Forum > Diep tekstonderzoek Siebe
Thema: Onwetendheid
teksten Siebe:
Thema: Onwetendheid (avijja)
Onwetendheid is iets om afstand van te doen (DN34§1.3(4). Wezens worden belemmerd door onwetendheid en ze worden geketend door begeerte (MN43§16). Begeerte is de verheugenis (de voeding, de beloning) die we dan weer eens hierin en dan weer eens daarin zoeken, d.w.z. de begeerte naar zintuiglijke genoegens, de begeerte naar bestaan en de begeerte naar niet-bestaan (MN9§16). Begeerte zorgt voor voorzetting van het proces van wedergeboorte en daarom ketent het aan samsara maar…
- wat is eigenlijk onwetendheid? Dit wordt hier behandeld in deel 1.
- hoe ontstaat onwetendheid? deel 2
- wat is de tegenhanger van onwetendheid? Wetendheid? deel 3
- hoe eindigt onwetendheid? deel 4
- wat is de rol van onwetendheid in afhankelijk ontstaan? deel 5
- is er een verschil tussen onwetendheid (avijja) en begoocheling (moha)? deel 6
Dit zal de komende tijd aan bod komen.
Ik heb ook her en der wat persoonlijk commentaar toegevoegd. Dit vind ik leuk om te doen. Dat commentaar van mij kan begrepen worden als een manier om met de leer bezig te zijn. Het is geen wijsheid, noch schrijft het voor hoe het zit. Het is een momentopname van hoe het bij me leeft. Het staat open voor kritiek.
Ik vond het leerzaam om met dit onderwerp bezig te zijn. Ik hoop dat jullie het ook leerzaam vinden en dat het mag bijdragen aan begrip, vrede en bevrijding.
Vrede en alle goeds,
Siebe, oktober 2017
Geraadpleegde bronnen:
-Digha Nikaya (DN): The Long Discourses of the Buddha, A translation of the Digha Nikaya by Maurice Walshe, 1996.
-Majjhima Nikaya (MN): The Middle Length Discourses of the Buddha, A new translation of the Majjhima Nikaya, original translation by Bhikkhu Nanamoli, translation edited and revised by Bhikkhu Bodhi, 1995.
-Samyutta Nikaya (SN): The Connected Discourses of the Buddha, A New Translation of the Samyutta Nikaya, Bhikkhu Bodhi, Volume I+II, 2000.
-Anguttara Nikaya (AN): The Numerical Discourses of the Buddha, A Translation of the Anguttara Nikaya by Bhikkhu Bodhi, 2012.
teksten Siebe:
Wat is onwetendheid? deel 1A
Algemeen
-Van alle smetten is onwetendheid de ergste. (AN8.15)
-“Van welke twee dingen dient afstand te worden gedaan? Onwetendheid en begeerte naar bestaan. (DN34§1.13(4))
-“Alle onheilzame staten zijn geworteld in onwetendheid en komen samen bij onwetendheid, en allen worden ontworteld als onwetendheid wordt ontworteld.” (SN20.1)
-“Bhikkhu’s onwetendheid gaat voorop bij het binnengaan van onheilzame staten, met schaamteloosheid en gebrek aan angst om iets immoreels te doen, volgend. Bij een niet wijs persoon ondergedompeld in onwetendheid, ontstaat verkeerde visie. Bij iemand met verkeerde visie ontstaat verkeerde intentie of motivatie. Bij iemand met verkeerde intentie, ontstaat verkeerde spraak. Bij iemand met verkeerde spraak, ontstaat verkeerd handelen. Bij iemand met verkeerd handelen ontstaat verkeerd levensonderhoud. Bij iemand met verkeerd levensonderhoud ontstaat verkeerde inspanning. Bij iemand met verkeerde inspanning, ontstaat verkeerde mindfulness. Bij iemand met verkeerde mindfulness ontstaat verkeerde concentratie. (SN45.1, AN10.105)
-“Een eerste punt van onwetendheid, bhikkhu’s, wordt niet gezien, op zo’n manier dat daarvoor er geen onwetendheid was en het daarna kwam te bestaan. Niettemin, van onwetendheid wordt gezien dat het een specifieke voorwaarde heeft”… (zie deel 2).
Wat is onwetendheid?
Het niet kennen van de Vier Edele Waarheden
-“Wat is onwetendheid, eerwaarde heer, en op welke manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid?” Bhikkhu, lijden niet kennen, het ontstaan van lijden niet kennen, het eindigen van lijden niet kennen, de weg die leidt naar het eindigen van lijden niet kennen: dit wordt onwetendheid genoemd.” (SN56.17, MN9§66, SN12.2, SN38.9)
Gebrek aan kennis over de khandha’s
-“Eerwaarde heer, er wordt gezegd, ‘onwetendheid, onwetendheid’. Wat nu, eerwaarde heer, is onwetendheid, en op welke manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid?”
“Hier, bhikkhu, begrijpt de niet geïnstrueerde wereldlijke persoonlijk niet vorm/lichamelijkheid, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt niet gevoel, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt niet waarneming, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt niet mentale formaties, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt niet bewustzijn, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Dit wordt onwetendheid genoemd en op deze manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid.” (SN22.113)
-“Eerwaarde heer, er wordt gezegd, ‘onwetendheid, onwetendheid’. Wat nu, eerwaarde heer, is onwetendheid, en op welke manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid?”
