Forum > Diep tekstonderzoek Siebe
De kwestie van zelf, niet-zelf en geen zelf in de Sutta-Pitaka
teksten Siebe:
De kwestie van zelf, niet-zelf en geen-zelf in de Sutta-Pitaka
Inleiding
Het leek me wel handig om eens wat dingen op een rijtje te zetten en de sutta’s nog eens te onderzoeken op dit thema. Er is al heel veel over dit onderwerp geschreven en her en der bediscussieerd op het forum. Veel zal niet nieuw zijn voor jullie, maar ik hoop vooral dat het wat overzicht biedt en zo behulpzaam kan zijn bij vragen en twijfels die leven. Mogelijk ontstaat er een nieuwe discussie naar aanleiding van deze serie posten. Zouden jullie die dan willen starten in een aparte discussie draad?
Er is een sutta (SN44.10) waarin de Boeddha door Vacchagotta op de man af wordt gevraagd: ‘bestaat er een zelf of er is er geen zelf?’ Met deze sutta wil ik deze bespreking beginnen. Het is een sutta uit SN44, het deel dat gaat over Het Onverklaarde. Deze sutta komt aan bod in deel 1.
De kwestie van het zelf speelt ook bij hoe we lichamelijke en mentale zaken hier en nu beschouwen, in beeld hebben. Dit beschouwen betreft visie, ditthi, iets conceptueels. Bijvoorbeeld, datgene wat wordt ervaren beschouwen we als: ‘dit is van-mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf’. Het zijn visies van jezelf of wat jezelf toebehoort. Je kunt wel nagaan dat als je iets aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort, dan ben je daar best sterk in betrokken. Wat je aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort, zal je niet snel loslaten en afstand van doen. Het houdt hechten in stand en daarmee lijden. Daarom worden sakkaya ditthi’s, deze visies van Ik en mijn, denk ik ook behandeld als de eerste keten om afstand van te doen, om te kunnen vorderen op het Pad.
Het is belangrijk hier visie, het domein van hoe we iets beschouwen, te onderscheiden van hoe we iets ervaren. Visie wordt gezien als grover en conceptueler dan hoe we iets ervaren. Vertekening (begoocheling) op dit vlak van visie (ditthi vipallasa) verdwijnt volgens de leer ook eerder dan op het vlak van perceptie (sanna vipallasa). Deze sakkaya ditthi’s, die visies van Ik en mijn, wat hun effect is, hoe ze ontstaan, en hoe ze eindigen, wordt besproken in deel 2.
Naast visie, de ditthi-anusaya raakt de geest ook gehecht via verbeelding,de mana-anusaya. De meest diepe en fundamentele wortel van alle verbeeldingen is de verbeelding ‘Ik ben’, asmi mana. Dit verdwijnt volgens het onderricht pas bij arahantschap. Asmi mana verwijst volgens mij naar de neiging om aan datgene wat je ervaart je besef van bestaan, ‘Ik ben’, te ontlenen en vice versa. Dat werkt onbewust. Het is een soort spiegelen. ‘Ik heb verlangens, dus ‘Ik ben’. ‘Ik voel iets, dus ‘Ik ben’. ‘Ik denk dus ‘Ik ben’. ‘Ik ervaar een lichaam dus ‘Ik ben’. Er wordt een ‘Ik ben’ verbeelding, een ‘Ik ben’ verlangen en ‘Ik ben’ neiging onderscheiden in de teksten.
Je kunt wel nagaan dat dit een hele diepe vorm van gehechtheid is. Immers, als je het zo ervaart dat je niet bestaat als er bijvoorbeeld geen gedachten zijn, dan hou je die gedachten in de lucht. Je houdt ze vast. Zo ook voor andere zaken.
Ik heb de werking van asmi mana ook eens meegemaakt op het vlak van het lichaam. In een bepaalde staat ervoer ik geen lichamelijkheid meer. Het moment dat ik dit opmerkte, schrok ik. Meteen kwam de gedachte op ‘Ik besta niet meer’. Ik ging meteen dingen aanraken en toen lichaamsbesef weer terugkwam, voelde ik me weer gerust ‘Ik besta’. Opvallend hoe dit werkt. Ik bestond natuurlijk ook wel zonder dat lichaamsbesef maar dat kon ik niet inzien op dat moment. Er was toch die neiging dat ik mijn eigen bestaan ‘Ik ben’ spiegelde aan gevoelens van lichamelijkheid en vice versa. Hetzelfde heb ik lang geleden ook gehad met het eindigen van gedachten. Ik heb regelmatig geen gedachten maar in het begin vond ik dat eng en was bang dat ik niet op kon starten ofzo. Hierin dienen we meer wijsheid te ontwikkelen, ware kennis. Asmi mana, wat meer zelf-perceptie is dan zelfvisie, is onderwerp van deel 3.
