Hele concrete onderzoeksvragen zouden kunnen zijn (te beantwoorden naar eigen ervaring)
Interessante vragen. Ik ga gewoon een paar hints geven.
-Is er geen besef van Ik ben/besta als er geen gedachte is?
Onderzoek dan "wat" dit besef van ik ben/besta is. Is het zelf een gedachte of niet? Is dit besef er als je slaapt (diepe slaap)? Als je in coma bent? Deze twee laatsten vallen eigenlijk buiten wat voor ons, gewone mensen, te onderzoeken is, omdat er op dat moment ook meestal geen zien meer is (het is echter mogelijk zien te ontwikkelen zelfs in de diepe slaap). Het onderzoek slaat op wat je kan zien in het moment zelf. Indien dat zien er niet is, dan kunnen we enkel op retrospectie terugvallen (terugkijken in het verleden) en dit gebeurt door ons denken. Het denken in die zin, kan ons wel openen voor het zien in het moment (we komen open te staan voor de mogelijkheid doordat we verstandelijk begrijpen dat er geen ik besef is in de slaap/coma), maar het werkelijke onderzoek zit in de vraag: "Wat is dit besef ik ben/besta?", "Is het er altijd of komt het en gaat het?", "Komt 'ik ben, dit is mijn, dit is mijn zelf' op of is het iets dat er altijd is?"
-Komen er geen verlangens in je op zonder een besef van Ik ben? Oftewel is een besef van 'Ik ben' een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van verlangens? Of is het eerder zo dat verlangens op een andere manier ontstaan, ook wel zonder dat er een notie 'Ik ben/besta' is in de geest?
Ook hier moeten we opletten dat we niet in retrospectie blijven steken. Het onderzoek gaat niet via het denken (retrospectief kijken naar een toestand waarin er geen zien is). In dit geval, als we ons beroepen op retrospectie, zouden we kunnen concluderen dat toen we baby waren, dat er toen geen "ik ben" was en toch waren er verlangens, zo kunnen we met reflectie ook bedenken dat dieren misschien geen "ik ben" hebben, en toch verlangens hebben. Dit zijn abstracte manieren van denken, die jou in dit geval van het onderzoek afhouden. Het onderzoek zelf kan echter niet in deze toestanden gebeuren, noch een baby kan dit onderzoek doen, noch een dier, het kan alleen maar gebeuren als er een minimum van onwetendheid is opgehoffen. Baby's en dieren bevinden zich volledig in onwetendheid, een volwassen mens, hoewel grotendeels en sommigen nog volledig in onwetendheid, kan weten, en weten betekent in deze zin niet denken, maar zien.
Wat gezien wordt is dus niet de toestand van volledige onwetendheid (want daarin is geen zien), het onderzoek triggert zien (zoals ik eerder zei: het zien van het denken, niet het denken zelf). Hoewel we dus reflectief kunnen bedenken dat er verlangens kunnen zijn in onwetendheid (dier, baby en onvolwassen volwassenen), is dit niet het onderzoek. Het onderzoek gebeurt niet via reflectie, maar via direct zien, en in direct zien kan je de vraag stellen, hoe de zaken verlopen in het zien: "Als er verlangens opkomen en ze zijn gezien (onwetendheid erover is doorbroken) hoe kunnen ze zich dan toch nog kristaliseren? Rond wat kristaliseren ze zich? Op wat steunen ze zich om, hoewel gezien (niet meer onwetend erover), toch nog te kristaliseren?", "Kan in dit zien een verlangen kristaliseren zonder dat besef van 'ik ben'?" en hetzelfde voor gedachten "Kan in dit zien een gedachte zich voortzetten (meer dan gewoon komen en gaan) zonder dat het iets/iemand heeft om zich op te enten?", of beter onderzoeken hoe dat deze gedachten, deze verlangens zich kristaliseren, zoals Adyashanti aangaf, door de helderheid (het zien), kan je zien hoe een gedachte nog voor het een gedachte is, als energie opkomt en dan gaat kristaliseren (ook al is het gezien, is dit proces nog niet doorbroken, bij ons toch nog niet) en rond wat het zich kristaliseert op het moment dat er een "ik" is die ziet, en hetzelfde voor een verlangen. Het gaat om dit te onderzoeken in helderheid, niet in onwetendheid, daar zien we niet in. Het is pas als de "ik ben", het laatste obstakel in het zien, ook wegvalt, wat ik noem de onderzoeker (ik) valt weg in het onderzoek (het zien), dus als er enkel zien overblijft en niet meer iemand die ziet, pas dan wordt niet alleen het eigen zien gezien, maar al het zien van alles en iedereen en pas dan kan je als een Boeddha zeggen gezien te hebben hoe alles in elkaar zit, hoe geest in elkaar zit, hoe onwetendheid in elkaar zit, hoe hechting de oorzaak is voor bestaan, samsara en, hoe onwetendheid de oorzaak voor niet zien, nibbana.
Want als je gewoon afgaat op wat de Boeddha gezegd heeft, en de puzzel niet eerst voor jezelf in elkaar laat vallen, dan kan je tot onnauwkeurige conclusies komen. Als je niet tot eigen zien komt (en je kan maar zien, wat je kan zien, wat je nog niet kan zien, kan je nog niet zien, dus dan moet je verder gaan met onderzoek), maar gaat reflecteren (denken) op wat Boeddha gezegd heeft, dat je denkfouten kan maken, zoals: "Ultiem zag de Boeddha dat gehechtheid de oorzaak is van lijden, dus zal gehechtheid opheffen ook de oorzaak zijn van niet-lijden (nibbana). Dus het pad om dat lijden stop te zetten is de gehechtheid stop zetten", maar dan blijf je steken in de derde edele waarheid en kom je niet tot wijsheid (zelf zien) via de vierde edele waarheid (het effectieve pad). En het is juist dat dat verwijst naar wat nodig is om die gehechtheid stop te kunnen zetten: zien, wijsheid, inzicht (geen verstandelijk inzicht).
