Dus, is dit geloof een gedachtenschim die het zien van de werkelijkheid zoals hij is moeilijker maakt? Of zit er toch iets zinvols in?
Zomaar wat er in mij opkomt.
Elk geloof is wel een gedachtenschim. Maar gedachtenschimmen zijn daarom niet nutteloos.
In de natuur komt goed en kwaad niet voor. Er is wel zorg, voor zichzelf, voor de jongen, voor de eigen soort, en bij mensen is dat net zo, alleen is de schaal wat groter geworden.
Toen mensen jager en verzamelaars waren bestonden begrippen als goed en kwaad ook niet. Net als de dieren werd er gezorgd voor de eigen soort. Als dat de kop inslaan van een andere soort inhield, dan was dit omdat die de eigen soort bedreigde, voedsel afpakte, terrein afpakte, heel natuurlijk, net als roedels wolven.
Toen die mens is gaan settelen, zijn er afspraken ontstaan om het samenleven in een groter groep dan natuurlijk mogelijk te maken. De natuurlijke neigingen werken niet meer op grotere schalen. Dus zijn er regels nodig. De regels volgen werd bestempeld als goed, ze niet volgen als kwaad. Het is een uitvindsel, een toevoeging, een laag op de werkelijkheid, maar eentje die daarom niet waardeloos is. Het heeft zijn waarde binnen die schaal. Ik zou het niet zomaar wegnemen. Dan zou niemand zich nog veilig voelen.
Je kan er wel doorheen zien, zien dat het niet toebehoort aan de werkelijkheid, maar wel toebehoort aan de systemen die op hun beurt ook al toegevoegd zijn aan de werkelijkheid. Dan ben je vrij van geloof dat er werkelijk goed en kwaad bestaat, zonder dat je verwerpt dat het goede doen noodzakelijk is om die systemen leefbaar te houden voor iedereen, en het kwade doen best vermeden wordt.
Nog een stap verder, iets wat enkel die mens kan en eigenlijk meer een noodzakelijkheid aan het worden is, is het los komen van die individuele gerichtheid op zichzelf en het eigene. Dan en pas dan kan die nood aan regels vervallen en ook die opdeling in goed en kwaad. Dan wordt spontaan dat gedaan dat het geheel ten goede komt.
De Christenen, maar eigenlijk ook de Boeddhisten (ethiek), hebben dat nog niet zo slecht bezien: als je helemaal gericht gaat worden op het goede te doen, geraak je minder en minder gericht op jezelf en het eigene en kan je hier op den duur ook los van komen.
Maar het kan ook anders, directer: niet via persee het goede doen, maar door direct die gerichtheid op het zichzelf, het eigene aan te pakken. Als dit wordt doorbroken door er doorheen te zien en de onwerkelijkheid ervan te doorgronden, is er geen sprake meer van kwaad doen, maar ook niet meer van goed doen, dan is alle doen ontdaan van die opdeling en enkel gericht op wat er aan die opdeling vooraf gaat. Meestal loopt dat vrij dicht bij het "goede doen", alleen heeft dat goede zijn absolute status verloren, en kan het soms het tegendraadse, wat meestal als het kwade wordt gezien, worden. Goed is dan gerealiseerd als altijd relatief aan een bepaald standpunt, en kwaad ook.