Mijn vader en moeder hebben hun leven lang voor me gezorgd. En dan moet ik gemoed loos zijn naar hen? Ik vind het onbegrijpelijk hoe je ooit gemoedloos hierin kunt worden, bijvoorbeeld, zonder enige hoop en vrees ten aanzien van hun welzijn, of ook andermans welzijn. Dan ben je volgens mij ijskoud. Ik zou het zelf niet eens anders willen dan dat iets of iemand me best mag raken. Ik hoef niet gemoedloos te worden of altijd onaangedaan. Of zelfs maar nooit meer te lijden. In die zin ben ik niet echt een boeddhist meer Siebje.
Mijn bevinding hierin is dat gelijkmoedigheid op de allereerste plaats is voorbehouden voor de innerlijke tempel.
Naar andere mensen toe de gelijkmoedige gaan uithangen is ronduit irritant. Daar heeft niemand wat aan. Het is tegelijkertijd aanmatigend en neerbuigend.
Naar je ouders toe ben je toch gewoon de zoon of dochter die een relatie heeft dat gevormd is door een jarenlang met elkaar omgaan. Zowel in het negatieve als in het positieve.
We hoeven ook niet te doen of die relatie met ouders altijd en immer eentje is van vrede en harmonie, hoewel dat iedereen maar voor zichzelf bekijkt hoe zijn relatie is.
Toch lijkt me de relatie met jezelf toch een primaire relatie, die je zonder problemen ook boven de relatie met je ouders mag plaatsen. Meer zelfs, hoe beter de relatie met jezelf, geeft ook een grotere kans dat dit een positieve invloed geeft op de relatie met je ouders. (Wat ook geen garantie is, want een relatie komt van twee kanten. )
Alleszins wanneer je innerlijk hebt gevonden wat je zocht, zonder daarin te overdrijven en te doen alsof je het koud water hebt uitgevonden, weerspiegelt zich dat toch ook in attitude tov anderen.
Je spreekt over gemoedloos, maar in het boeddhisme spreekt men over gelijkmoedigheid.
Toch is het niet toevallig dat je over gemoedloos spreekt, omdat dat het beeld is zoals gelijkmoedigheid in je fantasie leeft.
Een mens die nergens over aangedaan is in het leven, boven het leven staat, de wereld heeft verlaten en koud is omtrent alles en iedereen.
Maar je hoeft het toch niet gemoedloos te noemen, je kunt het toch ook " je zelf zijn" noemen.
Je weet toch wat dat is, je kent toch die momenten dat het meest lijkt of ervaart als "je jezelf "zijn.
Zijn die momenten een belemmering voor je relatie met je ouders ?
Zijn die momenten echt een koude en onverschilligheid omtrent alles en iedereen ?
Is het ? Is er een probleem dat je momenten voor jezelf reserveert waar je het meest " je zelf " kunt zijn. Dat "jezelf zijn" tijd en ruimte krijgt in de ratrace.
Gelijkmoedigheid verwijst naar die momenten dat er weinig hunkering is naar iets anders dan wat er op dat moment is.
Jezelf en hieraan voldoende hebben, zonder dat er veel nood of "vervulling in iets anders" gezocht is.
Vrijwel iedereen, en wat ook normaal is, zoekt geluk in iets, maakt zich zorgen over iets.
En in de innerlijke tempel krijgt dit "zoeken naar" en "zorgen maken over" een wending .
Hier kan men to the point komen.
Zonder deze momenten voor zichzelf, is er enkel "zoeken naar" en "zorgen maken over".
En dat is toch juist spiritualiteit, zoek het niet buiten jou, maar in jou.
En wanneer is het er ? Toch wanneer het zoeken is losgelaten, dat de zorgen zijn losgelaten, dat het gehunker naar geluk is losgelaten.
Dan verschijnt toch de gelijkmoedigheid.
wat toch ook iedereen kent, zonder er moeilijk of zwaarwichtig over te doen.
Zonder overweldigende vreugdekreten hoe geweldig en fantastisch het wel is, maar enkel gewoon, heel gewoon en tegelijkertijd noodzakelijk.
de momenten dat je kunt tot jezelf komen.