In de tijd van de Boeddha waren er ook talloze doctrines over het zelf of over jezelf, en nu nog. Het zijn wat mij betreft vooral een soort filosofische ideeën over wie/wat we in essentie zouden zijn. Ze lijken mij meer filosofisch van aard dan psychologisch. Sakkaya ditthi’s lijken me meer psychologisch. Zo voelt het voor mij aan.
Grofweg kun je die doctrines van een zelf indelen in eternalisme, annihilationisme (vernietigingsleer), en een mengvorm.
Er worden in de teksten ook een tweetal visies genoemd over het toevallig ontstaan van het zelf (en de wereld). Verder zijn er ook talloze doctrines over hoe jezelf er aan toe zou zijn na de dood. Ik noem dit doctrines over het zelf/jezelf.
Deze doctrines worden kort besproken in deel 4, en opgevolgd door Boeddha’s commentaar hierop.
Ik hoop dat zo een aardig overzicht ontstaat van de kwestie van zelf, niet-zelf en geen-zelf in de Sutta-Pitaka:
-wel of geen zelf?, deel 1
-sakkaya ditthi’s, zelfvisies of beschouwingen van 'Ik' en 'mijn', deel 2
-asmi mana, zelf-perceptie, de verbeelding ‘Ik ben’, deel 3
-doctrines van een zelf of jezelf, deel 4
Ik hoop dat jullie het leerzaam vinden en dat het behulpzaam is.
In de volgende post eerst nog de geraadpleegde bronnen en een overzicht van de gebruikte afkortingen.
Leerling Siebe
teksten Siebe:
Bronnen:
-Digha Nikaya (DG): The Long Discourses of the Buddha, A translation of the Digha Nikaya by Maurice Walshe, 1996;
-Majjhima Nikaya (MN): The Middle Length Discourses of the Buddha, A new translation of the Majjhima Nikaya, original translation by Bhikkhu Nanamoli, translation edited and revised by Bhikkhu Bodhi, 1995;
-Samyutta Nikaya (SN): The Connected Discourses of the Buddha, A New Translation of the Samyutta Nikaya, Bhikkhu Bodhi, Volume I+II, 2000;
-Anguttara Nikaya (AN): The Numerical Discourses of the Buddha, A Translation of the Anguttara Nikaya by Bhikkhu Bodhi, 2012;
-Dhammapada, www.sleuteltotinzicht.nl, Peter van Loosbroek
-Udana: A Translation With an Introduction & Notes by Thanissaro Bhikkhu, 2012;
-Itivuttaka: This was said by the Buddha, A Translation by Thanissaro Bhikkhu, revised edition 2013;
-Sutta Nipata: The Sutta Nipata, A Collection of Discourses Being One of the Canonical Books of The Buddhist, Translated from Pali by V. Fausböll, Oxford, 1881.
Gebruikte afkortingen:
DN: Digha Nikaya
MN: Majjhima Nikaya
SN: Samyutta Nikaya
AN: Anguttara Nikaya
Dhp: Dhammapada
Ud: Udana
Iti: Itivuttaka
Sn: Sutta Nipata
teksten Siebe:
Deel 1, Wel of geen Zelf?
In discussies over zelf en geen-zelf wordt deze sutta vaak aangehaald. (SN44.10).
https://suttacentral.net/sn44.10/en/bodhi
Jullie kunnen zelf nagaan wat ie betekent, uiteraard. Er worden verschillende betekenissen aan gegeven.
Het is een sutta uit SN44, Over het Niet-Verklaarde. Het is geloof ik de enige sutta waarin de Boeddha rechtstreeks op de man af wordt bevraagd of er een zelf bestaat of niet.
