De methode
Oplettendheid bij het in- en uitademen gaat als volgt: Men gaat naar een rustige plek en men gaat er neerzitten. Men houdt het lichaam rechtop en de oplettendheid houdt men levendig. En oplettend ademt men in, oplettend ademt men uit. (S.54.1; A.X.60; M.118)
Wanneer men lang inademt, weet men: ‘Ik adem lang in’; wanneer men lang uitademt, weet men: ‘Ik adem lang uit.’ Wanneer men kort inademt, weet men: ‘Ik adem kort in;’ wanneer men kort uitademt, weet men: ‘Ik adem kort uit.’ (S.54.1; A.X.60; M.118)
‘Bewust van het hele ademhalingsproces zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘bewust van het hele ademhalingsproces zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; A.X.60; M.118)
‘Het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; A.X.60; M.118)
Wanneer men diep inademt, weet men: 'ik adem diep in.' Wanneer men diep uitademt, weet men: 'ik adem diep uit.' Wanneer men kort inademt, weet men: 'ik adem kort in.' Wanneer men kort uitademt, weet men: 'ik adem kort uit.' Het lichaam kalmerend zal ik inademen, het lichaam kalmerend zal ik uitademen, zo oefent men.
Op die tijd waakt men bij het lichaam over het lichaam, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.*1]
Het in- en uitademen wordt genoemd het lichaam veranderen. (S.54.10)
‘Vervoering ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘vervoering ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘Zaligheid ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘zaligheid ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
Op zo'n tijd waakt men bij de gevoelens over de gevoelens, oplettend en helder bewust.*2] De gevoelens veranderen wordt dat genoemd. (S.54.10)
‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
'De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
'De geest ondervindend*3] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘De geest buitengewoon blij makend,*4] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest buitengewoon blij makend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘De geest concentrerend,*5] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest concentrerend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘De geest bevrijdend (van de hindernissen), zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘de geest bevrijdend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
Op zo'n tijd oefent men zich: 'het bewustzijn ondervindend zal ik inademen; het bewustzijn ondervindend zal ik uitademen; het bewustzijn opwekkend zal ik in- en uitademen; het bewustzijn bevrijdend zal ik in- en uitademen.' Zo oefent men.
Op zo'n tijd waakt men bij het bewustzijn over het bewustzijn, helder bewust. (S.54.10)
Iemand die onachtzaam is, die niet helder bewust is, kan de concentratie op het in- en uitademen niet ontplooien. Daarom waakt men bij de geest over de geest, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend. (S.54.10)
‘Nadenkend over vergankelijkheid, niet-blijvendheid*6] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘Nadenkend over onthechting, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over onthechting, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘Nadenkend over beëindiging, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over beëindiging, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
‘Nadenkend over het loslaten, het opgeven, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich; ‘nadenkend over het opgeven, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich. (S.54.1; S.54.10; A.X.60; M.118)
Op zo'n tijd waakt men bij de verschijnselen, de objecten van de geest, over de verschijnselen, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van werelds verlangen en droefenis.
Men heeft wijs gemerkt hoe begeerte en droefenis overwonnen worden, en men is in evenwicht, gelijkmoedig.*7]
Op die manier worden de slechte, onheilzame dingen verminderd door iemand die bij het lichaam over het lichaam waakt, die bij de gevoelens over de gevoelens waakt, die bij het bewustzijn over het bewustzijn waakt, die bij de objecten van de geest waakt over de objecten van de geest. (S.54.10)
Zo wordt de oplettendheid op de adem ontplooid en geoefend zodat zij grote vrucht en veel nut heeft." (M.118)
Dit heet oplettendheid bij het in- en uitademen. En zo vervolmaakt de ontplooide en geoefende oplettendheid op de adem de vier grondslagen van oplettendheid. (S.54.1; S.54.10; A.V.108; A.X.60)
__________
*1] Het is een ondervinden van het lichaam dat als manifesterend aarde-element (aanraking bijvoorbeeld aan de top van de neus) en als manifesterend wind-element (beweging van de adem) kan worden begrepen.
*2] Het beschouwen van vervoering en zaligheid is speciaal beschouwing van gevoel. De beschouwing van datgene wat de geest vormt, (dit is volgens de omschrijving ervan in M.44 waarneming en gevoel) is het beschouwen van gevoel in het algemeen. Een tot rust komen van de formatie van de geest vindt plaats in de vierde jhana. Daar is alleen nog neutraal gevoel aanwezig. Dit is een aanwijzing erop hoe het meditatieve ondervinden gebruikt kan worden voor het verkrijgen van inzicht, respectievelijk daarop dat kalmte en inzichtmeditatie niet strikt van elkaar zijn te scheiden.
*3] Volgens de vier meditatieve verdiepingen (jhanas).
*4] Zowel door samatha (kalmte) als ook door vipassana (inzicht).
*5] Namelijk op de ademhaling.
*6] In lichaam, gevoel, waarneming, wilsformaties en bewustzijn.
*7] Vergankelijkheid, verzaking, beëindiging, loslaten zijn objecten van de geest; het zijn zonder uitzondering de wetmatigheden die lichamelijke en geestelijke processen bepalen. Het commentaar vermeldt bovendien dat hebzucht en droefenis overeenkomen met de hindernissen van zinnelijke begeerte en kwaadwil. Deze twee hindernissen kunnen eveneens onderwerp van de beschouwing van objecten van de geest zijn.