later verblijft hij het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwend:
Zo is vorm, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn gevoelens, zo diens ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is waarneming, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn formaties, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is bewustzijn, zo diens ontstaan, zo diens heengaan.
Terwijl hij zo het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwt, zou dit residu van verbeelding ‘Ik ben’, dit verlangen ‘Ik ben’, deze latente neiging ‘Ik ben’, die nog niet ontworteld is, ontworteld worden. (S 22.89.23-27/3:130 f) = SD 14.13
De drie complexen. Hier zullen we in het kort de tweede van het drievoudig grijpen/vastklampen onderzoeken- die van ‘Dit ben ik” (eso’ham asmi)- die ontstaat vanwege het grijpen/vastklampen door eigenwaan/verbeelding (mana,gaha). Wanneer we de visie onderhouden ‘Dit ben ik’ klampen we ons vast aan de notie van dualiteit, dat is, er is een “Ik” en “ander” voorbij het louter conventionele gebruik van de woorden. In spreektaal, dit is de “oordelende” mentaliteit, of de “dit is mijn persoonlijkheid” houding/opvatting, dat is, we meten ons aan anderen, de volgende drie indelingen volgend samen met hun psychologische verwanten:
“Ik ben beter dan...”(seyyo’ham asmi ti) superioriteitscomplex
“Ik ben gelijkwaardig aan [hetzelfde als]... (sadiso’ham asmi ti) gelijkwaardigheidscomplex; en
“Ik ben minderwaardig aan...” (hino’ham asmi ti) minderwaardigheidscomplex.
In de (Mana) Sona Sutta (S 22.49) verklaart de Boeddha dat kluizenaars (afgezonderden) en brahmanen die de vergankelijkheid, het onbevredigend zijn en de veranderlijke natuur van de vijf aggregaten niet zien, op basis van vorm, gevoel, waarneming, formaties of bewustzijn zichzelf met anderen vergelijken als zijnde beter, gelijk of minderwaardig.
De latente neigingen, als onbewuste mentale wortels van motivatie, werken op de één een bepaalde manier samen. De Tanha Mana Sutta (A. 6.106), bijvoorbeeld, somt het drietal begeerten op samen met de drie soorten eigenwaan/verbeelding, aldus:
De drie soorten begeerte:
De begeerte naar zintuiglijk genoegen (kama,tanha)
De begeerte naar bestaan (bhava,tanha)
De begeerte naar vernietiging (vibhava,tanha), en
De drie soorten eigenwaan [complexen]
Eigenwaan/verbeelding (mana)
Minderwaardigheid eigenwaan/verbeelding (omana)
Superioriteits eigenwaan/verbeelding (atimana)
En eindigt door te zeggen dat van de drie soorten begeerte afstand moet worden gedaan en de drie soorten eigenwaan doorzien (penetrated) dienen te worden. Beide voltooid maken we een einde aan lijden (dat is, bereiken arhatschap).
De latente neiging van eigenwaan/verbeelding functioneert ook met die van begeerte naar bestaan (bhava,raganusaya) en van visie/opinie (ditthanusaya). De drie zijn allen verbonden met, en onderling verbonden door, een besef van zelf-identiteit (sakkaya,ditthi). Zo’n zelf-visie kan variëren van een onschuldig gevoel van zelfvoldoening tot een verraderlijke zelfverheerlijking.
De drie onderscheidingen, of het afmeten van jezelf aan anderen, zijn onjuist en schadelijk door de manier waarop ze gedaan worden. Wanneer we menen dat we beter dan iemand anders zijn, of net zo goed als een ander of inferieur aan een ander, wat zijn dan onze parameters? Wat vergelijken we? Het punt is, wat we werkelijk hebben dat zijn onze zes zintuigen en zes zintuig-objecten en onze gevoelens en waarnemingen van hen. Maar geen van deze zijn duurzaam. Op zijn best vergelijken we alleen maar waarnemingen/percepties en verschijningen, en naar verloop van tijd veranderen zij allemaal.
