Vergelijking van de levensvisie van Makkhali Gosala en de leer van de BoeddhaNiet-causaliteitHet lijkt er op dat Makkhali Gosala onderwees dat het lot, iemands eigen aard, en de omstandigheden bepalen wat er met iemand gebeurt, wat iemand overkomt.
In de levensvisie van de Boeddha creeert een mens/wezen voor een groot deel eigenlijk zelf zijn/haar eigen ‘bestemming’ (toekomst) en die ligt niet van te voren vast. We geven met onze gewilde morele en immorele daden zelf vorm en richting aan onze eigen toekomst of bestemming.
Hoe geven we dan via die daden vorm en richting aan onze eigen toekomst? Donker kamma, wandaden verrichten zoals: doden, stelen, seksueel wangedrag, liegen, tweedracht zaaien, zinloos kletsen, grof taalgebruik, handelingen onder invloed van hebzucht, van kwade wil en verkeerde visies resulteren in ellende, tegenspoed, in lijden, in dit en/of volgende levens. Het kan na de dood leiden tot een weder geboorte op een ellendige plek, in een hel bijvoorbeeld. Zulke morele wandaden wortelen in lobba (hebzucht), dosa (haat) en begoocheling (moha). Moha is altijd aanwezig bij wandaden.
Het bewust onthouden van deze wandaden is een positieve daad, licht kamma. Dit resulteert in positieve ervaringen, ervaringen van geluk, voorspoed, welvaart in dit leven als mens en na de dood. Heilzame daden die heilzaam vrucht dragen, wortelen in alobha, adosa en amoha. Over licht en donker kamma zie AN4.233, AN4.235 en AN4.236.
Zo hebben we via daden in vorige levens vormgegeven aan de toekomst en zijn nu als mens weder geboren in bepaalde omstandigheden en met een bepaalde bagage bij ons. En nu in dit leven als mens zijn we ook bezig vorm en richting te geven aan de toekomst via daden nu. Makkhali ontkende kennelijk deze werkzaamheid van daden (kamma en kamma-vipaka).
In de leer van de Boeddha is iemand ook niet vooraf bestemd tot een bepaalde hoeveelheid ellende of geluk maar wordt ook dit oorzakelijk verklaard via morele en immorele daden. De Boeddha vatte dit zo samen: “ wezens zijn eigenaren van hun daden (kamma), erfgenamen van hun daden; zij zijn gevormd door hun daden, zij zijn verbonden aan hun daden, zij hebben hun daden als hun thuisbasis. Het is door de daad waardoor wezens minderwaardig of voortreffelijk zijn.”
Als het ging om het verklaren van de grote verschillen die we zien tussen mensen; de ene is mooi en een ander lelijk, de ene lang levend en de andere kort, de ene ziekelijk en de ander gezond, de ene onbeduidend en de ander invloedrijk, de ene welvarend en de ander armoedig, de ene dommig en de ander wijs, de ene van hoge komaf en de ander van lage komaf, verklaarde de Boeddha dit door verrichte activiteiten in dit of vorige levens, door kamma. Zijn belangrijkste verklaring voor de grote verschillen die we zien tussen mensen is dus de morele en immorele daden we verrichten of verricht hebben (MN135). De Boeddha gebruikte het lot niet als een verklaring zoals Makkhali Gosala kennelijk deed. Volgens mij bestaat dit fatalisme ook nu nog wel.
Geen oorzaak of voorwaarde van de bezoedeling en zuivering van wezensMakkhali Gosala en ook Purana Kassapa (zie deel 1C) deelden kennelijk de visie dat wezens zonder oorzaak en voorwaarde worden bezoedeld en gezuiverd. De Boeddha erkende echter wél een oorzaak of voorwaarde voor de bezoedeling en zuivering van wezens. Een sutta waarin dit thema wordt uitgewerkt is SN22.60.
Wat is volgens deze sutta de oorzaak of voorwaarde dat wezens zichzelf bezoedelen? In mijn eigen woorden kort samengevat: ervaringen gaan niet alleen maar gepaard met lijden maar ook met plezier. Daarom raakt men er verkikkerd op, door geboeid en raken we bezoedeld. Begeerte ontstaat en neemt toe, gehechtheid neemt toe. Allerlei onheilzame staten nemen toe. Zo bezoedelt een wezen zichzelf door diens verlangen naar plezier.
Wat is de oorzaak en voorwaarde van zuivering van wezens in de leer van de Boeddha? Ervaringen gaan niet alleen gepaard met plezier maar ook met lijden. Als iets gepaard gaat met lijden, krijgt men er geen zin meer in. Men wordt dat zat. Als deze weerzin ontstaat, wordt de geest passieloos. Door passieloosheid verdwijnt gehechtheid en worden wezens gezuiverd.
Dit mechanisme wordt in talloze sutta’s beschreven. Geest zal zich afkeren van het geconditioneerde en daarin niet meer diens heil en toevlucht zoeken als ie de drie kenmerken van dit bestaan goed tot zich laat doordringen, anicca, dukkha en anatta. De passieloosheid die dan zal ontstaan wordt de voorwaarde van zuivering.
Dus de Boeddha erkent juist wel een oorzaak en voorwaarde voor de bezoedeling en zuivering van wezens, terwijl Makkhali Gosala dat niet deed.
