Forum > Diep tekstonderzoek Siebe
Vier Condities die leiden tot een Vrucht
teksten Siebe:
Vier condities die vervuld dienen te worden om een vrucht te realiseren
Inleiding
Ik denk dat we ons allemaal wel eens afvragen wat tot de vier vruchten (sotapanna, etc.) leidt, toch? Wat moeten we hiervoor doen en laten?
De teksten laten ons niet zwemmen. Ze onderscheiden vier zaken, vier condities, die vervuld dienen te worden om de vrucht van stroom-intrede en de andere vruchten te realiseren. (DN33§1.11(13), SN55.5/10/50), SN55.55-58)
Welke vier condities?
- Omgaan met goede of superieure mensen (sappurisa-samseva),
- De ware Dhamma horen (saddhammasavvanaṃ)
- Wijze of zorgvuldige aandacht (yoniso manasikara),
- De Dhamma beoefenen in overeenstemming met de Dhamma (dhammanudhamma-patipatti).
Wanneer deze vier condities zijn vervuld, leiden ze ook tot de groei van wijsheid. (SN55.62-74, AN4.248).
Ze worden ook opgesomd als de vier dingen die een mens behulpzaam zijn. (AN4.249)
Wat betekenen deze condities? Wie zijn bijvoorbeeld die zogenaamde goede of superieure mensen? Wat wordt bedoeld met de ware Dhamma? Wat is zorgvuldige aandacht en hoe beoefenen je dan de Dhamma overeenkomstig de Dhamma?
Het leek me goed eens uit te zoeken wat de Pali sutta’s hierover onderwijzen en dit hier te delen want dat haalt mogelijk ook twijfels weg. Ik hou bij de bespreking bovenstaande volgorde aan.
Ik hoop dat jullie het leerzaam vinden en er wat aan hebben. Ik breng deze serie posten niet als leraar. Als jullie vragen en of opmerkingen hebben, willen jullie dan een aparte discussie-draad openen en in een link verwijzen naar deze serie posten?
In de volgende post de geraadpleegde teksten en gebruikte afkortingen.
teksten Siebe:
Bronnen:
-Digha Nikaya (DG): The Long Discourses of the Buddha, A translation of the Digha Nikaya by Maurice Walshe, 1996;
-Majjhima Nikaya (MN): The Middle Length Discourses of the Buddha, A new translation of the Majjhima Nikaya, original translation by Bhikkhu Nanamoli, translation edited and revised by Bhikkhu Bodhi, 1995;
-Samyutta Nikaya (SN): The Connected Discourses of the Buddha, A New Translation of the Samyutta Nikaya, Bhikkhu Bodhi, Volume I+II, 2000;
-Anguttara Nikaya (AN): The Numerical Discourses of the Buddha, A Translation of the Anguttara Nikaya by Bhikkhu Bodhi, 2012;
-suttacentral.net
Gebruikte afkortingen:
DN: Digha Nikaya
MN: Majjhima Nikaya
SN: Samyutta Nikaya
AN: Anguttara Nikaya
teksten Siebe:
1e conditie die vervuld dient te worden voor het realiseren van een vrucht
-Omgaan met goede of superieure personen (Sappurisasaṃsevo)
Tegengekomen vertalingen Sappurisasaṃsevo
-Associating with good people, door Sujato
-Association with good people, door Walshe
-Associating with good persons, door Bodhi in AN
-Association with superior persons, door Bodhi in SN
Het belang van omgaan met goede of superieure mensen komt heel goed tot uitdrukking in SN3.18. Daarin verklaart Ananda dat goede vriendschap de helft van het heilige leven is. Maar de Boeddha corrigeert hem en verklaart dat goede vriendschap, goede metgezellen, het hele heilige leven is. Want wanneer iemand een goede spirituele vriend heeft, is te verwachten dat hij het edele Pad ontwikkelt en cultiveert. Juiste visie gebaseerd op afzondering, hartstochtloosheid en beëindiging. Juiste intentie gebaseerd op… etc. Zo worden wezens onderhevig aan lijden vrij van lijden. (zie ook SN45.2)
Een goede vriend is in dit geval dus ook niet iedereen waarmee we een goede relatie hebben of die we graag zien. Het gaat hier toch om een bepaald slag mensen. Wie dat dan precies zijn, is onderwerp van dit eerste hoofdstukje. Ik kom er later op terug.