Het ironische aan eigenwaan/verbeelding is dat het werkelijk zelf-verslaand/afbrekend is. Hoewel een persoon met eigenwaan/verbeelding zelf-gericht is, heeft hij werkelijk
geen besef van zelf. In feite is zo’n persoon altijd afhankelijk van anderen om zichzelf te omschrijven. Hij is vaak zo druk om anderen voor te blijven of gelijke tred te houden, en bang om achter te blijven, dat hij bijna nooit een heilzame kwaliteit in zichzelf ziet. De latente neiging van verbeelding is zo krachtig dat het alleen in een arhat vernietigd is".
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen: (
pas op, gevaar van Siebisme)
Eigenwaan en verbeelding hebben een beladen negatieve betekenis maar hier als latente neiging verwijst het mijns inziens vooral naar de neiging zo in je hoofd te geraken, opgaand in de stroom van gedachten en voorstellingen. Ik zie de onderliggende neiging daartoe, de (aan)drang daartoe, niet als iets immoreels of moreels. Het is gewoon een krachtige neiging. Als je niet opgaat in gedachten en voorstellingen kun je nog een soort intuitieve notie hebben dat je identiteit draait om leegte/ruimtelijkheid en licht/helderheid. Maar als je eenmaal door de onderliggende neiging tot eigenwaan/verbeelding in je hoofd gaat dolen, dan vervaagt dat en wordt dat vervangen door een ander gestolder soort identiteitsbesef. Een concreter geloof in zelf, jezelf als een persoon, als iemand die daar in het hoofd zit.
Verbeelding/eigenwaan vind ik ook weer zeer herkenbaar. Voor mijn gevoel er bij heeft het ook veel te maken met niet goed geaard zijn, snel van slag zijn, snel verward zijn, en ook vooral snel onder de indruk zijn van alles. Dat tekent denk ik dat in vorige levens weinig aandacht is gegeven aan wijsheid. Het is alsof je geest nog piepjong is, zo licht als een veertje.
Er lijkt ook een soort onderliggend verlangen om onder de indruk
te willen zijn. Van jezelf of van anderen, of gebeurtenissen, of wat dan ook. Als die neiging zo onder de indruk te willen zijn, is dat het tegenovergestelde van
nibbida, van ontgoocheling/realisme/nuchterheid, eenvoud, wat de Boeddha zo aanbeveelt. Verbeelding ervaart ontgoocheling/realisme juist als verlies, niet als een kwaliteit. Verbeelding vindt eenvoud ook bedreigend. Misschien past deze vrije associatie ook wel bij andere latente neigingen want ze lijken op elkaar en werken ook op elkaar in. Ik schrijf hier nu al vanuit associërend dus pas op Siebisme!
Ik zie het zo dat verbeelding en wijsheid niet samen gaan. Die neiging om in je hoofd te geraken, te verbeelden, te denken, plannen, dagdromen, is zeer krachtig. Je hoeft soms maar iets te zien, een bepaald tafereel, en je zit meteen al weer midden in de stroom van verbeelding. Je kunt niet echt zeggen dat je hiervoor kiest. Te denken dat dit uit een soort vrije wil gebeurt vind ik niet realistisch. Maar dat de latente neigingen worden gezien als onbewuste wortels van motivatie, dat kan ik wel aanvoelen. Dit geeft toch vorm aan je gedrag.
Eigen-waan leek me wel een mooie vertaling voor deze neiging. Ik bedoel het niet zozeer veroordelend maar veel meer de waan waarbij we alles eigen-maken, dus eigen-waan. Ik
ben eigenaar van dit lichaam, gevoelens, waarnemingen, formaties en bewustzijn. Ik
heb dat alles. Ik
ben boeddhist, moslim, hindoe, jood etc. Dus een soort letterlijk eigen-waan of eigendunk. De wereld draait om verbeelding/eigenwaan.
Siebe