“Hier, bhikkhu, begrijpt de niet geïnstrueerde wereldlijke persoonlijk niet zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan ontstaan, op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan ontstaan’. Hij begrijpt niet zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan verdwijnen, op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan verdwijnen’. Hij begrijpt niet zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan ontstaan en verdwijnen, op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan ontstaan en verdwijnen’. Hij begrijpt niet zoals het werkelijk is dat gevoel…waarneming…mentale formaties…bewustzijn onderhevig is aan ontstaan…onderhevig is aan verdwijnen…onderhevig is aan ontstaan en verdwijnen zoals het werkelijk is, op deze manier: ‘Bewustzijn is onderhevig aan ontstaan en verdwijnen’. Dit wordt onwetendheid genoemd, bhikkhu, en op deze manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid”. (SN22.126)
Ik vermoed dat de kennis van de vier edele waarheden eigenlijk niet een andere kennis is dan van het ontstaan en verdwijnen van de khandha's.
-“Vriend Sariputta, er wordt gezegd, ‘onwetendheid, onwetendheid’. Wat nu, eerwaarde heer, is onwetendheid, en op welke manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid?”
“Hier, vriend, begrijpt de niet geïnstrueerde wereldlijke persoon niet zoals het werkelijk is de voldoening, het gevaar, en de ontsnapping in het geval van vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn. Dit, vriend, wordt onwetendheid genoemd en op deze manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid”. (SN22.129)
-“Vriend Sariputta, er wordt gezegd, ‘onwetendheid, onwetendheid’. Wat nu, vriend, is onwetendheid, en op welke manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid?”
“Hier, vriend, begrijpt de niet geinstrueerde wereldlijke persoon niet zoals het werkelijk is het ontstaan en heengaan/eindigen, de voldoening, het gevaar, en de ontsnapping in het geval van vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn. Dit, vriend, wordt onwetendheid genoemd en op deze manier is iemand ondergedompeld in onwetendheid”. (SN22.131)
De voldoening kennen van de khandha’s betekent volgens mij dat je natuurlijk voldoening kunt halen uit wat je ervaart aan bijvoorbeeld zintuiglijke gewaarwordingen of tijdelijke aangename mentale staten. Je kan dat als een vorm van beloning ervaren. Zintuiglijk genot geeft bijvoorbeeld een bepaalde voldoening. Waardering krijgen, respect betoont worden, status hebben etc. dat geeft ook een bepaalde voldoening. Voldoening is voeding. De voldoening die het geeft, is tegelijkertijd het risico, het gevaar, want je raakt gehecht aan die voldoening. Het ketent. De tekst geeft aan dat een niet-geïnstrueerde leerling dit niet of onvoldoende kan beseffen. Iemand kent het gevaar niet van voeding, van bevrediging najagen.
De ontsnapping aan dit alles verwijst naar Nibbana. Het is omdat we Nibbana niet kennen, de ontsnapping aan onvoldaanheid, dat we uberhaupt voor het herstel van ons welzijn de route opgaan van het zoeken naar voldoening.
Dit besluit deel 1A.
teksten Siebe:
Wat is Onwetendheid, Andere aspecten van onwetendheid, deel 1B
Het element van onwetendheid
Dit komt een paar keer voor in de door mij geraadpleegde teksten (MN115§6, SN22.47). Het element van onwetendheid wordt in MN115 samen genoemd met het plezier-element, het pijn-element, het vreugde-element, het smart-element, het gelijkmoedigheid-element. Ik heb in de geraadpleegde bronnen niet uitgelegd zien worden wat het element van onwetendheid betekent, maar via een noot kwam ik er achter dat dit wordt behandeld in een boek van de Abhidhamma, Vibhanga §180. Daar staat:
-“Wat is het element van onwetendheid? Dat wat afwezigheid van kennis is, afwezigheid van visie, afwezigheid van begrip, afwezigheid van waakzaamheid, afwezigheid van verlichting, afwezigheid van het doordringen in, afwezigheid van begripsvermogen, afwezigheid van nauwkeurig onderzoek, afwezigheid van onderscheiden, afwezigheid van reflectie, afwezigheid van scherpzinnigheid, domheid, dwaasheid, afwezigheid van bewustheid, matheid, dofheid, ongevoeligheid, vloed van onwetendheid, band van onwetendheid, latente onwetendheid, opkomende onwetendheid, de barrière van onwetendheid, de slechte wortel van matheid. Dit wordt het element van onwetendheid genoemd.”
Dit geeft denk ik wel een goede indruk wanneer je kunt zeggen dat het element van onwetendheid aanwezig is.
Onwetendheid-contact
Enkele teksten geven aan dat er sprake kan zijn van zogenaamd ‘onwetendheid-contact’.
Het wordt zo gezegd:
-“Wanneer de niet geïnstrueerde wereldlijke persoon in contact komt met een gevoel (gewaarwording?) geboren uit onwetendheid-contact, dan doet ‘Ik ben’ zich aan hem voor; ‘Ik ben dit’ doet zich aan hem voor; ‘Ik zal zijn’ en ‘Ik zal niet zijn’, en ‘Ik zal uit vorm bestaan’ en ‘Ik zal vormloos zijn’ en ‘Ik zal waarnemend zijn’ en ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ en ‘Ik zal noch-waarnemend noch niet-waarnemend zijn-deze doen zich aan hem voor.”
