Auteur Topic: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen  (gelezen 15136 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Gepost op: 24-07-2015 12:15 »
Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen

De Boeddha onderwijst dat de bezoedelingen zich in drie lagen in de geest bevinden:
1. De meest basale is het niveau van de latente tendensen (anusaya), waar een bezoedeling enkel sluimerend ligt zonder enige activiteit.
2. Het tweede niveau is het stadium van manifestatie (pariyutthana), waar een bezoedeling, door de invloed van een stimulans, opborrelt in de vorm van onheilzame gedachten, emoties, en wilshandelingen.
3. Dan, op het derde niveau, gaat de bezoedeling aan een zuivere mentale manifestatie voorbij, om een onheilzame handeling door lichaam of spraak, in beweging te zetten. Daarom wordt dit niveau het stadium van overschrijding (vitikamma) genoemd.
http://www.sleuteltotinzicht.nl/wbk.htm#Anusaya

Anguttara Nikaya 7.11(1), Onderliggende neigingen/tendensen (1)
“Bhikkhu’s, er zijn deze zeven onderliggende neigingen. Welke zeven? De onderliggende neiging tot zintuiglijke begeerte, de onderliggende neiging tot afkeer/weerzin de onderliggende neiging tot visies, de onderliggende neiging tot twijfel, de onderliggende neiging tot verbeelding, de onderliggende neiging tot begeerte naar bestaan/worden en de onderliggende neiging tot onwetendheid”.

Anguttara Nikaya 7.12 (2), Onderliggende neigingen/tendensen (2)
“Bhikkhu’s, het spirituele leven wordt geleefd om van de zeven onderliggende neigingen afstand te doen en ze te ontwortelen. Welke zeven? De onderliggende neiging tot zintuiglijke begeerte, de onderliggende neiging tot afkeer/weerzin de onderliggende neiging tot visies, de onderliggende neiging tot twijfel, de onderliggende neiging tot verbeelding, de onderliggende neiging tot begeerte naar bestaan/worden en de onderliggende neiging tot onwetendheid”. Het spirituele leven wordt geleefd om van deze zeven onderliggende neigingen afstand te doen en ze te ontwortelen.
“Wanneer een bhikkhu afstand heeft gedaan van onderliggende neiging tot zintuiglijke begeerte, het aan de wortel heeft doorgehakt, het als de stomp van een palmboom heeft gemaakt, het volledig uitgewist heeft zodat het niet meer in de toekomst kan ontstaan; wanneer hij afstand heeft gedaan van de onderliggende neiging tot afkeer/weerzin...de onderliggende neiging tot visies...de onderliggende neiging tot twijfel...de onderliggende neiging tot verbeelding...de onderliggende neiging tot begeerte naar bestaan...de onderliggende neiging tot onwetendheid, het aan de wortel heeft doorgehakt, het als een stomp van een palmboom heeft gemaakt, het volledig uitgewist heeft zodat het niet meer in de toekomst kan ontstaan, dan wordt hij een bhikkhu genoemd zonder onderliggende neigingen, iemand die begeerte/hunkering heeft afgesneden/overwonnen, de keten afgeworpent, en door volledig door verbeelding heen te breken, heeft hij een einde gemaakt aan lijden”.

Deze teksten over deze neigingen relateren ook aan de hier geposte Cetana sutta’s
(zie http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2235.0.html)

Samyutta Nikaya 12. 38(8}, Cetana (1), fragment

Te Savatthi. “Bhikkhu’s, wat men zich voorneemt, en wat men van plan is, en waar men dan ook naar neigt/uitgaat: dit wordt een basis voor de instandhouding/handhaving/onderhoud van bewustzijn (...).

Siebe


Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #1 Gepost op: 24-07-2015 12:21 »
“Al onze activiteiten- mentaal, verbaal en lichamelijk- zijn niet altijd bewuste activiteiten. In feite is het waarschijnlijker dat de onontwaakte persoon zo gewoontegetrouw handelt dat hij onbewust is van zijn activiteiten. In de vroeg-boeddhistische psychologie wordt van zulke acties gezegd dat ze toch opzettelijk (deliberate) zijn, dat is, ze zijn karmisch beladen (potent). Zulke acties dragen karmische vruchten omdat ze de wortel zijn van hebzucht, haat en begoocheling. Van deze mentale activiteit wordt gezegd dat het plaatsvindt op een voor-bewust niveau. Ze liggen net onder het bewuste, en omdat ze gewoontevol zijn, wordt niet veel gedachte/aandacht, als dat als voorkomt, aan hen gegeven. Ze worden opzettelijk gedaan, maar zonder enige wijze aandacht (yoniso manasikara). Op dit niveau worden zulke acties “formaties” (sankhara) genoemd, karmisch betekenisvolle acties door geest, spraak en lichaam. Deze op hun beurt voeden slaafs de latente neigingen. Latente neigingen, als zodanig, zijn de oorspronkelijke wortels van motivatie (een raar lopende zin, deel weggelaten. Siebe), die diep in de spelonken van onze geest schuilen, niettemin onze activiteiten dicterend en kleurend. Volgens Buddhaghosa worden ze “latente neigingen” genoemd op basis van hun werkingsduur, ze bestaan, als het ware, voor eeuwig, leven na leven, en vormen de voorwaarden voor het ontstaan van nieuwe en hernieuwde begeerte, etc.” (Vism 22.60/684).
(...)
“De Abhidhammatha, sangaha zegt: “De latente neigingen (anusaya) zijn bezoedelingen die ‘samen liggen  met' (anusenti) het mentale proces waar ze bij horen, naar de oppervlakte opstijgend als obsessies wanneer ze dan ook maar de geschikte voorwaarden ontmoeten” (Abhs 7.9). “De term “latente neiging” benadrukt het feit dat de bezoedelingen geneigd zijn te ontstaan zolang ze niet ontworteld zijn door de bovenwereldlijke paden”.
http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 12

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, Latente/onderliggende neigingen en de Ketens (Samyojana)
« Reactie #2 Gepost op: 25-07-2015 14:33 »
Latente/onderliggende neiging (anusaya) en de ketens (samyojana)
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 14/15/16]

“De Maha Malunkya,putta Sutta, Majjhima Nikaya 64, geeft een lijst van vijf latente neigingen die de ‘vijf lagere ketens’ worden genoemd. Deze vijf latente neigingen zijn:

-de latente neiging van zelf-identiteit,
-de latente neiging van twijfel,
-de latente neiging van gehechtheid aan rituelen en geloften,
-de latente neiging van zintuiglijk- verlangen,
-de latente neiging van kwade-wil”.
 
“Deze latente neigingen worden ‘lagere ketens’ genoemd omdat ze ons binden aan de zintuiglijke wereld”. De sutta geeft aan deze vijf lagere mentale ketens al latent aanwezig zijn bij een baby.

“Deze vijf lagere ketens vormen de eerste helft van de tien ketens, die zijn:
-zelf-identiteit visie,
-hardnekkige twijfel,
-gehechtheid aan rituelen en geloften,
-zintuiglijke wellust,
-weerzin,
-hebzucht naar vorm bestaan,
-hebzucht naar vormloos bestaan,
-verbeelding,
-rusteloosheid,
-onwetendheid.

De hogere ketens zijn 6-10 en ze houden ons in de vorm of vormloze wereld, zodat we nog altijd vast zitten in samsara. Vier van de hogere ketens worden gevonden in de set van zeven ketens hier beneden. Keten 6-7 worden de latente neiging voor begeerte naar bestaan. Alleen rusteloosheid lijkt weggelaten te zijn, maar dit wordt gewoonlijk in de latente neiging van twijfel inbegrepen. De arhat heeft al deze tien ketens overwonnen. Een set van zeven latente neigingen wordt gevonden in de Sangiti Sutta, the Cha, Chakka Sutta, de Anusaya Sutta (hier gepost, zie boven), de Patismabhidamagga, de Vibhanga en de Yamaka. De Patisambhidamagga en de Vibhanga (in de Abhidhamma traditie) definieren de latente neigingen op  praktisch dezelfde wijze als in de sutta’s:

En wat zijn de latente neigingen van wezen?
-de latente neiging van zintuiglijke begeerte,
-de latente neiging van afkeer/weerzin,
-de latente neiging van verbeelding,
-de latente neiging van visies/meningen,
-de latente neiging van twijfel,
-de latente neiging van begeerte naar bestaan,
-de latente neiging van onwetendheid.

Dat wat in de wereld aangenaam is en aantrekkelijk daar ligt de neiging van wezens tot zintuiglijke begeerte latent aanwezig. Dat wat in de wereld onplezierig is en onaantrekkelijk daar ligt de neiging van wezens tot afkeer latent aanwezig. Dus in deze twee staten doet onwetendheid zich voortdurend voor, en zo ook verbeelding, verkeerde visie en twijfel. Dit is de latente neiging van wezens”.

(...) “we kunnen veilig aannemen dat “keten” (samyojana) en “latente neiging” (anusaya) synoniemen zijn. Terwijl de ketens worden gebruikt in relatie tot de stadia van heiligheid, benadrukken de latente neigingen het latent zijn en de hardnekkigheid van deze bezoedelingen”.

Zie deze draad voor de ketens in relatie tot de stadia van heiligheid
http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2120.0.html)

groetjes,
Siebe

Offline Marcel

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 3017
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #3 Gepost op: 25-07-2015 15:54 »
Wat is de relatie tussen anusaya en asava?

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #4 Gepost op: 25-07-2015 18:43 »
Wat is de relatie tussen anusaya en asava?

leuke vraag Dirk. Ik heb er wel een ideeen bij, maar ik ga nog even door met het verder bestuderen van die pdf site die ik nog niet helemaal gelezen heb. Misschien komt het daar ook nog ter sprake. Ik zal fragmenten van die site in een stukjes hier posten.

groetjes,
Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Latente neigingen zijn onbewuste processen (en wat Siebisme)
« Reactie #5 Gepost op: 25-07-2015 21:35 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 16/17]

“Latente neigingen zijn onbewuste processen.
Latente neigingen kunnen op/van zichzelf functioneren.
We begonnen dit essay door te zeggen dat we niet altijd bewust zijn. Wanneer onze bewuste geest iets voorneemt (ceteti) en plannen maakt/plant (pakappeti) voedt dit ons karmische of existentiële bewustzijn*, wat betekent dat we in de loop der tijd zullen worden wedergeboren. Echter, zelfs wanneer we noch iets voornemen noch plannen, worden we nog altijd wedergeboren- dit is vanwege het momentum/impuls/aandrang van onze latente neigingen. De Cetana Sutta 1 (S.12.38), verklaart duidelijk:
(*In noot 26 wordt toegelicht dat het hier gaat om een ‘wezen dat geboren gaat worden’ of als ‘wedergeboorte-bewustzijn’ en ‘levens-continuum’. In contrast hiermee staat “cognitief bewustzijn” welk operationeel is gedurende het leven zelf, d.w.z. in zintuig-ervaringen).

"Het bewuste ontstaan van lijden. (1). Bhikkhu’s, wat men zich voorneemt, en wat voor plannen men maakt (wat men plant) en wat men aan latente neigingen heeft [wat latent ligt]- dit is een mentale basis voor de ondersteuning [het zich vestigen] van bewustzijn. Wanneer er een mentale basis [voorwaarde] is, wordt bewustzijn gevestigd.
Wanneer dat bewustzijn wordt gevestigd en daarin groeit, is er verder (continuerend) ontstaan van wedergeboorte. Wanneer er het verder ontstaan van wedergeboorte is, ontstaan er verder geboorte, verval-en-dood, smart, geweeklaag, fysieke pijn, mentale pijn [ongenoegen] en wanhoop. Zo is het ontstaan van deze gehele verzameling lijden.
Het onbewust ontstaan van lijden. (2) Indien, bhikkhu’s men zich niets voorneemt en geen plannen heeft, maar als men nog altijd latente neigingen heeft (anuseti)- is dit een mentale basis (aramana) die bewustzijn ondersteunt. Wanneer er een mentale basis is, is er een ondersteuning van bewustzijn. Wanneer bewustzijn een ondersteuning heeft en groeit, is er verder (continuering) ontstaan van wedergeboorte. Wanneer er het verdere ontstaan van wedergeboorte is, ontstaan er verder geboorte, verval-en-dood, smart, geweeklaag, fysieke pijn, mentale pijn [ongenoegen] en wanhoop. Zo is het ontstaan van deze berg van lijden. Zo is het ontstaan van deze gehele verzameling lijden".

