Het tart dus blijkbaar elke voorstelling wie/wat de Tathagata/Boeddha/Arahant is. Hij is niet de khandha’s individueel bekeken, noch de khandha’s gezamenlijk. Noch is hij er in te vinden, noch staat hij er volledig los van. Het lijkt er op dat het een redelijke veilige conclusie is dat de aard van de Boeddha/Tathagtata
niet te beschrijven is met onze gebruikelijke termen, zoals: ‘dat lichaam daar, die vorm, dat is nou de Tathagata of de arahant’.
De onbeschrijfelijke, ongrijpbare aard van de bevrijde (geest) is ook onderwerp van Sn V.6, genaamd, Upasiva’s vragen. Hieronder de sutta [bron:
www.sleuteltotinzicht.nl. Sutta vertaald door Peter van Loosbroek-Ananda].
-“Toen stelde de brahmaanse student Upasiva zijn vragen:
1069. "Man van Sakya," zei hij, "het is niet mogelijk voor mij om de grote oceaan alleen en zonder hulp over te steken. U bent het oog dat alles ziet; vertel mij alstublieft wat ik kan gebruiken om de oceaan over te steken."
1070. De Meester vertelde Upasiva: "Gebruik deze twee dingen om de oceaan over te steken: de waarneming van 'niets-heid' en het gewaarzijn dat 'er niets is'. Geef alle zintuiglijke geneugten (
kama tanha) op en wees vrij van twijfel (
vicikiccha) zodat je begint te zien en te verlangen naar het einde van begeerte (tanha)."
1071. "Meester," zei Upasiva, "als een mens vrij is van begeerte met betrekking tot alle geneugten en zich verlaat op niets-heid, en hij laat al het andere gaan, dan is hij bevrijd in de hoogste vrijheid van waarneming. Zal hij dan permanent daar blijven en niet meer wederkomen?"
1072. "Als een mens vrij is" zei de Boeddha, "van alle zintuiglijke begeerten en zich verlaat op niets-heid, is hij vrij tot de uiterste vrijheid van waarneming. Hij zal daar blijven en niet meer terugkeren."
1073. "Meester, u heeft het oog dat alles ziet", zei Upasiva. "Als deze mens vele jaren in deze staat verblijft zonder terugkeren, zal hij daar dan bekoeld en bevrijd zijn door zichzelf? Zeg mij, wat voor een soort van bewustzijn zal er dan nog bestaan voor zo'n persoon?"
1074. "Het is als bij een vlam die door een plotselinge windvlaag wordt neergehaald", zei de Boeddha. "In een flits is zij uitgegaan en is er niets meer van terug te vinden. Hetzelfde is het als bij de wijze die bevrijd is van mentale bestaansvormen: in een flits is hij uitgegaan en er is niets meer van hem terug te vinden."
1075. "Alstublieft, verduidelijkt u dit voor mij, Eerwaarde Heer", zei Upasiva. "U, een wijs man, kent precies de weg van hoe deze dingen werken: is de man verdwenen, bestaat hij simpelweg niet meer, of is hij in een staat van eeuwigdurend welzijn?"
1076. "
Als een persoon uitgeblust is, dan is er niets meer waarmee u hem kunt meten. Dat, wat men over hem kan zeggen bestaat voor hem niet langer meer; je kunt ook niet zeggen dat hij niet bestaat. Wanneer alle wegen van bestaan, alle fenomenen zijn verwijderd, dan zijn alle manieren om dat te beschrijven eveneens verwijderd."
Dit sluit denk ik ook aan op de sutta AN4.173 die ik hieronder heb vertaald
AN4.173. Aan Kotthita
Toen ging de eerwaarde Maha Kotthita naar de eerwaard Sariputta en bij aankomst begroeten ze elkaar hartelijk. Na deze vriendelijke en beleefde uitwisseling ging hij terzijde zitten. Terwijl hij daar zat, zei hij tegen de eerwaarde Sariputta, “Met het zonder enig overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media [zicht, horen, ruiken, proeven, aanraken, intellect] is het dan zo dat er dan [nog] iets anders bestaat?”
[Sariputta:] “Zeg dat niet, mijn vriend.”
[ Maha Kotthita:] “Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er niets anders bestaat?”