Als de edele leerling echter afstand doet van onwetendheid en ware kennis opwekt, dan, met het vervagen van onwetendheid en ontstaan van ware kennis, doen zulke identiteitsvisies/belevingen zich niet meer aan hem voor. (SN22.47).
Komt onwetendheid-contact dan niet neer op de indruk of belevingswijze dat een entiteit-Ik iets gewaarwordt? De indruk dat een entiteit-Ik ziet, hoort, ruikt, proeft, tactiele sensatie voelt, die mentale staten ervaart etc.? Op een onwetende (Ik-)manier in contact staan met wat je ervaart?
Ook in SN22.81 komt onwetendheid-contact ter sprake. Deze sutta geeft aan dat al die bovenstaande identiteitsvisies ('Ik ben', 'Ik ben dit' etc.), al die beschouwingen, in feite (mentale) formaties zijn. Wat is de bron, de oorzaak van, vanuit wat worden ze geboren en geproduceerd?
-“Wanneer de niet geïnstrueerde leerling in contact staat met een gevoel geboren vanuit onwetendheid-contact, ontstaat begeerte; vandaar wordt die formatie geboren”.
Wanneer iemand weet en ziet dat zowel de begeerte, als de formatie, als de ontstane gevoelens, als ook het contact, als ook onwetendheid, vergankelijk zijn, geconditioneerd, afhankelijk ontstaan, dan realiseert iemand ogenblikkelijk de vernietiging van de asava’s.
Ik denk dat de bovenstaande sutta aangeeft dat de spil van het ontstaan van wilsformaties op basis van zintuiglijk contact, het geloof in een zelf is of het geloof dat er een entiteit-Ik is die gewaarwordt en voelt. Dat wordt denk ik bedoeld met onwetendheid-contact. Kennelijk is dat ook de voorwaarde voor het ontstaan van wilsformaties of begeerte, iets willen met gewaarwordingen.
Onwetendheid als hogere keten
Onwetendheid wordt op verschillende manieren belicht, zoals hier boven in de context van onwetendheid-contact of het element van onwetendheid. Een andere manier is onwetendheid als een hogere keten.
Er worden in de teksten vijf lagere ketens en vijf hogere ketens onderscheiden. De vijf lagere ketens zijn: 1. persoonlijkheidsgeloof of identiteitsvisie (sakkaya ditthi), 2. twijfel, 3. gehechtheid aan regels en rituelen (silabbata-paramasa), 4. zintuiglijk verlangen en 5. kwade wil.
Deze zaken worden lagere ketens genoemd omdat het zorgt voor wedergeboorte in de lagere werelden, d.w.z. de zintuiglijke sfeer of kama loka, de eerste 11 rijken van samsara.
De vijf hogere ketens zijn: 6. begeerte naar de wereld van vorm (rupa-raga), 7. begeerte naar de vormloze wereld (arupa raga), 8. verbeelding (mana) en 9. rusteloosheid (uddhacca) en 10. onwetendheid. Deze hogere ketens ketenen wezens aan de rijken hoger dan de kama-loka, d.w.z. hoger dan de eerste 11 rijken, namelijk de fijnstoffelijke en onstoffelijke rijken van bestaan.
Onwetendheid wordt dus in de teksten ook besproken als een zogenaamde hogere keten die dus wezens bindt aan de fijnstoffelijke en onstoffelijke werelden. (DN33§2.1(8}, SN45.180, SN46.130, SN47.104, AN9.70, AN10.13)
Het heilige leven wordt geleefd om deze ketens af te leggen (AN7.9). Dit betekent het beëindigen van het proces van wedergeboorte in samsara.
Onwetendheid als latente of onderliggende neiging
De teksten onderscheiden 7 zogenaamde latente of onderliggende neigingen. Ze zijn in staat zich te manifesteren in de geest als een geschikte stimulus zich voordoet.
De zeven latente neigingen zijn: 1. zintuiglijke begeerte (kama-raga), 2. misnoegen/afkeer (patigha), 3. visies, 4. twijfel, 5. verbeelding, 6. begeerte naar worden/bestaan (bhava-raga) en 7. onwetendheid.
Latente neigingen zijn een soort sluimerende neigingen die actief worden na een bepaalde stimulus. Het drukt vooral ook uit dat wanneer een bepaalde neiging niet wordt ervaren, zoals een neiging tot vijandigheid, dit niet betekent dat zo’n neiging helemaal afwezig is. Het zaad is er wel degelijk maar de neiging is op het moment dat ie zich niet manifesteert, in een latente toestand.
Hoe gaat dat actief worden van zo'n onderliggende neiging in zijn werk?
Stel bijvoorbeeld dat je iets onaangenaams ervaart, bijvoorbeeld te koud water onder de douche, dan is dat (meestal) een stimulus voor het direct activeren van de onderliggende neiging tot afkeer of weerzin, een soort afstootreactie. Je merkt meteen iets van weerzin, afstoting en het lichaam verkrampt.
Als je iets aangenaams ervaart, dan roept dat meestal direct verlangen op, begeerte, aantrekken, vasthouden, omarmen, verwelkomen, uitnodigen. Zulke neigingen zijn wilsformaties die op geconditioneerde wijze op gang komen. Dit betekent dat begeerte ontstaat.
De onderliggende neiging tot begeerte ligt dus als het ware onder/bij aangenaam gevoel en de onderliggende neiging tot afkeer ligt latent onder/bij onaangename gevoelens. De onderliggende neiging tot onwetendheid ligt onder/bij noch-aangename-noch-onaangename gevoelens (MN44§25).