"Volgens Bhikkhu Bodhi vertegenwoordigen hier “wat men zich voorneemt” (ceteti) en “wat men plant” (pakappeti) intentionele formaties (sankhara), de tweede factor van de formule van afhankelijk ontstaan. “Wat men aan latente neigingen heeft” of “wat latent ligt” houdt de latente neigingen in (anusaya), hoofdzakelijk die van onwetendheid en begeerte, dat is, de eerste en achtste factor van de formule. Wanneer we sterven met de latente neigingen van begeerte en onwetendheid nog altijd intact, worden onze intenties en plannen- de concrete manifestaties van begeerte in de vorm van intentionele activiteiten (sankhara)- de basis voor bewustzijn en gaan door, vestigen zich bij een nieuwe “naam-en-vorm (nama, rupa), en initiëren het voortbrengen van een nieuw bestaan. Dit is de gebeurtenis van geboorte, gevolgd door ouderdom-en-dood en andere vormen van lijden tussen geboorte en dood". 
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerking van mij (pas op lezers, gevaar voor Siebisme!): Voor mij moet het uitgangspunt zijn in de duiding van de Leer dat we NU doodloos zijn, ongeboren, geen wezen, geen persoon, niet gelokaliseerd, dus nooit-echt-wedergeboren. Dit is wat Boeddha met ogen van wijsheid heeft gezien en dit is wat alle verlichte wezens ontdekken/zien. Onwetendheid betekent niet-zien dat we Nu doodloos zijn, ongeboren, geen wezen. Geen oog hebben voor onze ware natuur.

Boeddha doet vaak niks anders dan duidelijk maken waarom wij op dit moment dit niet zien/ervaren. Zo mijns inziens ook met de leer van voorwaardelijk ontstaan. Het drukt uit hoe de geest die niet gelokaliseerd is, geen wezen is, doodloos, ongeboren etc. zichzelf precies andersom gaat ervaren. Alles komt op zijn kop te staan. Iets wat niet gelokaliseerd is begint zich te ervaren als gelokaliseerd. Iets wat geen wezen is begint zich te ervaren als een wezen. Iets wat nooit onderhevig is geweest aan geboorte en dood begint een perceptie te ontwikkelen van geboorte en dood. Let wel, dit is niet in het verleden ooit begonnen. Het is hier en nu gaande.

De vertekening hangt vooral samen met het ontstaan, aangroeien en zich stevig gaan vestigen van bewustzijn, hier en nu. De eerste vaak rudimentaire en onbewuste roerselen (sankhara) in de geest,- wat zeker geen duidelijk gemanifesteerde intenties of plannen zijn-, veroorzaken in de geest een instinctief proces van grijpen er naar. Zo groeit bewustzijn geleidelijk aan, het stolt als het ware, en wordt een steeds duidelijker bewustzijn-van-iets, jazeker steeds meer een zelf-bewustzijn. Daarmee groeit ook het gevoel aan dat je belichaamt bent, dat je gelokaliseerd bent, een wezen bent, een zelf, geboren en stervend etc.

We zouden nooit de waarheid over ons eigen bestaan kunnen ontdekken, een ware toevlucht kunnen vinden, als wedergeboorte echt zou zijn gebeurt in het verleden en op een soort verankerende manier zou voortdurend tot nu en de dood. Nee, juist omdat het nooit echt heeft plaatsgevonden, kon Boeddha het doodloze zien/ontdekken. Kon hij het geloof in zijn beperkingen, zijn beperkte identiteit (ik ben dit lichaam, ik ben dit gevoel etc) overstijgen. Juist omdat wedergeboorte nooit echt heeft plaatsgevonden en wij op dit moment al het doodloze, ziektevrije, leedloze, ongeborene zijn is verlichting mogelijk.

Wat zijn dan de verslagen over wedergeboorte? Het lijkt me de ongeboren natuur van geest die verslag doet van zijn vele illusoire ervaringen van incarnatie/lokalisatie. Oneindig vaak heeft de natuur van geest, die het leven is, zich al mens gewaand, dier, hellewezen, etc. Dit is al heel lang gaande. Zulke indrukken zijn verzameld en geven ook de indruk dat de natuur van geest, als continuum, dit allemaal heeft meegemaakt. Een indruk van meerdere levens. Maar iets wat onverdeeld is kan alleen maar door illusie zich over meerdere levens verdeeld hebben gevoeld. De geest is één, en elk gevoel van twee, drie, honderd, duizend, triljoenen, zijn enkel de valse overblijvende indrukken van begoocheling, net zulke vertekende perceptie als ‘ik ben dit lichaam’, ‘ik ben dit gevoel’.

Er is geen komen en gaan. Geen wezen is ooit ergens naartoe gegaan. Er is geen individueel continuum. Er is enkel de grondeloze geest waarin de schijn van individualiteit kan ontstaan. De opeenvolgende indrukken er van leveren ook de schijn van een opeenvolgend individueel bestaan, een continuum.

Voorwaar, illusie! De geest is één, onverdeeld, niet dit noch dat.

Dit is  Siebisme maar soms moet ie iets anders doen dan vertalen en kopieren om levend te blijven.

groetjes,
Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
We zijn (niet) onze latente neigingen
« Reactie #6 Gepost op: 26-07-2015 13:44 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 17/18]

“We zijn onze latente neigingen. Als het gezegde. “We zijn wat denken” een cliche is, wordt diens waarheid bepaald door onze latente neigingen. Gedachten mogen komen en gaan, maar latente neigingen blijven voor eeuwig, tenminste zolang we nog niet ontwaakte zijn. We zijn zonder iets ter wereld gekomen, behalve dan met de latente neigingen; we nemen niks met ons mee wanneer we sterven, behalve onze latente neigingen. Onze latente neigingen volgen ons voortdurend, elk moment van ons niet ontwaakte leven, of we daar nu bewust van zijn of niet. Want, we zijn onze latente neigingen.

De Annatara Bhikkhu Sutta 1 (SN 22.35) geeft ons een kort maar heldere les over dit onderwerp. In antwoord op verzoek van “een zekere monnik” die de Boeddha vraagt om een kort les voor zijn retraite in afzondering, doet de Boeddha hem een plezier met deze les:

Bhikshu, iemand wordt beoordeeld op basis van wat latent aanwezig is in iemand.
Iemand wordt niet beoordeeld op basis van wat niet latent in iemand aanwezig is.

(...)

“Het commentaar van de sutta verklaart dat als we een latente neiging hebben tot vorm door zintuiglijke begeerte, etc. dan worden we in termen van die latente neigingen beschouwd als wellustig/passievol, haatvol of begoocheld. Maar wanneer die latente neiging afwezig is, dan wordt men niet zo beoordeeld (SA 3:265). Bodhi voegt in deze context een interessante noot toe:

“We kunnen daarnaast veronderstellen dat iemand niet alleen op grond van de bezoedelingen wordt beoordeeld, maar zelfs nog meer op basis van het aggregaat waarmee iemand zich voornamelijk identificeert. Iemand die geneigd is tot vorm, wordt als een “fysiek/lichamelijk” persoon beschouwd, iemand die neigt naar gevoel een “hedonist”, iemand die neigt naar waarneming “een estheticus/schoonheidsliefhebber (of feit-verzamelaar?), iemand die naar intentie/wil neigt als een “daadkrachtig persoon”, iemand die naar bewustzijn neigt “een denker”, etc.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen (pas op, gevaar voor Siebisme):
Als je hart open is, dan is het mentale sowieso een bijzaak, kan ik merken. Als het hart gesloten is, dan is het mentale hoofd-zaak, letterlijk en figuurlijk. Het is ook een talent, vind ik, het mentale juist niet zo belangrijk te maken! Dit geldt ook voor mentale neigingen en impulsen. Je kunt er maar beter zo ruimhartig en wijsgerig, liefdevol mogelijk naar kijken, evengoed als het smerigheid is. Kijken zoals een ouder iemand kijkt naar het bloedserieuze spel van spelende kinderen.

Neigingen, impulsen, ook kwaadaardige, ook zaken die verbeelding aangaan, zoals de neiging tot trots, tot jezelf vergelijken met anderen, etc etc. zulke neigingen zitten toch heel stevig ingeworteld in de geest en zijn niet zomaar weg. Wat heeft het voor zin dan er mee in gevecht te raken? Je kunt je dus maar beter instellen op een langdurige samenlevingsvorm met zulke neigingen. Oordelen er over in termen van goed en kwaad is niet echt handig ook, want dat is ook allemaal weer mentale beweging en maakt ons alleen maar kopzwaar. En eenmaal kopzwaar mist de ontspanning en ruimte om mentale zaken op natuurlijke wijze te kennen als niet-zelf, dus als bijzaak. We moeten vooral oppassen voor kopzwaarte. Echt! Kopzwaarte en wijsheid gaat niet goed samen.

Ook wij als niet volledig verlichte mensen volgen nu al niet elke mentale impuls of neiging. Je hoeft dus ook niet een Boeddha te zijn, met alle vermogens etc. perfect ontwikkeld, om toch te weten en ervaren dat je de mentale neigingen niet bent. We kunnen met wijsheid naar zulke neigingen kijken. Ze vanuit ons hart (dus niet vanuit ons hoofd!) kennend als niet-zelf, 'dit ben ik niet', 'dit is niet van-mij', doordrongen van de tijdelijkheid, het komen en gaan van allerlei neigingen en impulsen, ze kennend als onwezenlijk, louter verschijnselen maar vooral als niet-zelf, als bijzaak. Het is heel belangrijk dat we niet vanuit ons hoofd beoefenen want dat maakt alleen maar kopzwaar.  Ons hart weet nu al dat het mentale bijzaak is. Dat is de soort wijsheid die we nodig hebben. Als je op een natuurlijke ongekunstelde manier ontspannen bent, dan is het eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld dat je mentale impulsen en neigingen gewoon laat komen en gaan. Het is een staat van eenvoud. De natuurlijke orde is dat het hart, wij, de  geest het mentale kent als bijzaak. Maar als we om wat voor reden ook uit balans raken, dan raakt ook die natuurlijke rangorde van hart/geest en het mentale/hoofd, uit balans. Ja, en vanuit onze kopzwaarte lijkt het dan waar te zijn dat wij onze mentale neigingen zijn. Dit is de waarheid van kopzwaarte.

groetjes,
Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Niveau's van bezoedelingen
« Reactie #7 Gepost op: 26-07-2015 20:29 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 18/19]

“Niveau’s van bezoedelingen. Hoewel alle bezoedelingen, in zekere zin, anusaya zijn, zijn de zeven hier genoemde de meest prominente (Abhs:BRS 268). De eerste drie latente neigingen (van zintuiglijke begeerte, van afkeer/weerzin en van verbeelding) worden in de Sall’atthena Sutta (S. 36.6) en de Cula, vedalla Sutta (M44) genoemd, waarvan de laatste zegt: “De latente neiging van zintuiglijk begeerte is gebaseerd op (underlies) aangenaam gevoel. De latente neiging van afkeer/weerzin is gebaseerd op onaangenaam gevoel. De latente neiging tot onwetendheid is gebaseerd op een neutraal gevoel” (M44.25/1:303). De Majjhima Tika over deze passage zegt dat deze drie bezoedelingen latente neigingen genoemd worden in de zin dat ze nog niet vernietigd zijn in het levens-continuum (bhav’anga) waartoe ze behoren en omdat ze in staat zijn om te ontstaan wanneer de voorwaarden juist zijn (MAT:Be 2:286). De Visuddhi, magga verklaart hoe dit gebeurt door drie niveau’s van bezoedelingen te onderscheiden, dat is, als volgt:

(1.) Het stadium van overschrijding/zondigen (vitikamma), een grof niveau van bezoedelingen waar ze aanzetten tot onheilzame lichamelijke en verbale activiteiten.
(2.) Het niveau van obsessie/manifestatie (pariyutthana), een obsederend niveau van bezoedelingen, waar ze ontstaan om de geest te obsederen en onderwerpen/tot slaaf maken.
(3.) Het latente niveau (anusaya), een subtiel niveau van bezoedelingen, waar ze verblijven als latente gezindheden/neigingen in het levens-continuum (bhavanga)”.

(...)

“De latente neigingen (anusaya) liggen sluimerend in het levens-continuum (bhav’anga), klaar om hun lelijke kop weer op te steken en een ravage aan te richten bij de geringste aansporing.
Het grove niveau van overschrijdende/zondigende bezoedeling wordt verhinderd door het bewaken/onderhouden van morele (gedrags-)voorschriften (sila). Het gewoontevolle niveau van obsederende bezoedeling wordt overwonnen door mentale cultivatie (samadhi). En het subtiele niveau van latente bezoedeling wordt overwonnen door inzicht wijsheid (panna) ( Vism. 1.13/5). Naar deze drie niveau’s van bezoedelingen wordt in de Commentaren vaak verwezen".

