Dana, geven - 06. Voordelen van geven
A.V.31. Het voordeel van aalmoezen geven - Sumana Sutta
Eens vertoefde de Verhevene in het Jetavana klooster te Savatthi. De vorstendochter Sumanâ ging toen met een groot gevolg naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
“ Heer, stel dat er twee volgelingen van de Verhevene zijn die hetzelfde vertrouwen hebben, dezelfde deugdzaamheid en dezelfde wijsheid. Maar de een geeft aalmoezen en de ander niet. Als beiden na de dood in een hemelse wereld wedergeboren worden, bestaat er dan verschil, een onderscheid tussen beide hemelbewoners?”
“Ja, Sumanâ, er bestaat een verschil, een onderscheid. Degene die aalmoezen heeft gegeven, overtreft als hemelbewoner de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, en wel in vijf dingen: in hemelse levensduur, in hemelse schoonheid, in hemels geluk, in hemelse eer en in hemelse heerschappij.”
“Heer, wanneer nu beiden van daar heengaan en naar deze wereld terugkeren, bestaat ook dan nog voor de als mensen wedergeborenen een verschil, een onderscheid?”
“Ja, Sumanâ, degene die aalmoezen heeft gegeven zal als een menselijk wezen de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, overtreffen in vijf dingen: in menselijke levensduur, menselijke schoonheid, menselijk geluk, menselijke eer en menselijke heerschappij.”
“Heer, wanneer nu beiden van huis uit in de huisloosheid gaan, bestaat dan nog tussen beiden een verschil, een onderscheid?”
“Ja, Sumanâ, er bestaat een onderscheid. Degene die aalmoezen heeft gegeven, overtreft als huisloze de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, in vijf dingen: Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijk gewaden; weinig echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen geniet hij rijkelijk aalmoezenspijs; weinig echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijke woonplek; een bescheidene echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijk geneesmiddelen en medicijnen; weinig echter wanneer niet gevraagd. De medemonniken echter met wie hij samenwoont, zijn hem steeds in daden, woorden en gedachten vriendelijk gezind, nooit onvriendelijk. Zij maken hem steeds alleen maar vriendelijke verzoeken, geen onvriendelijke.
“Heer, wanneer nu beiden de volmaakte heiligheid bereiken, bestaat dan nog tussen beiden een verschil, een onderscheid.”
“Tussen bevrijding en bevrijding bestaat natuurlijk geen enkel verschil.”
“Voortreffelijk, heer. Men heeft alle reden om aalmoezen te geven en goede werken te doen, in zoverre de goede werken iemand als hemels wezen tot voordeel strekken, als mens tot voordeel strekken, als monnik tot voordeel strekken.”
“Inderdaad”, zei de Verhevene.
“Zoals de onbevlekte maan met zijn glans de sterren overstraalt, zo overstraalt de deugdzame, edele mens die vol vertrouwen is, door zijn vrijgevigheid de gierigen in alle werelden.
Zoals de regen bij onweer de vlakten en dalen vult, zo wordt de gierige man in vijf punten overtroffen door degene vol inzicht, de volgeling van de Verlichte, de wijze mens,en wel:
in hoge ouderdom, hoog aanzien, in schoonheid en in welzijn; hier wordt hij met schatten overstelpt, en daar wordt hemels geluk zijn deel.”
*
A.V.34. De zichtbare vruchten van aalmoezen geven - . Sîhasenâpati Sutta
Eens vertoefde de Verhevene in het grote bos bij Vesali, in de hal van het gevelhuis. De veldheer Siha ging toen naar de Verhevene, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en zei:
“Heer, is het mogelijk een zichtbare vrucht van het geven van aalmoezen aan te tonen?”
“Siha, dat is mogelijk. De gever is veel mensen lief en aangenaam. Dat is een zichtbare vrucht van aalmoezen geven.
Verder zoeken goede, edele mensen omgang met iemand die gaven geeft. Ook dat is een zichtbare vrucht van aalmoezen geven. Verder verspreidt zich over de gever van gaven een goede faam. Verder, tot welke vergadering een gever ook gaat, hetzij edelen, brahmanen, gezinshoofden of asceten, daar treedt hij vol zekerheid op, vrij van bevangenheid. Verder komt de gever na de dood in een gelukkige sfeer van bestaan, in een hemelse wereld.“
Na deze woorden zei de veldheer Siha tot de Verhevene: “Wat deze door de Verhevene genoemde vruchten van aalmoezen geven betreft, zo ken ik vier ervan uit eigen ervaring. Want ik geef aalmoezen, ben veel mensen dierbaar; goede, edele mensen zoeken mijn omgang, en een goede faam heeft zich over mij verspreid. In elke vergadering treed ik vol zekerheid op, onbevangen. En wat betreft de vrucht na de dood, zo vertrouw ik daarbij op de woorden van de Verhevene.”