In MN148§28 wordt het zo gezegd: “bhikkhu’s, afhankelijk van het oog en vormen ontstaat visueel bewustzijn; het ontmoeten van de drie is contact; met contact als voorwaarde ontstaat er [een gevoel/gewaarwording] gevoeld al aangenaam, onaangenaam of noch-onaangenaam-noch-aangenaam. Wanneer men in contact staat met een plezierig gevoel, en als men zich er dan in verheugt, het verwelkomt en er aan blijft vasthouden, dan ligt de onderliggende neiging tot begeerte in iemand.
Wanneer men in contact staat met een pijnlijk gevoel en als men dan smartelijk wordt, droefheid ervaart en weeklaagt, huilt en zich op de borst slaat en verstoord/ontredderd raakt, dan ligt de onderliggende neiging van afkeer in iemand.
Wanneer men in contact staat met een noch-pijnlijk-noch-aangenaam gevoel, en als men niet zoals het werkelijk is, het ontstaan, het verdwijnen, de voldoening, het gevaar en de ontsnapping met betrekking tot dat gevoel begrijpt, dan ligt de onderliggende neiging tot onwetendheid in iemand.
Hetzelfde wordt uitgewerkt voor de andere 5 zintuiglijke domeinen van het oor, de neus, de mond/tong, het lichaam en de geest. Zonder afstand te doen van deze onderliggende neigingen in relatie tot gevoelens, en zonder afstand te doen van onwetendheid en het opwekken van ware kennis, kan geen einde gemaakt worden aan lijden. (MN148§28-33)
Als het omgekeerde het geval is en men niet een neiging tot verwelkoming ervaart bij aangename gevoelens en niet een neiging tot afkeer van onaangename gevoelens en men het ontstaan, het verdwijnen, de voldoening, het gevaar en de ontsnapping van neutrale gevoelens begrijpt, dan zijn die onderliggende neigingen niet meer aanwezig. Door afstand te doen van onwetendheid en het opwekken van ware kennis kan men dan een einde aan lijden maken. (MN148§34-39)
Zie ook SN36.6 waarin dit uitgebreid wordt behandeld.
SN36.3 geeft aan: “Wanneer, bhikkhu’s, een bhikkhu afstand heeft gedaan van de onderliggende neiging tot begeerte in relatie tot aangenaam gevoel, de onderliggende neiging van afkeer in relatie tot onaangenaam gevoel en de onderliggende neiging tot onwetendheid in relatie tot noch-onaangenaam-noch-aangenaam gevoel, dan wordt hij een bhikkhu genoemd zonder onderliggende neigingen, iemand die op de juiste manier ziet. Hij heeft begeerte afgesneden, de ketens verbroken, en door volledig door verbeelding heen te breken, heeft hij een einde gemaakt aan lijden.” (SN36.3)
MN18§8 geeft aan dat wanneer er niets gevonden wordt om je in te verheugen, verwelkomen en aan vast te houden, dit het einde betekent van alle zeven onderliggende neigingen. Dit wil zeggen, lijkt me, dat er dan ook helemaal geen begeerte is.
Als onwetendheid volledig is opgeheven, zoals door de arahant, dan worden niet alleen latente neiging niet meer actief, ze zijn ontworteld, afwezig. Je kunt het denk ook zo zien dat op dat moment de vaak nogal onbewust en ongewild op gang komende reactiviteit in jezelf verdwenen is.
De (zeven) latente neigingen: DN33§2.3(12), MN18§8, MN44§25, SN45.175, AN7.11.
Het heilige leven wordt geleegd om afstand te doen van deze latente neigingen (AN7.12). Ik heb begrepen dat ook al ervaar je bijvoorbeeld geen neigingen meer van vijandigheid, afkeer of van voorkeur, als de neigingen toch nog altijd in een latente vorm bij jezelf aanwezig zijn, dan worden dat oorzaken van wedergeboorte.
Dit besluit deel 1B.
teksten Siebe:
Hoe ontstaat onwetendheid? deel 2
Onwetendheid wordt niet gezien als een oorzaakloze eerste oorzaak van lijden of samsara. Onwetendheid ontstaat ook en wordt ook geconditioneerd:
-“Onwetendheid is vergankelijk, geconditioneerd, afhankelijk ontstaan, onderhevig aan vernietiging, verdwijnen, vervagen en beëindiging.” (SN12.20)
Wat is de voorwaarde voor het ontstaan van onwetendheid? Ik kwam in de teksten twee antwoorden tegen die hier onder worden gepresenteerd (A en B).
A. De rol van de asava’s bij het ontstaan van onwetendheid
-“met het ontstaan van de asava’s, ontstaat er onwetendheid. Met de beëindiging van de asava’s, eindigt onwetendheid.” (MN9§66)
-“En wat is de bron en de herkomst van de asava’s? Onwetendheid is hun bron en oorzaak …met de beëindiging van onwetendheid eindigen de asava’s.” (AN6.63)
Er lijkt dus sprake van een wederzijdse afhankelijkheid van asava’s en onwetendheid.
Wat zijn asava’s?
Ik heb dit eerder behandeld maar vind dit nog altijd wel een lastig onderwerp. Dat komt ook omdat er niet erg veel uitleg is in de sutta’s.