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De Latente Neiging van Zintuiglijke Begeerte
« Reactie #8 Gepost op: 27-07-2015 13:04 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 19/20]

1. De latente neiging van zintuiglijke begeerte

Waarom we begeren. De allereerste latente neiging is die van zintuiglijke begeerte (kama, raganusaya). Dit is normaal/natuurlijk omdat alles wat we hebben onze zes zintuigen zijn- het oog, oor, neus, tong, lichaam en geest- die voortdurend/dwangmatig zoekt naar zintuiglijke objecten- vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en geest-objecten. Elk moment ziet de geest er naar uit om een mentaal object vast te houden, zoals de Assutava Sutta 1 (S 12.61) zegt, net zoals een aap zich aan de ene na de andere tak vastklampt, van boom tot boom slingerend.
We worden op impulsieve wijze beheerst door onze zintuigen vanwege ons lichaam dat bestaat uit de vier elementen- aarde water, vuur en wind (in eenvoudige woorden, soliditeit/stevigheid, vloeibaarheid, warmte en lucht)- dat precies dezelfde elementen zijn die ons omgeven en ons ondersteunen. Dus het is natuurlijk/normaal dat we de manifestatie van zulke elementen binnenin ons en buiten ons gewaarworden.
Maar we zijn niet alleen een lichaam; belangrijker, we hebben een geest of bewustzijn. Het is de geest die feitelijk betekenis geeft aan onze zintuiglijke ervaringen. De ongetrainde en niet-ontwaakte geest, onzeker van de ware natuur van de vier elementen en van zichzelf (als bewustzijn), blijft elk object achterna jagen dat het als aangenaam beziet, verwerpend/afkeurend wat het als onaangenaam ziet, en negerend wat het niet kent (of als neutraal aanvoelt, Siebe). Zintuiglijke lust (kama raga) of zintuiglijk verlangen (kama, raganusaya) is in essentie begeerte/hunkering (tanha; Skt trsna), “dorst”, op zijn meest elementaire of meest instinctieve wijze. In mensen wordt deze begeerte/hunkering versterkt en gecompliceerd door onze taal, die virtuele realiteiten in ons oproept. We zijn geneigd om meer van onze zintuiglijke ervaringen te maken dan zijn werkelijk zijn: in principe falen we om de vergankelijkheid van zulke ervaringen te zien. Dus we blijven elk extern zintuig-object of zintuiglijke stimulus achterna jagen.

Zelf-begeerte en ander-begeerte. We zijn niet in staat om een zintuiglijk-object te zien zoals het werkelijk is vanwege onze onwetendheid. Begeerte/hunkering (tanha) en onwetendheid (avijja) zijn de verbonden tweeling die ons bestaan ondersteunen en bestendigen. Terwijl onwetendheid een soort blindheid is, een onvermogen om voorbij de oppervlakte van zaken te kijken, is begeerte/hunkering de dolle overlever altijd zijn zelfzuchtige doeleinden najagend. Onwetendheid is blind en begeerte/hunkering is lam. Dus onwetendheid draagt begeerte/hunkering op zijn schouders; begeerte/hunkering vertelt onwetendheid waar naar toe te gaan, en onwetendheid gehoorzaamt blindelings.
Een wezenlijk kenmerk van zintuiglijke begeerte is dat het altijd het verleden najaagt, zelfs wanneer het in de toekomst kijkt. Ons gevoel van wat blijvend is, aangenaam, essentieel of goed wordt bepaald door waar we vertrouwd mee waren. Dus het komt er op neer dat we al onze levens onszelf (onze bekende patronen, Siebe) blijven herhalen; dat is waarom zintuiglijke begeerte nooit genoeg van zichzelf krijgt. Op zijn slechtst is het een existentieel narcisme; op zijn best is het een externe zoektocht naar zelfbevrediging. Geen van deze kan de zelf-gecreeerde leemte vullen. De slang die op pijnlijke wijze in diens eigen staart bijt, zoekt niks anders dan het beëindigen van zijn eigen pijn, maar het gaat maar door met bijten.
De latente neiging van zintuiglijke begeerte is innig gekoppeld aan het ontstaan van aangename gevoelens. Deze relatie is echter geen noodzakelijke, aangezien sommige aangename gevoelens, zoals de gelukzaligheid van dhyana of meditatieve absorptie, deze latente neiging niet activeren. Het is de Boeddha’s bekwaamheid deze twee soorten genoegens te onderscheiden die hem resoluut naar de middenweg leidt en naar ontwaken.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen (pas op, gevaar voor Siebisme). Op de diepste manier lijkt deze onderliggende neiging dus een neiging waardoor de geest niet kan rusten of verwijlen in diens eigen lege heldere niet-gehechte contactloze natuur (dwz niet als bewustzijn-van-iets). De geest wordt vanuit een instinctief, dwz. vanuit een (opgebouwde/verzamelde) aandrang, aangejaagd zich voortdurend vast te klampen aan zintuiglijke ervaringen. Anders gezegd, de geest neigt voortdurend naar een vorm van contact. Dat kan zijn met geuren, lichamelijke aanrakingen, ideeen, het gehele zintuiglijke domein. Als aandrang tot contact is het een aandrang tot bewustzijn-van-iets. Als aandrang tot bewustzijn-van-iets is het een aandrang tot zelfbevestiging, tot dualiteit, verwardheid, lijden, samsara.
De geest, wij, voelen ons niet goed thuis in ongerichtheid, in contactloosheid. Dan herkennen we onszelf niet. We hebben onszelf er nooit in herkend. Zo is een karmische aandrang verzameld om telkens weer contact te maken, als een vorm van zelfbevestiging, als een vorm van bevestiging..."Ik besta want ik-ervaar-iets", "ik besta want ik neem iets waar", "ik besta want ik ben me bewust van iets".
Waar de geest mee in contact treedt, dat herkent de geest, op vertekende wijze, als zelf, als ‘dit ben ik’ (khandha ) terwijl de geest, wij dus, onszelf niet herkennen in het enkel lege, heldere en verwijlende aspect van geest, het contactloze. Daartoe nodigt de Boeddha uit. Bij de beëindiging van waarneming & gevoel beëindigt ook bewustzijn-van-iets. Geest ziet dan diens eigen ongeboren doodloze ware gezicht. Het is geest die geest herkent. Bewustzijn(van-iets) kan geest niet herkennen. Dus waarom begeren we?
We hebben ons ware gezicht nooit gezien. Er is onwetendheid.

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De Latente Neiging van Afkeer
« Reactie #9 Gepost op: 28-07-2015 10:48 »
http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 20]

2. De latente neiging van afkeer/weerzin

Plezier en pijn zijn kanten van dezelfde munt. Dat we zintuiglijk verlangen hebben betekent noodzakelijkerwijs dat we ook afkeer hebben van wat niet onze verlangens bevredigt. De latente neiging van afkeer (patighanusaya) gaat derhalve samen met die van zintuiglijk verlangen. In de Cula Vedalla Sutta (M 44) legt de non Dhamma,dinna aan de leek Visakha uit dat plezier en pijn aan elkaar verwant zijn:

Plezierig gevoel, avuso Visakha, is plezierig wanneer het aanhoudt en pijnlijk wanneer het verandert. Pijnlijk gevoel is pijnlijk wanneer het aanhoudt en plezierig wanneer het verandert.
Neutraal gevoel is plezierig wanneer er kennis van is, en pijnlijk wanneer er geen kennis van is.

Hierna voegt ze toe:

Avuso Visakha, de latente neiging van begeerte ligt latent in een plezierig gevoel.
De latente neiging van afkeer ligt latent in een pijnlijk gevoel.
De latente neiging van onwetendheid ligt latent in een neutraal gevoel.
(M 44.25/1:303)=SD 40a9.

In de lijst van vijf latente neigingen die wordt gegeven in de Maha Malunkya,putta Sutta (M 64) is kwade wil (vyapada) de laatste. In dit specifieke geval vervangt kwade wil het meer gebruikelijke afkeer (patigha) gevonden in de bekende lijst van zeven onderliggende neigingen (zie openingspost, Siebe).

De Maha Malunkya,putta Sutta verklaart dat zelfs een zuigeling een onderliggende neiging van afkeer heeft. Dit is zo hoewel een pasgeboren kind nog niet de perceptie heeft van een “wezen”, wat het onmogelijk maakt dat afkeer van andere wezens feitelijk in het kind ontstaat. Dus afkeer is een natuurlijk kenmerk van niet ontwaakte wezens, of we fysiek of mentaal rijp zijn of niet.

Emotionele reactiviteit. De Pali term voor afkeer is patigha, wat letterlijk “terugslaan” betekent. Het wijst op een instinctief reactief soort gedrag. Dit gedrag is gebaseerd op een dualistische staat van zaken. Zoals we hebben gezegd zijn zintuiglijke begeerte en afkeer de verschillende kanten van dezelfde munt. Waar we instinctief van houden, bepaalt waar we een hekel aan zouden hebben. Zintuiglijke begeerte is hier het feit van aantrekken, terwijl afkeer een factor van afstoten/wegduwen is.
Een emotioneel reactief persoon reageert instinctmatig op iedere stimulus, zowel interne als uiterlijke stimuli. Wanneer zo’n persoon gewond is of bang is hij er meteen op uit anderen pijn te doen of zoekt een externe toevlucht. Wanneer hij het zo waarneemt dat anderen hem pijn doen, slaat hij onmiddellijk terug. Zulk reactief gedrag is niet alleen voorspelbaar maar is ook sub-menselijk, aangezien hij geen keus heeft, als het ware, dan op deze manier te reageren. Hij heeft zichzelf onderworpen aan het reptielenbrein en gebruikt bijna nooit de cerebrale cortex.
De juiste meditatie is hier essentieel om te helen. Adem meditatie kalmeert de geest en maakt deze helder, zodat het vrij is van diens reactiviteit, tenminste voor de duur van de meditatie. Wanneer de meditatie op de juiste manier wordt onderhouden, wordt het een positieve gewoonte die de reactieve neigingen verdrijft.
Deze praktijk dient ondersteund te worden door de beoefening van liefdevolle vriendelijkheid, dat in wezen een onvoorwaardelijke acceptatie is van jezelf en anderen. Liefdevolle vriendelijkheid begint met onvoorwaardelijk zelf-acceptatie, dat externe overheersing niet nodig heeft. Terwijl we anderen beginnen te zien net zoals onszelf op een heilzame manier, is er geen behoefte meer om reactief te zijn, aangezien we de zelf-ander dualiteit hebben overstegen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen (pas op, gevaar voor Siebisme). Als het gaat om gedachten van zin aan aangename zintuiglijke ervaringen, gedachten van kwade wil, gedachten van wreedheid, wat in de sfeer van motivatie zit, dan raadt Boeddha in de sutta's aan dit niet te tolereren maar er afstand van te doen, het te verdrijven en het uit bestaan te verwijderen (Zie bijvoorbeeld: http://www.accesstoinsight.org/tipitaka/mn/mn.002.than.html, onder punt 6).
Het is onderdeel van de Juiste IJver om zulke schadelijke mentale kwaliteiten niet te laten ontstaan, en als ze ontstaan zijn te verdrijven en weer te vervangen door heilzame kwaliteiten zoals liefdevolle vriendelijkheid.
Ook deze latente neiging van afkeer is een hardnekkige gewoonte, ingesleten gedurende vele levens waarin dit gedrag eerder vertoond is, en zo onderdeel is gaan uitmaken van onze aanleg.
Afkeer/weerzin/afstoten heeft ook, net als aantrekken/verlangen, als directe reactie/emotie, niet betrekking op zaken die los of extern van ons bestaan. Een geur die je ruikt en die afkeer oproept, als voorbeeld, die geur is al onderdeel van de stroom van bewustzijn, iets subjectiefs zeg maar, en niet iets externs of iets los van ons waar we op reageren. Het zijn responsen op gewaarwordingen. Het lijkt misschien soms zo dat we reageren op een uiterlijke wereld, een wereld los en onafhankelijk van bewustzijn, een objectieve wereld bestaande uit geuren, vormen, kleuren, geluiden etc. maar geuren, vormen, kleuren, geluiden etc. zijn het domein van bewustzijn.

Wat de woorden van de non Dhamma,dinna betekenen: "Neutraal gevoel is plezierig wanneer er kennis van is, en pijnlijk wanneer er geen kennis van is", dat weet ik niet precies. Heeft iemand hier ideeen bij of ervaring mee?

