Het probleem waar men in het spirituele wereldje mee kampt is dan men de twee hoedanigheden van getuige en verschijning niet erkent/herkent. Terwijl het reeds bij de oude Grieken bekend was. Boeddha heeft dat probleem omzeilt door middels meditatie de getuige 'wakker' te krijgen. Doch de verschijning wordt door Boeddha als niet-zelf betiteld. Op zich klopt dat wel, maar in de praktijk zie ik het alleen maar tot overtuigingen resulteren. Met de overtuiging "dat ik niet besta" komt de mens geen stap verder.
De Boeddha zegt alles is niet-zelf, anatta. Hij zegt het gevoel van een zelf is een illusie, en komt dus ook uit bij een wereld die een is, zonder iemand die “doet”.
Dit is in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nisargadatta, die zegt dat men hoort te kijken naar het gevoel “ik ben” totdat het duidelijk wordt.
Het gaat de Boeddha in wezen niet om zelfkennis maar om het beëindigen van lijden. Boeddha beschreef hoe lijden komt door gehechtheid. De geest die zich uit de kracht van gewoonte, onvrijwillig, met waarnemingen verbindt op emotionele (verlangende) en verbeelde manier. Zelfvisies en zelfkennis functioneert als een vorm van gehechtheid.
Bijvoorbeeld, wij hebben ideeën als: 'ik ben nou eenmaal zus en zo' en raken daar in vast. We willen niet onheilzame gewoonten loslaten omdat daaraan ons identiteitsbesef kan vastzitten en dit voelt veilig, al is het onheilzaam. Een van de subtielste vormen van gehechtheid is het idee dat er een getuige is, een Ik, die waarneemt, als een soort mentale entiteit die voelt, proeft, leeft, en sterft.
Gehechtheid is nooit iets vrijwilligs, een keuze, in boeddhisme. Gehechtheid treedt op uit de macht der gewoonte. Het zijn neigingen die de geest beheersen en die worden getriggerd als je dit of dat waarneemt. Er is een historisch gegroeide relatie tussen waarnemingen en die neigingen. Bijvoorbeeld pijn, zeker als deze hevig is, zal meteen ook de neiging tot afkeer, weerzin activeren. Het verlangen dit niet te voelen. Het verlangen dat het verdwijnt. Je regelt dit niet zelf. Het is niet je beslissing dat de geest zich op die emotionele manier tot de pijn verhoudt.
Gehechtheid is geen beslissing of bewuste keuze en onthechting ook niet. Sommige mensen denken dat het Ik of zelf dit alles beslist en op gang brengt maar dat is nou precies niet wat gebeurt, leert de Boeddha. Onwetendheid opheffen is ook dat je meent dat aan alle acties de beslissing van een entiteit Ik ten grondslag ligt.
De Boeddha heeft volgens de overlevering geleerd dat alle zelfkennis leidt tot lijden, in die zin, dat wat je ook aanziet als 'dit ben Ik, dit is van mij, dit is mijn zelf',- of dat nu leegte is of dat wat niet verschijnt, of dat wat verschijnt-, daarin zit je vast. Zulke zelfkennis is gehechtheid.
Uiteindelijk is het binnen boeddhisme alleen maar thema dat we al die neigingen die op onvrijwillige wijze leiden tot emotionele (voorkeur, afkeer, onverschilligheid) en verbeelde vormen van verbondenheid (Ik ben en Ik ben dit) met het lichaam, gevoelens, onderscheidende waarnemingen, wilsformaties en bewustzijn, ontwortelen of ontmantelen. Dit leidt tot een vrede en soepelheid van geest die Boeddha Nibbana noemde, de staat van ultieme vrede. Alleen dan heb je het doel bereikt.
De hoofdoorzaak van die innerlijke ketening via emoties en via verbeelding is tanha, verlangen. Maar verlangen is misschien niet het allerbeste woord. Het is denk ik meer een onvrijwillige tendens van de geest om naar het ervarene op een emotionele en verbeelde manier uit te gaan. Een soort drang of drift. Je voelt pijn en je geest gaat zich meteen tot die pijn verhouden met afkeer, weerzin, weg willen. Of je voelt iets en de geest gaat meteen naar deze tactiele sensatie uit als...Ik voel dit.
Op die manier zorgen historisch gegroeide neigingen er voor dat er vaak veel meer aan de hand is dan louter zien, horen, voelen en kennen. Onwetendheid weet niet wat een ervaringswijze is zonder dat al die neigingen die de beleving kleuren. Het weet als het ware niet wat een onthechte belevingswijze is en kent dit niet als ultieme vrede.