Er zijn vele ideeën over anatta. Ik ben het steeds meer zo gaan begrijpen dat het eigenlijk gaat over betekenis-verlening. Tekens, nimitta.
In Patisambhidamagga wordt gezegd dat het contempleren over anatta hetzelfde is als contempleren over sunnata, over leegte. Ik vind dit zelf het makkelijkst zo te begrijpen dat elke betekenis die wij bij iets ervaren, dat is ook altijd een betekenis-voor-ons. Iets relationeels. Er zit een heel verleden achter dat die of die betekenis ervaren wordt bij iets gezien, gehoord, gevoeld, gekend. Een verleden als mensheid (volgens de Boeddha ook als niet-mens) maar ook als uniek persoon. Alles wat nu bij ons is aan bagage, kleurt hoe we iets beleven. Het bepaalt de betekenis die iets/iemand voor ons heeft.
En ons leven draait om de betekenis die iets voor ons heeft. Of het nu de betekenis 'aantrekkelijk' is, 'weerzinwekkend', 'onmogelijk', 'gevaarlijk', 'ongevaarlijk', 'zal me gelukkig maken', 'zal me in ellende storten', 'zuiver' etc. Betekenis. In de suttas noemen ze dit tekens. Bij waarnemingen lichten zulke tekens op aan de geest. Als ik als man bepaalde vrouwelijke vormen zie, dan licht geheid het teken mooi en aantrekkelijk op. En dat teken is de geest geneigd te volgen. Daar gelooft de geest ook in. Alsof die aantrekkelijkheid werkelijk in die vorm zelf zit. Dat is natuurlijk onzin want een vrouw kan die vrouwelijke vorm wel helemaal niet zo aantrekkelijk vinden, laat staan een dier. Toch zit je snel in die sfeer dat je tekens ervaart alsof het werkelijk gaat over wat je waarneemt. Het begrip van zaken is heel snel begoocheld, zeg maar. De mijne wel

Ik geloof dat de Boeddha begreep dat ook 'Ik' en 'mijn' en mijn Zelf' tekens zijn die oplichten aan de geest zodra we in contact komen met bepaalde waarnemingen, gevoelens, sensaties. Maar zelfs op dit vlak ligt de betekenis niet vast. De vorm van een vrouw ligt niet vast als aantrekkelijk maar ook de betekenis van wat we ervaren ligt niet vast als 'Ik' en 'mijn' en mijn Zelf'.
Al die betekenissen, niks er van, ligt ooit vast. Het is altijd iets relationeels. Het kan ook eindigen.
Niks is an sich weerzinwekkend, maar ook, niks is an sich Ik en mijn. Het zijn betekenissen die er aan worden
toegevoegd.
Een sutta zegt over dat toegevoegde aspect:
“
Luminous, monks, is the mind. And it is defiled by incoming defilements. The uninstructed run-of-the-mill person doesn’t discern that as it actually is present, which is why I tell you that—for the uninstructed run-of-the-mill person—there is no development of the mind.”
“Luminous, monks, is the mind. And it is freed from incoming defilements. The well-instructed disciple of the noble ones discerns that as it actually is present, which is why I tell you that—for the well-instructed disciple of the noble ones—there is development of the mind.” (AN1.51)
Als zout in water komt dan is dat zout inkomend maar behoort niet echt tot het water. Omdat zout en water nooit echt mengen kan zout ook weer gescheiden worden van water. (maar dat even terzijde)
Nicca, sukha en atta zijn ook tekens. Het teken van duurzaamheid (nicca), van 'is geluk en maakt me gelukkig' (sukha), en het teken van Ik of zelf (atta) bij iets wat wat wordt waargenomen en gevoeld. Wanneer die tekens oplichten aan de geest, dan volgt de geest die tekens, raakt gehecht, en passie komt op. Stel dat je je rot voelt en denkt aan de heerlijke smaak van roomyoghurt, dan licht het teken van aantrekkelijkheid op en 'dit gaat me gelukkig maken, dit verdrijft het lijden' (sukha). Als de geest dat teken volgt, dan ga je naar de koelkast en verheugt in het idee dat je die aangename smaken kunt proeven en je even niet rot voelt. De Boeddha geeft aan dat dit niet de juiste manier is om lijden te beëindigen. Deze gerichtheid en passie op zintuiglijk genot als antwoord op lijden, maakt juist alles erger.
Maar dat de betekenis die iets voor ons heeft niet vastligt, dat is een manier om het leegte (sunnata) en niet-zelf kenmerk (anatta) te beschouwen. Zodra in de beleving de betekenis die bij iets of iemand ervaren wordt vast komt te liggen, dan is alle wijsheid zoek. Want niks en niemand heeft van zichzelf die vaste betekenis die de geest er uit gewoonte aan geeft.
In feite ligt juist alles open, en de betekenis die iets of iemand voor je heeft, op een bepaald moment, kan ook zo omslaan. De betekenis 'vriend' kan zomaar omslaan in 'vijand', en omgekeerd.