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De Latente neiging eigenwaan/verbeelding
« Reactie #10 Gepost op: 29-07-2015 11:25 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 21-23]

3. De latente neiging van eigenwaan/verbeelding

"Het drievoudige grijpen/vastklampen. We kunnen onze zintuiglijke begeerte en overeenkomstig ook onze afkeer verzwakt hebben. En we kunnen hierbij een soort besef van zelf-verwezenlijking hebben. Ons gevoel van zelf-belangrijkheid, een besef van persoonlijke bekwaamheid of uitmuntendheid, zelfs uniekheid, is gewoonlijk te subtiel of te overweldigend om door onszelf opgemerkt te worden. We kunnen een glimp van inzicht opvangen wanneer iemand het ons aangeeft, maar toch, het afweermechanisme van het zelf is overweldigend. Dit is vanwege de latente neiging van eigenwaan (mananusaya). Eigenwaan is zelf-verblindend en overweldigend omdat het bijzonder zeldzaam is dat we echt naar onszelf, en nog minder, in onszelf kunnen kijken. We worden in beslag genomen door een naar buiten toe gerichte kijk, op anderen, onszelf aan anderen afmetend en met anderen vergelijkend. Deze neiging is zo krachtig dat de verhandelingen, zoals de Alagaddupama Sutta (M 22), onderwijst dat alle en elk van de vijf aggregaten, beschouwd dienen te worden als ‘Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf’. Deze drie verklaringen- “Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf”, zijn de respectievelijke tegendelen van het drievoudige grijpen/vastklampen (ti,vidha gaha), namelijk,

"Dit is van mij” (etam mama)(ontstaat door begeerte/hunkering, tanha,gaha) = “mijn-maken”;
“Dit ben ik” (eso’ham asmi) (ontstaat door verbeelding, mana,gaha) =”verbeelding/eigenwaan”; en
“Dit is mijn zelf” (eso me atta) (ontstaat door verkeerde visie, ditthi,gaha) =”Ik-maken”.
(Anatta,lakkhana Sutta, S 3:68=SD 1.2)


Deze drie verkeerde opvattingen/houdingen zijn ook bekend als de “latente neigingen tot ‘Ik’-maken, ‘mijn’-maken en verbeelding” (ahan.kara,maman.kara,mananusaya), dat een ingewikkelder naam is voor de latente neiging van eigenwaan/verbeelding.
Deze drievoudige soorten grijpen/vastklampen zijn de belangrijkste factoren achter een verstoord soort denken/voorstellen (mannana) (M 1) en mentale proliferatie (papanca) (M 18) (dat het toeneemt/zich  ontwikkelt, Siebe). In het kort, zulke ervaringen zijn niet louter “overtuigingen/opinies” maar zijn directe reacties op de realiteit.
De Khemaka Sutta (S 22.89) gebruikt een parabel om de tonen hoe moeilijk het is om de latente neigingen van eigenwaan/verbeelding (mananusaya) te bespeuren:

23 Avuso, hoewel een edele leerlingen afstand heeft gedaan van de vijf lagere ketens blijft er toch met betrekking tot de vijf aggregaten van hechten in hem een residu van eigenwaan verwijlen van ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’, een latente neiging ‘Ik ben” die nog niet ontworteld is.
De perceptie van vergankelijkheid. Enige tijd later verblijft hij het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwend:
Zo is vorm, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn gevoelens, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is waarneming, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn formaties, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is bewustzijn, zo diens ontstaan, zo diens heengaan.

24 Terwijl hij zo het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwt, wordt dit residu van verbeelding ‘Ik ben’, dit verlangen ‘Ik ben’, deze latente neiging ‘Ik ben’ dat nog niet ontworteld is, ontworteld.
25 De parabel van het kleed. Avuso, het is net zoals een stuk kleed, wanneer het smerig is geworden en vol vlekken zit, zullen diens eigenaren het aan een wasser overhandigen. De wasser zou het dan gelijkmatig schrobben met schoonmaakmiddel, loog of koeienmest en het afspoelen in schoon water.
26 Hoewel het kleed puur en schoon zou worden, zou het toch nog een restgeur hebben van het schoonmaakmiddel, loog en de koeienmest die nog niet verdwenen was.
27 Avuso, hoewel een edele leerlingen afstand heeft gedaan van de vijf lagere ketens verwijlt er met betrekking tot de vijf aggregaten van hechten in hem toch een residu van de eigenwaan ‘Ik ben’, een verlangen ‘Ik ben’, een latente neiging ‘Ik ben’, die nog niet ontworteld is.
Enige tijd later verblijft hij het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwend:

Zo is vorm, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn gevoelens, zo diens ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is waarneming, zo diens ontstaan, zo diens heengaan;
Zo zijn formaties, zo hun ontstaan, zo hun heengaan;
Zo is bewustzijn, zo diens ontstaan, zo diens heengaan.

Terwijl hij zo het ontstaan en heengaan in de vijf aggregaten van hechten aanschouwt, zou dit residu van verbeelding ‘Ik ben’, dit verlangen ‘Ik ben’, deze latente neiging ‘Ik ben’, die nog niet ontworteld is, ontworteld worden. (S 22.89.23-27/3:130 f) = SD 14.13

De drie complexen. Hier zullen we in het kort de tweede van het drievoudig grijpen/vastklampen onderzoeken- die van ‘Dit ben ik” (eso’ham asmi)- die ontstaat vanwege het grijpen/vastklampen door eigenwaan/verbeelding (mana,gaha). Wanneer we de visie onderhouden ‘Dit ben ik’ klampen we ons vast aan de notie van dualiteit, dat is, er is een “Ik” en “ander” voorbij het louter conventionele gebruik van de woorden. In spreektaal, dit is de “oordelende” mentaliteit, of de “dit is mijn persoonlijkheid” houding/opvatting, dat is, we meten ons aan anderen, de volgende drie indelingen volgend samen met hun psychologische verwanten:

“Ik ben beter dan...”(seyyo’ham asmi ti) superioriteitscomplex
“Ik ben gelijkwaardig aan [hetzelfde als]... (sadiso’ham asmi ti) gelijkwaardigheidscomplex; en
“Ik ben minderwaardig aan...” (hino’ham asmi ti) minderwaardigheidscomplex.

In de (Mana) Sona Sutta (S 22.49) verklaart de Boeddha dat kluizenaars (afgezonderden) en brahmanen die de vergankelijkheid, het onbevredigend zijn en de veranderlijke natuur van de vijf aggregaten niet zien, op basis van vorm, gevoel, waarneming, formaties of bewustzijn zichzelf met anderen vergelijken als zijnde beter, gelijk of minderwaardig.

De latente neigingen, als onbewuste mentale wortels van motivatie, werken op de één een bepaalde manier samen. De Tanha Mana Sutta (A. 6.106), bijvoorbeeld, somt het drietal begeerten op samen met de drie soorten eigenwaan/verbeelding, aldus:

De drie soorten begeerte:
De begeerte naar zintuiglijk genoegen (kama,tanha)
De begeerte naar bestaan (bhava,tanha)
De begeerte naar vernietiging (vibhava,tanha), en

De drie soorten eigenwaan [complexen]
Eigenwaan/verbeelding (mana)
Minderwaardigheid eigenwaan/verbeelding (omana)
Superioriteits eigenwaan/verbeelding (atimana)

En eindigt door te zeggen dat van de drie soorten begeerte afstand moet worden gedaan en de drie soorten eigenwaan doorzien (penetrated) dienen te worden. Beide voltooid maken we een einde aan lijden (dat is, bereiken arhatschap).
De latente neiging van eigenwaan/verbeelding functioneert ook met die van begeerte naar bestaan (bhava,raganusaya) en van visie/opinie (ditthanusaya). De drie zijn allen verbonden met, en onderling verbonden door, een besef van zelf-identiteit (sakkaya,ditthi). Zo’n zelf-visie kan variëren van een onschuldig gevoel van zelfvoldoening tot een verraderlijke zelfverheerlijking.
De drie onderscheidingen, of het afmeten van jezelf aan anderen, zijn onjuist en schadelijk door de manier waarop ze gedaan worden. Wanneer we menen dat we beter dan iemand anders zijn, of net zo goed als een ander of inferieur aan een ander, wat zijn dan onze parameters? Wat vergelijken we? Het punt is, wat we werkelijk hebben dat zijn onze zes zintuigen en zes zintuig-objecten en onze gevoelens en waarnemingen van hen. Maar geen van deze zijn duurzaam. Op zijn best vergelijken we alleen maar waarnemingen/percepties en verschijningen, en naar verloop van tijd veranderen zij allemaal.
Het ironische aan eigenwaan/verbeelding is dat het werkelijk zelf-verslaand/afbrekend is. Hoewel een persoon met eigenwaan/verbeelding zelf-gericht is, heeft hij werkelijk geen besef van zelf. In feite is zo’n persoon altijd afhankelijk van anderen om zichzelf te omschrijven. Hij is vaak zo druk om anderen voor te blijven of gelijke tred te houden, en bang om achter te blijven, dat hij bijna nooit een heilzame kwaliteit in zichzelf ziet. De latente neiging van verbeelding is zo krachtig dat het alleen in een arhat vernietigd is".
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen: (pas op, gevaar van Siebisme)
Eigenwaan en verbeelding hebben een beladen negatieve betekenis maar hier als latente neiging verwijst het mijns inziens vooral naar de neiging zo in je hoofd te geraken, opgaand in de stroom van gedachten en voorstellingen. Ik zie de onderliggende neiging daartoe, de (aan)drang daartoe, niet als iets immoreels of moreels. Het is gewoon een krachtige neiging. Als je niet opgaat in gedachten en voorstellingen kun je nog een soort intuitieve notie hebben dat je identiteit draait om leegte/ruimtelijkheid en licht/helderheid. Maar als je eenmaal door de onderliggende neiging tot eigenwaan/verbeelding in je hoofd gaat dolen, dan vervaagt dat en wordt dat vervangen door een ander gestolder soort identiteitsbesef. Een concreter geloof in zelf, jezelf als een persoon, als iemand die daar in het hoofd zit.
Verbeelding/eigenwaan vind ik ook weer zeer herkenbaar. Voor mijn gevoel er bij heeft het ook veel te maken met niet goed geaard zijn, snel van slag zijn, snel verward zijn, en ook vooral snel onder de indruk zijn van alles. Dat tekent denk ik dat in vorige levens weinig aandacht is gegeven aan wijsheid. Het is alsof je geest nog piepjong is, zo licht als een veertje.
Er lijkt ook een soort onderliggend verlangen om onder de indruk te willen zijn. Van jezelf of van anderen, of gebeurtenissen, of wat dan ook. Als die neiging zo onder de indruk te willen zijn, is dat het tegenovergestelde van nibbida, van ontgoocheling/realisme/nuchterheid, eenvoud, wat de Boeddha zo aanbeveelt. Verbeelding ervaart ontgoocheling/realisme juist als verlies, niet als een kwaliteit. Verbeelding vindt eenvoud ook bedreigend. Misschien past deze vrije associatie ook wel bij andere latente neigingen want ze lijken op elkaar en werken ook op elkaar in. Ik schrijf hier nu al vanuit associërend dus pas op Siebisme! 
Ik zie het zo dat verbeelding en wijsheid niet samen gaan. Die neiging om in je hoofd te geraken, te verbeelden, te denken, plannen, dagdromen, is zeer krachtig. Je hoeft soms maar iets te zien, een bepaald tafereel, en je zit meteen al weer midden in de stroom van verbeelding. Je kunt niet echt zeggen dat je hiervoor kiest. Te denken dat dit uit een soort vrije wil gebeurt vind ik niet realistisch. Maar dat de latente neigingen worden gezien als onbewuste wortels van motivatie, dat kan ik wel aanvoelen. Dit geeft toch vorm aan je gedrag.
Eigen-waan leek me wel een mooie vertaling voor deze neiging. Ik bedoel het niet zozeer veroordelend maar veel meer de waan waarbij we alles eigen-maken, dus eigen-waan. Ik ben eigenaar van dit lichaam, gevoelens, waarnemingen, formaties en bewustzijn. Ik heb dat alles. Ik ben boeddhist, moslim, hindoe, jood etc. Dus een soort letterlijk eigen-waan of eigendunk. De wereld draait om verbeelding/eigenwaan.

