Forum > Diep tekstonderzoek Siebe

Onverklaard dus Onbeslist?

(1/3) > >>

lang kwaat:
Onverklaard dus Onbeslist?

Als je zo op de sutta’s afgaat, waren er in de tijd van de Boeddha nogal wat rondzwervende asceten die zich, net als mensen nu, allerlei levensvragen stelden. Voor hen ging de spirituele zoektocht naar de waarheid vooral daar over. Ze hadden vaak ook stellige overtuigingen. Een bekend rijtje is onderwerp van deze serie posten. Ik noem ze in deze serie posten ‘de kwesties’ en ook ‘speculatieve visies’:

-de wereld is eeuwig, nee, de wereld is tijdelijk
-de wereld is begrensd, nee hoor, de wereld kent geen grens
-de ziel en het lichaam zijn hetzelfde, nee hoor, de ziel en het lichaam zijn verschillend
-de Tathagata bestaat na de dood, nee, de Tathagata bestaat niet na de dood, nee hoor, de Tathagata zowel bestaat als bestaat niet na de dood, nee hoor, de Tathagata noch bestaat noch bestaat niet na de dood.

Dit waren kennelijk ook toen al belangrijke kwesties die mensen bezighielden. Ook nu nog.
De kwestie van de status van de Tathagata na de dood, bijvoorbeeld, komt nog regelmatig terug ook op diverse fora, ook op dit forum.

In AN4.38 worden standpunten op dit vlak ‘persoonlijke waarheden’ (vertaling Bodhi) genoemd, of door vertaler Sujato zelfs ‘idiosyncratische waarheden’. SN56.8 noemt het slechte, niet-vaardige ideeën.

Bij velen zal wel bekend zijn, denk ik, dat volgens de Pali sutta’s de Boeddha bij deze kwesties (deze speculatieve visies) geen standpunt innam, en/of er ook geen commentaar op gaf. Of, als hij dat toch een enkele keer deed, noemde hij het ‘onzeker’ (volgens mij alleen in DN9). Terwijl veel zoekers op die vragen wél antwoorden wilden/willen of zelfs eisten/eisen van de Boeddha. Vele zoekers ging/gaat het juist om dat soort kennis.

Een zoeker, een denker, iemand met een filosofische inslag was Vacchagotta. Hij was kennelijk erg met deze kwesties bezig want zijn naam duikt veel op als de sutta’s deze kwesties behandelen. Er is zelfs een aparte deel van SN voor hem, SN33. Vacchagotta lijkt een beetje te staan voor iemand die antwoorden vooral probeert te vinden door denken en redeneren.

In veel sutta’s (dit gaat alleen over de sutta’s in de Pali Canon) is ook te lezen uit monde van de Boeddha waarom de Boeddha die kwesties niet verklaarde of becommentarieerde, namelijk: -“Dit is niet bevorderlijk voor het welzijn of voor de Dhamma, of voor het hogere heilige leven, of voor nuchterheid, bedaren, beëindiging, kalmte, realisatie, verlichting, Nibbana”. (SN16.12 en andere)

Wat heeft de Boeddha dan wel onthuld? De vier edele waarheden. Waarom? Dit is wél bevorderlijk voor het welzijn en de Dhamma, wel voor het heilige leven…voor Nibbana. 

Deze serie posten gaat over de vraag of ‘Onverklaard’ ook betekent dat het voor de Boeddha, of een Gerealiseerde, ook ‘Onbesliste’ kwesties waren en zijn. Met ‘Onbeslist’ bedoel ik dan: Is een Boeddha of Gerealiseerde op dit vlak onwetend, heeft ie geen kennis van deze kwesties? Weten ze de antwoorden niet en wil de Boeddha of de Gerealiseerde die kwesties vermijden omdat anders hun onwetendheid op dit vlak blijkt? Daar werd hij in de tijd ook van verdacht. Mensen wilden en willen gewoon standpunten op dit vlak en iemand die dat niet geeft is verdacht.

In de sutta’s blijft het niet alleen bij de verklaring dat het niet behulpzaam is je bezig te houden met de speculatieve visies of dat soort vraagstukken. In de sutta’s worden namelijk ook nog andere redenen of oorzaken gegeven waarom de Boeddha die kwesties niet heeft verklaard. Dit zal ik aan de hand van een korte beschrijving van die sutta’s op een rijtje zetten.

Daarnaast zijn er ook sutta’s die aangeven dat er een reden en oorzaak is waarom zulke speculatieve visies en standpunten over de kwesties überhaupt bestaan, of in de wereld zijn gekomen. De sutta’s die dit behandelen zal ik kort beschrijven. Ik denk dat het wel wat licht werpt op de vraag of ‘Onverklaard’ ook ‘Onbeslist betekent. Laat jullie eigen licht er maar over schijnen.