Een duidelijk voorbeeld van bezoedeling vind ik verslaving. Zie hoe het verlangen naar plezier of naar iets wat je eigenlijk niet bent, iemand volledig kapot kan maken. Het kan een mens lichamelijk en geestelijk ruineren. Eenmaal verslaafd zwakt ook je moraal af. Je gaat eerder wandaden verrichten om toch maar aan je trekken te komen. De Boeddha zag volgens mij haarscherp de nadelen en het gevaar van de neiging jezelf te willen belonen met iets wat een aangenaam gevoel of staat oplevert. Het zoeken naar zintuiglijk genot lijkt iets onschuldigs maar het kan uitmonden in grote ellende.
Wezens zijn zonder vermogen, wilskracht, heerschappij en energieEen belangrijk aspect in de leer van Makkhali Gosala is ook dat wezens volgens hem eigenlijk krachteloos zijn, zonder energie, zonder enige wilskracht, dus zonder macht en heerschappij.
De leer van de Boeddha gaat niet mee in dit extreem. Oke, wezens zijn niet volledig onder controle. Zintuiglijke prikkels ontstaan bijvoorbeeld ‘vanzelf’, en dat triggert ook vanzelf bepaalde latente neigingen en mentale formaties (mano sankhara). We doen dit niet zelf of welbewust. We sturen dit niet zelf aan. Er is niet een zelf dat dit verkiest.
Maar we zijn ook niet zonder vermogen en wilskracht. We kunnen de kracht van mindfulness (sati) en wijsheid (panna) gebruiken om, als formaties eenmaal op geconditioneerde wijze zijn ontstaan, er handig mee om te gaan. We kunnen onheilzame formaties identificeren, niet voeden, niet versterken, niet op ingaan. We kunnen heilzame formaties voeden, cultiveren. We zijn niet zonder macht en ook niet zonder wilskracht.
Als we een langere tijd leren vaardig om te gaan met automatisch opkomende formaties, dan zullen er ook veranderingen plaatsvinden op het vlak van onderliggende neigingen. We kunnen onze energie inzetten om constant werk te maken van het beteugelen van onheilzame neigingen en voortdurend energie aanwenden heilzame staten te ontwikkelen en cultiveren (juiste ijver).
De leer van de Boeddha is ook wat dit betreft heel anders dan die van Makkhali Gosala omdat het juist wilskracht en vermogens erkend te bestaan. Het onderricht noemt vijf vermogens: vertrouwen, mindfulness, energie, concentratie en wijsheid. Een mens kan die aanwenden, sterk maken, toepassen. We kunnen zo onze eigen toekomst een bepaalde vorm en richting geven en zijn niet overgeleverd aan het lot, onze eigen aard of omstandigheden, zoals Makkhali Gosala kennelijk wel vond. We kunnen zelfs onze eigen aard, in de zin van onze persoonlijkheid of verzameling neigingen, zelfs veranderen. Dit wordt beschreven in:
http://www.boeddhaforum.nl/index.php?topic=2120.0Dus ook op dit belangrijk aspect had de Boeddha eigenlijk een tegengestelde visie dan Makkhali. Het zal wel duidelijk worden waarom de Boeddha ook zo streng over Makkhali oordeelde. Diens fatalisme was de Boeddha kennelijk een doorn in het oog.
Pijn en Plezier zijn (al) afgemetenHet lijkt er op dat in de ogen van Makkhali Gosala de hoeveelheid pijn en plezier die iemand moet meemaken van te voren ook al vastligt. Als een kluwen touw dat zich ontrolt. Kennelijk is het al afgemeten.
Dat idee past denk ik wel in een fatalistische leer.
Dit is niet wat de Boeddha onderwijst. De belangrijkste oorzaak of voorwaarde voor prettige en onprettige ervaringen is in de leer van de Boeddha onze eigen morele en immorele daden, kamma. Donker kamma, het kamma van doden, stelen, liegen en andere wandaden dat zal in principe leiden tot onprettige ervaringen in dit of anders wel volgende levens. Licht kamma, het kamma van het bewust onthouden van doden, stelen, liegen en andere wandaden zal in principe leiden tot prettige ervaringen in dit of anders wel volgende levens.
Dit alles ligt niet vast door het lot of onze eigen aard of omstandigheden. We zijn niet machteloos, niet zonder wilskracht en zonder enige vermogen. We kunnen onze vermogens en intelligentie inzetten om te helpen een betere, heilzamere toekomst voor onszelf (en anderen) te scheppen met minder lijden. Pijn en plezier zijn niet vooraf al afgemeten en onze toekomst ontrolt niet als een stuk touw maar we geven hier zelf vorm en richting aan, hoofdzakelijk, door onze (morele en immorele) activiteiten met lichaam, spraak en geest.
Verwerpen van ConventiesAls Bodhisattva oefende de Boeddha ook de praktijken van de Ajivaka’s. Dit wordt duidelijk bij het lezen van MN12§45. Hij liep ook naakt rond, verwierp conventies, likte aan zijn handen, kwam niet wanneer daar om gevraagd werd etc. Later wees hij deze levenswijze af die ook uit strenge ascese bestond. Hij zag in dat het onvruchtbaar is omdat het niet leidt tot enige boven-menselijke kennis die de wijzen waardig achten (MN36).
Dit voor wat betreft een vergelijking van de levensvisie van Makkhali Gosala met de leer van de Boeddha. Hiermee komt ook een einde aan de bespreking van de eerste visie die het heilige leven loochent, die van Makkhali Gosala, en die fatalistisch wordt genoemd.
In de volgende post wordt de levensvisie van Ajita Kesakambali belicht. Hij wordt een materialist genoemd.