De eerste en belangrijkste voorwaarde voor het realiseren van een vrucht (sotapanna, etc.) is duidelijk het omgaan met goede of superieure mensen. Andere sutta’s leggen dit zo uit: Door met goede of superieure personen om te gaan, komt het volgende op gang: Je hoort ook de ware Dhamma (2e voorwaarde). Hierdoor neemt vertrouwen toe. Dat vervult weer zorgvuldige aandacht (3e voorwaarde). Dat vervult mindfulness en helder begrip. Dat leidt tot het beheersen van de zintuigen. Dat leidt tot de drie soorten goed gedrag. Dat vervult de vier vestigingen van mindfulness. Dat weer de 7 verlichtingsfactoren. Als die vervuld raken, vervult dat ware kennis en bevrijding. (AN10.61/62)
-“Ga om met ware mensen. Wanneer je met hen omgaat, hoor je de ware Dhamma, je zult oefenen in overeenstemming met de ware Dhamma....”. (MN75§25)
Dus, het omgaan met goede of superieure personen is cruciaal voor het realiseren van een vrucht omdat je via hen de ware Dhamma hoort en dan kunt oefenen overeenkomstig die Dhamma en een einde maakt aan gehechtheid en lijden. Wat zijn dit dan voor soort mensen? Dat komt even later aan bod. Eerst nog wat inleidende zaken.
Beïnvloeding
Het aspect van beïnvloeding komt in talloze sutta’s aan bod. We moeten niet onderschatten hoe we elkaar onderling beïnvloeden. Ouders maken zich ook niet voor niks zorgen met welke vrienden hun kinderen omgaan.
Iemand die met een inferieur persoon omgaat, gaat achteruit.
Iemand die met een gelijke omgaat, gaat niet achteruit.
Aanwezig bij een superieur persoon ontwikkel je je snel,
daarom dien je een persoon te volgen die superieur is aan jezelf. (AN3.26)
Omgaan met goede mensen is van grote hulp. (DN34§1.4/1.5)
Als je een vriend, metgezel, en vertrouweling bent van een goed persoon geeft dat ook bescherming. (DN33§3.3)
In afhankelijkheid van een superieur element ontstaat ook een superieure perceptie, een superieure visie, superieure gedachte, superieure intentie, superieur verlangen, een superieure wens, een superieur persoon, superieure spraak. (SN14§13)
Evenzo voor een inferieur en middelmatig element. Omgaan met superieure personen leidt ook tot superieure zaken.
Vermijden van bepaalde personen
Er zijn bezoedelingen waarvan afstand dient te worden gedaan voor vermijding. Dit verwijst onder andere naar het vermijden van omgang met slechte vrienden. (AN6.58)
Omgaan met zulke personen die veroorzaken dat onheilzame staten toenemen en heilzame afnemen, dient vermeden te worden. (DN16§1.7, MN114§48, MN2§19)
Personen moeten begrepen worden als tweevoudig. Degenen om mee om te gaan en niet mee om te gaan. Men dient meteen te vertrekken bij iemand waarvan je weet: wanneer ik met deze persoon omga, nemen bij mij onheilzame kwaliteiten toe en heilzame nemen af. Ook als ze spirituele ontwikkeling in de weg staan, moet je meteen vertrekken. (AN9.6).
De sutta’s zijn dus heel helder en beslist hierin. Ze drukken uit dat we vooral niet moeten onderschatten hoe beïnvloedbaar we zijn. Dat kan positief maar ook negatief uitpakken. Het idee achter de 1e conditie, omgaan met goede/superieure mensen, berust precies hierop.
Je moet zelf de voorwaarde zien te scheppen dat je omgang krijgt met een goed of superieur persoon want zij hebben een positieve invloed, en weg blijven bij mensen die een slechte invloed op je hebben. Aan goede of superieure mensen kun je je optrekken.
Hieronder wat nadelen van het omgaan met verkeerde personen die ik tegenkwam in de sutta’s.