Siebe


Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De latente neiging van visies/opinies
« Reactie #11 Gepost op: 30-07-2015 10:20 »
4. De latente neiging van visies/opinies

"Verkeerde visie. We hebben al eerder opgemerkt dat latente neigingen vaak samen werken. Dit is zeker het geval met de latente neiging van visies (ditthanusaya), dat samenspant met de latente neigingen van eigenwaan/verbeelding en de begeerte naar bestaan. Deze drie zijn allen verbonden met, en onderling verbonden door, een besef/gevoel van zelf-identiteit (sakkaya,ditthi).
Op een bepaalde manier is onze geest als een gluurder in een geheime kamer met vijf geavanceerde consoles voor het monitoren van aanblikken/verschijningen, geluiden, geuren, smaken en aanrakingen rondom ons. Aangezien we stiekem in onze eigen kamer opgesloten zijn, kunnen we alleen maar hulpeloos de console monitoren bekijken, en kunnen werkelijk niets doen aan wat we daar zien. We kunnen alleen maar ideeën vormen over wat zien op deze vijf console monitoren.
Zoals Paul Fuller oppert, “het verderf [asava] van visies is de gehechtheid aan kennis” (2005: 79). De existentiële gluurder wordt er toe gedreven om visies te verzamelen, omdat geen van deze hem bevredigen. Dit is omdat de zesde console-dat monitoren van onze geesten- niet werkt. Dus we hebben geen idee wat er werkelijk in onszelf (of buiten onszelf) gebeurt. In werkelijkheid is alles wat we zien in de vijf consoles onze eigen waarnemingen en noties van de vijf fysieke zintuiglijke ervaringen. We wagen ons zelden, indien al ooit, daar in de frisse en open lucht van de realiteit. Dus we zijn gevangen in onze eigen virtuele wereld van zelf-gemaakte visies.
Op een bepaalde manier zijn alle visies verkeerde visies. Misschien is dat waarom we ons zo zelf-voldaan voelen wanneer we een zekere leraar denigreren, of onze eigen website hebben, of een menigte toespreken. Ons verhongerende zelf voelt zich weldoorvoed, bevredigd, voor het moment. Maar wat zijn we hier nou werkelijk aan het doen? We proberen ons zelfbesef/gevoel van zelf (of gebrek er aan) uit te breiden over de maatschappij en internet; zo denken we. Dat is, totdat helder begrip opkomt door een directe ervaring van ware werkelijkheid.
Visie van zelf-identiteit. De meest verraderlijke/bedrieglijke van visies is zelf-visie, of preciezer visie van zelf-identiteit (sakkaya,ditthi). Dit is de visie die ons vertelt: Ik besta; luister naar mij; dit is mijn lichaam; Ik ben een man of een vrouw, beroemd of belangrijk; dit meisje of deze jongen is van mij; Ik heb geld, creditcards, een auto, een eigenwoning, en lidmaatschap van de golfclub. Het volgende dat de visie van zelf-identiteit doet, is dat het er voor zorgt dat we over deze dingen praten, of anderen horen spreken over deze dingen, die onze Ik-heid bepalen. Daarna, om dit alles te bekronen, kunnen we misschien gaan zoeken naar een religie of tenminste een leraar die al onze zelf-visies goedkeurt; of nog beter, als we genoeg geld en charisma hebben, starten we onze eigen religie of tempel. Dit verklaart waarom er tegenwoordig zoveel (door) geld-voortgebrachte en geld-producerende Boeddhismen en religies bestaan.
De Isi,datta Sutta 2 (S 41.3) verklaart dat wanneer er visie van zelf-identiteit is, de tien ‘onbeantwoorde kwesties’ (avyakata) en de 62 bases voor verkeerde visies van de Brahma,jala Sutta (D 1) ontstaan. In andere woorden, de visie van zelf-identiteit is de bron van wereldlijk gesprekken/verhandelingen.
We moeten onszelf er nogmaals aan herinneringen dat wat voor zelf-visie er dan ook kan ontstaan, dit heeft altijd te maken met één van de vijf aggregaten: vorm, gevoel, waarneming, formaties of bewustzijn. Of, eenvoudiger gezegd, welke visie van zelf-identiteit we ook hebben, het heeft te maken met ons fysieke-zijn of mentale staat: hoe dan ook, het is vergankelijk en wat vergankelijk is, is onbevredigend, en wat vergankelijk en onbevredigend is, heeft geen verwijlende entiteit of zelf.
Juiste visie moet beoefend worden. Religie maakt net als elk menselijk discours gebruik van visies, en juiste visie wordt in het bijzonder gewaardeerd in boeddhisme. Echter, zelfs juiste visie wordt negatief als men dit dogmatisch gebruikt, dat is, als middel om de menigte te controleren en als middel tot economische groei, in plaats van spirituele verzaking en persoonlijke groei. Om deze reden gebruikt de Boeddha in de Alagaddupama Sutta (M 22) de parabel van het vlot, ons er aan herinnerend de Dhamma te gebruiken als een middel, als een vlot, om de wateren van lijden over te steken. En na de parabel van het vlot begrepen te hebben, vermaant de Boeddha, “je moet zelfs afstand doen van de dharma’s, om maar niet te spreken van wat niet-dharma is!”.
Ons vastklampen aan juiste visie maakt fanatici van ons; juiste visie loslaten bevrijdt ons. De bedoeling van Boeddha Dhamma is niet enkel om verkeerde visie op te geven en juiste visie te verwerven. Beide zijn net zo goed visies. In meditatie training weten serieuze beoefenaars dat we alleen werkelijk kunnen focussen nadat we zowel verkeerde visie als juiste visie hebben opgegeven. Elk soort visie brengt woorden en ideeën met zich mee, dat een directe ervaring van ware realiteit belemmert.
Boeddhistische training mag dan beginnen met juiste visie, maar we moeten voorbij juiste visie gaan, en onze lichamen en geesten op een heilzame manier ontwikkeld zien. In andere woorden, juiste visie “wordt beoefend, niet aangenomen of in gelooft”. Werkelijk juiste visie hebben, is geen visie hebben, maar het is niet een leeg hoofd hebben: het is het gedrag van een bevrijde heilige die zowel wijs als mededogend is, zoals de Boeddha".

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De latente neiging van twijfel
« Reactie #12 Gepost op: 31-07-2015 10:18 »
5. De latente neiging van twijfel

Slechte twijfels. Wanneer de latente neiging van  twijfel (vicikiccha’nusaya) verschijnt als een mentale hindernis (samyojana) kan het zich manifesteren in verbinding met interne of externe verschijnselen. Het commentaar bij de Pariyaya Sutta (S 46.52) verklaart dat de “interne” verschijnselen die worden betwijfeld, verwijzen naar onze eigen vijf aggregaten (of ze werkelijk vergankelijk zijn etc.) en de “externe” verschijnselen verwijst naar de “grote twijfel” (maha vicikiccha) over de acht punten, dat is, de Drie Juwelen, de training, het verleden, het heden, de toekomst en voorwaardelijk ontstaan (SA 2:309, 3:170).
Een welbekend beeld voor twijfel is begrijpelijkerwijs de splitsing van een weg. Dit kan deze twee soorten twijfel vertegenwoordigen, maar gewoonlijk verwijst het naar het feit dat we op enig punt op onze levensweg belangrijke keuzes moeten maken. De keuze is moeilijk of verkeerd wanneer we spiritueel onwetend zijn; of erger, na de verkeerde keuze gemaakt te hebben, we er van overtuigd zijn dat het de juiste is, dat is begoocheling. Onwetendheid (avijja) verwijst hier naar een gebrek aan spiritueel begrip (of beter, ervaring) van de vier edele waarheden. Een academisch of intellectueel begrip van de waarheden, hoe subtiel ook is, het is altijd nog speculatief: het mag dan juiste visie zijn: maar het zijn nog altijd visies.
De eerste edele waarheid- de verklaring over lijden- dient begrepen te worden. Hier verwijst het naar de dynamische natuur van het leven zelf, of technischer, de natuur van de vijf aggregaten. Van de tweede edele waarheid- het ontstaan van lijden, dat is, begeerte/hunkering- moet afstand gedaan worden. De derde edele waarheid- het beëindigen van lijden, dat is, nirvana-moet gerealiseerd worden. En de vierde edele waarheid- het pad leidend naar het eindigen van lijden, dat is, het edele achtvoudige pad- moet gerealiseerd worden. In het kort, ze zijn praktische feitelijkheden waar we mee moeten dealen als we bevrijd wensen te worden van lijden.
De latente neiging van twijfel werkt vaak innig samen met de latente neiging van visies. In andere woorden, twijfels ontstaan vaak in ons op basis van onze visies. De Maha Tanha,sankhya Sutta (M 38) doet er, bijvoorbeeld, verslag van dat de monnik Sati (gedreven door de visie van zelf-identiteit) de verkeerde visie koestert dat het hetzelfde bewustzijn is dat voortduurt na de dood.
Een ander geval van schadelijke twijfel, vastgelegd in de Alagaddupama Sutta (M 22) vertelt hoe de misleide monnik Arittha denkt dat seksualiteit geen obstakel is voor het spirituele leven, ondanks dat hij de gelofte van het celibaat heeft afgenomen. In de Kosambiya Sutta (M 48) zegt de Boeddha dat over een geest die gekweld wordt door twijfels en speculaties gezegd wordt dat het een “geobsedeerde geest” (pariyutthita,citta) is. De Brahma,jala Sutta (D1), beschrijft met diens analyse van de 62 verkeerde bases voor verkeerde visie, de gevolgen van twijfels die ontstaan vanuit onwetendheid, aldus leidend tot draaierij:

En, ten derde, gebaseerd op wat, wat oproepend, nemen de goede thuislozen en brahmanen op basis van vier gronden hun toevlucht tot ontwijkende verklaringen en tot eindeloos indekken wanneer ze over één of ander punt ondervraagd worden?
Hier, bhikkhu’s, weet een zekere kluizenaar of brahmaan niet echt overeenkomstig de realiteit, “Dit is heilzaam”; hij weet niet echt overeenkomstig de realiteit, “Dit is niet heilzaam”. Hij denkt zo: Ik weet niet echt overeenkomstig de realiteit wat heilzaam en niet heilzaam is. Welnu, er zijn thuislozen en brahmanen die wijs zijn, subtiel, ervaren in debat, die met hun wijsheid de visie van anderen afschieten, inderdaad, verpulveren. Ze zouden me kunnen ondervragen, me om redenen kunnen vragen, me kunnen uitnodigen om bepaalde kwesties daarbij te belichten. Maar wanneer ik ondervraagd wordt, naar redenen gevraagd, uitgenodigd wordt om bepaalde kwestie te belihcten ben ik niet in staat om ze te antwoorden. Zou ik niet in staat zijn om te antwoorden, dan zou dat me ergeren. Zulke ergernis zou voor mij een obstakel zijn”.
Als zodanig zet hij uit angst voor ondervraging, afgeschrikt voor ondervraging, niet uiteen wat heilzaam is en wat niet heilzaam is. En wanneer hij ondervraagd wordt over een bepaald punt, neemt hij aldus zijn toevlucht tot ontwijkende verklaringen en tot eindeloos indekken:
“Ik ben niet dit van mening. Ik ben niet dat van mening. Ik ben niet iets anders van mening. Ik ben niet van mening dat het niet zo is. Ik ben niet van mening dat het niet niet zo is”.
Dit, bhikkhu’s is de derde reden, waardoor sommige kluizenaars en brahmanen hun toevlucht nemen tot ontwijkende verklaringen en tot eindeloos indekken wanneer ze over één of ander punt ondervraagd worden?

Goede twijfel. Bij meerdere gelegenheden, wanneer zijn publiek klaagt dat ze onzekerheden en twijfels hebben, antwoordt de Boeddha dat ze terecht twijfelen aangezien “twijfel opgekomen is over iets wat twijfelwaardig is”. In andere woorden, niet alle twijfels zijn laakbaar.
De Maha, parinibbana Sutta (D 16) doet er van verslag dat de Boeddha zelfs tijdens zijn laatste momenten de twijfels van de rondzwervende asceet Subhadda oplost, zodat hij de laatste kandidaat is die voor de Boeddha verschijnt (D 2:149). Later moedigt de Boeddha het gezelschap aan om elke twijfel kenbaar te maken zodat het opgehelderd kan worden zolang hij nog levend is (D 2: 155). Dus, hoewel het ontstaan van twijfel een hindernis is voor diepere concentratie en inzicht, kan het een aanleiding zijn voor onderzoek, leidend tot zaken die onderzocht dienen te worden.
Het commentaar op de Ahara Sutta (S 46.51) geeft de volgende zes dingen die bijdragen aan het afstand doen van twijfel:
(1) grote geleerdheid/kennis;
(2) tegen-ondervragingen (wat betreft de aggregaten, elementen, zintuig-bases, etc.)
(3) kennis van [monastieke of leken] Vinaya beoefening;
(4) overtuiging [toewijding aan het spirituele leven];
(5) spirituele vriendschap;
(6) gepaste gesprekken.
(SA 3:168)

De Parileyya Sutta (S 22.81) verklaart dat twijfel net als de andere bezoedelingen een formatie (sankhara) is, en als zodanig als vergankelijk dient te worden beschouwd:

29 Dat onzekerheid, twijfel, weifeling met betrekking tot de ware Dharma een formatie is. Die formatie- wat is diens bron, wat is diens herkomst, van waaruit wordt het geboren en voortgebracht? Wanneer de niet geïnstrueerde doorsnee persoon wordt aangeraakt door een gevoel geboren uit contact verbonden met onwetendheid, ontstaat begeerte/hunkering: van daaruit wordt die formatie geboren.
30 Dus monniken, die formatie is vergankelijk, geconditioneerd, voorwaardelijk ontstaan;
Die begeerte/hunkering is vergankelijk, geconditioneerd, voorwaardelijk ontstaan;
Dat gevoel is vergankelijk, geconditioneerd, voorwaardelijk ontstaan;
Dat contact is vergankelijk, geconditioneerd, voorwaardelijk ontstaan;
Die onwetendheid is vergankelijk, geconditioneerd, voorwaardelijk ontstaan.
Wanneer iemand het zo ziet en kent, monniken, is er de ogenblikkelijke vernietiging van de mentale instromingen (asava, Siebe) (S 22.81/3:99) = SD 6.1

Zelfs als we niet arhatschap bereiken, kan twijfel volledig vernietigd worden in de stroom-intreder. De Sabb’asava Sutta (M 2) geeft zeven methoden om “alle instromingen” (Sabb'asava) te overwinnen, en de allereerste is ze overwinnen door “zien” (dassana), dat is, twijfels overwinnen. Uiteenlopende soorten van twijfel worden opgesomd die ontstaan door niet wijs aandacht te schenken (ayoniso manasikara), en hoe ze worden overwonnen door wijze aandacht (yoniso manasikara). Op deze manier wijze aandacht beoefenen brengt “zien” tot stand, of, direct zicht van ware realiteit, dat leidt tot stroom-intrede.

