12. De leerrede tot de jonge Sigāla In Rajgir (het vroegere Rājagaha) zijn beroemde warme bronnen, aan de noordelijke helling van de Vaibhara-heuvel. Hier sprak de Boeddha de leerrede tot de jonge Sigāla.
Rajgir, naar de warme bronnen Toen de Verhevene eens te Rājagaha verbleef, overzag hij - zoals gebruikelijk - vol mededogen met zijn Boeddha-oog de wereld om te zien wie hij op die dag kon helpen. Die morgen zag hij dat de jonge Sigāla in een goede richting geleid kon worden. Hij besloot hem de gedragsregels voor de leek te leren. De leerrede die de Verhevene toen sprak, is voor menigeen tot groot heil. Ze bevat alle huiselijke en sociale plichten van de leek.
Sigāla nu was de zoon uit een Boeddhistisch gezin. Zijn ouders waren devote volgelingen van de Verhevene, maar Sigāla was niet religieus. Hij was er niet toe te brengen de Boeddha of diens leerlingen te volgen en naar de edele leer te luisteren. Hij was alleen bezorgd voor materieel voordeel. Geestelijke vooruitgang was voor hem niet belangrijk.
Toen zijn vader op het sterfbed lag, riep hij zijn zoon en vroeg hem of hij zijn laatste wens wilde uitvoeren. “Zeker, vader, ik doe alles wat u wilt,” gaf Sigāla ten antwoord. – “Welnu dan, zoon, na je ochtendbad moet je de zes kwartieren aanbidden.”
De vader vroeg dit in de hoop dat op zekere dag de Boeddha of een van diens discipelen Sigāla zou zien en hem bij die gelegenheid zou onderrichten. Zonder de ware betekenis ervan te weten, voerde Sigāla de laatste wens van zijn vader uit.
Vanuit het Veluvana-park ging de Verhevene naar Rājagaha om er aalmoezen te vergaren. Daar zag hij de jonge Sigāla met natte kleren en nat haar en met de handen eerbiedig tegen elkaar de zes kwartieren aanbidden. Die zes kwartieren zijn: het oosten, het zuiden, het westen, het noorden, het laagste en het hoogste punt aan de hemel. En de Boeddha vroeg: “Waarom sta je vroeg in de morgen op en aanbid je met samengevoegde handen en met natte kleren en nat haar de zes kwartieren?” – “Eerwaarde Heer, mijn vader heeft me dat op zijn sterfbed gevraagd. En uit eerbied voor zijn laatste wens handel ik zo.” – “Maar jongeman, in de discipline van de Edelen moeten de zes kwartieren niet op die manier aanbeden worden.”- “Eerwaarde Heer, hoe moeten zij dan wel aanbeden worden? Wil de Verhevene mij leren hoe ik de zes kwartieren op de juiste manier moet aanbidden?” – “Jongeman, luister goed en onthoudt wat ik je leer.” – “Jawel, Heer."
En de Verhevene zei: “Jongeman, (a) voor zover de edele volgeling de vier ondeugden in zijn gedrag heeft uitgeroeid, (b) voor zover hij geen euvele daden begaat op vier manieren, (c) voor zover hij niet de zes kanalen najaagt om zijn vermogen te verkwisten, - door deze 14 slechte dingen te vermijden bedekt hij de zes kwartieren en betreedt hij het pad dat voert naar overwinning in beide werelden: hij is in deze wereld begunstigd en ook in de wereld hierna. Na de dood wordt hij in een gelukkige sfeer geboren, in een hemel.
(a) De vier ondeugden zijn: (1) het vernietigen van leven; doden; kwelzucht; (2) stelen; nemen wat niet is gegeven; (3) seksueel wangedrag; (4) liegen.[20] - Doden, stelen, liegen en echtbreuk, deze vier ondeugden worden door de wijze niet geprezen.
