Het Boeddhisme is, (of wil zijn), een heilleer, verkondigd door een onfeilbare leermeester.
Het einddoel is hetzelfde als dat van elke wijsbegeerte/filosofie/filosofische stroming die streeft naar de kennis en realisatie van het hoogste goed, het summum bonum (het hoogste goed dat mogelijk is voor de sterfelijke mens.) . Hetzelfde beoogt elke godsdienst of een minder dubbelzinnig woord, beoogt elke religie.
Het verschil is echter dat het gezag van de stichter van een wijsbegeerte/filosofie niet onbeperkt is en onderworpen blijft aan 't zelfstandig oordeel van de zoekende geest. De stichter van een wijsbegeerte/filosofie/filosofische stroming maakt geen onfeilbare uitspraken die boven elke twijfel verheven zijn. De filosoof word niet verheven tot goddelijkheid en goddelijke verering.
Terwijl de stichter van een godsdienst aanspraak maakt op onfeilbare uitspraken. En zodoende vraagt de godsdienst gehoorzaamheid aan die onfeilbare uitspraken. De stichter van de godsdienst heeft een dusdanig gezag dat het vrije zelfstandige oordeel van de zoekende geest plaats maakt voor blinde gehoorzaamheid.
De leerling of volgeling bekijkt de meester/stichter en als mens en als onfeilbaar. Wat in tegenspraak is met dagdagelijkse ondervinding en in strijd met de menselijke natuur. Men schrijft de meester/stichter eigenschappen toe die geen enkel mens bezit of kan bezitten.
Men gaat die mens vereren zoals men anders hogere wezens vereert en men gaat hem ten slotte aanbidden. Met ander woorden: de meester wordt een God voor de leerling/volgeling. De meester/stichter verricht daden welke de overlevering aan de bovenmenselijke, goddelijke wijzen en verlichters der wereld toeschrijft.
Wat ook het uitgangspunt is geweest (bv. de stichter is een mens met menselijke eigenschappen), wanneer men echter eenmaal aan de meester/stichter bovennatuurlijke eigenschappen toeschrijft en goddelijke verering bewijst, dan heeft men de bestanddelen van een godsdienst, inclusief, geloof, vroomheid en gehoorzaamheid.
Ook in het Boeddhisme kan men die elementen terugvinden en daarom mag men met recht zeggen en in overeenstemming met het algemeen gevoelen dat het een godsdienst/religie is.
(vrij naar H. Kern 1882)