"Geliefd is wie geeft; hem zoeken velen op. Een goede naam wordt hem deelachtig; zijn aanzien groeit. Vrij van verwarring treedt hij onder de mensen, vol zekerheid, omdat hij niet gierig is.
Daarom geven alle wijzen gaven, de laster van de gierigheid schuwend, op hun heil bedacht. Dan zullen zij lange tijd in de hemel vertoeven en worden zij gelukkig onder de hemelse wezens.
De toegang voor zich openend door hun goede daden wanneer vrijgevigen uit dit leven heengaan, zelflichtend zullen zij door de hemelse sferen gaan, zich verheugend in geluk, welgemoed en vrolijk, in het volle bezit van de vreugden der zinnen zullen zij daar leven.
Het woord van de heilige, de Bevrijde, navolgend, zal de volgeling van de Verlichte hemels geluk ondervinden."
(vgl. A.VII.54; A.VIII.2)
*
A.IV. 197. Koningin Mallikā
Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi, in het Jetavana klooster. Koningin Mallika (echtgenote van koning Pasenadi) ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
"Heer, wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is (van gelaat), met een niet mooie gestalte, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is (van gelaat) met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is (van gelaat) met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht?"
De Boeddha gaf ten antwoord:
[Dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gestalte, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Aan asceten en priesters geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gestalte, er slecht uitziet, en zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht.
[Dat een vrouw mooi is (van gelaat), met een niet mooie gestalte, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht, heeft als oorzaak] - ""Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Maar aan asceten en priesters geeft zij maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk (van gezicht) zijn, niet mooi van gestalte, er slecht uitziet, maar zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht.
[Dat een vrouw mooi (van gelaat) is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Maar aan asceten en priesters geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, maar zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht."
[Dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Ook geeft zij aan asceten en priesters maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, en zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht."
"Dat zijn de oorzaken, de redenen waarom een vrouw lelijk of mooi is, arm of rijk, zonder of met macht."
Na deze woorden zei koningin Mallika aan de Verhevene dat zij voortaan zachtmoedig en geduldig zou zijn, dat zij niet boos, toornig of woedend zou worden, niet koppig en zonder ontstemming, woede en wantrouwen. Ook zou zij aan asceten en priesters maaltijden en te drinken geven, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij zou niet afgunstig gezind zijn, niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij zou niet jaloers en wantrouwend zijn.
Zij prees de Boeddha voor zijn leerrijke woorden en nam haar toevlucht tot het Drievoudige Juweel. Zij werd een lekenvolgelinge van de Verhevene.
NB. Bovengenoemde oorzaken gelden natuurlijk ook voor mannen.
*
A.V.35. Vijfvoudige zegen van aalmoezen geven
“Het geven van aalmoezen brengt vijfvoudige zegen, namelijk:
Men is veel mensen lief en aangenaam;
goede, edele mensen zoeken iemand op;
een goede naam verspreidt zich over iemand;
men vervult de plichten als gezinshoofd;
na de dood komt men in een gelukkige sfeer van bestaan, in een hemelse wereld.
Wie gaven geeft, is geliefd, omdat hij de leer van goeden navolgt. Goede mensen, die zelfbeheerst en heilig zijn, sluiten zich bij hem aan. Zij leggen hem de leer uit die alle leed laat uitdrogen. Als hij ze helemaal begrijpt, wordt hij reeds hier vrij van elke neiging.
*
A.VI.37. Zes voordelen bij het geven van aalmoezen
Eens vertoefde de Verhevene in het Jetavanaklooster te Savatthi. De lekenvolgelinge Nantamâtâ uit Velukantaka gaf de gemeenschap van de monniken, met aan het hoofd de eerwaarden Sâriputta en Moggallâna, een met zes voordelen begeleide aalmoezenmaaltijd. De Verhevene zag dit met zijn bovennatuurlijk oog en zei tot de monniken:
“Zes voordelen heeft deze gave van Nandamâtâ, drie voordelen voor de geefster en drie voor de ontvangers.
De gever is al vóór het geven blijgestemd; tijdens het geven verblijdt zich de geest; na het geven voelt de gever zich tevreden.
De ontvangers zijn aan de begeerte ontkomen of op weg aan de begeerte te ontkomen; ze zijn aan de haat ontkomen of op weg aan de haat te ontkomen; ze zijn aan de onwetendheid ontkomen of op weg aan de onwetendheid te ontkomen.”