Nadelen van het omgaan met verkeerde personen
Je zou zinken als je op een houten plank de oceaan zou oversteken, net zo zink je als je omgaat met een lethargisch persoon. Zo iemand moet je vermijden, iemand met weinig energie. Ga om met de wijzen, met vastberaden mediteerders, met edelen die afgezonderd leven, met een constant opgewekte energie. (SN14§16)
Als je niet goede of superieure personen bezoekt dan wordt je ook niet ingewijd in en bedreven in de Dhamma en blijf je rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana zien als Ik en mijn. Hierdoor lijdt je in lichaam en geest. Er ontstaat zo aangedaanheid door hechting. Superieure personen leren de weg van onthechting, de weg naar welzijn. (SN22.1/7/43/47/81/82)
Door niet met goede personen om te gaan hoor je ook niet de goede Dhamma. Dit leidt tot een kettingreactie:. Het leidt tot gebrek aan vertrouwen, dat leidt weer tot onzorgvuldige aandacht. Dat weer tot gebrek aan mindfulness en helder begrip. Dat weer tot geen beheersing wat de zintuigen. Dat weer tot de drie soorten wandaden. Dat weer tot het sterk worden van de vijf hindernissen. En dat maakt onwetendheid weer sterker. Zo komt bevrijding en welzijn niet tot stand. (AN10.61/62)
De dwaas brengt ellende, leed en angst voort, een wijze niet. (AN3.1, MN115). Een dwaas vertoont lichamelijk, verbaal en mentaal wangedrag en een wijze goed gedrag. (AN3.6)
In de volgende post, wie zijn nou dan die goede of superieure mensen waar we omgang mee dienen te hebben om een vrucht te realiseren?
teksten Siebe:
Wie zijn die goede of superieure personen? (suppurisa) Die goede spirituele vrienden?
In het kort, de ariya of edele Sangha
“Wat is een inferieur persoon? Hier heeft iemand verkeerde visie, verkeerde intentie, verkeerde spraak, verkeerd handelen, verkeerd levensonderhoud, verkeerde inspanning, verkeerde mindfulness, verkeerde concentratie”. Dus iemand volgt een verkeerd pad naar geluk, welzijn, bescherming.
De superieure of goede persoon heeft juiste visie, juiste intentie, juiste spraak, juiste activiteit, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste mindfulness en juiste concentratie. (SN45.25)
Zo iemand heeft het juiste edele pad. Dus dat is een edele.
De persoon met verkeerde visie t/m verkeerde concentratie plus ook nog eens verkeerde kennis en verkeerde bevrijding is nog erger dan de inferieure persoon.
Superieur aan de superieure persoon is iemand die ook juiste kennis en juiste bevrijding heeft gerealiseerd. (SN45.26) Dit is dus de arahant.
Wie zijn precies de edelen of ariya Sangha, de goede of superieure personen om mee om te gaan?
…“De ariya of edele Sangha bestaat uit 8 soorten personen die verbonden zijn in vier paren in relatie tot de vier stadia van ontwaken. De twee leden van elk paar zijn degene die het stadium zelf al hebben bereikt, en degene die het pad betreden heeft dat onomkeerbaar tot dat stadium leidt…” (Bodhi, AN, Inleiding, blz. 55).
Dus, de acht edele personen behorend tot de ariya Sangha zijn: a. de vertrouwen-volgeling en de dhamma-volgeling. Beide zijn op het onomkeerbare pad naar de vrucht van sotapanna, zij oefenen voor die vrucht maar hebben die nog niet gerealiseerd. b. De sotapanna. c. Degene die oefent voor de vrucht van sakadagami (sakadagami anugami). d. De Sakadagami. e. Degene die oefent voor de vrucht van anagami (anagami anugami). f. De anagami. g. Degene die oefent voor de vrucht van arahantschap (arahant anugami). h. De arahant. Alleen deze laatste heeft aanvullend op het edele 8-voudige pad ook nog eens juiste kennis (samma nana) en juiste bevrijding (samma vimutti).
Dit zijn dus allemaal goede of superieure personen (sappurisa). (DN33§3.1, AN8.59/60).
Dit zijn mensen waarvan je de ware Dhamma kan horen.
Iedere beoefenaar traint natuurlijk voor de vrucht van sotapanna, maar dit betekent niet dat iedereen al op een onomkeerbaar pad zit naar het sotapanna stadium, oftewel, niet iedereen is al een vertrouwen-volgeling en dhamma-volgeling en in staat de ware Dhamma over te dragen.
Hieronder wat meer info over deze twee ‘laagste’ typen van de ariya of edele Sangha.
Vertrouwen-volgeling (saddhanusari) en Dhamma-volgeling (dhammanusari)
Deze twee soorten personen zitten op het onomkeerbare pad naar de vrucht van sotapanna, stroom-intrede. Ze zullen veilig bij de andere oever aankomen. (MN34§10).