Deze serie posten wordt afgerond met mijn antwoord op de vraag of ‘Onverklaard’  betekent dat het ook ‘Onbeslist en open is gelaten’. Iets wat moet lijken op een conclusie.

Misschien zouden jullie even willen wachten met jullie vragen/commentaar/opmerkingen voordat ik alles heb gepost, of anders, wellicht een aparte draad willen openen voor discussie hierover? Ik zou het fijn vinden als deze serie posten niet wordt doorkruist met commentaar, voor het overzicht. Maar bespreken en commentaar lijkt me wel leuk en nuttig.

Nu eerst drie posten met inleidende sutta’s. Om in de sfeer te komen. Ze behandelen niet rechtstreeks de vraag waarom de Boeddha de kwesties niet verklaarde of waarom de speculatieve visies überhaupt bestaan (dat later),  maar ze zijn denk ik wel relevant voor een soort totaalbeeld en om je eigen mening hierover te vormen en zaken goed te kunnen beoordelen.

lang kwaat:
Voordat de sutta's worden gepresenteerd waarin meer verklaard wordt over de vraag waarom de Boeddha geen standpunten had aangaande speculatieve visies, eerst enkele sutta's die dit thema van de speculatieve inleiden en niet kunnen ontbreken vind ik om je eigen mening te vormen.

Prioriteit, De gelijkenis van de giftige pijl

MN63. Ook in de tijd van de Boeddha konden mensen het al niet goed verkroppen dat de Boeddha niet verklaarde dat de wereld eeuwig is of juist vergankelijk, begrensd of juist onbegrensd, dat de ziel hetzelfde is als lichaam of juist verschillend en wat de status is van de Tathagata na de dood.
Malunkyaputta was zo iemand en wilde/eiste een rechtstreeks antwoord van de Boeddha op die vragen. Anders zou ie de training opgeven en weer terugkeren naar het lagere leven. Weet de Boeddha het nou wel of niet? Als hij het niet weet moet hij dat gewoon ook zeggen. Ontwijkt de Boeddha de kwesties omdat ie het gewoonweg niet weet? Wil ie op dit punt zijn onwetendheid misschien verbergen?

De Boeddha zegt dan dat je geen toevlucht neemt tot de Boeddha om van hem een antwoord te krijgen op deze kwesties. En als je niet toevlucht neemt tot de Boeddha totdat je hem eindelijk een standpunt hierover hebt ontfutseld, kun je lang wachten en zul je ondertussen sterven, zegt de sutta. 

De Boeddha komt dan met de bekende vergelijking van de giftige pijl. Iemand is geraakt door een giftige pijl. Het is een niet vaardige en dwaze zaak als die verwonde man de giftige pijl er niet meteen uittrekt en dat pas doet nadat ie eerst antwoord heeft op vragen als: wie heeft de pijl geschoten, tot welke clan behoort de schutter, welke huidskleur heeft hij,  in welke stad woont hij, met welk soort pijl en boog heeft hij geschoten, van welke vogel zijn de veren aan de schaft? Hij zou sterven voordat ie een antwoord had op al die vragen.

De Boeddha geeft aan dat het niet waar is dat wanneer iemand een bepaald standpunt heeft ten aanzien van de speculatieve kwesties, dat iemand dan het spirituele leven leeft. Wanneer er zulke visies en standpunten zijn, er is hoe dan ook geboorte, verouderen, de dood, smart, geweeklaag, pijn. Kortom er is lijden. En het is de vernietiging van dat lijden in dit leven dat ik bepleit, zegt de Boeddha in de sutta. De pijl moet er uit. Dat is de prioriteit. Onthoud wat de Boeddha wel en niet verklaard heeft, zegt de sutta. Waarom zijn die kwesties niet verklaard?  Omdat dit niet voordelig is, irrelevant voor de beginselen van het heilige leven, het leidt niet tot nuchterheid, tot bedaren, tot beëindiging, tot vrede, tot directe kennis, tot verlichting, tot Nibbana. Wat heeft de Boeddha wel verklaard en is wel voordelig en leidt wel naar Nibbana? De vier edele waarheden.

Het heilige leven van en onder de Boeddha draait dus niet om filosofie en filosoferen over de wereld, de ziel en lichaam en status van de Tathagata na de dood of filosoferen over vragen als wie was ik, wie zal ik worden, wie ben Ik? (MN2). Het draait om te begrijpen wat lijden is, om de oorzaak er van te zien en op te heffen, om de beëindiging van lijden te realiseren, en om de weg naar beëindiging te ontwikkelen of in de praktijk te brengen door deze te gaan (MN63, zie ook DN9§27).