Ik ben geneigd het zo te zien dat de leer vanuit allerlei invalshoeken het geconditioneerde in beeld brengt, d.w.z. de reacties die alsmaar in ons opwellen in contact met de wereld of anders wel op geconditioneerde wijze de geest binnenstromen of gaan gisten in onszelf. Je kunt er op verschillende manier over spreken; heel kernachtig als begeerte, of als wilsformaties (sankhara) of kamma. Op een net iets andere manier kun je over die geconditioneerdheid spreken in termen van onderliggende neigingen (anusaya). Of men kan dit belichten als ketens of banden (sannojano) of er over spreken als verschillende wortels (mula) van waaruit gedrag voortkomt.
Er zijn dus allerlei invalshoeken om het geconditioneerde te beschrijven en de invloed er van te belichten. Het gebruik van de Pali term asava lijkt me ook zo’n manier. Peter van Loosbroek, eigenaar van de site www.sleuteltotinzicht.nl, geeft aan dat de term gebruikt wordt om te verwijzen naar de hoofdbezoedelingen. Het komt volgens hem overeen met de term tanha, wat gewoonlijk wordt vertaald als begeerte of hunkering.
Bhikkhu Bodhi geeft aan dat asava een indeling van bezoedelingen is in hun rol van het in standhouden van de cyclus van geboorte en dood (MN, Inleiding, blz. 38).
Dit sluit volgens mij aan bij MN36§47 waarin het algemene kenmerk van asava’s wordt besproken: asava’s.. “bezoedelen, brengen hernieuwd bestaan, geven problemen, rijpen in lijden, en leiden naar toekomstige geboorte, ouderdom en dood; want het is met het niet afstand doen van de asava’s dat iemand begoocheld is.” (MN36§47)
Ik heb in de teksten verder niet erg veel uitleg gevonden over de asava’s. In AN.6.63 vond ik dit:
“Er zijn bhikkhu’s deze drie asava’s: de asava van zintuiglijk verlangen, de asava van worden/bestaan en de asava van onwetendheid.
“En wat is de bron en oorzaak van deze asava’s? Onwetendheid is hun bron en oorzaak.
“En wat is de diversiteit in de asava's? Er zijn asava’s die leiden naar de hel, er zijn asava’s die leiden naar het dierenrijk, er zijn asava’s die leiden naar het rijk van gekwelde geesten, er zijn asava’s die leiden naar het mensenrijk en er zijn asava’s die leiden naar deva wereld”
“En wat is het gevolg van de asava’s? Iemand ondergedompeld in onwetendheid produceert een overeenkomend individueel bestaan, dat ofwel het gevolg kan zijn van verdienste of onverdienste.
“En wat is het einde van de asava’s? Met de beëindiging van onwetendheid, is er de beëindiging van de asava’s.
“Dit edele achtvoudige pad is de weg leidend naar de beëindiging van de asava’s, namelijk, juiste visie/begrip, juiste motivatie, juiste spraak, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste mindfulness en juiste concentratie”. (AN6.63)
Het Pali woord asava schijnt etymologisch te verwijzen naar stromen. Er is een discussie of dat in-of uitstromen betekent. In ieder geval, het stromend karakter van de asava’s sluit aan bij hoe ze in de sutta’s behandeld worden, namelijk ze worden ook vloed(en) (ogha) genoemd. (DN33§1.11(31), (SN35.238), SN38.11, SN45.171, SN46.121. Hierbij denk ik vooral aan de geconditioneerde stromen, de vloeden, de wilsformaties die geest binnenstromen. In-vloeden die ons gedrag gaan beheersen.
In de zin dat geconditioneerde opwellingen of in-vloeden, deze opwellende begeerte of wilsformaties (vaak) hun wil aan je opleggen, worden ze volgens mij ook jukken of banden (yoga) genoemd (DN33§1.11(32), SN45.172, AN4.10. Kortom, er borrelt van alles op in ons, als een soort gistingsproces, als in-vloed, en dat drijft ons ook vaak. Dat lijkt met het woord asava te willen uitdrukken.
Soorten asava's
Er worden in de teksten soms drie en soms vier soorten asava’s onderscheiden. De indeling in drie is het meest gebruikelijk: 1. de asava van zintuiglijk verlangen, 2. de asava van worden (ook vertaald als ‘bestaan’) en 3. de asava van onwetendheid. (DN33§1.10(20), MN121§12, SN38.8, SN45.163, SN47.50, AN6.63). Soms wordt hier nog de asava van visie als vierde aan toegevoegd. (DN16§1.12)
Ik heb deze asava’s niet uitgelegd zien worden in de geraadpleegde bronnen. Ik speel op dit moment zelf een beetje met verschillende betekenissen. Ik ben geneigd te denken dat de asava van zintuiglijk verlangen zou kunnen verwijzen naar het verlangen om zintuiglijke genoegens te ervaren zoals aangename geuren, aanblikken, smaken, mooie muziek etc. maar het zou in een nog diepere betekenis ook kunnen verwijzen naar het verlangen om uberhaupt zintuiglijke indrukken te ervaren. Ik heb dit zelf eens meegemaakt toen tactiele sensaties even afwezig waren. Toen ik bewust werd van de afwezigheid van tactiele sensaties, schrok ik en welde in mij een sterk begeerte op om weer iets van een lichaam te ervaren, dus begon ik zaken aan te raken. Mogelijk dat deze opwelling van begeerte ook de asava van zintuiglijk-verlangen was. Dus ik weet niet zeker of het alleen gaat om zintuiglijke genoegens of om een verlangen naar zintuiglijkheid in zijn algemeenheid.