In die zin kun je de begoochelde geest ook zien als een starre geest die vasthoudt aan bepaalde betekenissen die iets ooit kreeg. En de bevrijde geest als een soepele geest die begrijpt hoe betrekkelijk of leeg dit alles is.
Ik, mijn, mezelf, mijn Zelf, dat zijn ook betekenissen die de geest vanuit een gewoonte/neiging geeft aan wat wordt zien, gehoord, gevoeld en gekend. Dat zag de Boeddha volgens mij heel helder. Ik geloof dat de Boeddha met anatta en met leegte aangeeft dat ook dit niet vastligt. Ook deze betekenis-verlening is slechts een hardnekkige conditionering wat plaatsvindt. En juist hierin kan de geest heel star worden. Een starre geest is een lijdende geest.
De bedoeling van de leer is volgens mij ook niet dat je in de betekenis van anatta, het niet-zelf karakter van gevoelens en waarnemingen, blijft hangen. Maar dat je begrijpt dat de geest de betekenis 'Ik en mijn en mijn zelf' vanuit gewoonte toevoegt aan wat gezien, gehoord, gevoeld en gekend wordt. Dat dit niet een vaste natuurwet is. Dat het ook maar een conditionering is.
En zien hoe dit samenhangt met gehechtheid en lijden.
De geest is geneigd de tekens te volgen. De Boeddha spreekt in dit kader over het tegendeel als
de tekenloze bevrijding van het hart. Ik zie het zo dat de Boeddha inderdaad anicca, dukkha en anatta gebruikte als vaardige middelen om de felle tekens van nicca, sukha en atta eerst te vervangen. Dit leidt tot het afnemen van de innerlijke driften, passies. hartstochten. De geest wordt minder geneigd om achter de tekens aan te hollen, verleidt door de tekens. Maar het is mijns inziens niet de bedoeling dat je blijft vastzitten in een wereld waarin nu alles alleen maar de betekenis 'anicca, dukkha en anatta' heeft. In essentie, volgens mij, gaat bevrijding juist over het overstijgen van alle betekenissen en contact hebben met het tekenloze, lege, verlangenloze (MN44). Als het tekenloze wordt gezien dan wordt de betrekkelijkheid van tekens ook helder.
Hoe dan ook, het duo:
-
nicca en anicca gaan resp. over de betekenis die iets in onze beleving heeft in termen van iets is duurzaam/blijvend (nicca) en in termen van iets is vergankelijk, iets is niet-blijvend (anicca)
-
sukha en dukkha gaan resp. over de betekenis die iets in onze beleving heeft in termen van geluk/bevredigend/betrouwbaar/gelukmakend (sukha) en onbevredigend/onbetrouwbaar/dat najagen maakt niet een einde aan lijden (dukkha).
-
atta en anatta gaan resp. over de betekenis die iets in onze beleving heeft in termen van 'dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn Zelf' (geloof in een atta) en 'dit ben ik niet, dit is niet van-mij, dit is niet mijn zelf' (anatta)
Vaak liggen de wensen en verwachtingen overhoop met hoe de zaken gewoon zijn. Zo kun je natuurlijk gezondheid, aangename gevoelens, mentale geluksgevoelens etc nooit echt bezitten. In die zin is het niet alleen maar een truc en vaardig middel. Want wat op voorwaardelijke wijze ontstaat en bestaat, kan ook werkelijk niet blijvend zijn. Je kunt het werkelijk niet vasthouden en dus werkelijk niet bezitten. Net zo is ook 'dit ben Ik niet, dit is niet van-mij, niet mijn zelf' niet zomaar een soort truc. Want hoe kan het nou zo zijn dat voor gedachten en emoties geldt, 'dit ben Ik', terwijl, als die gedachten en emoties zichtbaar verdwijnen, jezelf helemaal niet verdwijnt (als voorbeeld)?
Er is dus ook echt zoiets als realisme/juist zien en dromerij/onjuist zien, volgens mij. De lijn in de Pali sutta's is dat groeiend realisme vanzelf tot minder gretigheid, obsessie, drift, hartstocht zal leiden. Het hart zal afkoelen. Wijsheid zal groeien.
Ik zie bij mezelf dat de belevingswijze doorspekt is van dromerij, onrealistische verwachtingen, krom denken, onjuiste visies. En het is een hele kluif om er werkelijk afstand van te doen.
Maar dat realisme de weg dat zie ik wel. Begoocheling lijkt wel intrinsiek verweven met het beleven. Maar ook dat is niet zo leert de Boeddha.
Ik kan wel zien en begrijpen dat bevrijding van het hart nooit zal komen als het geziene, gehoorde, gevoelde en gekende zo'n beladen betekenis heeft en houdt. En de sterkste lading is toch die van de perceptie komt 'dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn Zelf'. Daar ben je dan natuurlijk erg aan gehecht.