Gehecht aan visies, in de ban van Mara

MN25. De leerling van de Boeddha moet waakzaam zijn, niet roekeloos en door die roekeloosheid onachtzaam worden. Mara probeert wezens te verstrikken met zijn lokaas van de vijf soorten zintuiglijke genoegens (op het vlak van oog, oor, tong, neus en lichaam). Mara, als vallenzetter, gebruikt het lokaas van deze materiele genoegens heus niet voor het welzijn van wezens, geeft de sutta aan.

MN25 beschrijft aan de hand van horde herten en een vallenzetter, hoe Mara ons toch weer te pakken krijgt en hoe je aan de kracht en grip van Mara kunt ontsnappen. Deze sutta leert (o.a.) dat leerlingen zintuiglijke genoegens kunnen proeven zonder roekeloos te worden en onachtzaam. Zonder die genoegens te gaan koesteren. Dan kan Mara ze niet pakken. Hoewel het waar is dat Mara deze groep leerlingen niet kan pakken met het lokaas van materiele zintuiglijke genoegens, hebben deze groep leerlingen toch visies en standpunten als: ‘de wereld is eeuwig’, of ‘de wereld is niet eeuwig’; ‘de wereld is begrensd’ of ‘de wereld is onbegrensd’, ‘de ziel en het lichaam zijn hetzelfde’ (materialisme), of ‘de ziel is 1 ding en het lichaam is iets anders’ (eternalisme, de ziel kan onafhankelijk van het lichaam bestaan); ‘de Tathagata bestaat na de dood’ (vorm van eternalisme), ‘de Tathagata bestaat niet na de dood’, (annihilationisme) ‘de Tathagata zowel bestaat als niet-bestaat na de dood’ (synthese van de vorige twee), ‘de Tathagata noch bestaat noch niet bestaat na de dood’ (soort scepticisme volgens Bodhi). En precies zo, verliefd op die visies en standpunten, krijgt Mara ze alsnog weer in de greep. Dus die speculatieve visies en ’s mens lust aan visie, en aan standpunt, zorgt dat iemand alsnog weer in de macht komt van Mara.

Hoe je dan wel kunt genieten van de zintuigen, en er niet aan gehecht raakt, niet roekeloos wordt, het genot van de wereld niet koestert, en dus niet onachtzaam wordt en vrij blijft van Mara’s kracht en valstrikken? Dit is in de rupa en arupa jhana’s en de beëindiging van waarneming en gevoel, en, na met wijsheid te hebben gezien, er een einde komt aan alle bezoedelingen, ben je onzichtbaar voor Mara geworden. Mara is dan geblinddoekt en je bent voorbij gehechtheid aan de wereld gegaan. (MN25)

In deze sutta worden de speculatieve visies dus ook behandeld als lokaas van Mara. Het lokaas voor het zesde zintuig, het mentale zintuig. Dit heeft trouwens ook wel betrekking op andere visies die in de sutta’s voorkomen, zoals alle visies over het zelf, bijvoorbeeld dat het zelf de dood overleeft, dat het zelf dat niet doet, of visies in de zin van dat je zelf het lijden veroorzaakt, of anderen, of beide of noch jezelf noch anderen. In wezen vallen alle visies die in DN1 worden besproken, 62 in totaal er ook onder.

De speculatieve visies dienen vernietigd te worden door mindfulness

DN16. De Boeddha leert dat alle speculatieve visies over de wereld en het zelf te boven moeten worden gekomen en worden vernietigd. Hiervoor heeft de Boeddha de vier fundamenten van mindfulness neergelegd. Het lichaam als het lichaam beschouwen, ijverig, helder bewust en mindful.  Gevoel als gevoel beschouwen. Geest als geest, en geest objecten als geest objecten. Dit moet gebeuren samen met afstand doen van het hunkeren naar, en zorgen maken om de wereld. Dat hoort ook bij de mindfulness praktijk. Dit zal al die speculatieve visies vernietigen en te boven komen. (DN16)

https://suttacentral.net/mn63/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin
https://suttacentral.net/mn25/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin
https://suttacentral.net/dn9/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin

Tot zover het eerste deel van inleidende sutta’s.  In de volgende 2 posten nog enkele inleidende sutta’s die denk ik ook behulpzaam zijn om te beoordelen of onverklaard ook betekent onbeslist. Daarna worden sutta’s gepresenteerd die nader ingaan op de vraag waarom de Boeddha geen verklaringen deed aangaande de speculatieve kwesties en waarom die kwesties sowieso in de wereld zijn.

lang kwaat:
Voordat sutta's worden gepresenteerd die mijns inziens beter of vollediger belichten waarom de Boeddha geen standpunt innam over de speculatieve visies, eerst nog wat inleidende sutta's, zoals MN72 met de bekende gelijkenis van het vuur.

