Mijn eigen ervaring is dat het ‘ik ben’ slechts een tijdelijke fase in het zoekproces is. Je kan ernaar zoeken, en er is misschien even iets dat zich aanwijst als ‘ik ben’, maar bij nadere inspectie zal blijken dat er niets is. Het lost zich op. Mijn conclusie is dus ook er is niet zoiets als een ik, een aanwijsbaar onderdeel van je realiteit die je maakt tot wat je bent.
Zo is dat!
Je zou het kunnen vergelijken met hoe een overtuiging kan ontstaan dat de Aarde plat is. Op een gegeven moment kun je door ervaring vaststellen dat de Aarde plat is, bijvoorbeeld met een waterpas. Je kunt vervolgens zo overtuigd geraken van deze overtuiging dat het niet meer als een idee, een geloof kan gezien worden. Alle uitdagingen die deze overtuiging trachten open te trekken worden dan gezien als dwaasheid, onwetendheid, of geloof.
Maar als je dan de kans zou hebben om de ruimte in te gaan, zou het opeens duidelijk worden dat de overtuiging "de Aarde is plat" hoewel zelf vastgesteld, een nog steeds beperkte voorstelling van zaken was, een idee, een geloof.
Dus de ruimte ingaan heft de vorige overtuiging op, maar kan een nieuwe overtuiging doen ontstaan. Namelijk, "de Aarde moet als rond gezien worden en niet anders".
Zolang er daar in de ruimte blijft gehangen, is deze nieuwe overtuiging geen enkel probleem. Het wordt wel een probleem als er terug naar de Aarde wordt afgedaald. De overtuiging dat de Aarde alleen maar als rond mag gezien worden, kan dan in conflict komen met de eigenlijke ervaring van de Aarde als plat.
Het wordt eigenlijk maar een conflict als je opeens een kruistocht begint tegen "de Aarde is plat"-"gelovigen". Dit wordt conflictueus omdat de "de Aarde is rond" -"gelovigen" ook gewoon de ervaring hebben dat de Aarde plat is. Ze reageren zo, ze navigeren zo, ze gedragen zich zo, en tegelijkertijd gaan dezen: "de Aarde is rond" opdringen als enige juiste zienswijze.
Maar is er werkelijk iets mis met het ervaren van de Aarde als plat en als dusdanig te bewegen op die aarde? Is er zelfs werkelijk iets mis met zich hier geen vragen bij te stellen?
Er is natuurlijk ook niets mis met de gedane vaststelling dat de Aarde in de ervaring plat is, noch met de iets diepere vaststelling dat die in werkelijkheid helemaal niet plat is. Waar het mis begint te lopen is als de ene overtuiging wordt ingeruild voor de andere, het persoonlijke voor het onpersoonlijke, het zelf voor het niet-zelf, het relatieve voor het Absolute, het alles voor het NIKS, en er weerzin, weerstand en conflict ontstaat t.o.v. het andere dat hiermee wordt buiten gesloten.
Tot zover de niet zo denderende vergelijking.
Maar het is wel net zo met de ontdekking dat men niet het lichaam, niet de persoon is, maar één of andere onpersoonlijke, universele kennende essentie. Dat is natuurlijk een mooie ontdekking, eigenhandig vastgesteld, dus lijkt het als een zekerheid als een rots. En er is natuurlijk niets mis met zo'n ontdekking, maar waar het misgaat is dat deze nieuwe ontdekking wordt gehouden en vooral verdedigd wordt als de Waarheid.
Net zo is het met de ontdekking dat er niet zoiets als een kennende essentie is, dat dit nog steeds een subtiele subjectieve ervaring is (hoewel onpersoonlijk), dat er NIKS is. Dit heft de vorige overtuiging op en daar is weer geen enkel probleem mee, maar het probleem ontstaat weer als deze ontdekking wordt verdedigd als de Waarheid en vooral als alle andere (relatief) nuttige perspectieven worden verworpen, bestreden, als dwaas worden afgeschildert.
Het Boeddhisme erkent de realisatie dat er een onpersoonlijke essentie is niet als een bevrijdende realisatie.
Het Boeddhisme erkent ook de realisatie van NIKS niet als een bevrijdende realisatie.
Het Boeddhisme erkent enkel de bevrijding van de middenweg tussen de twee uitersten, tussen het persoonlijk en het onpersoonlijk, tussen relatief en Absoluut, tussen eternalisme en nihilisme.
Men blijft dan niet meer hangen in één van de uitersten, noch gaat men dan het andere verwerpen. Er is dan geen onderscheid meer nodig tussen weters en onweters, zelf en niet-zelf, en er is dan ook geen enkel probleem met wat zich in het relatieve afspeelt, ook niet met religie. De tegenkanting tegen van alles en nog wat valt hiermee eenvoudig weg.
Het is een klaar zien van het grotere plaatje en een helder begrip voor hoe dat de zaken relatief werken en waar ze bevrijdend kunnen zijn en waar ze bevrijding zouden tegenwerken. Het slaat niet de andere kant op, tegen van alles en nog wat. Dat is nergens voor nodig. Tegenkanting houdt een conflictueuze verhouding in stand tot de werkelijkheid in zijn geheel (waarbij in het Boeddhisme het relatieve aspect niet buitengesloten dient te worden).
Boeddhisme staat bovendien niet zozeer voor een aansporen tot ledigen van het gemoed, maar eerder tot het bewaren van het gelijke gemoed. Gelijkmoedigheid. Niet tegen het ene ingaan en het andere ophemelen, maar hetzelfde gemoed bewaren, wat voor (relatieve) tegenstellingen zich ook aandienen, en zelfs t.o.v. Absolute ontdekkingen en relatieve (tijdelijke) handvaten.
In het Boeddhisme is bevrijding is maar werkelijk als het het conflict hebben met vanalles en nog wat (= lijden) en het conflict maken (= lijden toebrengen) beiden, tot op het niveau van dit relatieve rond bewegen hier op aarde, zijn komen uit te doven.
En dan nog is het geen onverschilligheid die overblijft, maar een gelijkmoedig mee verder bewegen, maar dan op zo een manier dat wat bevrijdend kan zijn binnen dit relatieve wordt bevordert en wat bevrijding zou tegenwerken wordt afgezwakt, zonder er in conlicft mee te gaan.