Kamaradski Bolski,
Dan nog maar eens voor de 401ste keer: gelijkmoedigheid heeft niets, maar dan ook niets met onverschilligheid te maken.
Gelijkmoedigheid, in Boeddhisme toch, is onlosmakelijk verbonden met mededogen.
Is er bevrijding van wat zich voordoet door je er van te distantiëren (of eerder door je er boven te plaatsen), dan is er geen gelijkmoedigheid, noch mededogen.
Is er bevrijding van wat zich voordoet door aanwezig zijn, beschikbaar zijn, maar niet bepaald zijn door wat er zich voordoet, dan is er sprake van gelijkmoedigheid en mededogen.
En zo ook heeft de tweede, boeddhistische bevrijding niets, maar dan ook niets te maken met een harde, onthechte houding. Ook nu, in deze veiligere wereld (aan onze kant van de wereld toch), is onthechting nog evenzeer van tel wil je bevrijd, beschikbaar en aanwezig zijn in de wereld. De onthechting is er dus niet om onverschillig te worden en zo de wereld buiten te sluiten. Dat is wat men in Boeddhisme schijn-bevrijding noemt. Onthechting maakt dat je niets hoeft buiten te sluiten, dat je helemaal aanwezig kan blijven, beschikbaar kan blijven wat er ook gebeurt, zonder dat je gelijkmoedigheid en mededogen hierdoor worden aangetast. Gehechtheid tast je gelijkmoedigheid en je mededogen aan. Daarom is het zaak om onthecht, maar daarom niet onverschillig te geraken.
Terug naar het voorbeeld van het ongeluk.
Als mensen en kinderen in een brandende auto zitten, en je ziet nog een kans om ze daar uit te helpen, dan zal gelijkmoedigheid er voor zorgen dat je niet angstig gaat weglopen, noch heroïsch onnodige risico's gaat nemen. Je doet dan wat je heldere geest ingeeft dat je kan doen. Als er geen gehechtheid meer is aan het eigenbelang steeds hoger achten dan het belang van anderen, dan neem je berekende risico's, als ze tenminste nog zinvol kunnen zijn. Indien de situatie hopeloos is, is het dan meteen helder dat er beter één leven nog gespaard blijft, dan dat ze allemaal verloren gaan. Indien de situatie niet zo hopeloos is, dan is meteen helder dat er beter meer levens gered worden dan één ten alle koste te beschermen, ook al is er het risico dat ze daarmee allemaal verloren gaan.
Het is ok om menselijk te zijn en te reageren, Boeddhisme veroordeelt dit niet. Boeddhisme werkt wel naar iets meer dan dit menselijke toe. Het pakt de bron van alle lijden en het meest menselijke aan: het egocentrisme. Daarom zal een boeddhist niet in de eerste plaats aan zichzelf denken als hij voor een situatie staat waarin er iemand kan gered worden op het concrete vlak. Maar aan de andere kant zal een boeddhist ook meer geneigd zijn om op wereldlijk vlak zich meer toe te leggen op mensen er op te wijzen wat de bron van alle lijden is, dan te gaan strijden voor een betere wereld. Dit klinkt ook weer onverschillig. Maar iemand met helderheid doorziet de illusie dat samsara (het lijden) te fixen zou zijn. Je kan hier iets fixen, waardoor er daar weer iets gaat mislopen, en zelfs al zou je de hele wereld stabiel kunnen krijgen, dan zullen er nog altijd velen zelfmoord plegen omdat ze het geluk maar niet kunnen vinden, terwijl er niets meer is dat hen ongelukkig zou kunnen maken.
Een heldere blik op de bron van lijden, zorgt dat je het lijden bij de bron gaat aanpakken en dat je anderen tot hetzelfde wil brengen. Dat heeft niets met onverschilligheid te zien.