De gelijkenis van het vuur

MN72 Hier speelt de dialoog tussen de Boeddha en de rondzwervende asceet Vacchagotta. Hij wordt in de sutta’s gepresenteerd als iemand met grote belangstelling voor de filosofische kwesties, een denker, iemand die (zoals we misschien allemaal wel wat geneigd zijn te doen) al denkend zaken wil uitvogelen. Hij legt de filosofische kwesties aan de Boeddha voor. De Boeddha geeft op al die standpunten (de wereld is eeuwig, de wereld is vergankelijk etc.) het antwoord dat hij dat niet als de enige waarheid beschouwt en niets anders. V. wil echter een rechttoe rechtaan antwoord. Hij wil nou eindelijk wel eens een standpunt van de Boeddha.

De Boeddha noemt deze visies een struikgewas van visies, een wildernis van visies, een kronkeling van visies, een wankeling van visies, een keten van visies. Zulke standpunten leiden  niet tot nuchterheid, tot bedaren, tot beëindiging, tot vrede, directe kennis, verlichting en Nibbana. Zij zijn omringd door lijden, kwelling, door wanhoop, koorts. Het leidt niet tot Nibbana.  Dit gevaar ziend, pakt de Boeddha geen van die speculatieve visies op. De Boeddha heeft alle speculatieve visies afgedankt want de Boeddha heeft gezien: ‘zo is materiele vorm, zo diens ontstaan, zo diens verdwijnen, zo is gevoel…, zo is perceptie…, zo zijn formaties…, zo is bewustzijn, zo diens ontstaan, zo diens verdwijnen (hier wordt binnenkort dieper op ingegaan). Daarom, zegt de Boeddha: ‘Met de vernietiging, het vervagen, beëindigen, opgeven en loslaten van alle voorstellingen/verbeeldingen, alle verzinsels, al het Ik- en mijn-maken, en de onderliggende neiging tot verbeelding (conceit), is de Tathagata bevrijd door niet-hechten.

Vacchagotta houdt echter vol en vraagt nu, als je zo bevrijd bent door niet-hechten, waar verschijn je dan opnieuw (na de dood)? Boeddha leert dat de woordkeuze ‘opnieuw verschijnen’ niet toepasselijk is. Vacchagotta probeert het nog eens en zegt, ‘dus je verschijnt niet opnieuw na de dood’? De Boeddha zegt nu dat niet-verschijnen ook niet passend is. Hetzelfde herhaalt zich voor ‘zowel verschijnen als niet-verschijnen na dood’ en ‘noch opnieuw verschijnen noch niet-opnieuw verschijnen na de dood’.

Vacchagotta snapt er nu niks meer van. Hij heeft geen vertrouwen meer in de Boeddha. De Boeddha snapt dit en zegt dat de Dhamma diepzinnig is, moeilijk te zien en moeilijk te begrijpen, niet te realiseren door louter redeneren, subtiel, te ervaren door de wijzen.

De Boeddha komt dan met de bekende gelijkenis van het vuur. Als een vuur uitgaat, kun je dan zeggen dat het ergens naartoe gegaan is? Nee, zegt Vacchagotta. Het vuur brandt afhankelijk van brandstof en wanneer dat verbruikt is, en het niet meer brandstof krijgt, wordt het als uitgedoofd beschouwd. Net zo, heeft de Boeddha afstand gedaan van de materiele vorm waarmee men hem zou kunnen beschrijven.  Hij heeft het bij de wortel afgesneden, tot een stomp van een  palmboom gemaakt (groeit niet meer). Het zal niet meer in de toekomst ontstaan. De Tathagata is bevrijd van hem beschouwen in termen van materiele vorm, hij is diepzinnig, onmetelijk, onpeilbaar als de oceaan. De termen ‘opnieuw verschijnen, niet opnieuw verschijnen, zowel opnieuw als niet-opnieuw verschijnen, noch opnieuw verschijnen noch niet-opnieuw verschijnen’ zijn allemaal niet van toepassing. Hetzelfde wordt nu beschreven voor de andere 4 khandha’s.

Vacchagotta is nu wel tevreden en geeft het beeld dat de Dhamma bestaat uit puur hardhout.

