Siebe,
Je vraagt mij het onmogelijke. Ik kan enkel maar verwoorden hoe dat ik het aanvoel, maar het probleem is dat dit zelden past in hoe dat jij woorden gebruikt en dus blijven we naast elkaar praten.
Kennen/gewaarzijn/bewustzijn/waarnemen zijn niet hetzelfde, en toch worden ze vaak door elkaar gebruikt. En niet alleen dat, ze krijgen ook nog eens andere betekenis in andere contexten, wat het helemaal verwarrend maakt.
Daarom moet je teksten lezen met een bijna poëtische geest, als je een stuk poëzie leest, gaan de woorden ook een betekenis krijgen door de context. Ook poëzie verwijst naar wat niet in woorden uit te drukken valt, het tracht je mee te nemen naar daar waar de woorden uit opgekomen zijn. Als je je naar daar laat meevoeren, krijg je een gevoel van waar er naar verwezen wordt, dan zit je niet meer vast aan vaste betekenissen van woorden. Je moet bepaalde woorden leren voelen, voelen naar waar ze verwijzen. Als ik bijvoorbeeld zeg dat ik een glas water voor mij heb staan, dan heb ik het over inhoud, de inhoud van het glas. Als ik zeg dat water oneindig is, dan heb ik het over de aard van water, dat steeds verandert, verdampt, wolken vormt, weer uitregent, ijs, en sneeuw wordt, weer smelt, weer naar de oceaan vloeit en daar weer verdampt, en ga zo maar door. Het gaat steeds over water, maar de ene keer als een inhoud, en de andere keer als de aard ervan. Zo is het ook met vele van deze woorden. Voel de betekenis, voel ze, bedenk ze niet, het denken kan zich enkel met inhouden bezig houden.
Laten we eerst deze twee vormen van hetzelfde woordgebruik goed duidelijk krijgen.
Kennen zoals we het meestal gebruiken slaat meestal op inhoud, het kennen van iets, het kennen van dingen, maar het zuivere kennen van de citta slaat hier helemaal niet op, het gaat om het kennen van de aard van de dingen, niet om de inhouden. Het gaat om het kennen van de anatta, de anicca en de dukkha van de dingen, dat is wat het zuivere kennen van de citta kent, het kent geen gedachten, gevoelens, percepties, maar de aard van dit alles. Dit kennen van de citta is een direct kennen, zonder omweg van het denken, het gewone kennen is via het denken en kan enkel concepten kennen. Het is maar als er een kennen ontstaat van de dingen zoals ze werkelijk zijn (niet de concepten ervan) dat er zien met wijsheid is.
Eenzelfde woord, kennen, maar uiteenlopende betekenissen, omdat ze wel iets gelijkaardigs hebben, het gaat om het herkennen, maar in het eerste geval gaat het om het herkennen van concepten, en in het andere geval van het herkennen van de ware aard van wat met direct gewaar is (zonder omweg van het denken). Het eerste gebeurt met het denken, het andere gebeurt met zuiver gewaarzijn, gewaarzijn die kennend is geworden.
Gewaarzijn (zonder voorvoegsel) is op zich niet kennend, niet kennend in de zin van zuiver kennen, noch kennend in de vorm van kennen van objecten. Gewaarzijn is gewoon gewaar zijn, iets dat spontaan gaat, zonder enige moeite, zonder enige gerichtheid. Gewaarzijn is ook niet hetzelfde als bewustzijn, bewustzijn is gericht, bvb. gericht op het auditieve, gericht op gedachten, gewaarzijn maakt deze gerichtheid mogelijk, maar is zelf niet gericht. In je voorbeeld van de trein dat je vaak aanhaalt is gewaarzijn dat wat alles ziet voorbijgaan, maar "jij" ziet bewust maar dat waar je focus naar uitgaat. Ik zou gewaarzijn en kennen dus echt niet door elkaar halen, kennen, in de zin van inhoud van de geest kennen, gebeurt niet door gewaarzijn, maar eerder door bewustzijn. In je voorbeeld van het strelen van de huid zou het zuiver voelen hiervan op zich gewaarzijn zijn, maar we ervaren dit zuiver voelen niet, omdat we in de inhouden verdwaald zijn, we zijn verdwaald in het bewustzijn, het is bewustzijn die de verschillende momenten van bewustzijn samenvoegt tot één geheel, één concept. Gewaarzijn is gewoon wat dit mogelijk maakt, maar gewaarzijn doe je niet, dat gebeurt van zelf, het bewust worden van dit gewaarzijn is wat je doet, of wat ontstaat en dat is niet constant (gewaarzijn ook niet, maar flikkert zo niet), dat is één en al geflikker en tacktiel bewustzijn maakt van al die losse flarden één geheel, een concept en het is dat concept dat herkend wordt, gekend wordt.
M.a.w. bewustzijn ziet alleen maar concepten. Gewaarzijn is zich van alles gewaar, maar is niet bewust. Gewaarzijn gebeurt vanzelf, zonder enige moeite, maar bewustzijn is het gerichte, het samenstellende en uitsluitende, opdelende, dat wat er conceptuele gehelen van maakt die dan worden waargenomen.