De asava van worden of bestaan heb ik uitgelegd zien worden als verlangens om rijk te worden, beroemd, mooi etc. (https://what-buddha-said.net/drops/II/The_Three_Fermentations.htm).
Ik heb het idee dat het ook zou kunnen verwijzen naar geldingsdrang of de drang of begeerte jezelf nogal neer te zetten. Erg aanwezig te willen zijn. Een soort liefde voor de persoonlijkheid, een soort verlangen om er erg als ego of Ik te zijn.
In een daarop aansluitende betekenis zou het ook overlevingsinstinct kunnen zijn, de drang om als individu te willen voortleven. In het dagelijks leven zich uitend als liefde voor de persoonlijkheid en na de dood uit dat zich als een asava van worden/bestaan, een begeerte naar een voortzetting van individueel bestaan.
De asava van onwetendheid is, denk ik, die opwelling in jezelf of dat gistingsproces in jezelf dat geest steeds weer begoocheld en leidt tot onjuiste visie, zoals de visie dat geest een entiteit-Ik is en dat dit Ik-besef onvergankelijk is en niet op voorwaardelijke wijze ontstaan. Of verkeerde visies over welzijn en hoe je dat verwezenlijkt, zoals het zoeken naar voldoening in zaken die uit de aard der zaak hooguit tijdelijk wat soelaas kunnen brengen.
Relatie asava's en onwetendheid
Je kunt je afvragen wat nou precies wordt bedoeld als gezegd wordt dat terwijl asava’s ontstaan ook onwetendheid ontstaat en omgekeerd? Hoe zit die relatie dan in elkaar?
Ik vermoed dat bedoeld wordt dat samen met het ontstaan van asava’s, die in-vloeden, ook een geloof ontstaat dat geest een entiteit-Ik is. Denk maar eens aan momenten dat er in jezelf een verlangen opwelt om iets lekker te eten. Vaak voel je je dan armoedig, een soort hunkerend-Ik. Heb je dan niet een heel sterk Ik-besef, een besef van een hongerig-Ik?
Misschien mag je zeggen dat asava’s die in-vloeden zijn die gepaard gaan met een soort gistingsproces in de geest, dat hieruit bestaat dat iets wat aanvankelijk helder, leeg en niet-zelf was (als een helder water) verwordt tot een persoonlijk getint brouwsel, met een sterk geloof in zelf, in 'Ik ben', geloof in identiteit, wat aanvankelijk nog afwezig was in geest. Wanneer dat persoonlijk brouwsel ontstaat, dat Ik-bier, dan is er ook geen besef dat geest niet altijd in een staat is van Ik-bier. Je ziet dan de vergankelijkheid, en het voorwaardelijk ontstaan en verdwijnen van Ik-besef op dat moment niet. Mogelijk dat dit wordt bedoeld als wordt gezegd dat terwijl asava’s ontstaan ook onwetendheid ontstaat.
Asava’s ontstaan en kunnen ook toenemen door aandacht te schenken aan zaken die niet geschikt zijn om aandacht te geven. Een voorbeeld hiervan is gerichtheid op het teken van aantrekkelijkheid van bepaald voedsel of van mensen waardoor de asava van zintuiglijk verlangen ontstaat en toeneemt. Of aandacht schenken aan allerlei ideeen over Ik (jezelf) waardoor je steeds sterker gaat geloven dat er ook echt een soort ego-identiteit in jezelf en anderen zit. (MN2§6-8)
De asava van visie (ditthasava) wordt door het pad van ‘in de stroom treden’ vernietigd; door het pad van 'niet meer terugkeren', wordt de bezoedeling van zintuiglijke begeerte (kamasava) vernietigd; door het pad van Arahatschap, worden de bezoedelingen van de begeerte naar het bestaan (bhavasava) vernietigd en de bezoedeling van onwetendheid (avijjasava) (www.sleuteltotinzicht.nl). Alleen een arahant is vrij van alle asava’s.
De asava van onwetendheid verdwijnt wanneer iemand van alle mogelijke waarnemingen het inferieure kent, het superieure en de ontsnapping aan beide. Met dat laatste wordt Nibbana bedoeld. (MN7§18, noot 96)
B. De rol van de Vijf Hindernissen
-“Bhikkhu’s, dit wordt gezegd: ‘Een eerste punt van onwetendheid, bhikkhu’s, wordt niet gezien op zo’n manier dat hiervoor geen onwetendheid was en het daarna kwam te bestaan. Niettemin, van onwetendheid wordt gezien dat het een specifieke voorwaarde heeft”.
“Ik zeg, bhikkhu’s, dat onwetendheid een voeding heeft, het is niet zonder voeding. En wat is de voeding voor onwetendheid? Gezegd dient te worden: de vijf hindernissen. De vijf hindernissen hebben ook, zeg ik, een voeding; ze zijn niet zonder voeding. En wat is de voeding voor de vijf hindernissen? Gezegd dient te worden: de drie soorten wangedrag”…Ook wangedrag wordt gevoed. Zo werkt deze sutta dat verder uit. AN10.61
De vijf hindernissen zijn: zintuiglijk verlangen (wat ook een asava is), kwade wil, traagheid en loomheid, rusteloosheid/berouw en twijfel.
