Mysticus Jan van het Kruis heeft denk ik een realistische kijk op zaken. Ik denk dat dit overeenkomt met Boeddha's inzichten. Die kijk is dat een mens in en uit zichzelf geen voldoening kan vinden, geen oplossing voor de mentale honger en dorst, voor het gevoel dat je toch iets mist en tekort komt. Ik denk daaraan als de pijl in je hart. Alsof je innerlijk verwond bent.
Instinctief zoek je compensatie, een oplossing hiervoor in iets externs. Zoekt een partner, iets te snaaien, gezelschap, mooie muziek, lekkere geuren, vermaak etc. Iets wat even een goed gevoel geeft. Iets moet de honger even laten verdwijnen naar de achtergrond. Of zoals de Boeddha zegt:
"En dit, monniken, is de Edele Waarheid over de oorsprong van het lijden: het is het verlangen welk tot verder bestaan leidt, verbonden is met plezier en lust, en hier en daar naar genot zoekt. In het kort: verlangen naar genot, verlangen naar bestaan, en verlangen naar niet–bestaan". (SN56.11)
We zoeken altijd naar iets wat een soort gevoel van voldoening/bevrediging/beloning geeft, en zien als geluk. Dat kan ook de dood zijn. Hoewel wij dit zien als de oplossing voor lijden, althans zo ons gedragen, geeft de Boeddha aan dat dit juist de oorzaak is. De benadering van van het Kruis is iets anders. Niet zozeer een analyse van lijden is drijvend, maar meer dat we op deze manier nooit zullen verenigen met God en de overvloed en rijkdom van de ziel, die evenbeeld is van God, nooit zullen smaken.
In God stilt de honger. Ik sluit niet uit dat wat de Boeddha realiseerde hetzelfde is. Hoe dan ook, beide leren wel dat we moeten stoppen met gehechtheid aan het geschapene, en het zoeken naar voldoening in dit of dat. In de christelijke mystiek wordt dit zoeken naar voldoening gezien als zelf-wil en onderscheiden van Gods wil.
Hoe dan ook, beide zien geen heil in de weg die wij altijd weer gaan, namelijk, voor onze nare gevoelens van gemis en tekort een oplossing zoeken in zaken die ons tijdelijk een goed gevoel geven. Het is ook niet zo moeilijk te zien dat dit niet echt de weg is maar ik denk eerder dat het moeilijk is die weg te gaan en er op te vertrouwen dat het goed komt. Dat het niet allemaal sprookjes zijn. Het sprookje van een heelheid, overvloed, rijkdom, een einde aan gevoelens van gemis en tekort, mentaal.
In de mystieke benadering heb je niet een fysieke Boeddha nodig, zeg maar, om daar aan te komen want alles wat je zoekt is er al. Er is al een innerlijke leraar, er zijn innerlijk lessen, er is roeping.
Jan van het Kruis beschrijft een persoonlijke ontwikkeling die denk ik ook veel op het boeddhistische Nibbida lijkt, ontgoocheling, desillusie. Je raakt gedesillusioneerd dat die tijdelijke dingen maar niet echt meer voeden. Het is alsof je een oplossing zag, en dit opeens geen oplossing meer blijkt. Maar over het algemeen zal een mens alleen het ene voedsel verruilen voor het andere en niet echt het patroon van zoeken naar voldoening verbreken. Maar er kan een tijd komen, zo zegt Jan van het Kruis, dat niks meer werkt. Niks bevredigt meer, zelfs niet je religie, religieuze praktijken, meditatie, gebeden, inzichten, kennis etc. Het werkt niet meer. Het wil maar niet meer voldoen.
Over het algemeen zijn spirituele leraren (en jezelf) dan geneigd te denken dat er iets mis gaat of is. Dat men/je een blokkade heeft, de vruchten ervaart van heel negatief kamma, zondig is, etc. Het wordt gezien als iets negatiefs. Deze duisternis en beklemming dat niks meer voldoening schenkt. Jan van het Kruis wijst er op dat het ook kwaliteit kan zijn, een heel goed teken. Ik denk dat iemand als Hein Thijssen zoiets heeft ervaren.
https://boeddhistischdagblad.nl/achtergronden/196178-god-was-gewoon-een-implantaat-4/Het grappige is, waar Thijssen het zelf begreep als het loslaten van (het concept) God hij waarschijnlijk juist werd geleid en geroepen door de levende God in zichzelf, de ziel, en God vond.
Het is denk ik wel mooi om te zien dat het ontgoocheld raken, gedesillusioneerd, zowel in de mystiek als in de Dhamma helemaal geen slecht teken is. Misschien is het ongemakkelijk voor jezelf en anderen maar is het negatief en slecht? De neiging is vaak om het zo uit te leggen. Want je moet toch leuk zijn, vrolijk, blij, dankbaar, optimistisch zijn als spiritueel mens, of als gelovige...? Het is wel grappig, vind ik, dat de levende God in ons waarschijnlijk iets heel anders wil en van plan is met ons. Die leidt ons de duisternis in waar je alleen maar verder kunt in vertrouwen/geloof.
Ik geloof ook wel dat het in de kern bij ons altijd maar draait om voldaan en bevredigd raken. Van lekker eten, mooie muziek, werk, religieuze beoefening en praktijken, goede dingen doen. Er is altijd een soort egocentrisch streven en strategie. Als we ons maar ergens goed bij voelen. Dat kan grof of subtiel zijn maar het is hetzelfde mechanisme.
Ik denk niet dat het slecht is ofzo, of afkeuring verdient. Maar ik geloof wel dat de Boeddha gelijk heeft dat het geen oplossing is voor het lijden en mystici terecht zien dat dit niet Gods plan is met de mens.
Het is denk ik ook niet echt authentiek. Ik denk dat je het zo kunt zien dat alles wat niet echt authentiek is, en dus niet echt uit jezelf komt, uit je ziel, je ervaart als een soort dwingelandij. Een soort terreur noemde Thijssen dit. Die terreur vind ik een herkenbare omschrijving. Die terreur beschreef Boeddha als asava, anusaya, kilesa, tanha. Wat echt uit jezelf komt heeft niet dat karakter van terreur. Het heeft niet een karakter van dwang, drang, drift, neiging. Zo voel ik het. Dat is meer iets wat je aankleeft. In die zin denk ik ook dat dat het wijs is om dat allemaal te zien als niet Ik, en niet mijn. In die zin gaat voor mij het spirituele ook wel degelijk over het zelf, over jezelf. Jezelf als wat authentiek en oorspronkelijk uit jezelf komt.