Beide personen hebben reeds het niveau van superieure personen betreden (sappurisabhūmiṃ), ze zitten al op het juiste pad (hoewel ze dus de eerste vrucht nog niet bereikt hebben, sotapanna). Ze behoren niet meer tot de wereldlingen (puthujjana). Dit betekent dat ze tot de edele Sangha behoren.
Zulke personen zijn niet in staat een daad te doen waardoor ze geboren zouden kunnen worden in de lagere werelden. Ze zijn niet in staat te overlijden zonder de vrucht van sotapanna te hebben gerealiseerd (?/). (SN25.1)
Ze zijn dus al vrij ver gevorderd maar hun vijf spirituele vermogens zijn van alle edelen nog het zwakst (SN48.13). Het zwakst zijn die van de vertrouwen-volgeling. (SN48.14/16/17/24)
Hieronder wat meer informatie over deze twee soort personen.
Vertrouwen volgeling (saddhanusarin)
Wat wordt over deze categorie personen geschreven in de sutta’s ?
Deze persoon kan nog niet de vier arupa jhana’s binnengaan, en diens asava’s zijn nog niet vernietigd door te zien met wijsheid, maar hij heeft niettemin een toereikend vertrouwen in, en liefde voor, de Tathagata. Hij heeft verder deze kwaliteiten; het vermogen van vertrouwen, mindfulness, concentratie, ijver/energie en wijsheid. (MN70§21)
Een vertrouwen-volgeling is iemand die er geloof in heeft, en vertrouwen in heeft, dat de zes zintuiglijke domeinen zelf, de zes soorten objecten van de zintuigen, de zes soorten bewustzijn die ontstaan, de zes soorten contact, de zes soorten gevoel die vanuit contact ontstaan, de zes soorten waarneming die ontstaan, de zes soorten intenties die ontstaan op basis van die waarnemingen en de zes soorten begeerte die ontstaan, niet naar je zin te handhaven is (annica), veranderlijk is, anders wordend. (SN25.1-8)
Zo ook ten aanzien van de zes elementen en de vijf khandha’s. (SN25.9/10)
Van dit type wordt gezegd dat van de vijf spirituele vermogens, het vermogen van vertrouwen (saddha indriya) overheersend is bij hen. Vertrouwen is bij hen leidend bij het ontwikkelen van het edele achtvoudige pad. Wanneer ze de vrucht van stroom-intrede realiseren, worden ze genoemd: ‘bevrijd door vertrouwen” (saddhavimutti) (MN, noot 273)
Dhamma volgeling (dhammanusarin)
Deze persoon kan ook nog niet de vier arupa jhana’s binnengaan, en diens asava’s zijn ook nog niet vernietigd door te zien met wijsheid, maar met wijsheid heeft hij een toereikende acceptatie bereikt van de onderrichting van de Boeddha door daarover te reflecteren. Hij heeft verder deze kwaliteiten; het vermogen van vertrouwen, mindfulness, concentratie, ijver/energie en wijsheid. (MN70§20)
Een dhamma-volgeling is iemand die door wijs reflecteren tot acceptatie is gekomen dat de zes zintuiglijke domeinen zelf, de zes soorten objecten van de zintuigen, de zes soorten bewustzijn die ontstaan, de zes soorten contact die ontstaan, de zes soorten gevoel die vanuit contact ontstaan, de zes soorten waarneming die ontstaan, de zes soorten intenties die ontstaan op basis van die waarneming, de zes soorten begeerte die ontstaan, niet naar je zin te handhaven is, veranderlijk is, anders wordend. (SN25.1-8)
Dit weet iemand ook ten aanzien van de zes elementen en de vijf aggregaten. (SN25.9/10)
Van dit type wordt gezegd dat van de vijf vermogens, het vermogen van wijsheid (pannaindriya) overheersend is bij hem/haar. Wijsheid leidt hen bij het ontwikkelen van het edele achtvoudige pad. Wanneer ze de vrucht van stroom-intrede realiseren worden ze genoemd: ‘attained to view” (ditthipatta). (MN, noot 273)
Dus kennelijk zijn de vertrouwen-volgeling en dhamma-volgeling beide vertrouwd met het anicca-kenmerk. Met veranderlijkheid, het anders worden, het vergankelijke, het voorwaardelijk ontstaan, even bestaan en weer verdwijnen, het niet te handhaven karakter van wat we ervaren via de zes zintuigen en alles wat dat op gang brengt.