Ik vermoed dat ook bij de vijf hindernissen geldt dat wanneer ze zich voordoen er een overtuigend besef is van ‘Ik ben’ en daarom worden gezien als voorwaarde en voeding van onwetendheid.
Slotopmerkingen:
Ik heb deze tekst pas weer herschreven omdat ik wat onzeker ben over de asava’s, hun precieze betekenis, en waarom gezegd wordt dat als asava’s ontstaan er ook onwetendheid ontstaat en omgekeerd. Met een gebrek aan veel informatie in de teksten heb ik dit naar vermogen proberen te beschrijven. Als andere deelnemers hierin fouten zien, herstel dat ajb.
Dit besluit deel 2.
teksten Siebe:
Wat is de tegenhanger van onwetendheid? Wetendheid? deel 3
-“Ware kennis is de tegenhanger van onwetendheid”. (MN44§29)
“Bhikkhu’s ware kennis- vergezeld door een besef van morele schaamte en morele vrees- gaat voorop bij het binnengaan van heilzame kwaliteiten. Bij een wijs persoon die aangekomen is bij ware kennis, ontstaat juiste visie. Bij iemand met juiste visie, ontstaat juiste intentie. Bij iemand met juiste intentie ontstaat juiste spraak. Bij iemand met juiste spraak ontstaat juist handelen. Bij iemand met juist handelen ontstaat juist levensonderhoud. Bij iemand met juist levensonderhoud ontstaat juiste inspanning. Bij iemand met juiste inspanning ontstaat juiste mindfulness. Bij iemand met juiste mindfulness ontstaat juiste concentratie. Bij iemand met juiste concentratie ontstaat juiste kennis. Bij iemand met juiste kennis ontstaat juiste bevrijding”. (AN10.105, SN45.1)
Het vervagen en uiteindelijk geheel opheffen van onwetendheid (bij arahantschap) gebeurt samen met het ontstaan van ware kennis en vice versa. Het wordt zo omschreven:
-“…onwetendheid werd verdreven en ware kennis ontstond, duisternis werd verdreven en licht kwam op, zoals gebeurt in iemand die ijverig, bevlogen en vastberaden verwijlt”. (b.v. MN4§28).
Dus onwetendheid verdwijnt als iemand aangekomen is bij ware kennis, en als iemand aangekomen is bij ware kennis, verdwijnt onwetendheid.
Wat is ware kennis?
Kennis van vorige levens
Kennis van vorige levens en perioden van inkrimping en uitdijing van de wereld.
-“Dit was de eerste ware kennis die ik (de Boeddha, Siebe) realiseerde in het eerste deel van de nacht. Onwetendheid werd verdreven, ware kennis kwam op, duisternis werd verdreven en licht kwam op, zoals gebeurt in iemand die ijverig, bevlogen en vastberaden verwijlt.” (MN4, MN19, MN36, MN51+MN65, MN76, MN79, MN101, MN112, AN3.58, AN8.11 e.a.)
Kennis van kamma
Kennis van het heengaan en weer verschijnen van wezens overeenkomstig hun (goede en slechte) daden en (juiste en onjuiste) visies. Dit zien gebeurt met het zogenaamde goddelijk oog.
-“Dit was de tweede ware kennis die ik realiseerde in het tweede deel van de nacht. Onwetendheid werd verdreven, ware kennis kwam op, duisternis werd verdreven en licht kwam op, zoals gebeurt in iemand die ijverig, bevlogen en vastberaden verwijlt.” (MN4, MN19, MN36, MN51+MN65, MN76, MN79, MN101, MN112, AN8.11 e.a.)
Kennis van de Vier Edele Waarheden, Kennis van de Asava’s en Kennis van Bevrijding
De Boeddha zag zoals het werkelijk is de Vier Edele Waarheden en de asava’s, het ontstaan van de asava’s, hun beëindiging en de weg leidend tot hun beëindiging.
-“Toen ik het zo kende en zag, werd mijn geest bevrijd van de asava van zintuiglijk verlangen, van de asava van worden (of bestaan) en de asava van onwetendheid. Toen het bevrijd was, kwam de kennis: ‘Het is bevrijd’. Ik wist meteen: ‘Geboorte is vernietigd, het heilige leven is geleefd, wat gedaan moest worden, is gedaan, er komt geen enkele staat van zijn meer (geen wedergeboorte meer). Dit was de derde ware kennis door mij gerealiseerd in het derde deel van nacht. Onwetendheid werd verdreven, ware kennis kwam op, duisternis werd verdreven en licht kwam op, zoals gebeurt in iemand die ijverig, bevlogen en vastberaden verwijlt (MN4, MN19, MN36, MN51+MN65, MN76, MN79, MN101, MN112, AN8.11 e.a.)
-“Wat is ware kennis, eerwaarde heer, en op welke manier is iemand aangekomen bij ware kennis?”
