Wat bemerkingen bij de vorige sutta
(1)-(3) Moraliteit is denk ik een soort basis want indien je alsmaar een bezwaard gemoed hebt, dan is er geen blijdschap in de geest. De geest wordt alsmaar geplaagd door zich opdringende oordelen over wat je verkeerd gedaan hebt, of wellicht doet, of wellicht oordelen over wat je eigenlijk zou behoren te doen en niet doet. Dus ergens lijkt het me nodig dat je geheel voor je eigen gevoel weet dat je juist bezig bent.
Anders blijft de geest denk ik bezwaard, die is niet blij.
Ik ervaar het zelf zo dat gemoedsbezwaardheid niet alleen te maken heeft met wat je doet of gedaan hebt maar misschien nog wel meer met wat je eigenlijk vindt dat je zou behoren te doen en niet doet.
Je moet als het ware ook geheel ergens achter kunnen staan. Als je bijvoorbeeld niet echt achter de manier staat waarop je leeft of een inkomen hebt, dan blijft dat gemoedsrust verstoren.
Dus je hebt denk ik met dit soort zaken een basis nodig van moraliteit waarmee je zelf tevreden bent en die niet voortdurend aan je knaagt. Het gaat dan wat mij betreft niet alleen om wat je doet maar zeker zo belangrijk ook om wat je laat.
(4)-(7) Als er geen vorm van vreugde in de geest is, dan is de geest geneigd dat te gaan zoeken. Diens modus wordt zoeken. Ook dat is weer een soort rusteloosheid en gebrek aan kalmte. Als je ongelukkig bent, depri bijvoorbeeld, is het lastig rust te vinden omdat geest die geen vreugde ervaart, de neiging van zoeken activeert. Mensen zeggen wel eens, ‘berust in je ongelukkig of depri zijn’. Dat is misschien wel goed bedoeld maar nogal naief, m.i. want het is juist het kenmerk van een ongelukkige geest dat ie daarin heel lastig kan berusten. Dus bepaalde vormen van geluk zijn zeker nodig voor kalmte/rust, geeft de sutta m.i. aan.
(8} Een geest die ongelukkig is en zoekende die kan zich moeilijk concentreren. Die is ook niet mindful. Er is dan weinig tegenwoordigheid van geest.
Dit aspect van het belang van geluk/ongeluk bij concentratie, kun je ook zien in het onderricht over meditatieve verdiepingen, de jhana’s. Vijf jhana factoren (1e jhana) verdrijven vijf hindernissen. Er is bijvoorbeeld piti nodig, een soort vreugdevolle interesse, om kwade wil te verdrijven. Er is ook sukha nodig, geluk, om rusteloosheid & bezorgdheid te verdrijven. Zonder (o.a.) deze twee jhana factoren die iets met vreugde te maken hebben, treedt de geest niet de eerste jhana binnen. Dus er is een relatie tussen vormen van geluk in de geest en concentratie en mindfulness.
Wanneer de geest door gebrek aan concentratie steeds afdwaalt in gedachten over het verleden, heden of toekomst, opgaand in beeldvorming, ziet ie de dingen niet zoals ze zijn. Want het soort begrip wat hoort bij beeldvorming is vertekend. Bovendien, een geest die zoekende raakt, zoekt het geluk buiten zichzelf. Zoekt het in zintuiglijk genot wellicht, in vormen van vermaak, drugs, drank, werk, wat dan ook. Maar er wordt hooguit even iets bevredigends geoogst en daarna komt het gemis weer, de onvrede. Het ziet niet goed in dat wat dan ook komt en gaat, onbevredigend van aard wordt als je daar iets blijvends van verwacht.
Een zoekende geest heeft denk ik meestal onrealistische verwachtingen. Het ziet zeker ook niet dat alles zelfloos is. Want juist opgaand in beeldvorming draait alles erg om geloof in zelf.
(9) Als je ziet hoe de zaken werkelijk zijn, er werkelijk voorstaan, dan ga je al gaandeweg je verwachtingen bijstellen van dit leven. Dat beschrijft wat mij betreft ontgoocheling. Ja, je ziet op een gegeven moment in dat het heil zoeken in externe zaken, eigenlijk helemaal niet voordelig is voor jezelf en anderen. Het is geen waarachtige toevlucht. Het is juist de beste manier om afhankelijk te worden en overbezorgd te raken.
Je stelt zo geleidelijk je hoge verwachtingen bij van dit leven en je visie op hoe je voor jezelf en anderen zorgt, wijzigt ten positieve door ontgoocheling.
Ontgoocheling zie ik niet als een negatief gebeuren maar als iets positiefs. In feite wordt de geest gevoeliger voor wat waar en werkelijk is. Ontgoocheling beschrijft mijns inziens ook het proces van aarden. Geest wordt aards nuchter, meer en meer no nonsense.
Aarden gaat met horten en stoten. Het lijkt op een moeizaam verlopend verteringsproces. Langdurige diarree. Later pas vaste keutels.
Het vergt persoonlijk nogal wat van je te aarden, vind ik. Daar komt bij dat ontgoocheling nou niet bepaald wordt gezien als een kwaliteit in onze samenleving. Dat maakt het ook niet gemakkelijker. Maar het grootste obstakel is volgens mij de wil om alsmaar als een positivo door het leven te gaan, indruk willen maken op anderen of jezelf.
Door de zaken te zien zoals ze zijn, raak je op een realistische manier ontgoocheld over wat de wereld werkelijk te bieden heeft. Ontgoocheling manifesteert zich zo in het op een doorleefde wijze bijstellen van verwachtingen, realistischer worden, aarden.
Ontgoocheling leidt ook tot passieloosheid. Passieloos betekent wat mij betreft dat de geest meer in een wijsheidsmodus functioneert dan in een kamma/wil-modus. De kamma/wil modus draait erg om emotie, om voorkeur en afkeer. Passsieloosheid is wat mij betreft geen onverschilligheid maar eerder een gelijkmoedigheid of evenwichtigheid onder alle omstandigheden. Het is aanvaarding maar geen fatalisme of passieve berusting.
Passieloosheid ontneemt je niet de mogelijkheid handelend op te treden en je wordt niet kil en koud, eerder gevoeliger.
(10) Eigenlijk wordt al gaandeweg duidelijk dat gehechtheid, in welke vorm ook, hoe grof en subtiel ook, niet in je eigen en andermans voordeel is. Waar je ook je heil in zoekt, waar je je ook op stort, van wie of wat je ook je heil verwacht, dat keert zich tegen je.
Je hebt eigenlijk alleen maar vrede, jezelf, en binnendringende bijkomstige bezoedelingen waar instinctief naar gegrepen wordt en waarmee je je dus identificeert. Zulke bijkomstige bezoedelingen zijn:
afkeer/ergernis/haat/kwade wil, hebzucht/voorkeur/gehechtheid/verlangen, rusteloosheid, geloof in zelf, eigendunk, jaloezie etc. Als je de dingen ziet zoals ze zijn, dan zie je ook dat het eigenlijk zinloos is je te identificeren met en te investeren in die binnendringende bijkomstige bezoedelingen. Waarom zou je die zo belangrijk maken en vrede, notabene wat je natuur is, negeren, verontachtzamen, geen aandacht schenken, cultiveren, vrijmaken? Wat moeten die bijkomstige bezoedelingen nou allemaal voorstellen? Hoe kunnen die jou, vrede, ooit verdedigen of beschermen?
Zo wat overdenkingen van een leek-leerling.
hartelijke groet,
Siebe