[Sariputta:] “Zeg dat niet, mijn vriend.”
[ Maha Kotthita:] “Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er zowel iets anders bestaat, als niet iets anders bestaat?”
[Sariputta:] “Zeg dat niet, mijn vriend.”
[ Maha Kotthita:] “Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er noch iets anders bestaat, noch niet iets anders bestaat?”
[Sariputta:] “Zeg dat niet, mijn vriend.”
[Maha Kotthita:] “Als je gevraagd wordt of, met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media, er iets anders bestaat, zeg je, ‘Zeg dat niet, mijn vriend’. Als je gevraagd wordt of er met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media niets anders bestaat, zeg je, ‘Zeg dat niet, mijn vriend’. Als je gevraagd wordt of er met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media zowel iets anders bestaat, als niet iets anders bestaat, zeg je, ‘Zeg dat niet, mijn vriend’. Als je gevraagd wordt of er met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media noch iets anders bestaat, noch niet iets anders bestaat, zeg je, ‘Zeg dat niet, mijn vriend’. Welnu, wat is de betekenis van je woorden?
[Sariputta:] “De verklaring, ‘Met het zonder enig overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media [zicht, horen, ruiken, proeven, aanraken, intellect] is het dan zo dat er iets anders bestaat?’, objectiveert niet-objectiveerbaarheid. De verklaring, ‘Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er niets anders bestaat?’ objectiveert niet-objectiveerbaarheid. De verklaring, ‘Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er zowel iets anders bestaat, als niet iets anders bestaat’, objectiveert niet-objectiveerbaarheid. De verklaring, ‘Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media is het dan het geval dat er noch iets anders bestaat, noch niet iets anders bestaat?’, objectiveert niet-objectiveerbaarheid. Hoever de zes contact-media gaan, dat is [ook] hoever objectiveerbaarheid gaat. Hoever objectiveerbaarheid dan ook gaat, dan is [ook] hoever de zes contact media gaan. Met het zonder overblijfsel stoppen en verdwijnen van de zes contact-media, komt er [ook] het stoppen, het bedaren van objectiveerbaarheid”. [bron:
https://suttacentral.net/en/an4.173]
Er is dus een grens aan wat je kunt meten, aanduiden, verwoorden. Die grens is kennelijk datgene wat met de zes zintuigen kan worden waargenomen. Dat wat dit overstijgt, dat is niet objectiveerbaar. Dit betekent echter niet dat datgene wat je niet kunt meten, objectiveren, niet te kennen is. Je kunt daar alleen niet van zeggen dat het zus is of zo is, rood, blauw, vierkant, groot, klein, vredig, eeuwig, hier of daar etc. want dat zijn allemaal aanduidingen die tot het zintuiglijke domein behoren, tot de conventionele werkelijkheid. Iets wat voorbij dit domein ligt dat kun je ook niet meer duiden met conventionele termen.
Dit lijkt ook aan te sluiten op de aard van de Arahant, de Boeddha of Tathagata, in de betekenis van de bevrijde geest. Deze lijkt zich ook aan objectivering te onttrekken.
Dat er ook iets gekend kan, en zelfs begrepen dient te worden als de zintuigen eindigen en waarnemingen van vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en mentale verschijnselen ook eindigen, is onderwerp van SN35.117.
https://suttacentral.net/en/sn35.117.
Men moet ook die basis begrijpen waarbij de zes zintuiglijke bases zijn geeindigd.
Het is dus niet zo dat de grens van het kenbare samenvalt met de grens van wat zintuiglijk kan worden waargenomen.
Wat/wie de Tathagata/Arahant/Boeddha dan is? Het lijkt er op alsof bepaalde teksten dus aangeven dat zoiets voorbij de mogelijkheid ligt om te duiden, uit te spreken, te objectiveren. Alles wat je normaal tot een persoon rekent; lichamelijkheid, mentale formaties, bewustzijn, wil, verlangens etc., op die manier is een Tathagata/Arahant/Boeddha niet meer te rekenen of te beschouwen.
Maar is die aard onkenbaar? Nee, dat lijkt me niet. Ik denk dat je veilig kunt zeggen dat we zullen begrijpen wie/wat de Boeddha is zodra we zelf bevrijding realiseren.
Wordt vervolgd.