De melding hierboven, dat er ook on-Verlichten zouden zijn, die herinneringen zouden hebben van vorige levens, is misschien een belangrijke ervaring voor die persoon. Maar er is verder geen enkel bewijs dat er sprake zou zijn van de wedergeboorte. Ik gaf al aan dat dit immers niet te toetsen is, in ieder geval heb ik die ervaring niet. Dus ik kan er zelf niks mee. Nou zou men kunnen zeggen: “Dat jij een dergelijke ervaring niet hebt, of hebt gehad, betekent niet dat het niet waar zou kunnen zijn dat er sprake is van wedergeboorte”. Inderdaad, maar er is nog nooit iemand teruggekomen uit de dood die ons is komen vertellen dat er inderdaad sprake is van wedergeboorte. Steeds is er sprake van een nu levend mens die een getuigenis aflegt van wat hij of zij heeft ervaren van een vorig leven. Dit is mijns inziens een uiterste vorm van glad ijs, en door te beweren dat er “voldoende bewijs zou zijn voor het bestaan van de wedergeboorte” begeven we ons op een hellend vlak. Althans, dat is mijn mening en overtuiging.
Eerder gaf ik al aan, dat de wedergeboorte een belangrijk onderdeel is van de leer van de Boeddha, maar niet het belangrijkste. Feitelijk past de prediking netjes in elkaar, is het een systematische aanpak en verklaring van Gautama de Boeddha. Dus wil ik de wedergeboorte zeer zeker niet verwijderen of zo, want dat zou ontwrichtend werken. Soms lijkt het misschien alsof ik het zou willen ontkennen. Nee, ik ontken niets zomaar, dat is te zwart-wit gesteld, namelijk. Het zou “waar” kunnen zijn, en omdat de wedergeboorte een essentieel onderdeel is van de leer van de Boeddha, kan ik er slechts op vertrouwen dat het inderdaad zal kloppen wat Boeddha predikt. Ik heb ook al eerder aangegeven dat dukkha, het lijden, het meest belangrijke is waar de leer van de Boeddha om draait, dat is feitelijk wat zijn leer behelst. En dat de wedergeboorte daar onderdeel van uitmaakt, lijkt me evident. Het lijden, dukkha, is dat waar de Vier Edele Waarheden immers over gaan.
Passievrucht huldigt Gautama de Boeddha als de enige die het lijden centraal heeft gesteld in de leer en de prediking, zelfs zozeer, dat, ik citeer hem: “geen enkele stichter van welke godsdienst dan ook dit heeft. Er zit een unieke kant aan de Boeddha en diens openbaringen van de werkelijkheid.” Dat mag misschien waar zijn wat betreft de centraalstelling van dukkha, het lijden, maar andere stichters van de diverse wereldreligies hebben ook unieke kanten, die we juist niét bij de Boeddha terugvinden. Voor mij is dat dus geen bijzondere reden om Gautama de Boeddha te beschouwen als iemand die zo bijzonder was, dat andere stichters van welke religie dan ook daar wellicht wat flauwtjes bij afsteken. Passievucht spreekt zelfs over het beschouwen van andere levensvormen door de Boeddha via een “hemels oog”, wat dat dan ook moge zijn. Dit verraad een bijzondere adoratie van Gautama de Boeddha, die ook andere stichters van de diverse wereldreligies ten deel valt als we naar hun leerlingen of volgelingen luisteren. Iedereen vindt zijn of haar eigen Leraar of goeroe het allerbeste en aller voortreffelijkste. Zit hier niet een vorm van heldenverering in? Ik bedoel dit niet als kritiek, maar ik wil slechts wijzen op het feit, dat een dergelijke adoratie ook bijzondere gevaren met zich meebrengt. In hoeverre interpreteer je dan datgene wat een Meester heeft gepredikt als zijnde de hoogste waarheid, terwijl een dergelijke interpretatie en adoratie mogelijk meer over jezelf zegt dan over de Leraar?