Waarnemen is dus ook niet gewaarzijn. Waarnemen is wat jij kennen van de sensaties, gedachten noemt, vermoed ik. Dat is een kennen in de zin van kennis, kennis nemen van, concepten maken, vergelijken met herinneringen, identificeren en dergelijke, dat is waarnemen, waarnemen is louter conceptueel, we nemen enkel onze concepten waar. Met concepten kan je conceptuele kennis opdoen. Ach, maar dat heeft niets met het kennen van zuiver gewaarzijn te maken. Laat dit alsjeblieft duidelijk zijn.
Wat jij kennen noemt, bvb. het kennen van een sensatie, heeft niets, maar dan ook niets te maken met het kennen van de aard van alles. Wat jij kennen noemt, noem ik conceptualisering. Het kennen van de ware aard van alles, is eerder een zien, een direct zien, direct, zonder omweg van het denken, een met wijsheid zien.
Dus ik herhaal: gewaarzijn is op zich niet kennend (niet wijs). Daarom een baby heeft al gewaarzijn, maar in een baby is er geen in wijsheid zien (het kennen van de zuivere citta). Er is zelfs nog nauwelijks bewustzijn in een baby, alles loopt nog door elkaar tackiel, audititief, enzovoort, een beetje zoals wij kunnen ervaren in een drugs-trip, waar je naar het schijnt kleuren kan proeven en geuren kan voelen. Het bewustzijn gaat al deze gewaarwordingen uit elkaar halen en uit filteren, bewustzijn focust, focust flikkerend, maar presenteert het resultaat van het geflikker als een consistente waarneming, waarneming gebeurt door vergelijking, door geheugen en labeling. Daarom wordt wel eens gezegd: eens het kind een vogel heeft leren zien, ziet het nooit geen vogel meer, maar ziet het enkel nog het concept vogel.
En ik herhaal: door dat we enkel onze concepten zien, kennen (in de zin van inhouden), raken we zo afgescheiden van de werkelijkheid dat we weer op zoek gaan naar direct kennen, kennen zonder tussenkomst van het denken, dit kan maar door gewaarzijn terug te ontdekken, eigenlijk is wat we dan doen het gewaarzijn dat er al was en er al was als kind, verlichten met kennen (maar geen kennen van de dingen, geen kennen door het flikkerend bewustzijn), een direct kennen, een zien met wijsheid, dan wordt gewaarzijn kennend en kan gewaarzijn direct zien (dus niet via het denken) dat alles anatta, anicca en dukkha is, sampojanna dus.
En ja, dit alles valt in het domein van het geconditioneerde. Bewustzijn is zeker geconditioneerd, gewaarzijn ook, want het is maar door contact met een geconditioneerd lichaam en een geconditioneerde geest dat er gewaarzijn kan zijn. Ik zou zelfs stellen dat kennen ook geconditioneerd is, want als er (her)kennen is, is er iets wat her(kent) en dus anatta, anicca, alleen dit soort kennen, dit zuiver kennen, kent geen dukkha meer, omdat het de aard van wat het kent doorzien heeft als anatta, anicca en dukkha en dus de hechting eraan is weggevallen.
Maar er is nog subtiele hechting aan de kenner van dit alles, omdat de anatta en de anicca ervan nog niet doorzien is, de dukha is al (grotendeels) weg, maar niet voorgoed, want als de anatta en anicca ervan ook niet doorzien is, dan is wedergeboorte niet doorsneden, dan volgt er onheroepelijk opnieuw hechting aan een volgend lichaam, en dus ook dukkha.
Daarom het kennen zelf, zelfs het zuivere kennen, moet volgens mij ook nog met wijsheid gezien worden als anatta en anicca, wat dan overblijft noem ik daarom potentie tot kennen, omdat het niet meer in ken-modus is (ken-modus is: ik ken iets), maar die Thai meesters noemen dat de "kennende natuur" van de citta, de natuur tot kennen, klinkt voor mij poetisch niet anders dan de "potentie tot kennen". Het kennen gebeurt door deze citta, sowieso, dus de citta kent wel, maar in het kennen is het al geconditioneerd, tenzij het kennen zijn eigen anatta en anicca kent, tenzij kennen zijn oorsprong kent (nl. de potentie tot kennen), dan is er wel kennen, maar geen gecondtioneerde reactie meer op dat kennen en is er dus geen hechting meer aan dat kennen en is er dus geen enkele hechting meer, is gewaarzijn dus helemaal op gelicht (verlicht). Er is dan, hoewel nog kennen (nog in de wereld zijn) geen hechting meer (geen van de wereld meer zijn, geen ik, geen mijn, geen zelf) aan dit kennen, en als het dan wegvalt in zijn potentie (niet meer in ken-modus, in zijn kennende natuur, in zijn potentie tot kennen, in zuiver Citta), parinibbana dus, dan volgt er geen nieuwe geboorte meer, dan blijft enkel het ongeconditioneerde over, zuivere Citta, kennende natuur, potentie tot kennen, maar zonder geconditioneerde verschijningsvorm.
Ik vrees dat het alleen maar nog meer verwarring zal geven, voor mij echter niet, mijn excuses hiervoor, want dit lijkt wel een last voor jou.