Ik denk dat veel mensen ervaren, vermoedelijk de Boeddha ook, dat de wereld onvriendelijk is, genadeloos, onveilig, onbetrouwbaar, gemeen, tergend, bepaald geen leuke plek. Als kind niet zozeer maar er komt een moment dan ontwaak je er aan. Misschien als je zelf een aftakelende ziekte krijgt, of een dierbare, of je kind verliest of een ouder. Heel veel mensen maken dan mee dan ze kwaad worden op God, op het leven. Een soort bitterheid sluipt er in.
Ik vind dat zelf mooi en veel mooier dan mensen die niks voelen, niks merken, en maar gewoon door kachelen. Ik heb die kwaadheid erg gehad. Ik ben niet gelovig opgevoed maar toen mijn vader een hersentumor kreeg en aftakelde, ellende, toen was ik erg kwaad op God. Apart he. Alsof ik onbewust altijd had gelooft in een goede rechtvaardige God of bestaan of geef het maar een naam. Maar ik vond het helemaal niet rechtvaardig. Mijn vader had al niet een makkelijk leven (gehad) en dan ook nog een hersentumor. Wat is dit voor God, wat is dit voor bestaan, voor leven?
Het zal allemaal wel heel egocentrisch zijn maar ik geef toch de voorkeur hieraan dan aan het grote zelf spelen dat door niks en niemand wordt geraakt of de goedgelovige christen die vol vertrouwen blijft wat er ook gebeurt. Dat vind ik afschuwelijk allemaal. Dan laat je zaken mijns inziens niet toe.
Maar vanaf het moment dat je het vertrouwen in God, bestaan, leven verliest, dus vanaf het moment dat je ontwaakt, vanaf dat moment is het leven nooit meer hetzelfde. De glans gaat er wel af. Ik zie heus wel hoe mensen dan alle moeite doen om de glans weer terug te krijgen.