Moeilijk kan men de verdienste van deze aalmoezengave meten. Het is - net zoals het water van de grote oceaan onmetelijk is - een grenzeloze, onmetelijke verdienste.
Wanneer men zich vóór het geven verheugt, en blij gestemd is wanneer men geeft, en gelukkig is na het geven, dan is dat geven een winst.
Degenen bij wie begeerte, haat en onwetendheid en alle neigingen zijn opgedroogd, die zelfbedwongen en kuis zijn, zij zijn het beste veld van de gaven.
Wie, na zich goed gewassen te hebben, eigenhandig de gave brengt, hem of haar brengt een dergelijke gift in latere tijden hoog loon.
Wie zo’n goede gave brengt, vrijgevig en vol vertrouwen, een wijs en verstandig mens, die gaat naar de leedloos-zalige wereld.”
*
A.V.44. Wie schenkt, krijgt geschenken - Manâpadâyî Sutta
Eens verbleef de Verhevene in het grote bos bij Vesâlî, in de hal van het gevelhuis. Op een morgen kleedde hij zich aan en ging met gewaad en nap naar de woning van het Vesalier gezinshoofd Ugga. Deze ging naar de Verhevene toe, groette hem vol eerbied, ging terzijde neerzitten en zei:
“Uit de mond van de Verhevene heb ik het vernomen, ‘Wie iets goeds schenkt, krijgt iets goeds terug.’ Heer, mijn sâlabloesem-gebak [uit rijstemeel,honing e.d.] is iets goeds. Moge de Verhevene dat van mij aannemen, uit medelijden.”
En de Verhevene nam die spijs aan, uit medelijden.
Ugga zei weer: “Uit de mond van de Verhevene heb ik het vernomen, ‘Wie iets goeds schenkt, krijgt iets goeds terug.’ Heer, mijn varkensvlees met zoete bessen is iets goeds. Moge de Verhevene dat van mij aannemen, uit medelijden.”
Ook andere gerechten en kostbare gewaden van Benares werden door Ugga als iets goeds genoemd. En de Verhevene nam die aan, uit medelijden.
“Uit de mond van de Verhevene heb ik het vernomen, ‘Wie iets goeds schenkt, krijgt iets goeds terug.’ Heer, mijn rustbed is iets goeds. Het is belegd met een geitenharen deken, een witte wollen deken, een deken uit zeer fijn antilopenvel, en voorzien van een bovendeken en purperen kusssens aan beide einden. Ik weet echter, Heer, dat iets dergelijks voor de Verhevene niet aanneembaar is. Maar deze blok sandelhout, die 100.000 waard is, moge de Verhevene die van mij aannemen, uit medelijden.”
En de Verhevene nam die blok sandelhout aan, uit medelijden. Daarop sprak de Verhevene zijn waardering voor het gezinshoofd Ugga uit met de volgdende woorden:
“Wie iets goeds geeft, krijgt ook iets goeds. Wie graag aan degenen met een oprecht gedrag gewaad en verblijfplaats geeft, en ook drank en eten en andere dingen die nuttig zijn, de heiligen als een vruchtbaar veld beschouwend, hij heeft geen spijt van wat hij schenkt en weggeeft. Een goed mens, die weggeeft wat moeilijk te ontberen is, krijgt het goede dat hij zo schenkt, terug."
Na deze woorden van de Verhevene stond gezinshoofd Ugga op en verwijderde zich.
Korte tijd daarna stierf Ugga en verscheen na zijn dood in een geestgeproduceerde wereld weer. De Verhevene vertoefde toen in het Jetavanaklooster te Sâvatthi. Ugga, de hemelszoon, kwam in de nacht, met zijn heerlijke glans het hele Jetavanapark verlichtend, naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig en bleef terzijde staan. Toen zei de Verhevene:
“Ugga, gaat het goed met je, is alles naar wens?”
“Ja, heer, alles is naar mijn wens.”
De Verhevene zei toen in verzen tot Ugga, de hemelbewoner (hemelszoon):
“Wie iets goeds geeft, krijgt ook iets goeds; wie het hoogste geeft, krijgt het hoogste; wie het verhevene schenkt, krijgt ook het verhevene. Wie het beste geeft, komt aan het beste oord aan. Wie uitgelezen gave schenkt, iemand die de beste gave geeft, verwerft zich roem en een lang leven, waar hij ook in het bestaan treedt (waar hij ook wedergeboren wordt).”