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De latente neiging van begeerte naar bestaan/worden
« Reactie #13 Gepost op: 01-08-2015 11:30 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 27-29]

6. De latente neiging van begeerte naar bestaan/worden

Ego-gedreven visies. De latente neiging van begeerte naar bestaan (bhava,raganusaya) is de zevende (zesde lijkt me, Siebe) en voorlaatste (er staat ‘laatste’ maar dat lijkt me een vergissing, Siebe) van de latente neigingen, die erg diep in het onbewuste ligt en een zeer krachtige grip op ons heeft, slechts tweede na onwetendheid, de laatste van de latente neigingen. Psychologisch is dit het ego-instinct, een verwijlende zelf-liefde die ons gaande houdt.
De functie van het ego-instinct is zelf-constructie/opbouwen (aham,kara). Dit manifesteert zich gewoonlijk als begeerte naar zintuiglijke genoegens (kama,tanha), het verzamelen van zintuiglijke ervaringen die als plezierig worden waargenomen. De begeerte naar zintuiglijke genoegens of zintuiglijke begeerte/hunkering ontstaat in verbinding met één van de zes zintuigen, die resulteren in zes manieren van begeren/hunkeren op basis van elk zintuiglijk object. Dit zijn de zes “lichamen van begeren/hunkeren” (tanha,kaya), die bestaan uit begeren naar vormen (rupa tanha), naar geluiden (sadda,tanha), naar geuren (gandha,tanha), naar smaken (rasa,tanha), naar aanrakingen (photthabba,tanha) en naar geest-objecten (dhamma,tanha).
De begeerte naar zintuiglijke genoegens houdt ons gevangen en gebonden aan de egocentrische (zelf-gerichte) zintuiglijke wereld. Dit benadrukt de betekenis of waarde van ons bestaan (bhava), ons het onjuiste of verlangend besef gevend van een verwijlen (-de entiteit, Siebe) die al deze genoegens geniet. Dit wordt de “bestaan-visie” (visie van bestaan, Siebe) genoemd (bhava,ditthi), dat in het algemeen bekend is als “de eternalist visie” (sassata,ditthi), dat is, het geloof in een onveranderlijke entiteit (zoals een ziel) die onafhankelijk van de vijf aggregaten (de lichaam-geest processen die het leven uitmaken) bestaat en na de dood voortduurt.
Zo lang we een bepaald niveau van voldoening beleven aan zintuiglijke genoegens of zelfbevrediging lijkt het leven betekenisvol. Dit is echter niet altijd het geval: we kunnen zulke genoegens moeten loochenen (zoals door slechte gezondheid, relatieproblemen of economische problemen) of we lijken eenvoudigweg niet in staat om plezierige mensen, dingen en ervaringen aan te trekken. Dit kan zo oplopen dat we het vertrouwen in onszelf hebben verloren, of zelfs onszelf haten. Het leven lijkt zinloos en we denken er over na om er een einde aan te maken.
Wat hier interessant is dat een persoon hier zijn leven kan beëindigen denkend dat de volgende wedergeboorte een betere zou kunnen zijn. Maar het punt is dat dit onwaarschijnlijk is, want slachtoffers van zelfmoord sterven zelden gelukkig; dus de wedergeboorte zou niet een gelukkige zijn.
Aan de andere kant kan de zelf-hatende persoon de visie koesteren dat dit ons enige leven is: eindig het, en we eindigen alles. Dit is “de vernietiging/annihilatie visie” (uccheda,ditthi), dat is, de verkeerde visie dat het zelf bij de dood wordt vernietigd, of het zelf nu identiek is aan de vijf aggregaten of niet.

De drie begeerten. In theoretische discussies wordt de latente neiging van bestaan, zoals we hebben gezien, opgedeeld in de drie soorten begeerte, dat is, de begeerten naar zintuiglijke genoegens, naar bestaan en naar niet-bestaan/vernietiging, daar dit werkelijk drie verschillende aspecten zijn van de begeerte naar bestaan. Welnu, de Vibhanga definieert de drie begeerten als volgt (verkort): 
(1) het begeren naar bestaan is de begeerte van de geest die de bestaansvisie overdenkt (bhava,ditthi)
(2) het begeren naar vernietiging is de begeerte van een geest die de vernietigingsvisie overdenkt (uccheda,diith); en
(3) het begeren naar zintuiglijke genoegens is de begeerte van een geest gekoppeld (yoked) aan de zintuig-wereld (kama,dhatu,patisamyutta).

Begeerte naar bestaan kan zijn naar wedegeboorte in een vorm-sfeer of vormloze sfeer, op basis van, respectievelijk, een begeerte naar vorm (rupa,tanha) en een begeerte naar het vormloze (arupa,tanha), die de Sangiti Sutta samen met begeerte naar beëindiging (nirodha,tanha) opsomt, “begeerte naar beëindiging” (??). Dit soort begeerte wordt meestal bij mediterenden gevonden, of de bewoners van de vorm en vormloze werelden, dat is, een verlangen om een hoger niveau van bestaan te bereiken, maar noch de ware reden kennend noch de juiste inspanning makend.
De in God gelovigen van onze tijd die niet mediteren, hebben over het algemeen geen idee van de vorm en de vormloze werelden. De soort hemel die ze zich voorstellen zou op zijn best die van de zintuig-wereld zijn (dat is, als ze het juiste karma verzameld hebben om daar te worden wedergeboren). Hun visie is dat zo’n hemels leven eeuwig is, en als zodanig is het doordrenkt van de verkeerde visie van eternalisme (sassata,ditthi), dat ironisch genoeg hen juist zou verhinderen om daar wedergeboren te worden!
Begeerte naar niet-bestaan (vibhava,tanha) is een soort doodswens of verlangen om “aan alles een einde te maken”, dat is, een begeerte naar vernietiging in zowel een materialistische als spirituele betekenis. Dit is de verkeerde visie van vernietiging/annihilatie (uccheda,ditthi) dan zou kunnen variëren van de wens om onszelf te vernietigen door zelfmoord of euthanasie, denkend dat we afstand zouden doen van het zelf (voor een materialist), of door middel van een religieuze zelfmoord, hopend dat we overgaan in een superieure realiteit (zoals Brahman of God) of in hun gezelschap zijn.
De bepalende factor achter zulke begeerten, is een visie van een verwijlend zelf dat er achter zit. Vanuit een boeddhistisch perspectief zijn “al deze vormen van begeerte slechts manifestaties van onwetendheid, want hoe verfijnd de ervaringen waarop ze gericht zijn ook mogen zijn, de waarheid van deze kwestie is dat er sowieso nooit een zelf is geweest om te vernietigen” (Analyao 2009: 22).

Het verlangen naar worden. Het woord bhava kan ook als “worden” vertaald worden, dat helpt ons om de latente neiging van bestaan beter te begrijpen. Simpel gezegd is dit een onbeteugeld verlangen naar zelf-promotie of over-ambitieus zijn. Op een dieper niveau zou een persoon, verontrust door psychologische obsessie of zelfs emotionele overschrijding (emotional transgression) getriggerd door de latente neiging van bestaan, rusteloos zijn met over- gedecideerdheid/over-assertiviteit of over-ambitieus/over-eerzuchtig (perfectionistisch?, Siebe) zijn. De Sabba’asava Sutta geeft ons een goed idee hoe op basis van verkeerde aandacht, verkeerde visies onze latente neiging naar bestaan zo versterken door middel van de “zestien twijfels”:

(1) ‘Was ik er in het verleden?’
(2) ‘Wat ik er niet in het verleden?’
(3) ‘Wat was ik in het verleden?’
(4) ‘Hoe was ik in het verleden?’
(5) ‘Wat geweest zijnde, werd ik in het verleden? [wat was ik voordat ik dat in het verleden werd? ]’
(6) ‘Zal ik er in de toekomst zijn?’
(7) ‘Ben ik er in de toekomst niet?’
(8} ‘Wat zal ik in de toekomst zijn?’
(9) ‘Hoe zal ik in de toekomst zijn?’
(10) ‘Wat geweest zijnde, wat zal ik in de toekomst worden? [Wat nu zal me leiden naar die toekomstige staat?]”’

Of anders, heeft hij, precies nu, de volgende twijfels over het heden:
(11) ‘Ben/besta ik?’
(12) ‘Ben/besta ik niet?’
(13) ‘Wat ben ik?’
(14) ‘Hoe ben ik?’
(15) ‘Waar is dit wezen vandaan gekomen?’
(16) ‘Waar zal het [dit wezen] naartoe gaan?’

De Sabb’asava Sutta gaat verder met te zeggen dat om deze zestien soorten twijfel op te geven, we verkeerde aandacht dienen te vermijden (geen aandacht schenken aan niet heilzame staten), en dienen wijze aandacht te beoefenen. Dit wordt het beste gedaan door te reflecteren over de vier edele waarheden. Al doende zouden we in staat kunnen zijn de eerste drie ketens te verbreken, namelijk die van de visie van zelf-identiteit, spirituele twijfel en gehechtheid aan rituelen en geloften, dat van ons een stroom-intreder maakt. Een volledig begrip van de vier edele waarheden brengt spirituele bevrijding met zich mee door middel van stroom-intrede, omdat we verkeerde visie hebben overwonnen zodat ons leven op een hogere spiritueel niveau gekomen is. Echter, dit kan niet altijd even gemakkelijk zijn indien we alleen een academisch of intellectueel begrip van de waarheden hebben. Want spirituele onwetendheid blijft en we zijn nog altijd onder de invloed van de latente neiging van onwetendheid”.

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, De latente neiging van onwetendheid
« Reactie #14 Gepost op: 02-08-2015 11:59 »
[http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 29/30]

7. De latente neiging van onwetendheid

”Wat is Avijja? In wat traditioneel wordt beschouwd als Boeddha’s eerste redevoering, wordt verklaard dat de fundamentele oorzaak van lijden “begeerte/hunkering”(tanha) is. Bovendien, in zulke verhandelingen als de Maha,nidana Sutta (D 15), is de formule van voorwaardelijk ontstaan niet alleen korter, maar noemt ook avijja (Skt avidya) niet, wat hier vertaald wordt als “onwetendheid”. Dit heeft geleerden zoals Bimal Krishna Matilal er toe gebracht de gepaste definitie en gebruik van avijja (1980) te onderzoeken. Matilals studie is behoorlijk grondig maar is bedoeld voor academici. Hier zal ik alleen kiezen voor wat nuttig is voor onze begrip van de latente neiging van onwetendheid (avijja’nusaya). 
Matilal baseert de meeste van zijn argumenten op Vasubandhu’s Abhidharma,kosa,Bhasya waar, zoals in het vroege boeddhisme, avidya (Skt) zowel wordt opgesomd als één van de fundamentele latente neigingen (Skt anusaya) of bezoedelingen (Skt klesa), als de laatste factor van afhankelijk ontstaan. Een paar interessante opmerkingen van Matilal zijn het waard vermeld te worden.
Ten eerste zegt hij dat hoewel avijja/avidya “grammaticaal negatief” is (gevormd met een negatief voorvoegsel) betekent het niet een negatie of afwezigheid of het ontbreken van iets. “Maar in boeddhisme kan een niet-entiteit of niet-bestaand (iets) een ander ding niet conditioneren”(1980: 156). Ten tweede, “Patanjali volgend, zullen we moeten zeggen dat ‘avidya’ verwijst naar wat misverstaan kan worden als vidya [Skt]”(id). Dat is, als we vidya (Pali vijja) houden voor kennis van ware werkelijkheid; dan “zal avijja iets betekenen dat er voor verantwoordelijk is dat we bepaald kennis daarvoor onterecht aanzien” (id).