In Bodhi's (vertaler) noot 720 verklaart het commentaar dat ‘niet opnieuw verschijnen, eigenlijk wel voldoet, in de zin, dat de Boeddha en Arahant niet een nieuw bestaan ondergaan. Maar als Vacchagotta dit zou horen, dan zou hij dit begrijpen als een vernietigingsleer. De Boeddha wil dat voorkomen.
In noot 722 verklaart het commentaar dat afstand is gedaan van de khandha’s in de zin dat afstand is gedaan van de ketens die er mee verbonden zijn (de 10 sannojana’s/samyojana), de 7 anusaya’s, de 4 asava’s, de 3 tanha’s, Siebe).
In noot 723 zegt/waarschuwt Bodhi dat het voorbeeld van het vuur puur betrekking heeft op de legitimiteit van conceptueel en taalkundig gebruik en is niet bedoeld, zoals sommige geleerden menen,  dat de Tathagata na de dood een soort mystieke eenwording met het Absolute verwezenlijkt. De woorden ‘diepzinnig en onmetelijk, onpeilbaar’ wijzen naar de transcendente dimensie van bevrijding gerealiseerd door de Verwezenlijkte, diens ontoegankelijkheid voor het discursief denken (waar V. op vertrouwt en zich veel van bedient om antwoorden te krijgen).

https://suttacentral.net/mn72/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin

In de volgende post nog 2 laatste inleidende sutta’s en dan wordt aan de hand van de sutta’s een vollediger licht geworpen op de vraag waarom de Boeddha de kwesties niet verklaarde en waarom deze kwesties überhaupt bestaan.

lang kwaat:
In de vorige post werd MN72 kort besproken. Hier zagen we dat de situatie van de Boeddha of een Gerealiseerde na de dood niet beschreven kan worden met termen als: opnieuw verschijnen, niet-opnieuw verschijnen, zowel verschijnen als niet-verschijnen en noch opnieuw verschijnen noch niet-opnieuw verschijnen. De sutta die nu wordt besproken lijkt te zeggen dat zelfs in dit leven de Tathagata niet geïdentificeerd kan worden.

'De Tathagata’ kan niet als feitelijk en echt bestaand worden aangeduid in dit leven

SN.22.85. Yamaka begrijpt het onderricht van de Boeddha zo dat een volledig verlichte na de dood niet langer bestaat. Er wordt hem verteld dat dit een misinterpretatie is. En de Boeddha verkeerd interpreteren is een ernstige zaak. Niemand kan hem op andere gedachten brengen. Men schakelt Sariputta in en een dialoog tussen beide start.
Sariputta begint eerst Y. te ondervragen of materiele vorm, gevoel, wil, perceptie en bewustzijn (de vijf khandha’s) vergankelijk is? Vergankelijk, weet Y. te zeggen. Wat vergankelijk is, is dat lijden of geluk? Lijden, heer. Is wat vergankelijk is, lijden en onderhevig aan verandering, geschikt om zo te worden gezien: ‘dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’? Nee. Nou, zo moet elke materiele vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie en bewustzijn gezien worden, of dit nu het verleden aangaat, het heden of de toekomst, intern of extern, grof of subtiel, ver weg of nabij. Op die manier doe je afstand van de khandha’s. Je dooft ze uit. Het zo ziend verliest de edele leerling de bekoring voor het lichamelijke, voor gevoel, perceptie, wilsformaties en bewustzijn. Je wordt passieloos. Door die passieloosheid wordt de geest bevrijd en de kennis van bevrijding komt op: ‘geboorte is beëindigd, het heilige leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan, er is geen terugkomst meer naar welke staat van bestaan ook’.

Dan gaat het gesprek verder. Sariputta ondervraagt Y. of hij materiele vorm/lichaam (rupa) ziet als de Tathagata/Gerealiseerde? Nee. Beschouwt ie dan gevoel (vedana) als de Tathagata? Nee. Perceptie (sanna) dan? Nee. Wilsformaties? (sankhara) Nee. Bewustzijn (vinnana) als de Tathagata? Nee. Dus, elk apart ziet ie niet als de Tathagata.
Beschouwt Y. dan de Tathagata als in materiele vorm? Nee. Beschouwt ie de Tathagata dan los of apart van materiele vorm? Nee, dat ook weer niet. In gevoel of los van gevoel? Nee. In perceptie of los van perceptie? Nee. In wilsformaties of los er van? Nee. Of soms in bewustzijn of los er van? Nee.
Beschouwt Y. dan misschien alle vijf khandha’s tezamen als de Tathagata? Nee. Dat ook weer niet.
Beschouwt Y. dan misschien de Tathagata als zonder materiele vorm, gevoel, perceptie, wilsformaties en bewustzijn? Nee, dat dan ook weer niet.
Sariputta zegt dan: Y. als de Tathagata door jou niet wordt begrepen als echt en feitelijk bestaand  in dit leven (de vertaling van Bodhi) is het dan geschikt voor jou om te verklaren dat de Tathagata niet bestaat na de dood? Nee, geeft Y. toe.