*
A.IV. 55 Nakulapitā en Nakulamātā
Eens verbleef de Verhevene in het land van de Bhaggas, in de nabijheid van Sumsumāragira (Krokodillenheuvel), in het wildpark van het Bhesakala-bos. In de morgen maakte de Verhevene zich gereed, nam [opper]gewaad en aalmoezennap en ging naar het huis van Nakulapitā, de huisvader. Daar ging hij op de hem aangeboden zitplaats neerzitten. Daarna kwamen huisvader Nakulapitā en huismoeder Nakulamātā, groetten de Verhevene eerbiedig en gingen terzijde neerzitten.
Nakulapitā vertelde over zijn gelukkig huwelijk: “Heer , toen ik met Nakulamātā trouwde, was ik nog vrij jong en zij was nog een meisje. Heer, sinds wij getrouwd zijn, ben ik me er niet van bewust iets tegen haar te hebben gehad, zelfs niet in gedachten. Heer, wij willen heel graag samen blijven, niet alleen in dit leven maar ook in het volgende.” En Nakulamātā sprak op gelijke wijze.
Hierop zei de Boeddha: “Indien én vrouw én man wensen samen te zijn zowel in dit leven als in het volgende, dan moeten beiden op gelijke wijze vertrouwen, deugdzaamheid, edelmoedigheid en wijsheid ontwikkelen. Zó blijven zij samen, nu en later.”
"Beiden zijn mild en devoot, zelfbedwongen en trouw aan de leer. Zulke echtelieden praten met liefdevolle woorden tegen elkaar.
Hun aandeel is rijke zegen; huiselijk geluk is hun toegedaan, en de vijand voelt zich verslagen, omdat beiden in deugdzaamheid gelijk zijn.
En omdat zij hier juist gehandeld hebben, evenwaardig in deugdzaamheid, zullen zij in de hemel jubelen, in het geluk van de liefde juigen."
*
A.V.36. Te juister tijd geven (korte versie)
Vijf gaven zijn er op de juiste tijd, namelijk:
Men biedt de aankomende gast gaven aan; men biedt de vertrekkende gaven aan; de zieke biedt men gaven aan; bij gebrek aan voedsel biedt men gaven aan; maar wat er aan eerste graan en eerste vruchten is, dat biedt men als eerste de deugdzamen aan.
Gaven op de juiste tijd geeft de wijze, die mild gezind is, vrij van gierigheid. Wie gaven aanbiedt aan de edelen die oprecht en heilig zijn, wie dit vol vertrouwen doet, diens gave is van hoge waarde.
En degenen die zo’n goede daad goedkeuren, en gewillig daarbij dienst verlenen, ook hun gave is niet klein; zij hebben deel aan de verdienste ervan.
Daarom moet men onverschrokken geven, waar gaven hoog loon brengen. Want goede werken zijn voor de wezens de ondersteuningen voor de volgende wereld.
*
A.IV. 79. De zaak
Waarom lukt de ene zaak en de andere niet? Waarom gaat de ene zaak niet naar wens en de andere wel? -
Iemand gaat naar een asceet of priester en vraagt wat hij nodig heeft. Maar hij geeft niets. Wanneer die persoon na de dood hier wedergeboren wordt, dan mislukt hem iedere zaak wat hij ook verricht.
Iemand gaat naar een asceet of priester en vraagt wat hij nodig heeft. Wat hij aanbiedt geeft hij niet naar wens. Wanneer hij na de dood hier wedergeboren wordt, dan gaat zijn zaak niet naar wens, wat hij ook verricht.
Iemand gaat naar een asceet of priester en vraagt wat hij nodig heeft. Wat hij aanbiedt, geeft hij naar wens. Wanneer die persoon na de dood hier wedergeboren wordt, dan gaat zijn zaak naar wens, wat hij ook verricht.
Iemand gaat naar een asceet of priester en vraagt wat hij nodig heeft. Wat hij aanbiedt, is meer dan wat gewenst is. Wanneer die persoon na de dood hier wedergeboren wordt, dan gaat zijn zaak beter dan hij wenste.
*
A.V.37. Vijfvoudige zegen door het geven van voedsel
Door het geven van voedsel verschaft de gever aan de ontvanger vijf voordelen, namelijk: hij verschaft hem een lang leven, schoonheid, welzijn, kracht en scherpzinnigheid.
De wijze die hulp biedt voor een lang leven, voor scherpzinnigheid, schoonheid, kracht en die andere mensen gelukkig maakt, hij krijgt deel aan gelukzaligheid.
Degene die leven, schoonheid, kracht, verstand en welzijn helpt bevorderen, wacht roem en een lang leven, waar hij ook wedergeboren wordt.
*
S.1.42. Geven
Een devata vroeg aan de Verhevene wat men moet geven om kracht, schoonheid, welvaart, inzicht te verkrijgen.