De doordringende natuur van onwetendheid. Als een overzicht van de aard van het negatieve item (particle) in Sanskriet, Pali en gerelateerde Indiase talen zou ik het eens zijn met Matilal. Maar het is zo (te?) eenvoudig wanneer we zulke algemene principes toepassen bij een specifiek geval zoals avijja, zoals gebruikt door de vroege boeddhisten. Laat ik beginnen bij het welbekende beeld van de zuigeling in de Maha Malunkya,putta Sutta (M 64), waar de Boeddha verklaart dat hoewel een jonge hulpeloze baby niet het besef heeft van “zelf-identiteit” van “dingen”, van “deugdzaamheid”, van “zintuiglijk-verlangen” en van “een wezen”, hij toch de respectievelijke latente neigingen heeft van de visie van zelf-identiteit, van twijfel, van gehechtheid aan rituelen en geloften, van zintuiglijk-verlangen en van kwade wil. In deze zin is het betekenisvol te zeggen dat de zuigeling “onwetend” is omdat hij geen kennis van deze dingen heeft.
Aan een ander belangrijk facet van avijja wordt gerefereerd in de Cula Vedalla Sutta (M 44) waar de non Dhamma,dinna de mannelijke leek Visakha vertelt dat de latente neiging van onwetendheid sluimerend/latent ligt in een neutraal gevoel. Het Pali woord voor “neutraal” is hier adukkham-asukha, “noch pijnlijk noch plezierig”, dat een dubbele negatie is. Hier is weer een duidelijk voorbeeld van een gebrek aan kennis van een ervaring, dat is, geen pijn ervaren en geen plezier ervaren, waarvan gezegd wordt dat het neutraal is. Het er niet in slagen om zulke ervaring te beschouwen als vergankelijk, draagt er aan bij dat de latente neiging van onwetendheid versterkt.
De vroege verhandelingen definiëren onwetendheid (avijja) vaak contextueel. In de Samma Ditthi Sutta (M9), bijvoorbeeld, analyseert Sariputta onwetendheid, gebruik makend van het schema van de vier waarheden: een edele leerling die onwetendheid begrijpt, het ontstaan van onwetendheid, het eindigen van onwetendheid, en de weg leidend naar het einde van onwetendheid, daarvan wordt gezegd dat hij juiste visie heeft. Onwetendheid wordt dan gedefinieerd als het niet begrijpen van de vier waarheden. Daarna verklaart hij:

Met het ontstaan van de instromingen (asava, Siebe), is er het ontstaan van onwetendheid. Met het eindigen van de instromingen, is er het eindigen van onwetendheid.

67 Avuso, wanneer een edele leerling
Onwetendheid zo begrijpt,
Het ontstaan van onwetendheid zo begrijpt,
Het eindigen van onwetendheid zo begrijpt, en
De weg zo begrijpt leidend tot het eindigen van onwetendheid
Dan doet hij volkomen afstand van de latente neiging van begeerte
Hij verwijdert de latente neiging van afkeer/weerzin,
Hij vernietigt de latente neiging van de visie en eigenwaan/verbeelding ‘Ik ben’,
En door afstand te doen van onwetendheid en het opwekken van ware kennis, maakt hij hier en nu een einde aan lijden. (M 9.65-67/1:54) = SD 11.14)
Als zodanig wordt avijja gewoonlijk gedefinieerd als het gebrek aan begrip van de vier edele waarheden, dat de meest fundamentele voorwaarde is voor samsarisch bestaan. Deze definities hier, merkt Bodhi op, “tonen dat de visie van zelf een aspect is van hechten/vastklampen, dat zelf weer geconditioneerd wordt door begeerte, terwijl de laatste op zijn beurt weer geconditioneerd is door onwetendheid” (S:B 728 n8). Ook om deze redenen zegt Buddhaghosa dat onwetendheid niet beschouwd dient te worden als de “oorzaakloze fundamentele oorzaak van de wereld...het is niet oorzaakloos”, het Samma Ditthi Sutta tekstfragment aanhalend (Vism 17.36-37/525)
De Nibbedhika (Pariyaya) Sutta (A 6.63) verklaart aan de andere kant, gebruik makend van het schema van de vier waarheden, dat de “bron van ontstaan” (nidana,sambhava) van instromingen (asava’s, Siebe) onwetendheid is. Derhalve, met het beëindigen van onwetendheid, is er het beëindigen van de instromingen. Als zodanig zien we een onderling afhankelijk ontstaan van de twee, onwetendheid en de instromingen (asava, Siebe). Of liever, ze voeden of ondersteunen elkaar, zoals verklaart in de Avijja Sutta (A 10.61) en de Tanha Sutta (A. 10.62).

Directe kennis van ware realiteit. In de context van vroeg-Boeddhisme wordt avijja perfect betekenisvol vertaald als “onwetendheid”. In dit geval moeten we bewust zijn van twee aspecten van onwetendheid:
(1) gebrek aan kennis van ware realiteit (bv. zoals gedefinieerd in de vier edele waarheden); en
(2) onjuiste kennis verwarren met ware kennis, dat is, het misverstaan van de vier edele waarheden.
We hebben dit al besproken (1). De tweede soort onwetendheid staat beter bekend als “begoocheling” (moha). Dit onderscheid is handig omdat onwetendheid als latente neiging zowel een soort van blindheid of niet kennen van de vier edele waarheden uitdrukt, en een soort verduisterde of vertekende visie van hen. Het is deze tweede vorm van onwetendheid, als begoocheling, dat actief is op een voorbewust niveau, dat ons aanzet om één van de geloften te breken of om een niet heilzame daad te verrichten.
Het kan gezegd worden dat we niet zozeer onwetendheid kwijtraken (aangezien daar geen kennis is), als wel dat we juiste visie dienen te cultiveren, dat ons naar spirituele bevrijding leidt. Paul Fuller doet een interessant voorstel dat de instroming (asava) van visies “de gehechtheid aan kennis” is en de instroming van onwetendheid is “de onjuiste kennis zelf” (200: 79).
De eerste stap richting wijsheid is onze onwetendheid erkennen, maar dit is gewoonlijk alleen maar op het niveau van het leren van woorden. Het volgende stadium is dat we bijstellen wat we geleerd hebben (het recht maken), en de strengen van wijsheid aan elkaar koppelen voor een beter en completer plaatje: dit is het leren op het niveau van geest, wat het beste gedaan kan worden met een spirituele vriend en met onze eigen meditatie. En tenslotte is er de heilzame verandering in onze activiteiten, spraak en geest. Juiste visie is als zodanig geen stelling; het gaat niet over iets weten (zoals Boeddhisme, etc.) maar een heilzame verandering die we ervaren en bij ons blijft, die van ons betere personen maakt, zelfs heiligen”.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bemerkingen (pas op voor Siebisme).
Onwetendheid kun je denk ik begrijpen als het nooit hebben ervaren van de ware staat, de natuur van geest die ego-loos is. Omdat directe kennis of ervaring hiervan ontbreekt, zijn we nog flink in de ban van het geloof in ego. Wat is dit geloof in ego? Volgens mij kun je het zo zeggen praktisch gezien: we hebben de indruk  dat er een soort wezentje in ons hoofd zit. Een soort zelfstandig levend wezentje in je hoofd. Ook al kun je ergens wel nagaan dat dit niet echt kan kloppen, die indruk die blijft bestaan en is krachtig.
Dat wezentje wil misschien status, erkenning, aandacht, plezier, beroemd worden oid. Het wil dit wel en dat niet. Zo zichzelf met voornemens, plannen, neigingen voedend, verzorgend, ondersteunend, dat ego-centrisme versterkend, kun je dan het proces van begoocheling noemen. Want er zit geen bezinning in op het überhaupt bestaan van een entiteit in je hoofd, een Ik of Ego als een soort wezentje.
Blijkbaar verwijst dus de latente neiging van onwetendheid zowel naar het missen van de directe kennis of ervaring van ego-loosheid (die het geloof in ego afzwakt en zelfs kan elimineren), als ook het begoochelde egocentrisch functioneren wat daar weer mee samenhangt.  Begoocheling is zo bezien: we zijn iets bezig te voeden, ondersteunen, verzorgen, veilig stellen, op te hemelen, of misschien af te breken, wat überhaupt niet zo bestaat als onze indruk (kennis) er van is.
Dat de geest ego-loos is van nature en dat ego maar een bijkomstige indruk is die in de van nature lege en heldere geest ontstaat, dat legt voorwaardelijk ontstaan en het onderricht uit. Maar het beste is natuurlijk dat we egoloosheid ervaren en zo directe kennis daarvan hebben. Dan zullen we vanzelf begrijpen dat het verzorgen van ego helemaal niet hetzelfde is als het verzorgen van onszelf. Integendeel! Maar goed, nogmaals, de indruk dat er toch een wezentje in je hoofd zit, het geloof in zelf, is en blijft krachtig.

Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya, Het overwinnen van de latente neigingen
« Reactie #15 Gepost op: 03-08-2015 10:08 »
[bron: http://dharmafarer.org/wordpress/wp-content/uploads/2010/02/31.3-Anusaya.-piya.pdf, blz. 31/32]

”Het overwinnen van de latente neigingen

De latente neigingen zijn de wortels van lijden. Ze houden ons in een vicieuze cirkel van niet-weten, een leegte die zichzelf voedt, zodat we enkel zelf-opgeblazen bubbels van zelf-belangrijkheid zijn, overlopend van drukte, niets betekenend. We keren ons tot plezier, rijkdom, macht, filosofie, religie, wetenschap of egoïsme, maar dit biedt op zijn best wat symptomatisch respijt. Wanneer we onze latente neigingen begrijpen, beginnen we te werken aan het radicaal helen van onszelf: we gaan naar de wortels van onze persoonlijkheid.
De latente neigingen worden door beoefenaar geleidelijk en in delen overwonnen. De stroom-intreder (sotapanna) en de eenmaal-terugkerende (sakad’agami), hebben bijvoorbeeld de latente neiging van (4) visie en (5) twijfel overwonnen. De eenmaal-terugkerende heeft echter ook de drie wortels van hebzucht, haat en begoocheling verzwakt. Maar heeft nog altijd de latente neigingen 1, 2, 3, 6 en 7.
De niet-terugkerende (anagami) heeft hebzucht/begeerte overwonnen, wat betekent dat hij ook vrij is van afkeer/weerzin en daaraan gerelateerde bezoedelingen. De twee latente neigingen gaan samen op. Hij heeft nog altijd de latente neigingen van (3) verbeelding/eigenwaan, (6) van begeerte naar bestaan en (7) van onwetendheid, die erg subtiele maar krachtige bezoedelingen zijn die alleen overwonnen worden door de arhat (arahata), dat is, bij het volledig ontwaken (Pm 2:36-38).
Eén van de oudste opsommingen van latente neigingen is misschien de opsomming van twee die gevonden kan worden in de Kaccana.gotta Sutta (S 12.15) en de Channa Sutta (S 22.90), namelijk de latente neiging van (een gewoontevolle) instelling/mentaliteit (mindset) en van gehechtheid/toegenegenheid/verknochtheid (adherence) (cetaso adhitthanam abhinivesanusayam). De Boeddha beschrijft iemand met juiste visie (in termen van latente neigingen) op de volgende manier:

Deze wereld, Kaccana is voornamelijk gebonden door mentale fixatie (gehechtheid), vastklampen en gehechtheid/verknochtheid. Maar deze persoon (met juiste visie) wordt niet beslag genomen door, hecht niet aan, neigt niet naar, die fixatie en dat vastklampen, die latente neiging van instelling/mentaliteit en van gehechtheid/verknochtheid- hij neemt geen positie in (dat iets) “mijn zelf” is.
Hij heeft noch onzekerheid noch twijfel over dat wat ontstaat alleen maar lijden is dat ontstaat, en wat eindigt alleen maar lijden is dat eindigt. Zijn kennis hiervan is onafhankelijk van anderen". 
(S 12.15.6/2:17) = S 22.90/3:135) = SD 16.13

Dit besluit het vertalen van deze informatie over de latente of onderliggende neigingen.

Voor meer informatie van de vier paden en het overwinnen van latente neigingen zie:
http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2120.0.html

groet,
Siebe




Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Anusaya en Asava
« Reactie #16 Gepost op: 03-08-2015 20:30 »
Wat is de relatie tussen anusaya en asava?

Anusaya en Asava

De auteur stelt in het boven vertaalde document “we kunnen veilig aannemen dat “keten” (samyojana) en “latente neiging” (anusaya) synoniemen zijn. Terwijl de ketens worden gebruikt in relatie tot de stadia van heiligheid, benadrukken de latente neigingen het latent zijn en de hardnekkigheid van deze bezoedelingen”. Dus het is een kwestie van belichting.
Zoiets lijkt me ook gaande met de relatie asava en anusaya. Waar anusaya vooral verwijst naar het sluimerende of latent aanwezig aspect van bezoedelingen, verwijst asava denk ik vooral naar het zich actief manifesterende aspect van bezoedelingen.