Y. snapt het nu, zegt ie. Sariputta overhoort Yamaka en vraagt hem wat ie zou antwoorden als iemand zou vragen wat er gebeurt na de dood met iemand die geen bezoedelingen meer heeft? Y. antwoordt dat materiele vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie en bewustzijn vergankelijk is. Wat vergankelijk is, is lijden. Wat lijden is, is gestopt en geëindigd. Sariputta keurt dit goed. Hij voegt er nog een gelijkenis aan toe:

De gelijkenis van de rijke man en de moordenaar

Sariputta geeft ter illustratie het voorbeeld van iemand die van plan is een heel rijk persoon om te brengen. Het probleem is alleen dat die rijke persoon heel goed beschermd wordt door een lijfwacht. Je komt niet bij die rijke persoon in de buurt. Dus de moordenaar verzint een list. Hij biedt aan om deze rijke persoon te gaan dienen, met in gedachten om dan een vertrouwensband te creëren. Een vriendschap. Wellicht kan hij hem dan vermoorden op een onbewaakt moment. Dus dat doet ie. Hij is erg beleefd, leuk en vriendschappelijk naar de rijke man. De rijke man gaat hem meer en meer vertrouwen en zien als vriend. Maar was de man niet een moordenaar toen ie het plan opnam om de rijke man te vermoorden? En is ie ook nu, nu hij zich voordoet als vriend, eigenlijk ook niet nog altijd een moordenaar? Dat erkent Y. En als ie alleen met de rijke man is en hem vermoordt, is ie dan niet een moordenaar? Zeker. Op welke manier ie zich ook voordoet, hij is en blijft een moordenaar.

Op dezelfde manier (kort samengevat) zegt Sariputta zien niet-geïnstrueerde mensen de khandha’s niet zoals ze werkelijk zijn; vergankelijk, lijden, niet-zelf. Ze begrijpen de khandha’s niet als een moordenaar, en zijn er toe aangetrokken en grijpen het als je zelf (bewaken de khandha’s goed). De geïnstrueerde leerling doet dit niet meer en dit leidt tot geluk en welzijn voor lange tijd (‘blijvend geluk’ in de vertaling van Sujato).

Yamaka’s geest is na deze dialoog bevrijd van bezoedelingen door niet grijpen.

SN22.86

Deze sutta heeft hetzelfde thema en dezelfde lijn als de vorige, alleen behandelt het niet alleen de visie van het niet-bestaan van de Tathagata na de dood maar ook het bestaan na de dood, zowel bestaan als niet-bestaan na de dood, en noch bestaan noch niet-bestaan na de dood. De rest is hetzelfde. De dialoog is tussen de Boeddha en Anuradha. De sutta eindigt met de opmerking van de Boeddha dat hij in het verleden en nu lijden en de beëindiging van lijden beschrijft.

Bij dat laatste plaatst Bodhi (vertaler) de volgende noot (noot 165, in mijn eigen woorden): dit wordt soms zo uitgelegd dat de Boeddha geen metafysische speculaties doet over een leven na de dood, en alleen maar een praktisch pad onderwijst om het lijden te beëindigen hier en nu in dit leven. Maar Bodhi vindt deze uitleg onbevredigend omdat het losstaat van wat eerder is besproken in de sutta. De tweede uitleg vindt hij bevredigender en dat is dat ‘de Tathagata’ enkel een term is voor conventioneel gebruik, verwijzend naar een samenstelling van vergankelijke formaties die lijden zijn omdat ze geen duurzame essentie bevatten. Het is slechts deze die bestaan zolang de Tathagata leeft en enkel deze die stoppen met zijn heengaan.

https://suttacentral.net/sn22.85/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin
https://suttacentral.net/sn22.86/en/sujato?layout=plain&reference=none&notes=asterisk&highlight=false&script=latin

Dit waren de inleidende sutta’s.

In de volgende post worden sutta gepresenteerd die meer uitleg geven waarom de speculatieve visies niet zijn verklaard door de Boeddha.

lang kwaat:
Waarom zijn/worden de speculatieve visies niet verklaard door de Boeddha/Gerealiseerde?

Hier wordt binnen de Sutta-Pitaka wel iets meer over verteld dan dat het onvoordelig is, niet leidt tot nuchterheid, tot afkoelen, niet tot directe kennis, passieloosheid en Nibbana.
Een reeks sutta’s die hier meer licht op werpt is SN44.1-11. Dit geeft toch wel wat een ander beeld, vind ik, dan het bekende beeld dat de visies niet verklaard zijn alleen maar omdat het onvoordelig is je er mee bezig te houden. Dit zal nu worden belicht.