Het betreft hier een gesprek met Vacchagotta. Deze asceet komt voor in MN71-73 en er is ook een Samyutta Nikaya deel naar hem vernoemd, SN33. Vacchagotta was iemand die veel filosofische vragen had en de Boeddha op dit vlak bevroeg. Veel leraren waren kennelijk met die thema’s bezig en betwisten elkaars standpunten: Is de wereld eeuwig of niet-eeuwig? Oneindig of eindig? Zijn de ziel en het lichaam hetzelfde? Of is de ziel 1 ding en het lichaam iets anders? Bestaat de Tathagata na de dood? Bestaat ie niet na de dood? Of is hij zowel bestaand als niet-bestaand na de dood, of noch bestaand noch niet-bestaand na de dood?
Net als velen wilde Vacchagotta ook duidelijke antwoorden van de Boeddha op zulke levensvragen om vertrouwen in hem als Leraar te krijgen. Hij wilde dat de Boeddha hierin een positie innam. Zoiets lijkt hij ook te willen als hij vraagt naar het wel of niet bestaan van het zelf.
Zo vroeg Vacchagotta de Boeddha ook eens op de man af:
-“Is er een zelf?”
De Boeddha zweeg.
-“Hoe zit het dan Boeddha, is er dan geen zelf?”
De Boeddha zweeg opnieuw.
Wat betekent dit nu he?
Er bestaan ook op dit punt, uiteraard, weer meerdere interpretaties.
Ik leg het zo uit: Allereerst is het denk ik belangrijk te begrijpen dat Vacchagotta nog niet zo vertrouwd was met de leer van de Boeddha en nog weinig tot geen ware kennis had op dit gebied van zelf. Welnu, als de Boeddha zou zeggen dat er een zelf zou bestaan, zou hij Vacchagotta, die nog een nieuweling was, op het spoor kunnen zetten van eternalisme. Hij zou kunnen gaan denken dat er een eeuwig-bestaand-zelf is dat of voor eeuwig ronddoolt van bestaansvorm naar bestaansvorm, of, dat het zelf een soort eeuwig karakter heeft, als een eeuwige ziel of eeuwige geest of bewustzijn. Dit eeuwige unieke zelf zag de Boeddha niet. Daarom antwoordde de Boeddha denk ik niet bevestigend.
De Boeddha ontkent volgens mij hiermee niet dat er wel degelijk iets is wat wij op een conventionele manier aanduiden als onszelf, namelijk, de veranderlijke maar continue stroom van fysieke en mentale processen (khandha’s). Van baby tot nu was die stroom van fysieke en mentale processen nooit hetzelfde maar het vormt wel een eenheid en continuïteit. Zo ervaren wij onszelf ook, nietwaar? Als je terugdenkt aan je jeugd dan zie je die persoon toch als jezelf.
Voorbij levens schijnt dit net zo te zijn. Je herinnert vorige levens net zo als jezelf.
Waarom zweeg de Boeddha op de directe vraag: ‘is er dan geen zelf’? Dan zou hij Vacchagotta op het spoor kunnen zetten van een vernietigingsleer. De Boeddha ontkent niet dat er iets bestaat dat jezelf wordt genoemd, en dat weder geboorte neemt in verschillende sferen, al in dit leven en na de dood. Als de Boeddha had geantwoord ‘er is geen zelf’ had de Boeddha Vacchagotta ook op het verkeerde spoor kunnen zetten van nihilisme, een soort ontkenning van je bestaan. Maar als je dan niet bestaat, is er dan niemand aan te spreken op kwaadaardig gedrag? Zie je? Die kant wil de Boeddha helemaal niet op.
Kortom, een categorisch “ja” of “nee” zou Vacchagotta alleen maar op een verkeerd spoor gezet hebben.
Bovendien, als de Boeddha zou zeggen dat er een zelf is, dan zou dat ook niet consistent zijn met zijn kennis en boodschap dat alle verschijnselen niet-zelf (anatta) zijn. Dit zou de vrager dus alleen maar nog meer verwarren.
En als de Boeddha zou antwoorden dat er geen zelf is, zou dat alleen maar tot nog meer verwarring leiden bij de vrager want hij zou dan gaan denken’ het schijnt dat het zelf dat ik eerder had, nu niet bestaat’. (SN44.10)
Het punt is volgens mij, dat categorische antwoorden ook niet altijd gepast zijn op vragen. Het vergt gewoon wat verdieping in de leer en in jezelf om de nuances te gaan zien. Je moet wel oppassen, volgens mij, met het idee dat de Boeddha leert dat er geen zelf is. Want, zet dat mensen of jezelf niet op het verkeerde been? Worden we zo niet nihilistisch? Ga je nu je eigen of andermans bestaan opeens ontkennen? Is er niemand verantwoordelijk voor je daden? Ben je niet meer aanspreekbaar omdat je jezelf ontkent te bestaan? Als het die kant opgaat, gaat het niet de goede kant op natuurlijk.