De Verhevene gaf ten antwoord:
"Voedsel geeft degene die kracht wil schenken;
kleding geeft degene die schoonheid wil schenken;
een vervoermiddel geeft degene die welvaart wil schenken;
een lamp geeft degene die inzicht wil schenken.
Maar wie een tehuis schenkt
is iemand die alles geeft.
En niet sterven geeft degene
die de leer van de waarheid verkondigt."
*
A.IV. 57. Suppavasa
Eens vertoefde de Verhevene in het land Koliya, in een stad met naam Sajjanela. 's Morgens vroeg nam hij oppergewaad en aalmoezennap en ging naar de woning van Supavasa . Daar ging hij op de hem aangeboden zitplaats neerzitten. En mevrouw Suppavasa bediende de Boeddha en gaf hem eigenhandig harde en zachte spijzen. Na de maaltijd nam de Verhevene zijn hand van de nap weg en Suppavasa ging terzijde neerzitten. De Verhevene sprak haar als volgt toe:
"Suppavasa, een edele lekenvolgelinge die voedsel aanbiedt, geeft de ontvanger viervoudige zegen. En wel: zij geeft lang leven, geeft schoonheid, geeft geluk, geeft kracht.
En doordat zij lang leven geeft, krijgt zij zelf een lang hemels of menselijk leven; doordat zij schoonheid geeft, krijgt zij zelf hemelse of menselijke schoonheid; doordat zij geluk geeft, krijgt zij zelf hemels of menselijk geluk; doordat zij kracht geeft, krijgt zij zelf hemelse of menselijke kracht. Een edele lekenvolgelinge die voedsel aanbiedt, geeft de ontvanger deze viervoudige zegen."
"Het goed gekookte eten dat men geeft,
het zuivere, uitgezochte, goed gekruide,
als men dat aan oprecht levenden als gave aanbiedt,
met een edel gedrag, hoge geestelijke grootte,
en zo verdienste aan verdienste rijgt,
- een dergelijke gave van voedsel brengt heel rijke vrucht,
en wordt door de Kenner der werelden ook geprezen.
Die zeer gelukkig gestemd door het leven gaan
en een dergelijk offer steeds herdenken,
de smet van gierigheid aan de wortel vellend,
zij gaan zonder verwijten heen in een hemelse wereld."
*
A.IV. 58. Anāthapindika
De Verhevene sprak tot de huisvader Anāthapindika aldus:
"Een edele lekenvolgeling die voedsel overhandigt, geeft aan de ontvanger viervoudige zegen, en wel: Hij geeft lang leven, geeft schoonheid, geeft geluk, geeft kracht.
Daardoor echter, dat hij lang leven geeft, krijgt hij zelf een lang hemels of menselijk leven. Daardoor dat hij schoonheid geeft, krijgt hij zelf hemelse of menselijke schoonheid. Daardoor dat hij geluk geeft, krijgt hij zelf hemels of menselijk geluk. Daardoor dat hij kracht geeft, krijgt hij zelf hemelse of menselijke kracht.
Een edele lekenvolgeling, die voedsel overhandigt, geeft aan de ontvanger deze viervoudige zegen."
"Wie aan zelfbedwongenen die leven van de gaven van anderen, te juister tijd in eerbied voedsel geeft, die geeft hen viervoudige grote zegen: een lang leven, schoonheid, geluk en kracht.
Degene echter die schoonheid geeft, een lang leven, geluk en kracht, verwerft voor zich aanzien en een lang leven, overal daar waar hij in het bestaan treedt."
(Deze tekst is bijna gelijkluidend met A.IV.59).
*
A.III.45. Door wijzen geprezen
Drie dingen worden door wijze en goede mensen geprezen: het geven; het gaan in de huisloosheid; het ondersteunen van de ouders.
"De goeden prijzen hoog het geven, beheerstheid, discipline en vredelievendheid, en ook het ondersteunen van de ouders en van heiligen met zuiver gedrag. Wie deze raad van de heiligen als wijze discipel navolgt, zo’n edel persoon, met inzicht, komt in een zalige hemelse wereld."
*
S.I.49. Vrij van gierigheid
Degenen die als mens geboren barmhartig zijn en vrij van gierigheid, vertrouwen hebben in de Boeddha, zijn leer en de gemeenschap [van de heiligen], zij stralen in de hemel waar zij wedergeboren worden. En als zij als mens wedergeboren worden, dan komen zij ter wereld in een welgesteld gezin waar kleding, voeding, vermaak en ontspanning zonder moeite verkregen worden.