Eerlijkheidshalve: ik heb een dergelijke adoratie ooit ook gekend, ik was helemaal ondersteboven van de Boeddha, maar vooral ook van Osho. Dat is waarschijnlijk een kwestie van charisma, van aantrekkingskracht van de Leraar, de Meester, de goeroe. Maar is dat niet een vorm van het projecteren van een soort vaderfiguur op de Leraar? Let wel: ik wil niemand kwetsen, maar ik ben erg op mijn hoede voor een dergelijke adoratie, omdat ik zelf dus een dergelijke projectie heb gehad en ik dat op den duur heb moeten terugnemen als zijnde inderdaad mijn eigen projectie en niet de bijzonderheid van de Meester. Het is een vorm van feodaal denken (de heer en meester is heerser en beschermer van de vazallen). Veel volgelingen lopen in deze valkuil, en ik heb er zelf nogal een desillusie mee doorgemaakt. Ik bouwde op de woorden en de grote kennis van de Boeddha, en van Osho, ik las alle boeken die ik maar kon vinden en kocht ze allemaal. Leuk voor de aanleg van een bibliotheek, maar het blijven woorden, teksten die op dat moment naar mijn mening de waarheid bevatten. Op den duur merkte ik echter, dat ik niet op woorden kon blijven leven, dat het leven zelf mij riep. Ik moest, met vallen en opstaan, zelf in het dagelijkse leven mijn weg zien te vinden. Ik beken dat mij dat vrij moeilijk is gevallen, maar het is het begin van de individuatie. Ik ben een hoog sensitief persoon, die zich altijd vrij kwetsbaar heeft gevoeld in sociale verbanden. Maar ik moest er doorheen, omdat het leven dat eenmaal van ons en van mij vraagt. Ik ben er min of meer doorheen, maar mijn projectie op de menselijke Leraar, de Meester als vaderfiguur is volledig aan diggelen gevallen. Ik zeg niet dat anderen hier een vaderfiguur zoeken in de Boeddha, misschien is het een andere projectie of helemaal geen projectie. Dat kan alleen degene zelf hopelijk voor zichzelf bepalen. Maar wees toch alsjeblief voorzichtig, en dat zeg ik met grote zorg. Ik heb dus niet de intentie om ook maar iemand dwars te zitten of zijn of haar levensovertuiging naar beneden te halen. Maar vergeet niet dat ons leven het leven is wat je zelf moet leven, we kunnen niet de Leraar gebruiken om ons in alles te leiden, zeer zeker niet alleen via teksten. We hebben allemaal gezien wat er van Osho’s commune is terecht gekomen in Oregon. Zo dient het in ieder geval niet te gaan! Uiteindelijk word je op jezelf teruggeworpen. Dat is een belangrijke leer-les voor mij geweest.
Ik beschouw de Boeddha heden ten dage liever als een soort medicus, die op wetenschappelijke wijze uitlegt welk medicijn we nodig hebben voor onze bevrijding. En als we bevrijd zijn, vraagt hij ons om ook anderen te helpen die bevrijding te realiseren, zomaar, spontaan. Niet omdat dat een eis is, maar omdat we dit gevoel krijgen. Ik zou het liefde willen noemen. We zijn niet alleen op de wereld, alles is met alles verbonden, niets staat op zichzelf. Het zou in mijn ogen nogal egocentrisch zijn, als we de bevrijding uitsluitend voor onszelf zouden houden. Daarom ben ik een voorstander van het Mahayana boeddhisme: de boddhisattva weigert de volledige Verlichting voor zichzelf te houden, sterker nog, hij of zij wacht als het ware op de rand van de Verlichting tot iedereen is gered en we gezamenlijk de bevrijding kunnen smaken. (correctie: 10 jan. 2020 n.a.v. opmerking van aanwezig: het is correcter de motivatie van de boddhisattva als volgt te formuleren: de Verlichting te realiseren, teneinde alle levende wezens effectief van dienst te kunnen zijn datzelfde te realiseren). Dus niet hij wel en hij niet, of zij wel en zij niet, of hij wel en zij niet, nee. Hoe kan één mens Verlicht zijn terwijl de anderen allemaal in duisternis rondwandelen? Dat vind ik veel belangrijker dan om aan te nemen dat er sprake is van wedergeboorte. In vertrouwen wil ik het nog wel aannemen als concept, maar de bevrijding van mijzelf en van de ander is voor mij van een veel groter belang.