Boeddha leert in dit kader ook dat iemand toch echt ook erfgenaam is van diens daden, eigenaar…(AN5.57) En dat is toch ook zo? Stel dat jij als puber besluit te gaan roken, dan kun je wel denken, ‘ach, er is toch geen zelf, toch niemand die later de consequenties er van zal ervaren’...nou, dan zit je daar mooi mee als je longkanker krijgt en de last daarvan moet dragen toch?
Zo ook met verschillende levens geven de teksten aan. Als je nu goed doet, zijn de gevolgen later ook goed. Als je nu kwaad doet zijn de gevolgen later ook kwaad. Oogst je niet zelf de gevolgen van je daden? Oke, het bewustzijn dat dit en dat ervaart, is nooit hetzelfde bewustzijn van baby tot bejaarde, van geboorte als mens tot geboorte als deva, etc. maar het is wel allemaal dezelfde stroom, dezelfde onafgebroken continuiteit van lichamelijke en mentale processen. Als je nu denkt: “ach, ik zal toch niet de gevolgen ervaren van mijn daden, want er is toch geen zelf, dan heb je wel een probleem, toch? (zie voorbeeld van roken).
Wat vragen over onszelf aangaat, vind ik MN2 ook wel opvallend. Of het nu vragen zijn over hoe we waren in het verleden, en zullen zijn in de toekomst, maar ook vragen over het heden: ‘besta ik, besta ik niet, wat ben ik en hoe ben ik?’, dit soort vragen wordt behandeld als onjuiste of onwijze aandacht. Waarom? Volgens de sutta leiden dit soort vragen alleen maar tot het ontwikkelen van (onvoordelige) zelfvisies zoals: ‘een zelf bestaat voor mij’; ‘er bestaat geen-zelf voor mij’; ‘ik neem het zelf met het zelf waar’; ‘ik neem niet-zelf met zelf waar’ (die komt denk ik veel voor); ‘ik neem het zelf met niet-zelf waar’; of de visie ’het is dit zelf van mij dat spreekt en voelt en her en der het gevolg van goede en slechten daden ervaart, maar dit zelf van mij is duurzaam, eeuwig, niet onderhevig aan veranderen en het zal tot in de eeuwigheid bestaan’. Ik denk wel dat dit waar is.
De Boeddha noemt dit een wildernis van visies, de keten van visies. Geketend door deze visies is iemand niet vrij van geboorte, verouderen, dood, smart, pijn, die persoon is niet vrij van lijden.
Wat is dan wel gepaste of wijze aandacht? ‘Dit is lijden’, ‘dit is de oorzaak’ ‘dit is de beeindiging van lijden’, ‘dit is de weg die naar die beeindiging leidt’. (MN2)
Elders wordt ook beschreven dat waar vastgehouden wordt aan een zelfvisie daar komt geen einde aan lijden. (MN22§23*). Elke zelfvisie is volgens mij een soort van gehechtheid.
Stel dat je voor dat je het lichaam niet meer beschouwt als zelf maar het bewustzijn wel, dan is gehechtheid alleen verschoven, etc. MN2 wil denk ik vooral dat aangeven. Het ontwikkelen van andere zelfvisies is alleen maar het verschuiven van gehechtheid.
Misschien is dit allemaal een gezamenlijke bespreking waard in een aparte discussiedraad?
