Kennelijk doet het pijn op dit forum als je mensen 'onwetend' noemt. Toch is onwetendheid ook een boeddhistisch concept.
Ik zie ook dat je zelfkennis als een bezit ziet, zelfkennis kan nooit een bezit zijn. Immers alleen het ego kan iets bezitten.
Je geest wil nog altijd bezitten, en dat is tegelijkertijd het probleem.
Ja, zelfkennis vereist bezitterigheid, begeerte en verbeelding, volgens mij. Want zonder dat kan zelf-kennis niet bestaan volgens mij.
Ik versta de Dhamma zo dat zolang onwetendheid, begoocheling en hartstocht actief is in je, als neiging (avijja anusaya), als opwelling/opborrelling (avijjasava)
zolang neigt de geest ook om te grijpen naar: "Dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn Zelf". Zonder hartstocht en onwetendheid is dit onmogelijk.
Het is nooit puur, zuiver, onbegoocheld, onvertekende kennis.
Het is nog altijd niet los zelfs van de eerste keten sakkaya ditthi. Het is nog altijd in de greep van beschouwen in termen van Ik, mijn, en mijn Zelf.
Geest is nog altijd in de greep van deze oeroude gewoonten van beschouwen (ditthi) en verbeelden (mana) in termen van identiteit.
Het maakt volgens mij niet uit wat je als je-Zelf herkent, ziet, kent, begrijpt of aanvoelt. Juist is het nooit.
Hierin is boeddhisme volgens mij ook echt anders dan het Pad van Zelfkennis.
De Dhamma is niet een uitnodiging om je Zelf te vinden maar om alles te zien zoals het werkelijk is, d.w.z. zonder visie of beschouwen en zonder voorstellen en verbeelden, gewoon zoals het is. Het wil naar een direct onvertekend kennen. Daar ligt de opening naar bevrijding. Niet in antwoorden hebben. Bij directe kennis is niks een Ik, mijn en mijn Zelf.
Dat is waar het op neerkomt. Alles is gewoon wat het is. Een spiegel voegt niks toe. De geest zonder begeerte en onwetendheid voegt ook geen Ik, mijn en mijn Zelf toe aan wat dan ook.
Zoiets betekent altijd vertekening, begoocheling.
MN1 legt uit dat de geest bij wat dan ook ervaren, gezien en ook directe gekend wordt altijd maar weer neigt daarover te gaan beschouwen (ditthi, visievorming) en verbeelden/voorstellen (mana, voorstellingen produceren) in termen van "dit ben Ik", of "Ik ben daarin", of "Ik ben er apart van", "het is mijn". En verheugt zo er in.
Why is that? Because he has not fully understood it, I say, zegt de geportretteerde Boeddha.
Als je namelijk alles volledig zou kennen zoals het werkelijk is, onvertekend, maakt dit ook een einde aan dat proces van visievorming en aan voorstellen en verbeelden in termen van 'Dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn Zelf".
Onwetendheid betekent niet dat je niet weet wat je Zelf is, integendeel. Het betekent dat je meent te weten wat je Zelf is. De leraren van de Boeddha wisten dit ook. Een zag de sfeer van Nietsheid aan voor zichzelf, 'dit ben Ik, dit is mijn Zelf'. Een ander een nog subtielere vormloze sfeer, de sfeer van noch waarneming noch niet waarneming. Maar de Boeddha had daar niks mee. Hij begreep dat Zelf-kennis niet leidt tot hartstochtloosheid, onthechting, vrede, Nibbana. Dat is volgens mij ook echt zo. Kijk maar naar Zelf-kenners. Ze hebben vaak een ander inzicht in wat dan het zelf is en liggen constant met elkaar overhoop hierover. Dit bevestigt volgens mij dat het waar is dat geen enkele Zelf-kennis innerlijk en uiterlijk conflict kan oplossen en tot zuiverheid en waarheid leidt. Het leidt vooral nooit tot onthechting. Je raakt alleen maar verstrikt in visies die je nu als de waarheid beleeft en waarmee je in conflict komt met anderen. En dit is totaal niet wat de Boeddha zocht.
Er is in boeddhisme ook geen sprake van Zelf-onderzoek. Er is wel onderzoek naar verschijnselen (wat is hebzucht, haat, is dat aanwezig etc), naar staten, hoe fysieke en mentale zaken ontstaan en verdwijnen, hoe alles in relatie tot elkaar verschijnt, bestaat en verdwijnt. Dat soort onderzoek. En onderzoek naar wat geest genoemd wordt en niet gevonden kan worden als iets met kleur, vorm, niet als iets ding-achtigs. Maar dit alles is geen zelf-onderzoek want het object van onderzoek is nooit een Zelf maar verschijnselen, staten, de natuur van geest etc.
Het idee is vaak dat
onwetendheid betekent dat je niet het juiste antwoord in huis hebt en dat je hierdoor lijdt en niet bevrijding realiseert. Maar dit is niet wat de Pali suttas leren.
Het is precies andersom, we lijden omdat we constant het antwoord in onze geest en beleving hebben..."dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn Zelf' in relatie tot wat dan ook.
De geest raakt constant vanuit gewoonte gevangen in zelf-visies en zelf-voorstellingen. Kennis en visie is ook altijd maar een etappe op weg naar onthechting, geen doel op zichzelf.
De oplossing die de Boeddha biedt is dat we dit begrijpen als toevoegingen en als oorzaak van lijden.
Dit is niet inherent aan de beleving. De geest voegt dit uit gewoonte toe aan onze beleving. Dat kan veranderen. Dat kan zelfs stoppen. En daarin ligt de opening naar bevrijding van hart en geest. De Dhamma is een constante uitnodiging voor directe kennis en leidt ook tot directe kennis.
Veel spirituele mensen vinden dat het om zelfkennis draait maar Boeddha niet. Zelfkennis is juist het probleem. Onze beleving is constant vol van zelfkennis. En dit is geen einde aan lijden.
Boeddha leert niet dat er zoiets is als juiste zelfkennis. De soort kennis die bevrijd is van de aard van directe kennis, onvertekend.