(b) Wie geleid wordt door verlangen, boosheid, onwetendheid en/of angst, doet kwaad. Maar voor zover de edele volgeling niet geleid wordt door verlangen, boosheid, onwetendheid of angst, in zoverre doet hij geen kwaad.
(c) De zes kanalen waardoor het vermogen verkwist wordt, zijn: Graag drank (en drugs) gebruiken die de geest benevelen en waardoor men achteloos wordt. Over straat slenteren op onbetamelijke uren. Vaak onpassende shows en theatervoorstellingen bezoeken. Graag gokken wat achteloosheid veroorzaakt. Omgang hebben met slechte makkers. De gewoonte van lediggang.
Door het gebruik van sterke drank en drugs verliest men zijn vermogen, nemen twistgesprekken toe en wordt men ontvankelijk voor ziektes. Men krijgt een slechte naam, men heeft een onbetamelijk gedrag, stelt het lichaam schaamteloos ten toon en het verstandelijke vermogen gaat achteruit.
Wie over straat slentert op onbetamelijke uren, is zelf onbeschermd en ook zijn vrouwen kinderen zijn onbeschermd en zonder toezicht. Men wordt verdacht van misdaden die anderen begaan hebben. Men is onderwerp van valse geruchten en men krijgt veel moeilijkheden.
Wie vaak onpassende shows bezoekt, denkt steeds eraan waar gedanst of muziek gemaakt wordt of waar toneel en theater is. Hij denkt steeds eraan waar vertier, sport en spel is. Dat zijn de kwalijke gevolgen van het vaak bezoeken van onpassende shows.
Wie graag gokt, wordt gehaat als hij wint, en treurt als hij verliest. Gokken heeft verder als kwalijke gevolgen dat men geld en goed verliest, dat men bij een rechtszaak niet vertrouwd en in respectabele kringen niet geacht wordt. Door vrienden en kennissen wordt men veracht. Ook is men geen goede huwelijkskandidaat, want anderen zullen zeggen dat men een gokker is en niet in staat is om voor een vrouw te zorgen.
Het omgaan met slechte vrienden heeft zes kwalijke gevolgen, namelijk dat gokkers, losbollen, drinkebroers, oplichters, bedriegers en lawaaischoppers iemands vriend en metgezel zijn.
Lediggang en luiheid hebben als kwalijke gevolgen dat men geen werk doet met de uitvlucht dat het te koud of te warm is, dat het te laat in de avond of te vroeg in de morgen is, dat men te veel honger heeft of dat men te veel gegeten heeft. Door op zo’n manier te leven worden veel plichten niet vervuld, krijgt men geen voorspoed en gaat alles wat men verkregen heeft, teloor.”
En verder sprak de Verhevene: “Alleen in het uur van de waarheid kent men zijn vrienden.
Een slechte vriend is oorzaak voor achteruitgang. Een goede vriend daarentegen is de oorzaak voor vooruitgang.
De volgende vier moeten beschouwd worden als vijanden in de gedaante van vrienden:
1. Hij die zich de bezittingen van zijn vriend toeëigent; die weinig geeft en veel vraagt; die zijn plicht doet uit angst en vrees; die eigenbelang najaagt. Deze persoon is een vijand in de gedaante van een vriend.
2. Degene die oppervlakkige woorden gebruikt, is een vijand in de gedaante van een vriend. Hij spreekt met vriendelijke woorden betreffende het verleden en de toekomst. Hij tracht iemands vertrouwen te winnen met ijdele woorden en holle frasen. Als er een gelegenheid is om werkelijk een dienst te bewijzen, toont hij zijn onvermogen en zegt niet te kunnen.
3. Degene die vleit en complimenten maakt, is een vijand in de gedaante van een vriend. Hij keurt de slechte daden van zijn vriend goed en keurt diens goede daden af. Hij prijst zijn vriend in diens tegenwoordigheid maar spreekt kwaad van hem in diens afwezigheid.