*
S.1.43. Geven
Een devata vroeg aan de Verhevene: "Goden en mensen verheugen zich beiden over voedsel. Maar wie is de yakkha die zich niet over voedsel verheugt?"
De Verhevene gaf ten antwoord:
"Het voedsel dat men in vertrouwen geeft met een verheugd gemoed, dat volgt iemand na in deze wereld en in de andere. Daarom moet men de gierigheid verdrijven en gaven geven, en de onreinheid van hebzucht overwinnen. Verdienstelijke werken zijn voor de levende wezens een vaste basis in de andere wereld."
*
S.1.47. Verdienste
Een devata vroeg aan de Verhevene: "Bij welke mensen neemt dag en nacht de verdienste toe? Welke mensen gaan, op de waarheid gebaseerd, begiftigd met deugdzaamheid, naar de hemel?"
De Verhevene gaf ten antwoord:
"Degenen die parken aanleggen, bossen planten, die bruggen bouwen, en cisternen en bronnen aanleggen, die een tehuis gereed maken: bij deze mensen neemt dag en nacht de verdienste toe. Deze personen gaan, op de waarheid gebaseerd, begiftigd met deugdzaamheid, naar de hemel."
*
D.23. Payasi sutta
In de stad Setabyā van Kosala geloofde gouverneur Pāyāsi, een Khattiya leraar en filosoof, dat er na de dood niets meer is en dat goede of slechte daden geen resultaat hebben. De monnik Kumārakassapa bekeerde Pāyāsi. Hij overtuigde hem ervan dat er na de dood een wedergeboorte is en dat de goede en slechte daden later resultaat hebben. De gouverneur nam zijn toevlucht tot het Drievoudige Juweel. Kumārakassapa onderwees hem ook over de juiste soort van offergaven en dat die met respect en eigenhandig gegeven moeten worden. Gouverneur Pāyāsi stierf en de monnik Gavampati ging op bezoek in de hemel en kwam er Payasi's staat van wedergeboorte te weten.
*
A.IV.52. Stromen van verdienste II
Er zijn vier stromen van verdienste, stromen van het heilzame, Ze brengen zegen, zijn hemels, produceren geluk, voeren naar de hemel, voeren naar het gewenste, verheugende, aangename, naar heil en zegen. Die vier stromen zijn:
De edele volgeling is vervuld van onwrikbaar vertrouwen in de Boeddha, aldus:
"Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene."
Dit is de eerste stroom van verdienste.
Verder is de edele volgeling vervuld van onwrikbaar vertrouwen in de leer, aldus:
"Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt ieder uit om alles zelf te testen; ze voert naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf."
Dit is de tweede stroom van verdienste.
Verder is de edele volgeling vervuld van onwrikbaar vertrouwen in de Orde [van de heiligen], aldus:
"Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld."
Dit is de derde stroom van verdienste.
En verder beschermt de edele volgeling de regels van deugdzaamheid die aan de edelen dierbaar zijn, welke regels ongebroken, ongedeerd, onbevlekt, onbedorven, bevrijdend zijn, door wijzen geprezen, onbeïnvloed, bevorderlijk voor de geestelijke concentratie.
Dit is de vierde stroom van verdienste.
Deze vier stromen van verdienste, stromen van het heilzame zijn er; ze brengen zegen, zijn hemels, produceren geluk, voeren naar de hemel, voeren naar het gewenste, verheugende, aangename, tot heil en zegen.
"Wie tot de Ontwaakte vertrouwen heeft, dat onwankelbaar is, diep geworteld, aan wie edele deugd, edele gewoonte eigen is, zoals ze de heilige dierbaar zijn, wie blij op de Orde vertrouwt, en helder, juist inzicht heeft, - waarlijk, zo iemand is niet arm; hij heeft zijn leven niet voor niets geleefd.
Wie wijs is moge daarom zich wijden aan de deugdzaamheid en aan het vaste vertrouwen, en ook aan begrip van de leer, de instructie van de Boeddha voor ogen houdend.
*
S.I.41. Naar de hemel
Te Savatthi. Een devata kwam naar de Boeddha en zei dat de wereld in brand staat door ouderdom en dood. Redden moet men door geven; want wat als aalmoes gegeven werd, is wel gered. Wat gegeven werd, heeft geluk als loon. Dat is niet zo met wat niet gegeven werd. Dieven of de koning nemen het weg. Door vuur wordt het verbrand, het gaat te gronde. En tenslotte geeft men het leven op samen met alle bezittingen. Wie dat wijs inziet moet vol vreugde geven. Zonder terechtwijzing gaat hij naar de hemel. (S.I.41)
*
A.V.42. De invloed van de goede mens - Sappurisa Sutta
De in een goede familie wedergeboren edele mens strekt veel mensen tot heil, zegen en welzijn. Vader en moeder, vrouw en kind, personeel, vrienden en makkers, asceten en priesters: hen allen strekt hij tot heil, zegen en welzijn.