Vaak heb ik in het onderricht het onderscheid gemaakt zien worden tussen bijvoorbeeld tijdelijke-bevrijding en definitieve-bevrijding, tussen een tijdelijke afwezigheid of onderdrukking van bezoedelingen en een volledige ontworteling. Het onderricht over anusaya is ook in die zin nuttig lijkt me dat het duidelijk maakt dat het heel goed mogelijk is dat er geen actieve manifestatie is van bezoedelingen en dat ze toch, onder andere omstandigheden, weer flink de kop op kunnen steken, juist vanwege het feit dat de onderliggende of latente neiging niet geëlimineerd is. En zo wordt wel het doel van heilige leven gedefinieerd, het volledig ontwortelen van de latente neigingen, op een manier dat ze niet meer ontstaan, Anguttara Nikaya 7.12(2):

“Bhikkhu’s, het spirituele leven wordt geleefd om van de zeven onderliggende neigingen afstand te doen en ze te ontwortelen”(...).

Het beantwoordt ook aan de ervaring dat je in de ene omstandigheid bijvoorbeeld heel geduldig kunt zijn, zonder enige kwade wil of weerzin, ja daar werkelijk vrij van lijkt, en onder andere omstandigheden toch snel je geduld weer verliest. Wat er op wijst  dat de onderliggende neiging van kwade wil/weerzin er nog gewoon is.

Je zou kunnen denken dat je ook bevrijd kunt zijn wanneer je de latente neigingen nog wel hebt en ervaart, maar ze gewoon geen aandacht schenkt waardoor ze zichzelf bevrijden. Keusloos gewaarzijn. Maar in het oorspronkelijk boeddhisme ziet men dit volgens mij niet als bevrijding. De reden is denk ik dat zulke neigingen, door hun karmische potentie, hun momentum, ook weer oorzaken worden van wedergeboorte en zolang ze bestaan binden aan samsara. Ook de Cetana Sutta’s geven dit aan, een fragment uit SN12.38 (8}:

(...) “Als, bhikkhu’s, men zich niets voorneemt, en men geen plannen maakt, maar men heeft nog altijd wel een neiging naar iets: wordt dit een basis voor de instandhouding van bewustzijn. Wanneer er een basis is, is er een ondersteuning voor het zich vestigen van bewustzijn. Wanneer bewustzijn gevestigd is en tot wasdom is gekomen, is er de productie van toekomstig hernieuwd worden. Wanneer er de productie is van toekomstig hernieuwd worden, komen ook toekomstige geboorte, verouderen-en-dood, smart, geweeklaag, pijn, ongenoegen en radeloosheid. Zo is de herkomst van deze gehele verzameling lijden”. (...)

Volgens mij wordt wel erkend dat een actieve neiging die niet wordt gevoed, niet gevolgd, geen specifieke aandacht aan besteed, zo kan worden uitgeput, als het ware.

Van de zeven latente neigingen wordt gezegd dat ze voor-bewust zijn maar ik denk vooral voor de geest niet goed getraind en gevestigd in aandachtigheid. Latente neigingen, als zodanig, zijn de oorspronkelijke wortels van motivatie die onze acties dicteren en kleuren, wordt gezegd. Hoewel er niet echt sprake is van een duidelijk gemanifesteerd intentie, plan of voornemen dan, lijkt me, wordt die wortel van motivatie toch gezien, blijkbaar, als een wilsaspect en ook als opzettelijk. 

De zeven latente neigingen confronteren denk ik vooral met onvrijheid of onvermogen. Denk maar eens aan het extreem van eenzame opsluiting. De latente neigingen gaan dan heel erg opspelen. Een mens kan er krankjorum van worden. Je leven in relatieve eenzaamheid al mediterend doorbrengen, zoals de Boeddha, zal voor de meesten van ons ook wel extreme situatie zijn. Kun je zo gezond blijven? Als die latente neigingen niet zouden bestaan zou dit geen enkel probleem zijn, lijkt me. Maar er borrelt zoveel op dat je er gestoord van kunt worden. In een normaal maatschappelijk leven zijn de oerdriften min of meer toe bedekt. Maar ik denk wel dat meditatie ze uitlokt. Het beeld wordt wel eens gebruikt van het volledig uitbaggeren van samsara. Of jezelf volledig helen tot op het diepst mogelijk niveau. Voorbij alle oerdriften gaan, zelfs over overlevingsinstinct overwonnen.

Het is denk bijzonder situatie-gebonden wat je in jezelf tegenkomt. En daar zit denk ik ook een stuk zelfbedrog of illusie. Zo kun je in relatieve welvaart jezelf wel heel verlicht voelen, zelf-voedend maar wat blijft daarvan over zonder publiek, zonder luxe, zonder...

Terwijl het onderricht over anusaya vooral wijst op het sluimerend of latente aspect van deze zeven neigingen of oerdriften, gaat het bij asava denk ik meer om het actieve aspect, het zich manifesterend aspect van bezoedelingen.

Het lijkt me dat anusaya ook verwijst naar verzameld karma, in dit geval ‘een neiging overeenkomstig de oorzaak’. We zijn ontelbare levens bijvoorbeeld dier geweest, en hebben vanuit onze lagere instincten gehandeld en geleefd. Het is evident dat zulke neigingen verzameld zijn bij en door ons. We spreken zelfs over een reptielenbrein bij onszelf. Hetzelfde zou ook gebeuren in dit leven. De neigingen die nu erg opspelen en die we voeden door ze trouw te volgen, worden in volgende levens weer neigingen overeenkomstig de oorzaak. Het is evident hoe karma dus een centrale rol speelt bij het welbevinden wat je actueel ervaart. Ja, een mens lijdt vooral onder akelige kwellende neigingen, onder de soms zeer belastende structuur van persoonlijkheid. Er is enorm veel leed op dit vlak en ik weet dit uit ervaring heel goed.

Tot zover, zie graag jullie kritiek, commentaar of opmerkingen over het geposte tegemoet

groetjes,
Siebe

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #17 Gepost op: 05-09-2015 14:11 »
Iemand anders kan bij ons niet een slechte neiging inplanten. Iemand kan wel ons voortdurend tarten, waardoor we de in ons bestaande slechte neiging van bijvoorbeeld afkeer/kwade wil/haat/vijandigheid aanspreken en versterken.

Als de geest zo getergd is geworden, is dat lijden. Maar die iemand plant dat lijden niet in ons. Hoe je het ook wendt of keert, het is toch omdat wij die bestaande neiging aanspreken, dat we zo getergd raken. Dus wat tergt ons nu echt, die persoon met zijn gedrag of de bij ons bestaande neiging van haat/ergernis?

De Boeddha erkende volgens mij niet dat een Schepper de neigingen heeft ingeplant of de mens zo heeft ontworpen of bedoeld heeft (en/of niet-bedoeld heeft), maar (latente) neigingen zijn ontstaan door herhaling van daden. Een keer reageren met afkeer, werd duizend keer, en werd zo een spoor, een neiging. Zo is er een lijn van activiteiten vanuit een ver verleden naar nu, en van daden nu weer naar de toekomst. 

De Boeddha heeft kennelijk niet als een evolutionair bioloog gekeken naar de functionaliteit van neigingen, zoals de neiging tot afkeer of haat of de neiging van zintuiglijke wellust of de neiging van geloof in geest als een zelf. Vanuit evolutionair oogpunt zou je kunnen zeggen dat zulke neigingen het overleven van het individu bevorderten  Zo bekeek Boeddha de zaak niet. Ook bekeek de Boeddha neigingen niet als psycholoog.

Ik zie het zo dat Boeddha de neigingen of geneigdheid die voortdurend in de geest ontstaat als een soort (bal)last. Iets wat onvrij maakt. Iets wat zich nogal ongewild en op dwangmatige wijze opdringt aan geest en dan vrede komt verstoren, geest in beslag neemt, verduistert en aanzet tot verwardheid; verkeerde visie of perceptie van jezelf en verkeerde ideeen over wat in je eigen of andermans voordeel is.

Oke, een mens is in aanleg een sociaal wezen. Als een mens niet in gezelschap is, welt in een mens, net als bij een schaap uit de kudde, stress en onrust op, een mens gaat zich vervelend voelen, wordt eenzaam, lijdt. Maar stel je voor dat die neiging gewoon niet zou bestaan? Stel dat je welbevinden niet van gezelschap afhankelijk is?

Waaronder lijdt je nou eigenlijk? Gebrek aan gezelschap of de neiging? Wat tart?
Waar zit de oorzaak van lijden?


Siebe

Offline Snorlax

  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 45
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #18 Gepost op: 05-09-2015 16:21 »
Latente neigingen noemt Thich Nhath Hahn onze "gewoonte-energieën". Sommige van deze neigingen zijn inderdaad noodzakelijk om als soort en als individu te overleven, maar wij als mensen zijn in staat ze onder controle te houden. Dit doe je niet door te doen alsof ze er niet zijn, maar net door ze te erkennen en te aanvaarden dat ze er zijn. Een bepaalde neiging, bv. woede, afkeer, komt op. De bedoeling is je er niet mee te identificeren, en je vooral door dit gevoel niet te laten meeslepen. Je bekijkt vol mededogen dit gevoel van op afstand, gaat na wat het uitlokt en als het goed is, zou het gevoel stilaan moeten afnemen... In theorie toch !
Eerst eens 10 keer rustig in-en uitademen, vooraleer je iets zegt als je boos bent, zorgt er meestal ook voor dat je je niet al te zeer laat meeslepen.

Negatieve gevoelens negeren werkt in ieder geval tegenovergesteld, je kan ze beter toelaten, bekijken, je er niet mee identificeren en laten afnemen.

Groetjes,
Snorlax

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #19 Gepost op: 05-09-2015 21:50 »
Latente neigingen noemt Thich Nhath Hahn onze "gewoonte-energieën". Sommige van deze neigingen zijn inderdaad noodzakelijk om als soort en als individu te overleven, maar wij als mensen zijn in staat ze onder controle te houden. Dit doe je niet door te doen alsof ze er niet zijn, maar net door ze te erkennen en te aanvaarden dat ze er zijn. Een bepaalde neiging, bv. woede, afkeer, komt op. De bedoeling is je er niet mee te identificeren, en je vooral door dit gevoel niet te laten meeslepen. Je bekijkt vol mededogen dit gevoel van op afstand, gaat na wat het uitlokt en als het goed is, zou het gevoel stilaan moeten afnemen... In theorie toch !
Eerst eens 10 keer rustig in-en uitademen, vooraleer je iets zegt als je boos bent, zorgt er meestal ook voor dat je je niet al te zeer laat meeslepen.

Negatieve gevoelens negeren werkt in ieder geval tegenovergesteld, je kan ze beter toelaten, bekijken, je er niet mee identificeren en laten afnemen.

Groetjes,
Snorlax

Duidelijk en bedankt!

Het verhaal gaat dat de Boeddha als leraar, als gids, een intuitief perfect begrip had van hoe iemand in elkaar stak, wat diens talenten zijn, diens vermogen maar ook diens beperkingen. Daar zocht hij aansluiting bij als mensen hulp vroegen. Want het is zinloos mensen gereedschap of instructies te geven waar ze niks mee kunnen.

De Boeddha's uitmuntende bekwaamheid als leraar toont zich in het feit dat hij vrijwel elk wezen kon verder helpen. Ik weet wel zeker dat het voor de Boeddha niet belangrijk was of een methode hoger of lager was.
Als iemand met vrij starre en strikte beheersingstechnieken verder kan komen dan is dat een uitstekend middel. Als iemand met keuzeloos gewaarzijn niks verder komt, dan is dat een waardeloos middel. Zoiets is persoonlijk.

Als je een leraar wilt zijn voor iedereen, en een Boeddha heeft nooit een andere wens gehad dan iedereen het Pad tonen en verder helpen, dan drijf je gewoon zulke zaken niet op dit spits. Je kan putten uit een grenzeloos potentieel aan vaardige instructies, afgestemd op de persoon.

Het is als leraar kinderachtig om bijvoorbeeld je te verzetten tegen beheersingstechnieken. Of te gaan verkondigen dat het nooit zal werken. Dat opbieden van wat is het beste, wat werkt, is zo kinderachtig gedrag. Het heeft niet de ziel van waarachtig leraarschap, vind ik. Het wil ook gewoon niet echt kijken naar hoe een Ander in elkaar steekt, en wat die Ander nodig heeft, waar een Ander wat mee kan. Bij de Boeddha zie ik dit totaal niet. Ere wie Ere toekomt.

Siebe

 




Offline Marcel

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 3017
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #20 Gepost op: 04-11-2018 13:52 »
werkelijk bijzonder
dat siebisme.........

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #21 Gepost op: 04-11-2018 14:00 »
ik weet het niet, het kan wel eens een aandoening zijn

Offline Marcel

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 3017
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #22 Gepost op: 04-11-2018 14:04 »
bescheidenheid
is een schone deugd

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5315
Re: Anusaya, Onderliggende neigingen of tendensen
« Reactie #23 Gepost op: 04-11-2018 18:30 »
ja