4. Degene die verderf brengt, is een vijand in de gedaante van een vriend. Hij gebruikt graag bedwelmende drank en drugs. Hij loopt op onbetamelijke uren over straat. Hij bezoekt vaak onbetamelijke shows. En hij gokt en speelt graag.
Dobbelstenen (en gokken), vrouwen (van lichte zeden), drank, pret maken, overdag slapen, op onbetamelijke uren over straat slenteren, slecht gezelschap en hebzucht: deze zes oorzaken richten een mens te gronde.
Als goede vrienden, als vrienden met een warm hart zijn de volgende vier te beschouwen:
1. Degene die een hulp is: hij waakt over de onoplettende; hij beschermt het vermogen van de onoplettende; hij is een toevlucht als men in nood verkeert; hij voorziet je van het dubbele wat nodig is als er verplichtingen zijn.
2. Degene die hetzelfde is in voor- en tegenspoed: hij openbaart zijn geheimen aan jou; hij bewaart jouw geheimen; in tegenspoed laat hij je niet in de steek; hij zet zelfs zijn leven op het spel voor jouw heil.
3. Hij die goede raad geeft: hij weerhoudt je ervan kwaad te doen; hij moedigt je aan het goede te doen; hij deelt mee wat je nog niet weet; hij wijst je de weg naar de hemel.
4. Hij die meegevoel betoont: hij schept geen behagen in je tegenspoed; hij schept behagen in je voorspoed; hij weerhoudt anderen ervan kwaad over je te spreken; hij prijst degenen die goed over je spreken.”
Zo sprak de Verhevene. En hij vervolgde: “De vriend die een behulpzame makker is, die in voor- en tegenspoed trouw blijft, die goede raad geeft en die meegevoel heeft, deze vier ziet de wijze als vriend en hij draagt hem een warm hart toe zoals een moeder haar eigen kind.
En jongeman, hoe bedekt een edele volgeling de zes kwartieren? Welnu, de ouders moeten beschouwd worden als het oosten; leraren als het zuiden; vrouw en kinderen als het westen; vrienden, kennissen en collega’s als het noorden; bedienden en werknemers als het laagste punt en asceten en priesters als het hoogste punt aan de hemel.
Op vijf manieren moet een kind voor zijn ouders zorgen als het oosten, namelijk door te denken [en ook zo te handelen]: ‘Vroeger hebben zij voor mij gezorgd, nu zorg ik voor hen. Ik zal hun plichten vervullen. Ik houd de familietraditie hoog. Ik maak mezelf tot een waardige erfgenaam. Ik geef aalmoezen ter ere van mijn overleden ouders.’ [21]
Op vijf manieren tonen ouders hun medeleven met hun kinderen: Zij houden hun kinderen af van het kwade. Zij moedigen hen aan tot het goede. Zij geven hun een goede opleiding. Zij regelen een geschikt huwelijk. Op de passende tijd overhandigen zij aan hen hun erfenis.
Op vijf manieren moet een leerling zorgen voor zijn leraar als het zuiden: Hij staat op ter begroeting. Hij maakt zijn opwachting bij hem. Hij leert ijverig. Hij bewijst persoonlijke dienst. Hij heeft een eerbiedige houding wanneer hij instructies krijgt.
Op vijf manieren tonen leraren hun medeleven met hun leerlingen: Zij oefenen hen in de beste discipline. Zij letten op dat zij hun lessen goed begrijpen. Zij onderwijzen hen in kunsten en wetenschappen. Zij stellen hen voor aan hun vrienden en kennissen. Zij zorgen ervoor dat zij overal veilig zijn.
Op vijf manieren moet een vrouw als het westen door haar man verzorgd worden: Hij is hoffelijk tegen haar. Hij veracht haar niet. Hij is haar trouw. Hij geeft haar gezag. En hij geeft haar sieraden.
