Boeddha heeft altijd ontkent dat hij verlicht was. Als men hem vroeg wie hij was, was zijn antwoord steevast: ‘Ik ben wakker.’ Nog steeds bestaat er misverstand over de term verlichting. Vaak wordt verlichting als een te bereiken doel aangemerkt. Je bereikt het stadium van verlichting niet, je bent al verlicht. Zou je de interfererende mind stil krijgen, dan zou je dit beseffen en begrijpen.
Maar de Boeddha adviseert ook de geest te zuiveren omdat ie dan makkelijk toepasbaar wordt. (AN3.101)
Je kunt dit vergelijken met het zuiveren van water of goud. De Pali Boeddha vergelijkt het met het zuiveren van goud.
Natuurlijk, het goud is er maar je moet toch ook echt dat goud ontdoen van zijn bezoedelingen (zand, aanslag, andere metalen etc). Pas dan, en alleen dan heb je puur goud in je handen. Dat pure en gezuiverde goud is van een hele andere kwaliteit en heeft hele andere eigenschappen dan vervuild goud. Vervuild goud glanst niet echt, het is dof, het is broos, het is niet te smeden, niet goed te bewerken, niet makkelijk toepasbaar. Boeddha leert dat het met de geest net zo is. Goud is hier een metafoor voor de geest.
Als een Boeddha een uur wil concentreren op 1 ding, kan ie dat moeiteloos. Een ongezuiverde geest houdt dit amper een paar tellen vol. Als een Boeddha in een meditatieve subtiele staat wil komen (jhana en arupa jhana) of beeindiging van waarneming en gevoel, kan ie dat moeiteloos. Een onverlichte geest kan dat niet. Als een Boeddha astraal wil reizen kan ie dat, en kan ie hemelse wezens bezoeken o.i.d. en een ongezuiverde geest wordt als een blad in de wind overal naartoe geslingerd. Een Boeddha kan, als ie wil, duizenden dingen tegelijkertijd visualiseren, kraakhelder, alsof het echt is, en vasthouden, maar een onverlichte geest kan nauwelijks zijn huis visualiseren voor een paar tellen.
Een ongezuiverde geest voelt volgens mij ook de belasting van de smetten. De belasting van aanwezige agressie, haat, hebzucht, sloomheid/traagheid, en bij een gezuiverde geest is dit voor altijd afwezig. De smetten maken de geest stug en moeilijk toepasbaar. Dhamma gaat dus ook niet over willoos worden, mijns inziens, maar juist om beheersing van de wil en een uiterste subtiele en soepele geest ontwikkelen, realiseren. Dit kun je bij de meeste mensen echt niet zeggen.
Vervuild water kun je niet drinken, en het is niet fijn er in te zwemmen, en het is echt wel anders dan schoon water. Met de geest net zo volgens mij.
Je kunt de waarheid van de beeindiging van lijden (Nibbana) niet echt smaken, volgens mij, met allerlei bezoedelingen in je geest. Daarom wordt het ook beschreven als de beeindiging van hebzucht, haat en begoocheling, de drie wortels van alle beklemmende toestanden.