Zoals een sterke regen het hele gewas tot rijpheid brengt en daardoor velen tot heil, zegen en welzijn strekt, evenzo strekt de in een goede familie wedergeboren edele mens veel mensen tot heil, zegen en welzijn.
De mensenvriend die veel gaven geeft, de hoeder van deugdzaamheid, hij wordt ook door de goden behoed. Een goede faam volgt steeds degene die rijk aan weten is, zuiver in deugdzaam gedrag, plichtgetrouw. Wie zou de plichtbewuste, deugdzame mens, oprecht, vol schaamtegevoel, gelijk aan zuiver goud, kunnen berispen? Zelfs hemelse wezens prijzen zo iemand en Brahma zelf brengt hem zijn lofprijzing.
*
A.IV.20. Voedsel verdelen
Iemand die voedsel verdeelt en de volgende vier eigenschappen heeft, komt in een hemels bestaan. Die vier eigenschappen zijn: hij gaat over de goede weg van begeerteloosheid, gaat over de goede weg van haatloosheid, gaat over de goede weg van niet onwetendheid, op de goede weg van angstloosheid.
"Daarom komt de goede mensen lof toe
die juist leven en niets kwaads doen,
die vrij van begeerte en haat, vrij van angst en illusie zijn.
Zij gelden als sieraad van de gemeenschap."
*
Dhp.16. Gelukkig is de weldoener hier en hierna
Een vrome jongeman leidde een religieus leven. Hij hield ervan liefdadige werken de doen. Vrijgevig gaf hij regelmatig eten en andere benodigdheden aan heilige mannen. Hij was het hoofd van veel vrome leken te Savatthi. Hij had veel kinderen en zij allen waren vrijgevig zoals hun vader. Op zijn sterfbed vroeg hij aan de Sangha om suttas voor hem te reciteren. Tijdens de recitatie van het Maha-Satipatthana sutta zag hij gelukkige visioenen. Zes versierde koetsen van zes hemelse werelden kwamen en nodigden hem uit om naar de respectievelijke wereld te komen. Hij koos voor de Tusita hemel waar hij na een vredige dood werd wedergeboren.
“Hier en later verheugt de weldoener zich. Hij verheugt zich omdat hij de zuiverheid van zijn eigen daden waarneemt.”
*
A.VIII.32. Het geven II
Vertrouwen, schaamte en edel geven
zijn alle goede mensen dierbaar;
want ze zijn voorwaar een hemelvoertuig,
waarmee men naar de hemel gaat.
*
Dhp.224. De weg naar de hemel
Eens bezocht de Eerwaarde Maha Moggallāna de wereld van de goden (devas). En hij zag dat veel goden er in luxueuze herenhuizen leefden. Hij vroeg hun welke goede daden zij verricht hadden dat zij in de godenwereld herboren waren. Zij gaven hem verschillende antwoorden. Een van hen zei dat hij in de godenwereld herboren was omdat hij steeds de waarheid had gesproken. Een vrouwelijke godheid zei dat zij daar was herboren omdat zij als hulp in de huishouding niet boos was geworden op haar baas. Zij had ook geen kwaadwil jegens hem gekoesterd hoewel hij haar vaak had geslagen en had uitgescholden. Vanwege het feit dat zij zich had beheerst en zonder haat alles had verdragen, was zij in de godenwereld wedergeboren. Weer anderen waren in de godenwereld herboren omdat zij iets dat binnen hun mogelijkheden lag, gegeven hadden voor het welzijn van anderen.
Bij zijn terugkeer uit de godenwereld vroeg de Eerwaarde Maha Moggallāna aan de Boeddha of het mogelijk was door zulke nietige dingen, zoals het spreken van de waarheid of het geven van kleine bedragen of geringe gaven, zulke grote voordelen te verkrijgen. Het antwoord van de Boeddha luidde: “Heb je niet zelf met eigen ogen gezien en met eigen oren gehoord wat de goden zeiden? Er mag bij jou geen enkele twijfel over bestaan. Zelfs kleine daden van verdienste voeren iemand beslist naar de wereld van de goden.”
En verder sprak hij: “Men moet de waarheid spreken. Men moet niet boos worden. Men moet geven zelfs van een karige voorraad aan degene die vraagt. Over deze drie paden kan iemand in de godenwereld komen.”