In het volgende hoofdstuk sakkaya ditthi’s, visies over jezelf, beschouwingen van een Ik en mijn.
teksten Siebe:
Deel 2, Visies of beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort, sakkaya ditthi’s
Dat wat geest en mentaliteit en bewustzijn wordt genoemd is moeilijk om hartstochtloos naar te worden omdat lange tijd het gepast leek om het zo te begrijpen: ‘dit is van mij, dit ben Ik, dit is mijn zelf'. Je kunt nog beter het lichaam aanzien voor jezelf, geeft de sutta aan, want dat kan nog gezien worden 100 jaar te bestaan maar dat wat geest, mentaliteit en bewustzijn wordt genoemd, komt op als 1 ding en eindigt als iets anders, dag en nacht, als een aap die van tak tot tak slingert. (SN12.61)
“Of er nu een Tathagata in de wereld is of niet, er is altijd deze stabiele Dhamma, namelijk dat alle verschijnselen niet-zelf (anatta) zijn. Een Tathagata ontwaakt er aan en legt het uit, onderwijst het, vestigt het”. (AN3.136)
De visie van niet-zelf dient ontwikkeld te worden om afstand te doen van de visie van zelf. (AN6.112)
Een wereldling kan iets aanzien voor een zelf (of jezelf) maar iemand met visie niet. (AN1.270, AN6.93)
Vier soorten vertekening of begoocheling
Visies van jezelf behoort tot 1 van 4 verdraaide manieren van beschouwen, ditthi vipallasa:
a. Duurzaamheid zien in wat vergankelijk is. Dit doet zich eigenlijk bij alles voor waarbij onze verwachting en idee was/is dat het altijd zal duren. Leven, gezondheid, functioneren, bezit, krachten, geluk, roem, mentale staten, relaties etc. Het is allemaal niet duurzaam maar toch kan dat ons verrassen, omdat we het toch in beeld hebben als duurzaam.
b. Plezier/geluk zien in wat lijden is. Dit heeft naar mijn idee vooral te maken met groeiende subtiliteit van geest. Als je geest vrediger wordt en bekoelt, dus als je meer de smaak van Nibbana proeft, ga je bijvoorbeeld iets wat je eerst zag als geluk, zoals opwinding, enthousiasme, zien als lijden. Je gaat dat eerder zien als belasting van geest i.p.v .als iets plezierigs. Zo ben ik wel gaan zien dat wat ik vroeger geluk vond, eigenlijk eerder iets van opwinding en manie was. Nu ervaar ik dat eerder als iets belastends (zonder te oordelen).
c. Aantrekkelijkheid zien in wat onaantrekkelijk is. Dit is volgens mij ook iets wat geleidelijk verandert. Je kunt dingen die je eerst heel aantrekkelijk vond, niet meer aantrekkelijk gaan vinden. Dat kan gaan om dingen of personen of staten van geest of drank en drugs etc. Als je alsmaar ziek wordt van drank, dan wordt drank en dronkenschap onaantrekkelijk. Wat eerst aantrekkelijk was, je verliezen in roes, kan onaantrekkelijk worden. Ook zaken als genot kan onaantrekkelijk worden.
SN12.66 geeft ook aan dat als je datgene in de wereld met een plezierig en aangename aard beschouwt als duurzaam, als geluk, als zelf, als gezond, als veilig, dan koester of voedt je begeerte. In het voeden daarvan wordt lijden gevoed.
Als je dat in de wereld met een plezierig en aangename aard beschouwt als vergankelijk, als lijden, als niet-zelf, als een ziekte, als angstaanjagend doe je afstand van begeerte. Zij zijn vrij van lijden. Dit heeft ook alles weer te maken met lichamelijk en mentaal de last loslaten, de smaak van Nibbana proeven.
d. Een zelf zien in wat niet-zelf (anatta) is. (AN4.49) Dit heeft te maken met dat je zaken aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort. Dit is onderwerp van dit deel.
Sakkaya ditthi’s zijn visies of beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort. Het niveau van visie en beschouwing is wat anders dan het niveau van perceptie van jezelf, in de zin van hoe je het ervaart. Visie en perceptie ligt opvallend vaak uit elkaar. Dat is ook normaal op het Pad en in het leven.
Bijvoorbeeld: vrijwel alle mensen met stoornissen, bijvoorbeeld overdreven angst voor spinnen, weten best dat dit afwijkend is, en irrationeel, maar die beschouwing legt toch geen gewicht in de schaal. Op het niveau van perceptie, van ervaren, blijft men die spin verschrikkelijk eng vinden, ook al weet iemand rationeel best dat dit eigenlijk nergens over gaat. Op het Pad is er ook zo’n discrepantie.