De Tathagata kan niet beschreven worden in termen van lichamelijkheid, gevoel, perceptie, wil en bewustzijn

Dit zagen we ook al in de dialoog tussen Yamaka en Sariputta in de vorige post.
SN44.1  Hier wordt een gesprek beschreven tussen koning Pasenadi van Kosala en bhikkhuni Khema  over de status van de Tathagata na de dood. De non geeft weer aan dat de Boeddha noch het bestaan, noch het niet-bestaan, noch zowel het bestaan als het niet-bestaan, en ook niet het noch bestaan noch niet-bestaan verklaarde. De koning vraagt dan wat de oorzaak en reden daarvan is? De non vraagt dan aan de koning of er iemand in zijn hofhouding is die de zandkorrels kan tellen langs de oevers van de Ganges of de hoeveel water in de grote oceaan? Nee. De non zegt dan dat net zo die materiele vorm, dat gevoel, die perceptie, die wilsformatie en dat bewustzijn waarmee men de Tathagata zou kunnen beschrijven, door hem afstand van is gedaan, bij de wortel afgesneden, niet langer in staat om in de toekomst te ontstaan. Hij is diep, onmetelijk, moeilijk te peilen zoals de grote oceaan. Al die visies over de status van de Tathagata na de dood zijn niet toepasselijk. Later vraagt de koning nog een keer hetzelfde aan de Boeddha. Die herhaalt hetzelfde als de non.

In noot 376 geeft  Bodhi het commentaar hierbij: kort in mijn eigen woorden: aangezien de Boeddha de oorsprong/oorzaak van materiele vorm (en de andere khandha’s) heeft verlaten zal er geen toekomstige vorm (en andere khandha’s) zijn. Hij is diep door de diepte van zijn inclinatie en de diepte van zijn kwaliteiten.

Er is geen betrokkenheid bij de khandha’s meer

SN44.3 Waarom zijn de vier posities van de Tathagata na de dood niet verklaard? Sariputta legt uit: 'De Tathagata bestaat na de dood' is een betrokkenheid bij vorm, idem voor de andere posities. Idem voor de andere khandha’s.

In noot 378 geeft Bodhi het commentaar hierbij weer: Er wordt geen ander wezen gevonden los van vorm (of de andere khandha’s), maar wanneer er vorm is, is er enkel deze naam. Wat wordt hier verworpen? Het zelf dat door andere sekten wordt geponeerd, en waar hier over wordt gesproken als ‘de Tathagata’.

De khandha’s doorgronden zoals het werkelijk is

SN44.4 Iemand die materiele vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie en bewustzijn (de 5 khandha;s) niet ziet zoals het werkelijk is, die hun ontstaan niet kent en ziet zoals het werkelijk is, hun beëindiging niet kent en ziet zoals het werkelijk is, en de weg naar beëindiging niet kent en ziet zoals het werkelijk is, die denkt dat de Tathagata bestaat na de dood of niet bestaat na de dood, of zowel bestaat als niet bestaat na de dood, of noch bestaat noch niet-bestaat na de dood. Maar iemand die de khandha’s wél kent en ziet zoals ze werkelijk zijn, hun ontstaan, en beëindiging en de weg naar beëindiging, die denkt niet meer zo.

Hier zie je dus duidelijk gezegd worden dat iemand die werkelijk met wijsheid diep is doorgedrongen in de aard, ontstaanswijze, de beëindiging en de weg naar beëindiging van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana, die denkt niet meer in termen van bestaan na de dood, niet-bestaan na de dood, zowel bestaan als niet-bestaan na de dood en noch bestaan noch niet-bestaan na de dood. 

Vrij zijn van verlangen, dorst, affectie voor de khandha’s

SN44.5 In deze sutta wordt de reden en oorzaak voor het niet verklaren van de status van de Tathagata na de dood als volgt verklaard: het is iemand die niet vrij is van verlangen, dorst, passie, hunkering, affectie voor vorm, gevoel, perceptie, wilsformatie, en bewustzijn die zulke visies/standpunten over de status van de Tathagata na de dood er op na houdt. Iemand zonder dat verlangen, die dorst, die passie, die hunkering en affectie voor de khandha’s denkt niet meer zo.

Niet verheugen en verblijden in de khandha’s omdat je alles ziet zoals het werkelijk is. Niet meer verheugen in bestaan, hechten en begeerte

SN44.6 Hier wordt de reden en oorzaak voor het niet verklaren van de status van de Tathagata na de dood zo beschreven: iemand die zich verheugt in lichamelijkheid, in gevoelens, in perceptie, in wilsformaties en in bewustzijn (khandha's) die zich er in verblijdt, en die de beëindiging van de khandha’s niet kent en ziet zoals het werkelijk is, die huldigt de vier posities over de status van de Tathagata na de dood. Een andere manier om te verklaren waarom de Boeddha de vier posities niet verklaard heeft is: iemand die zich verheugt en verblijdt in bestaan…in hechten…in begeerte/hunkeren, alleen zo iemand denkt: ‘de Tathagata bestaat na de dood, bestaat niet na de dood etc. Iemand die die verheugenis niet meer heeft, denkt niet meer zo.

