2. Onderzoek van de khandhas[*1]
Gewoonlijk straalt de citta en is altijd bereid om met elk ding contact op te nemen. Alle verschijnselen zonder uitzondering zijn onderworpen aan de drie kenmerken: dukkha, anicca en anatta. Maar de ware natuur van de citta is er niet aan onderhevig.
De dingen die aan de drie kenmerken onderhevig zijn, wervelen om de citta heen, zozeer dat de citta zich laat meeslepen. De citta draait wel mee maar kan niet uiteen vallen. De natuurlijke kracht van de citta bestaat hierin dat hij weet en niet sterft. Het Doodloze ligt aan gene zijde van de drie kenmerken en van de wetten van de natuur. Wij worden ons er niet van bewust omdat de citta omhuld is door conventionele realiteiten.
Geboorte en dood hebben de door de smetten geïnfecteerde citta steeds begeleid. Wij hebben dat niet gemerkt omdat onwetendheid immers tot de smetten behoort die verwijderd moeten worden. Wij hebben niet de kracht om de eigen ware citta te zien. Wij hebben steeds alle soorten van verkeerde dingen als ons zelf beschouwd.
De oorspronkelijke citta is stralend, maar wordt verduisterd door de kilesas[*2] eromheen. De Boeddha gebruikte de uitdrukking "pabhassaram" = stralend. Het betekent niet "rein". Degenen die hun citta gezuiverd hebben, worden niet meer wedergeboren.
In deze wereld kan geen gevoel van welbehagen zijn totdat de smetten geheel en al uit het hart zijn verwijderd.
Waardoor wordt het hart bedekt zodat wij het stralen en de reinheid ervan niet kunnen vinden? - De vijf khandhas en de begeleiders ervan komen in contact met oog, oor, neus, tong en lichaam. Ze verbinden zich met de citta en vormen de basis voor een [verkeerde] mening. Dan hecht de citta zich aan de objecten, zodat hij volledig verduisterd wordt door liefde, haat, woede, en andere toestanden. Wat echter diep begraven ligt, is onze mening dat de khandhas ons zelf zijn. En die mening hebben wij al sedert ondenkbare tijden.
Van de vijf khandhas beschouwen wij het lichaam (rupa) als "wij". Vedana, sañña, sankhara en viññana[*3] zijn "wij", zijn "van ons". Deze meningen zijn diep in ons begraven. Daarom onderwees de Boeddha ons om onderzoek te doen. Wij onderzoeken de vijf khandhas om te onderzoeken, om de waarheid ervan duidelijk in te zien en om de verkeerde meningen en het hechten eraan te ontwortelen. Vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen, gedachten zijn gewoon natuurlijke verschijnselen. We moeten ze onderzoeken om met behulp daarvan onze eigen dwaling waar te nemen en om ons met behulp van weten ervan te bevrijden. Het feit dat de citta de khandhas als zijn zelf beschouwt, als tot hem toebehorend, berust op dwaling.
Zodra wij onderzocht en begrepen hebben wat die dingen werkelijk zijn, trekt de citta zich innerlijk terug door weten, begrip en pañña[*4], zonder verder door die dingen geraakt te zijn.
Wij onderzoeken die khandha die het meeste opvalt. Neem bijvoorbeeld het lichaam, een lichamelijk aspect dat het meest voorkomt, dat onze belangstelling wekt. Concentreer je dan op de vraag "wat is dukkha?"
Dukkha wordt gewoonlijk met "pijn, onvoldaanheid, onverdraaglijkheid" omschreven. Maar ik [= de eerwaarde Maha Bua] vertaal het liever met "voortdurende druk". Niet krijgen wat men wil is dukkha, want het zet ons onder voortdurende druk. En het maakt ons onbehaaglijk.
Ons lichaam is een bron van vuiligheid; het is afstotend, walgelijk. Het lichaam moet steeds gewassen en gezuiverd worden. Blijft iets rein als het met een lichaamsdeel te maken heeft? - Zelfs het voedsel dat we eten wordt tot vuilnis wanneer het in de mond komt en ingeslikt wordt. Onze kleding is eveneens onrein. Ze moet gewassen en gestreken worden. Onze woning moet gereinigd worden, stofzuigen, poetsen, stof afnemen. Overal waar mensen wonen moet rein gemaakt worden, omdat de mensen onrein zijn.
Zo te contempleren betekent het walgelijke te onderzoeken.
Concentreer je erop de inwonende natuur ervan in te zien. Beschouw elk facet ervan. Als een punt onderzocht is, vloeit het weten geleidelijk naar het volgende punt. Wanneer oplettendheid en het waarnemen in nauwe verbinding blijven, moet pañña [wijsheid] gaan werken en onophoudelijk verder gaan. Stap voor stap zullen jullie werkelijk inzien en weten. Dan is pañña op het eerste niveau van onderzoek.
