Ik denk dat ik een klein beetje ontwikkeld ben.
Zeker.
In die zin, dat ik in ieder geval doorheb, wanneer ik gedrag vertoon, dat tot suffering leid.
Begin van de wijsheid.
Ik kan er dan alleen vaak niet iets aan doen.
Begin van de praktijk.
Maar, dat geeft niet.
Begin van het beschouwen zonder oordeel.
De eerste stap is herkenning. Herkenning van de pijnpunten. Herkenning van de innerlijke fricties, spanningen. Het onbehagen.
Ja, dat is een belangrijke stap. De belangrijkste zou ik zeggen.
Er was een Zweedse black metal artiest, hij noemde zichzelf 'obehag', wat 'onbehagen' betekend in het zweeds. Ik denk dat het black metal genre ook veel bezig is, met de suffering. Ze erkennen de suffering. Anyway, ik dwaal af.
Ik zou het niet weten, maar ik kan het mij wel inbeelden.
Veel mensen vinden het idee van 'niets doen' en niet vaststaand zijn, eng, heb ik gemerkt. Je moet altijd 'in beweging' zijn. Je moet altijd 'ergens mee aan het werk zijn'.
Dat is een goeie om even op in te pikken.
Eerst en vooral: je kan niet niet in beweging zijn. Probeer maar eens: je lichaam beweegt voortdurend, minstens je hart die pompt, gedachten bewegen voortdurend, tenminste buiten coma en diepe slaap. Geen beweging meer is dood gaan.
Of je altijd ergens mee aan het werk moet zijn, dat is een ander verhaal.
Niets doen, of niet-doen, non-aktie is een woord dat vaak gebruikt wordt in spirituele leerstelsels. Vele wijzen komen op een gegeven moment uit op de ontdekking dat al dat doen een obstakel is om te zijn.
Ten eerste: ze stoppen daarmee toch niet met doen, het doen gaat gewoon voort, alleen is het 'moeten' er uit, wat gedaan wordt is eerder wat vanzelf, spontaan gebeurd. Dus dit niet-doen betekent niet het einde van het doen, wel het einde van het geconditioneerde, aangeleerde, georchestreerde, onspantane doen.
Ten tweede: dit niet-doen is iets wat wel degelijk ontdekt moet worden, niet nageaapt kan worden. En de bovenstaanden die dit ontdekt hebben, hebben altijd heel wat gedaan om tot die ontdekking te komen. Zij hebben hard gebouwd aan een vlot, de wilde rivier getrotseerd en zijn aan de overkant geraakt. Daar is het vlot (het doen) niet meer nodig, als je het dan nog met je mee gaat sleuren, dan loop je met een zware, onnodige last rond.
Maar nu, wij, die nog helemaal niet die rivier getrotseerd hebben, horen dit, en gaan het aannemen: "er valt niets te doen". "Mooi, dan hoef ik geen vlot te bouwen, hoef ik de wilde rivier (mijn wilde neigingen) niet te trotseren, ik kan gewoon aan de oever zitten waar ik al zit en wachten tot ik aan de overkant geraak".
Dat laatste zal echter nooit gebeuren, toch niet zonder één iets te doen: die rivier te trotseren.
Iemand die in zijn zetel blijft zitten, zal nooit het niet-doen (de overkant) ontdekken en dus weten wat het echt betekend.
Er is wel een probleem met doen, met beoefenen, met je een doel stellen. Uiteindelijk, zo lijken de wijzen te zeggen, moet het doen losgelaten worden, moet bereiken losgelaten worden. Waarom dan niet ineens alle doen opheffen (daar moeten we toch naartoe)?
Wel, omdat de doorn van het doen nog steeds diep in je huid zit. En dit gaat niet vanzelf verdwijnen. Ook al doe je zogezegd niets meer (onmogelijk), blijft het onbewuste doen zweren in je huid, blijft het jezelf sturen, je neigingen blijven zichzelf botvieren, of je nu denkt dat je niets doet of wel.
Hoe kan je een doorn het beste uit je huid krijgen? Met een andere doorn. Je gebruikt dan een doorn om de doorn uit je huid te krijgen. Eens de doorn (het onbewuste doen) met de andere doorn (het bewuste doen) is uitgehaald, maar dan ook pas dan, kan je beiden doornen wegsmijten.