In de Pali sutta's wordt wel benadrukt hoe cruciaal het is om te weten wat de Dhamma is en ook wat niet-Dhamma is.
Ik vind het vreemd dat de sutra’s zeggen dat je de Dharma moet kunnen onderscheiden voordat je kan beoefenen en de vruchten kan verkrijgen, terwijl ook word gezegd dat begrip van de Dharma pas komt bij stroom-intrede, dus de eerste vrucht. Hmm.
Dat laatste zeggen de sutta's niet Bodhiboom. Je hebt bijvoorbeeld de vertrouwen-volgeling en dhamma-volgeling. Deze type personen behoren al tot de edele Sangha. Zij zijn zogenaamde sotapanna-anugami's. Zij zitten op het pad om sotapanna te worden maar hebben die vrucht nog niet gerealiseerd.Toch zijn zij niet blind en hebben ze wel degelijk begrip van de Dhamma.
Dit begrip wordt trouwens als volgt verwoord:
Vertrouwen-volgeling:Een vertrouwen-volgeling is iemand die er geloof in heeft, en vertrouwen in heeft, dat de zes zintuiglijke domeinen zelf, de zes soorten objecten van de zintuigen, de zes soorten bewustzijn die ontstaan, de zes soorten contact, de zes soorten gevoel die vanuit contact ontstaan, de zes soorten waarneming die ontstaan, de zes soorten intenties die ontstaan op basis van die waarnemingen en de zes soorten begeerte die ontstaan, niet naar je zin te handhaven is (annica), veranderlijk is, anders wordend. (SN25.1-8)
Zo ook ten aanzien van de zes elementen en de vijf khandha’s. (SN25.9/10)
Dhamma-volgelingEen dhamma-volgeling is iemand die door wijs reflecteren tot acceptatie is gekomen dat de zes zintuiglijke domeinen zelf, de zes soorten objecten van de zintuigen, de zes soorten bewustzijn die ontstaan, de zes soorten contact die ontstaan, de zes soorten gevoel die vanuit contact ontstaan, de zes soorten waarneming die ontstaan, de zes soorten intenties die ontstaan op basis van die waarneming, de zes soorten begeerte die ontstaan, niet naar je zin te handhaven is, veranderlijk is, anders wordend. (SN25.1-8)
Dit weet iemand ook ten aanzien van de zes elementen en de vijf aggregaten. (SN25.9/10)
Dus, ik denk dat je kunt zeggen dat beide personen, elk op hun eigen manier , vertrouwd zijn met het anicca-kenmerk en begrijpen dat in geconditioneerd bestaan geen heil te vinden is, geen vrede, want alles is veranderlijk, anders wordend. Je
bezit eigenlijk nooit iets echt want het is anders wordend, en eindigt weer.
Geluk, mentale staten, ook externe zaken, je kunt het nooit echt bezitten en vasthouden zoals je wilt. Dat is nou eenmaal de aard van geconditioneerd bestaan.
Het openen van het Dhamma-oog wordt beschreven als het inzicht: Alles wat ontstaat is ook weer eindigend.
Het lijkt me dat deze twee personen daar al gevoel voor hebben.
En eigenlijk betekent anicca zien, ook dukkha zien en anatta zien.
Maar in de Pali overlevering is dit allemaal gradueel.
Een sotapanna begrijpt anicca, dukkha en anatta weer levendiger en beter dan deze twee personen.
Maar een arahant begrijpt het nog beter.
Eigenlijk is ook het openen van het Dhamma-oog gradueel in die zin dat je kunt zeggen dat bij een dhamma-volgeling of sotapanna dat oog minder open is dan bij een arahant.
Maar wat mij betreft is het oog al wat geopend als je ziet en begrijpt dat geluk/heil/bescherming zoeken in geconditioneerd bestaan (via tanha) eigenlijk zinloos is.
Hoe moet iets vrede brengen, bescherming geven, hoe kan iets een toevlucht zijn, als het toch weer eindigt? Het glipt je allemaal door de vingers. Als dit echt tot je doordringt en je een andere orientatie krijgt, als ambitie afneemt, fanatisme, gretigheid, willen bereiken, willen meemaken, etc. dan ga je de vruchten plukken. Zo wordt het beschreven.