Zo kun je ook prima zien dat zintuiglijk genot geen geluk is, ook niet waard om na te jagen, laag, ketenend, en toch zit een omgekeerde perceptie nog heel diep in je. Toch ren je achter genot aan en ervaar je genot toch als een geluksmoment. Het is heel normaal dat deze discrepantie er is. Dit valt niemand aan te rekenen. Dit verdwijnt wel als je maar door gaat met beoefening, geven de sutta’s en leraren aan.
Als het om ideeën over onszelf gaat en wat onszelf toebehoort is er ook een verschil tussen beschouwen en beleven. Sakkaya ditthi gaat over beschouwen, dus het niveau van visie. Op dat niveau zit de grofste gehechtheid en obstakels om te vorderen op het Pad van Loslaten.
Het is niet realistisch te denken dat je de zaken die je ervaart al aan het begin van het Pad helemaal niet meer ervaart als ‘Ik’ en ‘mijn’ en al totaal onthecht bent.
Dat is volgens de Pali overlevering ook niet de betekenis van stroom-intrede. Het is meer dat je visie op dit vlak helemaal verandert is maar nog niet je beleving.
Maar het is wel nodig om het niveau van visie en beschouwen eerst stappen te maken want als je het lichamelijke en mentale, uiterlijk en innerlijk, grof en subtiel, blijft beschouwen als jezelf (Ik) of wat je toebehoort (mijn), dat hou je dat vast, en blokkeer je je ontwikkeling richting onthechting en loslaten. Hoe kun je iets loslaten als je dat beschouwt als jezelf of wat jezelf toebehoort? Als iemand werkelijk gelooft, bijvoorbeeld, dat je zonder angst niet jezelf bent of een volledig mens, dan kun je wel zien dat door zo’n visie, iemand dat ook koestert en vasthoudt. Daarom wordt denk ik sakkaya ditthi ook behandeld als een hele belangrijke keten om te verbreken.
In de volgende post info over wat sakkaya ditthi’s zijn en hoe ze ontstaan.
teksten Siebe:
Deel 2, Sakkaya ditthi’s, Wat zijn sakkaya ditthi’s, Hoe ontstaan ze? Wat is hun rol bij hechten en lijden?
In o.a. MN44 wordt beschreven hoe deze visies van jezelf en wat je toebehoort ontstaan.
1. Je beschouwt bijvoorbeeld op enig moment rupa (bijvoorbeeld het lichaam) als jezelf. Dit is een situatie van volledige identificatie.
2. Je beschouwt het lichaam als iets wat jezelf toebehoort. Je beschouwt je als de bezitter van het lichaam. Het lichaam is van-mij, mijn-maken wordt dit genoemd.
Deze twee manieren van beschouwen komen het meest aan bod in de sutta’s. Ik denk ook dat ze het meest geïnternaliseerd zijn.
3. Je beschouwt het lichaam als iets wat je in jezelf ervaart. Wat zich als beleving in je voordoet. Vaak beschouw je dan, volgens mij, het lichamelijke wat je ervaart als niet-zelf maar de basis waarin dat lichaamsbesef ontstaat en bestaat, beschouw je dan als jezelf.
4. Je beschouwt jezelf als in het lichaam opgenomen. Ik denk dat dit zou kunnen verwijzen naar een materialistische visie waarbij je jezelf ziet als een emergerend mentaal verschijnsel van materiele hersenprocessen. Het brein produceert jou.
Dit zijn zeg maar de vier standaard zelfvisies die worden beschreven. Op dezelfde manier kun je de mentale aspecten beschouwen. Je kunt zo ook gevoelens beschouwen, gedachten, intenties, emoties etc. Kortom: ook vedana, sanna, sankhara’s en vinnana kun je zo beschouwen.
Dus in totaal worden er 20 sakkaya ditthi’s genoemd, de besproken vier soorten in relatie tot de 5 khandha’s. Het zijn dus zelfvisies in relatie tot het materiële en mentale domein, intern en extern, grof en subtiel.
Het hoeft niet perse iets interns te zijn, volgens mij. Je kunt ook externe materie (bezit) of andere personen beschouwen als iets wat jezelf toebehoort. Je kunt je er waarschijnlijk zelfs voor een groot deel ook mee identificeren, bijvoorbeeld met een land of streek. Bij sommige mensen is dat ook sterk ‘Ik ben een Fries’, ‘Amerikaan’ etc. Voor iemand kan dat heel belangrijk zijn. En dat merk je dan ook natuurlijk.