Het achtvoudige pad begint niet voor niets met "juiste inzicht", het begint niet met "juiste inspanning om gehechtheid stop te zetten". Eerst en vooral moet je zien, zonder dit zien kan er geen juiste intentie ontstaan (want dan weet je niet waar je intentie op te richten), kan er geen juiste spraak en handelen ontstaan en ga zo maar voort. "Eerst zien, dan geloven". Eerst zien en dan om dit zien te belichamen (zodat het niets steeds weer wegvalt), om dit zien te stabiliseren, is het nodig juiste intentie te ontwikkelen, juiste spraak en ga zo maar voort.
En zien kan je maar wat je kan zien, in het begin kan je maar zien hoe in "jouw" helderheid alles ontstaat, dat is het openen van het Dhamma-oog, het onderzoek (niet in denken), kan leiden tot zien, niet met het denken, maar met het Dhamma-oog en in die helderheid kan gezien worden hoe dat "jouw" formaties ontstaan "in helderheid" en door dit proces van zien kan je er stilaan los van komen, los van er steeds in mee te gaan, in de energie die ontstaat, tot het meest hardnekkige overblijft, het besef "ik ben" (de "ik" die ziet) en de subtiele gehechtheid die er nog mee verbonden is. De helderheid is op dat moment zo groot dat gewone gehechtheden niet meer kristaliseren, maar zolang dit "ik ben", dit referentiepunt niet wegvalt, is niet gezien hoe gehechtheid toch nog kan kristaliseren als er geen wetendheid meer is, dan is niet gezien hoe dat als deze gehechtheid ook niet wegvalt, dat de keten van wedergeboorte nog niet doorbroken is en als de keten van wedergeboorte niet doorbroken is, wordt de helderheid sowieso op een gegegen moment doorbroken: dood, nieuw leven, opnieuw baby zijn, opnieuw onwetend zijn, opnieuw karma opbouwen tot dat de nieuwe incarnatie terug volwassen genoeg wordt om die helderheid te herontdekken en terug tot zien te komen. Vandaar… pas als in helderheid ook de gehechtheid aan "ik ben" wegvalt (ik ben het die ziet), valt alle gehechtheid weg en komt er geen onwetendheid meer aan te pas.
Daarom vergis jou niet. De 3 edele waarheden beschrijven het probleem en wat de oplossing is, maar de oplossing is het pad niet, het pad is niet het loslaten van alle gehechtheid, de Boeddha heeft dit zelf geprobeerd, het pad van ascese, en hij heeft vastgesteld dat het niet bevrijdt. Wat is dan wel het pad? De 4e edele waarheid: het tot inzicht, wijsheid komen en het stabiliseren van die wijsheid, dat is het pad naar de oplossing, niet de oplossing zelf, de oplossing kan er maar zijn als gevolg van het pad.
-Komen alle emoties voort uit deze notie 'Ik ben/besta' of ontstaan emoties ook wel zonder de notie 'Ik ben'?
Het antwoord hierop is: dit kan maar echt zelf, direct vaststgesteld worden als in helderheid (niet in onwetendheid, cfr. diepe slaap, coma, duffe gedachtenloosheid) deze notie ik ben/besta (de "ik" die ziet) tot wegvallen komt. Het antwoord is dus een uitnodiging tot verder onderzoek, verder tot zien komen (helderheid) en niet gaan speculeren op basis van reflectie of emoties kunnen ontstaan in onwetenheid. Je mag dat laatste wel gerust aannemen, maar je weet maar echt over wat je spreekt als je dit aan de lijve ondervonden hebt, m.a.w. als iets (niets) emotie ziet ontstaan, zonder 'ik ben' (zonder 'ik ben het die ziet'), en dat 'ik ben' (en 'ik zie') hiervoor dus moet wegvallen, terwijl er toch nog zien is (helderheid). M.a.w. we moeten niet terug naar de toestand van een baby, om dit "ik ben" te laten vallen, de "ik zie" moet eerst tot ontwikkeling komen, het is die "ik" die op onderzoek gaat voordat de "ik" kan wegvallen in het onderzoek (in het zien) en dus dat de "ik" wegvalt in helderheid (het omgekeerde van de onwetendheid van de baby).
De stap hiervoor, die niet overgeslaan kan worden, is: in wetendheid (terwijl "je" helder ziet) zien hoe formaties ontstaan aan die "je" die ziet en waarrond ze ontstaan, pas als "je" dat gezien hebt, kan de "je" die ziet, het referentiepunt, ook losgelaten worden, en pas dan is er werkelijk en direct zien van hoe alles ontstaat (niet alleen die wereld rond dat referentiepunt), alwetendheid: hoe dat gehechtheid ontstaat (ook als er geen wetendheid, geen ik die weet/ziet is), hoe dat onwetenheid ontstaat, hoe dat onwetendheid voorkomt dat gehechtheid kan opgeheven worden en hoe dat onwetendheid verbonden is aan de cyclus van geboorte en wedergeboorte.
Maar als je denkt gehechtheid te kunnen oplossen door alle gehechtheid gewoon los te laten. Succes dan!