*
Dhp.219-220. Verdiensten verwelkomen de deugdzame
Nandiya, een devote en rijke persoon hoorde de preken van de Boeddha over het voordeel van het bouwen van kloosters voor de bhikkhus. Daarom liet hij te Isipatana het Mahavihara klooster bouwen. Toen het klooster klaar was, bood hij het aan de Boeddha aan. Terstond rees een herenhuis voor Nandia op in de Tavatimsa hemel. Nog voor zijn dood was een plaats in de hemelse wereld voor hem gereed om hem te ontvangen. De Boeddha sprak toen de versen:
“Iemand die lang afwezig was en veilig van verre terugkeert, wordt door zijn verwanten, vrienden en goede kennissen verwelkomd.
Evenzo zullen de goede daden van iemand die goed doet hem ontvangen die van deze wereld naar de volgende is gegaan, zoals verwanten die een dierbare ontvangen bij zijn terugkeer.”
*
Dhp. 119-120. Aan de vrucht kent men kwaad of goed
Anathapindika steunde heel edelmoedig de Sangha en verloor het grootste deel van zijn vermogen. Hij werd bekritiseerd vanwege zijn buitengewone gaven. Hij ignoreerde alle kritiek en bleef doorgaan met zijn edelmoedige daden. De Boeddha waardeerde zijn edelmoedigheid en zei:
“Ook iemand die kwaad doet ondervindt goed zolang als het kwaad niet tot rijping komt. Maar als het vrucht draagt dan ondervindt hij de slechte resultaten ervan.”
“Ook een goed persoon ondervindt kwaad zolang als het goede niet tot rijping komt. Maar als het vrucht draagt dan ondervindt hij de goede resultaten ervan.”
Anathapindika werd in de hemel wedergeboren.
*
A.VIII.35 Wedergeboorte afhankelijk van geven
Er zijn acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van geven, en wel:
1. Men geeft een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men ziet machtige edelen, brahmanen of burgers in het bezit en genot van de vijf zintuiglijke vreugden, omgeven met de vijf zintuiglijke vreugden. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood onder machtige edelen, brahmanen of burgers wedergeboren mag worden." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zulke gedachten, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, voeren hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij onder machtige edelen, brahmanen of burgers. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartewens van de deugdzame gaat ten gevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.
2-7. Verder, men geeft een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de hemelse wereld van de Vier Grote Koningen – de goden in de hemelse wereld van de Drieëndertig – de gelukzalige goden – de tevreden goden – de goden die graag scheppen – de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden in de hemel van de Vier Grote Koningen – in de hemel van de Drieëndertig – in de hemel van de gelukzalige goden – in de hemel van de tevreden goden – in de hemel van de goden die graag scheppen – in de hemel van de goden die heersen over de scheppingen van anderen." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En een dergelijke gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, voert hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij in de hemel van die goden. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartewens van de deugdzame gaat tengevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.
8. Verder, men geeft een asceet of priester eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de wereld van Brahma. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden bij de goden in de hemel van Brahma." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zo'n gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, voert hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij bij de goden in de hemel van Brahma. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen; voor begeertelozen, niet voor mensen die vol begeerte zijn. Want de hartewens van de deugdzame gaat tengevolge van de begeerteloosheid ervan in vervulling.
Dit zijn de acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van gaven.
*
A.VIII.36. De drie soorten van verdienstelijk handelen
Er zijn drie soorten van verdienstelijk handelen, namelijk: het in het geven bestaande verdienstelijke handelen, het in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen, en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen.
Daar is bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen zwak ontwikkeld; en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in erbarmelijke omstandigheden onder de mensen.
Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen middelmatig ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in gelukkige omstandigheden onder de mensen.
Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen sterk ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood bij de goden in de hemel van de Vier Grote Koningen.
Daar echter overtreffen de Vier Grote Koningen die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker ontwikkeld hebben, de goden van hun gevolg in tien dingen: in hemelse levensduur, hemelse schoonheid, hemels geluk, hemels roem, hemelse heerschappij, hemelse vormen, hemelse geluiden, hemelse geuren, hemelse smaken en hemelse aanrakingen.
Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden van de Drieëndertig. Daar evenwel overtreft Sakka, de koning van de goden, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de goden van de Drieëndertig in juist die tien dingen.
Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de gelukzalige goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Suyama, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de gelukzalige goden in juist die tien dingen.
Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de tevreden goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Santusita, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de tevreden goden in juist die tien dingen.
Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die graag scheppen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Sunimitta, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de goden die graag scheppen in juist die tien dingen.
Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Vasavatti, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de over de scheppingen van anderen heersende goden in juist deze tien dingen.
Dat zijn de drie soorten van verdienstelijk handelen.
*****