In de volgende post concreet de voordelen van het omgaan met goede of superieure personen.
teksten Siebe:
Voordelen van het omgaan met goede of superieure personen, edelen
Omgaan met deze goede of superieure personen van de ariya Sangha is dus de eerste voorwaarde om een vrucht te realiseren. Van hen kunnen we de ware Dhamma te horen krijgen.
Superieure of goede personen leren de weg van onthechting, ze leren je het zo te zien dat rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana niet Ik of mijn is. Ze tonen zo de weg naar welzijn. Ook als rupa, vedana, sanna, sankhara en vinnana veranderen, ontstaat er geen pijn, ongenoegen, wanhoop, leed, als je het zo ziet en kent. (SN22.1/7/43/47/81/82)
Door met goede personen om te gaan komt het volgende op gang: je hoort ook de ware Dhamma. Hierdoor neemt vertrouwen toe. Dat vervult weer zorgvuldige of wijze aandacht. Dat vervult mindfulness en helder begrip. Dat leidt tot het beheersen van de zintuigen. Dat leidt tot de drie soorten goed gedrag (mentale, verbale en lichamelijke heilzame activiteit). Dat vervult de vier vestigingen van mindfulness. Dat weer de 7 verlichtingsfactoren. Als die vervuld raken, dan vervult dat ware kennis en bevrijding. (AN10.61/62)
Dus het omgaan met goede of superieure personen is eigenlijk de voornaamste conditie om bevrijding te realiseren want dit zet het wiel in beweging zeg maar.
De Boeddha corrigeerde Ananda niet voor niets toen deze opperde dat goede vriendschap het halve spirituele leven is. De Boeddha zei dat dit het hele spirituele leven is. Het hele spirituele leven, het hele Pad naar bevrijding, is gebaseerd op omgaan met edelen, mensen van spiritueel niveau, met goedheid en wijsheid die ons het Pad kunnen tonen.
Nog een laatste sutta over omgaan met de goeden:
Deva’s:
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
Wordt wijsheid verkregen, maar niet van een ander.”
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
ervaar je geen smart te midden van smart ”
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
Schijn je onder al je relaties”.
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
Gaan wezens verder naar een goede bestemming”.
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
Verwijlen wezens op comfortabele wijze”.
De Boeddha:
“Je zou alleen met de goeden moeten omgaan;
Met de goeden zou je een intieme band moeten koesteren.
Na de goede Dhamma van de goeden geleerd te hebben,
Word je bevrijd van al het lijden”. (SN1.31, zie ook SN2.21)
Samenvattend
Het is belangrijk met wie we omgaan want we zijn beïnvloedbaar. Om de vruchten van sotapanna etc. te realiseren en te groeien in wijsheid, dienen we om te gaan met spirituele vrienden die tot de edele Sangha behoren. We moeten omgang met mensen die ons negatief beïnvloeden, en alleen maar onheilzame zaken in ons opwekken of doen navolgen, vermijden.
Mensen die tot de edele Sangha behoren, kunnen ons de ware Dhamma leren die leidt tot de beëindiging van lijden, tot bevrijding. De edele is niet perse een sotapanna, dus iemand die de eerste vrucht al heeft gerealiseerd, maar er zijn ook twee soorten personen die deze vrucht nog niet gerealiseerd hebben maar toch al flink gevorderd zijn, al op koers zitten zogezegd, en waarvan we ook de ware Dhamma kunnen horen; de Dhamma-volgeling en de vertrouwen-volgeling. Zij lijken vooral goed thuis in het anicca-kenmerk van het geconditioneerde. De vertrouwen volgeling wordt vooral geleid door vertrouwen en de dhamma-volgeling door wijsheid bij het ontwikkelen van het pad.
Omgang met goede of superieure personen betekent niet dat we constant in hun nabijheid moeten zijn maar wel dat het mensen betreft met een zeker bevestigd vertrouwen in de Drie Juwelen die ons de ware Dhamma kunnen leren. Het is vooral belangrijk dat mensen met een bepaald niveau en moraliteit de ware Dhamma kunnen overdragen, en dat kan niet iedereen.
In de volgende post de 2e conditie om een vrucht te realiseren, de ware Dhamma horen.
Navigatie
[0] Berichtenindex
[#] Volgende pagina
Naar de volledige versie