Alles in de 6 zintuiglijke domeinen kennen en zien als: ‘dit is niet van mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf'

SN44.7 Deze sutta noemt alle speculatieve visies dus ook over de (on)gelijkheid van de ziel en lichaam, de aard van de wereld als (on)eindig of eeuwig en tijdelijk en de status van de Tathagata na de dood. Waarom is dit alles niet verklaard door de Boeddha? Maha Moggalana verklaart het zo: aanhangers van andere sekten beschouwen het oog, oor, neus, mond, lichaam en geest zo: ‘Dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’. Daarom geven zij ook antwoord op vragen als: Is de wereld eindig of oneindig etc. Daarom hebben ze standpunten hierover. De Tathagata ziet en kent echter het oog, oor, neus, tong, lichaam en geest echter zo: ‘Dit is niet van mij, dit ben Ik niet, dit is niet mijn zelf’. Daarom, als hem zulke vragen worden gesteld, geeft hij niet zulke antwoorden als de andere sekten. Later vraagt Vacchagotta dit ook allemaal nog eens na bij de Boeddha en die herhaalt hetzelfde.

Geen identiteitsvisies meer hebben

SN44.8 Vacchagotta vraagt zich weer af waarom andere sekten wel visies en standpunten hebben over de  wereld, de ziel en het lichaam, en de Tathagata na de dood en waarom de Boeddha niet? De Boeddha zegt dan dat aanhangers van andere sekten de khandha’s beschouwen als zelf, of het zelf dat de khandhas’s bezit, of het zelf in de khandha’s of de khandha’s in het zelf. De Tathagata doet dit echter niet en daarom, als de Boeddha zulke vragen gesteld wordt, doet ie niet zulke verklaringen.

Het ontbreken van een basis van beschrijving na de dood

SN44.11 In deze sutta ondervraagt Vacchagotta de junior monnik Kaccana of de Tathagata bestaat na de dood? Dat is niet verklaard door de Boeddha, zegt de junior monnik. Hetzelfde herhaalt zich met de standpunten dat de Tathagata niet-bestaat na de dood, zowel bestaat als niet-bestaat na de dood, en noch bestaat noch niet-bestaat na de dood. Wat is dan de oorzaak dat dit niet verklaard is, vraagt V. Kaccana zegt (ik vertaal dit letterlijk): ‘Om hem te beschrijven als ‘vorm bezittend’, of als ‘vormloos’ of als ‘opmerkzaam (percepient)’ of ‘niet-opmerkzaam’ of ‘noch opmerkzaam, noch niet-opmerkzaam’, moet er een bepaalde oorzaak en reden zijn om dat te doen. Maar als die oorzaak en reden totaal en volledig zou eindigen zonder dat er iets over blijft, hoe kun je hem dan in zulke termen beschrijven?’
V. zegt (in mijn eigen woorden) dat K. voor iemand die nog maar 3 jaar een thuisloze is en toevlucht heeft genomen veel geleerd heeft, laat staan wat nog komen gaat.

De grenzen kennen

DN15 Waarom heeft een Gerealiseerde niet de visie dat de Gerealiseerde bestaat na de dood, niet bestaat, zowel bestaat als niet-bestaat, noch bestaat noch niet-bestaat na de dood? DN15 (vertaling Sujato) verklaart dit zo: Een monnik is bevrijd door het volgende op rechtstreekse wijze te kennen: Hoever labelen en het bereik van labelen gaat, hoever terminologie en het bereik van terminologie gaat; hoever beschrijving en het bereik van beschrijving gaat; hoe ver wijsheid en de sfeer van wijsheid gaat; hoever de cyclus van wedergeboorte en diens voortgang gaat. Het zou niet gepast zijn te zeggen dat een monnik die bevrijd is en dit kent deze visie koestert: ‘er is niet zoiets als weten en zien’.

https://suttacentral.net/pitaka/sutta/linked/sn/sn-salayatanavaggasamyutta/sn44

Dit waren de sutta’s die meer uitleg geven over de vraag waarom de Boeddha (en Gerealiseerden) zich onthield (onthouden) van commentaar of standpunten inzake de aard van de wereld als eindig of oneindig, eeuwig of tijdelijk, de fundamentele (on)gelijkheid van ziel en lichaam, en de status van de Tathagata na de dood. Er wordt dus wel iets meer verklaard hierover dan dat het niet voordelig is je met deze kwesties bezig te houden.

Voordat ik iets probeer te maken wat lijkt op een conclusie nu eerst in de volgende post sutta’s die belichten waarom de speculatieve visies überhaupt bestaan in de wereld. Ook dit geeft denk ik wat meer inzicht in de onderliggende vraag of 'Onverklaard' ook 'Onbeslist' betekent in het geval van de speculatieve visies.

Navigatie

[0] Berichtenindex

[#] Volgende pagina

Naar de volledige versie