“Bhikkhu, kennis van lijden, kennis van het ontstaan van lijden, kennis van het beëindiging van lijden, kennis van de weg leidend naar de beëindiging van lijden: dit wordt ware kennis genoemd, bhikkhu, en het is op deze manier dat iemand aangekomen is bij ware kennis.” (SN56.18)
Kennis van afhankelijk ontstaan
-“Wanneer, bhikkhu’s, een edele leerling van voorwaardelijk ontstaan zo de voorwaarde kent (d.w.z. alle voorwaarden, Siebe); zo het ontstaan van de voorwaarde kent (van alle voorwaarden); zo de beëindiging van de voorwaarde kent (van alle); zo de weg kent die leidt naar de beëindiging van de voorwaarde (van alle), dan wordt hij een edele leerling genoemd die visie gerealiseerd heeft, gerealiseerd in zicht, die bij deze ware Dhamma is aangekomen, die deze ware Dhamma ziet, die de kennis bezit van een beginner, de ware kennis van een beginner, die de stroom van de Dhamma is binnengegaan, een edele met doordringende wijsheid, iemand die recht voor de deur tot het Doodloze staat.” (SN12.27)
Dit lijkt te verwijzen naar het niveau van de stroom-intreder. Bij de stroom-intreder kun je volgens mij zeggen dat onwetendheid is vervaagt, maar het is nog niet helemaal beëindigd. Dat is bij arahantschap wel zo.
Kennis van de khandha’s
-“Eerwaarde heer, er wordt gezegd, ‘ware kennis, ware kennis’. Wat nu, eerwaarde heer, is ware kennis, en op welke manier is iemand aangekomen bij ware kennis?”
“Hier, bhikkhu, begrijpt de geïnstrueerde leerling vorm/lichamelijkheid (rupa), diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt gevoel, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt waarneming, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Hij begrijpt mentale formaties, hun ontstaan, hun beëindiging, en de weg leidend tot hun beëindiging. Hij begrijpt bewustzijn, diens ontstaan, diens beëindiging, en de weg leidend tot diens beëindiging. Dit wordt ware kennis genoemd en op deze manier is iemand aangekomen bij ware kennis.” (SN22.114)
-“Eerwaarde heer, er wordt gezegd, ‘ware kennis, ware kennis’. Wat nu, eerwaarde heer, is ware kennis, en op welke manier is iemand aangekomen bij ware kennis?”
“Hier, bhikkhu’s, begrijpt de edele geïnstrueerde leerling zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan ontstaan op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan ontstaan’. Hij begrijpt zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan verdwijnen, op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan verdwijnen’. Hij begrijpt zoals het werkelijk is dat vorm onderhevig is aan ontstaan en verdwijnen op deze manier: ‘Vorm is onderhevig aan ontstaan en verdwijnen’. Hij begrijpt dat gevoel…waarneming…mentale formaties…bewustzijn onderhevig is aan ontstaan….onderhevig is aan verdwijnen…onderhevig aan ontstaan en verdwijnen zoals het werkelijk is, op deze manier: ‘Bewustzijn is onderhevig aan ontstaan en verdwijnen’. Dit wordt ware kennis genoemd, bhikkhu’s, en op deze manier is iemand aangekomen bij ware kennis.” (SN22.126)
-“Vriend Sariputta, er wordt gezegd, ‘ware kennis, ware kennis’. Wat nu, vriend, is ware kennis, en op welke manier is iemand bij ware kennis aangekomen?”
“Hier, vriend, begrijpt de geïnstrueerde edele leerling zoals het werkelijk is de voldoening, het gevaar en de ontsnapping in het geval van vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn. Dit, vriend, wordt ware kennis genoemd en op deze manier is iemand bij ware kennis aangekomen”. (SN22.130)
-“Vriend Sariputta, er wordt gezegd, ‘ware kennis, ware kennis’. Wat nu, vriend, is ware kennis, en op welke manier is iemand bij ware kennis aangekomen?”
“Hier, vriend, begrijpt de geïnstrueerde edele leerling zoals het werkelijk is het ontstaan en heengaan/verdwijnen, de voldoening, het gevaar en de ontsnapping in het geval van vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en bewustzijn. Dit, vriend, wordt ware kennis genoemd en op deze manier is iemand bij ware kennis aangekomen”. (SN22.132)
Wat betekent het nou precies wanneer afstand is gedaan van onwetendheid en ware kennis is aangewakkerd?
-“Met het vervagen van onwetendheid en het ontstaan van ware kennis doet ‘Ik ben’ zich niet voor aan hem; ‘Ik ben dit’, doet zich niet aan hem voor; ‘Ik zal zijn’ en ‘Ik zal niet zijn’, en ‘Ik zal uit vormbestaan’, en ‘Ik zal vormloos zijn’, en ‘Ik zal waarnemend zijn’, en ‘Ik zal niet-waarnemend zijn’ en ‘Ik zal noch waarnemend noch niet-waarnemend zijn’- deze doen zich niet aan hem voor”… Dit is anders wanneer een niet geïnstrueerde wereldlijk persoon iets voelt/ervaart dat geboren is vanuit onwetendheid-contact. Dan doen al die denkbeelden over een Ik zich nog wel voor. (SN22.47).
Wanneer afstand is gedaan van onwetendheid en ware kennis is ontstaan, is er geen gehechtheid meer aan zintuiglijke verlangens, visies, regels en plichtplegingen en een doctrine van (een) zelf. Niet gehecht is geest niet geagiteerd. Iemand bereikt Nibbana. (MN11§17)
-“Vriend, met het verdwijnen van onwetendheid, met ontstaan van ware kennis, en met de beëindiging van begeerte, wordt hernieuwd bestaan in de toekomst niet voortgebracht.” (MN43§17)
De tegenhanger van onwetendheid is ware kennis.
Dit besluit deel 3.
Navigatie
[0] Berichtenindex
[#] Volgende pagina
Naar de volledige versie