De vrouw toont haar medeleven met haar man op vijf manieren: Zij oefent haar plichten goed uit. Zij is gastvrij voor verwanten, bezoekers en personeel. Zij is trouw. Zij beschermt wat hij meebrengt. En zij is bekwaam en vlijtig in het uitvoeren van haar taken.
Op vijf manieren moet men voor zijn vrienden en kennissen zorgen als het noorden: door vrijgevigheid; door hoffelijke taal; door behulpzaam te zijn; door onpartijdig te zijn; door oprechtheid.
De vrienden en kennissen tonen hun medeleven op vijf manieren: Zij beschermen hem en zijn bezittingen als hij onoplettend is. Zij zijn een toevlucht wanneer hij in gevaar is. Zij laten hem niet in de steek wanneer hij in moeilijkheden verkeert. Zij tonen achting voor zijn gezin.
Op vijf manieren moet een baas voor zijn (huis)bedienden en werknemers zorgen als het laagste punt aan de hemel: Hij geeft hun werk in overeenstemming met hun bekwaamheid. Hij geeft hun voedsel en loon. Hij zorgt voor hen bij ziekte. Hij deelt alle lekkernijen met hen. Hij geeft hun nu en dan verlof.
De bedienden en werknemers tonen hun medeleven met de baas op vijf manieren: Zij staan vóór hem op. Zij gaan na hem slapen. Zij nemen alleen wat gegeven is. Zij vervullen hun plichten goed. Zij houden zijn goede naam en faam oprecht.
Op vijf manieren moet een gezinshoofd zorgen voor asceten en priesters als het hoogste punt aan de hemel: door vriendelijke daden; door vriendelijke woorden; door vriendelijke gedachten; door open huis voor hen te houden; en door in hun materiële noden te voorzien.
De asceten en priesters tonen hun medeleven dan op zes manieren: Zij weerhouden hem van het kwade. Zij overtuigen hem ervan goed te doen. Zij zijn hem genegen met een vriendelijk hart. Zij laten hem horen wat hij nog niet wist. Zij maken duidelijk wat hij reeds wist. En zij tonen hem het pad naar een hemelse staat van bestaan.”
Aldus sprak de Verhevene. En hij ging verder met de woorden:
“Wie wijs is en deugdzaam,
vriendelijk en scherpzinnig,
nederig en handelbaar,
zo iemand kan eer behalen.
Wie energiek is en niet lui,
onverstoorbaar in tegenspoed,
onberispelijk in gedrag en intelligent,
zo iemand kan eer behalen.
Wie gastvrij is en vriendelijk,
vrijgevig en onzelfzuchtig,
een gids, een leraar, een leider,
zo iemand kan eer behalen.
Edelmoedigheid, aangename taal,
behulpzaamheid ten opzichte van anderen,
onpartijdigheid voor allen
zoals de zaak verlangt.
Deze vier innemende manieren om vooruit te komen
houden de wereld in beweging,
zoals de as in een bewegende kar.
Indien deze vier manieren niet [meer] in de wereld bestaan,
dan zullen noch moeder noch vader
respect en achting van hun kinderen krijgen.
Omdat deze vier innemende manieren
door de wijzen in elk opzicht gewaardeerd worden,
bereiken zij verhevenheid
en worden zij terecht geprezen.”
Na deze woorden van de Verhevene dankte de jonge Sigāla de Boeddha dat hij hem alles zo goed had uitgelegd. En hij werd een volgeling van de Verhevene door zijn toevlucht te nemen tot het Drievoudige Juweel.[22]
_____
[20] Hieronder valt ook verkeerd taalgebruik zoals lasteren, kwaadspreken, het gebruik van ruwe en barse taal, het zaaien van tweedracht.
[21] zie: Richtlijnen en adviezen voor leken, reactie 19. http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2479.msg18770.html#msg18770
[22] Nârada Thera (tr.): Everyman's Ethics. Four Discourses of the Buddha. (2nd ed.) Kandy 1966, The Wheel No. 14.