‘Dit is van-mij’ of ‘mijn’…(etma mama), wordt ‘mijn-maken’ genoemd. Het is de greep van begeerte (tanhagaha). ‘Dit ben Ik’ (eso ‘ham asmi) is de greep van verbeelding (managaha).
‘Dit is mijn zelf” (eso me atta) wordt Ik-maken genoemd en is de greep van visies (ditthigaha).
Greep verwijst hier natuurlijk naar hoe geest zo gehecht raakt, in de greep.
De sutta’s geven ook aan dat sakkaya ditthi ook een formatie is. Het is een mentale formatie om jezelf op een bepaalde actuele manier te gaan beschouwen. Hoe ontstaat deze formatie? “Wanneer een niet geïnstrueerd persoon contact voelt met een gevoel geboren uit onwetendheid-contact, ontstaat begeerte (tanha), daar vandaan wordt die formatie geboren. (SN22.81)
Dus ook dit beschouwen van onszelf, deze zelfvisies, wortelen in tanha en onwetendheid.
Sakkaya ditthi, Hechten via beschouwingen van jezelf of wat jezelf toebehoort
De 20 soorten sakkaya ditthi’s zijn een vorm van hechten. (SN22.7/8(1))
Hoe kan het ook anders? Als je iets aanziet voor jezelf of als je vindt dat het materiële of mentale jezelf toebehoort. Als je boosheid, stel, aanziet voor jezelf of als iets wat jezelf toebehoort (van-mij) dan hou je dat natuurlijk vast. Als je ideeën hebt als ‘zonder angst, zonder verlangen naar genot, zonder ego, zonder, dit of dat, ben ik niet mezelf, dan hou je dat natuurlijk vast.
De sutta’s geven aan dat als je iets beschouwt als jezelf of als iets wat jezelf toebehoort (bijvoorbeeld een gezond lichaam, kracht, geluk), en er verandert wat op dit vlak, dan raak je aangedaan. Het is hechten via beschouwing: ‘dit is van-mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'. (SN22.1, SN22.8(2), SN38.12, SN45.173)
De kern van deze beschouwingen is dat er een soort obsessie is met de volgende gedachten: ‘Ik ben rupa, rupa is van-mij’ Idem met vedana, sanna, sankhara of vinnana. Dus de visie dat je bent wat je ervaart of dat wat je ervaart van-jou is, je toebehoort. Dat zijn denk ik de voornaamste. Deze visies worden ook het meest besproken in de sutta’s.
Het is niet moeilijk in te zien dat als we iets aanzien voor onszelf of wat onszelf toebehoort, dat we het vasthouden en zo willen handhaven. Maar het is ook niet moeilijk in te zien dat dit helemaal niet kan. Zowel op lichamelijk als mentaal vlak is alles veranderlijk, instabiel, en kunnen we zaken niet handhaven zoals we willen.
Als we dit wel willen, zadelen we onszelf op met een lijdenslast. Hoe sterker we ons identificeren met wat we ervaren of dat zien als iets wat ons toebehoort, hoe meer aangedaan we raken als er wat verandert op dit vlak. (SN22.8(1+2)).
Zo is sakkaya ditthi een keten en verbonden met lijden.
Talloze sutta’s benadrukken dus ook dat we op dit vlak van beschouwen, van visie, ditthi, een inspanning moeten leveren om het anders te gaan leren zien. Deze keten is sterk in iedereen. Om deze lijdenslast te verminderen en zelfs te elimineren moeten we hier iets aan doen.
Als sakkaya ditthi verdwenen is (dat kenmerkt de eerste vrucht van sotapanna, stroom-intrede) zijn die beschouwingen verdwenen en ben je niet meer zo mentaal aangedaan als er iets verandert op het vlak van lichaam en geest (SN22.1). Maar je bent nog niet volledig onthecht van rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana want gehechtheid is er niet alleen via visie, maar ook via verbeelding (deel 3). Het is meer dat je realistischer bent geworden. Een stuk ontnuchterd.
Op het vlak van visie dienen we dus rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana niet meer te beschouwen als onszelf of als iets wat onszelf toebehoort. Maar ook niet dat je zelf er los van bent of in bent opgenomen.
Hoe je dit nou voor elkaar krijgt, is onderwerp van de volgende post.
Navigatie
[0] Berichtenindex
[#] Volgende pagina
Naar de volledige versie