Na het onderzoeken van de vuiligheid moeten jullie het proces van verandering in het lichaam onderzoeken.
Stap voor stap moeten wij tot de waarheid doordringen, moeten wij ons bevrijden van het hechten en van verkeerde meningen. De citta wordt dan helder en zal waardigheid en moed uitstralen. Hij zal tevreden elk facet van de waarheid onpartijdig accepteren.
"Dwazen stapelen voor zich steeds meer last op. De wijze laat steeds meer los totdat niets over blijft."
Na het onderzoek van het proces van verandering in het lichaam moeten jullie het proces van verandering in de khandhas onderzoeken. Elk deel van het lichaam is aan verandering onderworpen. Er is geen enkele uitzondering; wij kunnen ons nergens aan vasthechten.
Hetzelfde met het begrip anatta. De dingen behoren ons niet toe noch behoren zij iemand anders toe. Alle dingen zijn slechts natuurlijke verschijnselen.
Maar wij mensen grijpen ernaar, houden ze vast. De Boeddha waarschuwde ons niet vast te grijpen. Beschouw de dingen niet als "ik" of "mijn". Ze zijn niet ons zelf.
Concentreer je erop hoe alles vervalt. Wat ondervindt de citta daarbij? De elementen aarde, water, wind en vuur [van het lichaam] keren na de dood weer terug. Aarde wordt aarde, water wordt water, wind wordt wind en vuur wordt vuur. Maar er is niets dat als "ik" of "mijn" aangeduid kan worden. Er is geen "ik" of "mijn" te vinden. Er zijn alleen de elementen aarde, water, wind en vuur. Door zo te zien wordt de citta rustig, komt tot rust, wordt stil.
De citta wordt dan niet trots, hoogmoedig of opstandig. Maar het hart wordt rustig. Daarom onderwees de Boeddha herhaaldelijk om te onderzoeken totdat wij het begrijpen en er goed mee kunnen omgaan.
Wanneer de citta met zijn eigen pañña helder ziet, kan hij zich alleen in de stilte terug trekken, vast in zich geconcentreerd, alle zorgen loslatend.
Leerrede van de eerwaarde Maha Bua Nyanasampanno,
verkort weergegeven door Nico.
----------
[*1] khandha (s) = accumulaties, groepen, hopen of aggregaten. Het zijn de vijf componenten waaruit onze persoonlijkheid bestaat, namelijk lichaam, gevoel, geheugen en zijn functies, denken en bewustzijn. Het zijn de fysieke en mentale componenten die deze hele wereld van sensorische verschijnselen mogelijk maken.
[*2] kilesas: Zij zijn de handlangers van avijja. Het is datgene wat het hart verontreinigt, bevlekt en vervuilt. De gebruikelijke lijst van de kilesa's bevat hebzucht, haat, afkeer en waanideeën in hun verschillende vormen, zoals passie, afgunst, hypocrisie, verwaandheid, ijdelheid, trots, gierigheid, zich zorgen maken, angst, twijfel, opstandigheid, zelfgenoegzaamheid, luiheid, ongerustheid, rusteloosheid, schaamteloosheid, immoraliteit en alle soorten van subtielere variaties ervan, die tot kwade, slechte en onheilzame gemoedstoestanden voeren.
[*3] Vedanâ, sañña, sankhara en viññana:
Vedanâ: Gevoel, het gewaar worden van aangename of vreugdevolle, neutrale of pijnlijke gevoelens. Gevoel is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandhâ).
Saññâ: herinnering, het in kaart brengen van betekenis en belang van het onbekende. Het is het herkennen van het bekende en alle soorten van associaties. Al deze functies kleuren en conditioneren onze persoonlijke waarneming. Geheugenfuncties is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha).
Sankhâra: formaties, conditionaliteit. 1) Het is datgene wat met de hulp van de vijf khandhas dat schept wat we krijgen geserveerd als dingen, verschijnselen en uiteindelijk als onze wereld. Normaal kunnen we niet inzien dat de individuele kandha's elkaar alleen maar veroorzaken, dat ze als zeepbellen opstaan en barsten. We zien alleen de afgewerkte eindproducten (formaties) en niet de ingrediënten waaruit ze zijn ontstaan. 2) Als de vierde khandha heeft het betrekking op denken, d.w.z. korte gedachtenformaties, die dan door saññâ tot ideeën, meningen en visies worden.
Viññana, bewustzijn, is de spirituele bevestiging van inkomende gewaarwordingen. Bewustzijn is een van de mentale aggregaten van de persoonlijkheid (khandha).
[*4] pañña: Wijsheid, inzicht. Kennis die voortkomt uit ervaring.