Inleiding
Eigenlijk ben ik niet zo overtuigd van de uitleg die in het citaat van de startpost wordt gegeven, omdat ik de indruk heb, dat hier te versnipperd wordt weergegeven wat het begrip “Anatta” (of "Anatman") zou betekenen en wat dit voor een vermeende implicaties zou geven. Zeker als iemand dit leest die een aanvang neemt met de bestudering van het boeddhisme. Ik denk dat wat de Boeddha onderwees in een aantal boeken veel beter wordt beschreven en uitgelegd. Maar goed.
De context van de Boeddha
Wat veelal wordt vergeten, of nagelaten, zo ook in het citaat van de startpost van deze topic, is de context van Gautama de Boeddha. In welke samenleving leefde hij eigenlijk. Het India van zijn tijd verschilt natuurlijk in grote mate van het India van tegenwoordig. Eigenlijk is het boeddhisme vrijwel verdwenen uit India en is het hindoeïsme al langere tijd dominant. Gautama de Boeddha is zelfs opgenomen in hun goden pantheon, als negende avatar, een incarnatie van de god Vishnu. Dat dit in het boeddhisme niet als zodanig wordt erkend, lijkt me duidelijk. Toen de Boeddha na zijn Verlichting ging prediken, leefden onder andere de brahmanen met de Veda geschriften in zijn land. Zij waren de priesterkaste die de Veda’s uitlegden en alle religieuze handelingen verrichtten. In het hindoeïsme (zoals dat nu wordt genoemd in plaats van het brahmanisme e.a.) vindt men talloze goden en incarnaties van die goden. De leer van het Zelf in het hindoeïsme stelt dat het Zelf een goddelijke vonk van de god Brahman zou zijn, en dat Zelf in ieder mens verhuist voor middel van zielsverhuizing of reïncarnatie na het sterven naar een ander lichaam. Die Ziel werd en wordt “Atman” genoemd. De Boeddha leerde echter in deze context dat er geen sprake kan zijn van de verhuizing van een Atman; hij zei dat er immers geen substantieel Zelf is, dus sprak hij van een Anatman (geen Zelf). De reden van de ontkenning van het Atman is, dat Gautama de Boeddha aangeeft dat hij ontdekt heeft dat alles in deze wereld en de kosmos veranderlijk is en alles onderling afhankelijk is, niets staat op zichzelf. Er kan derhalve geen sprake zijn van een afzonderlijke goddelijke vonk die zou verhuizen naar een ander (volgend) leven (reïncarneren: opnieuw in het vlees verschijnen). Een belangrijke reden van de uitspraken van de Boeddha inzake het Anatman is dat mensen de neiging hebben om van alles een concept te maken, alsof er zelfs een substantieel Zelf en later “zelf” zou bestaan in het lichaam. En dat conceptuele denken wat ieder mens heeft, de “mind”, is opgebouwd uit talloze concepten, ideeën en meningen.
(Zelf)onderzoek
Het grote gevaar, en ook de grootste valkuil van rationele concepten is, dat ze niet de levende ervaring zijn van degenen die het rationele concept van een ander (o)verneemt. Concepten zijn eigenlijk bevroren labels, woorden, die een bepaalde lading proberen samen te vatten, te dekken als het ware. Dus de brahmanen spraken dan wel als priester over het Atman, maar dat was en is slechts een concept wat past in het conceptionele denken. De daadwerkelijke ontdekking, de werkelijke religieuze ervaring die in de Veda’s is neergelegd, ontbrak. De priesters herhaalden slechts wat in de Veda’s stond, maar hadden zelf die religieuze ervaring niet. Vandaar dat Gautama de Boeddha vaak helemaal niet wilde antwoorden op de vraag of er wel of geen zelf zou bestaan. Omdat als hij een antwoord zou geven, dit opnieuw een concept zou zijn, dat netjes zou worden ingepast in het menselijke denken. En de menselijke ‘mind’ is van nature zo ingericht, dat deze meent dat als iets “waar” is, hij of zij dan ook weet wat dat daadwerkelijk is. Maar in werkelijkheid is alle kennis geleend, door studie opgedaan en opgeslagen in je brein. Wil je echt (zelf)onderzoek doen, beoefening van de meditatie, dan is het zaak om juist het conceptionele denken los te laten. Want het conceptionele en rationele denken maakt onafgebroken associaties en vergelijkingen. En dat geeft ook een indruk dat we als zelf leven in een lichaam. Dat wordt vaak het ego genoemd, of het ik. Wanneer je echter iets als zijnde “waar” aanneemt, dan stopt onmiddellijk het (zelf)onderzoek. Want je denkt of meent dat je het “weet”. Maar dat weten is een gestold concept, eigenlijk een surrogaat, want eigenlijk weet je niets. Ik herhaal dat het (zelf)onderzoek stopt als je gelooft in wat je meent te weten. Omdat “weten” de indruk geeft dat je tot een bepaalde conclusie bent gekomen. En dan stop je met verder kijken, beschouwen, onderzoeken. Het maakt niet uit met welk idee, welk concept, welke ervaring, of wat dan ook je komt. Je meent dat je weet, dus ben je als het ware gearriveerd. Het is dus in het (zelf)onderzoek van belang om op te houden met menen dat je weet wat je denkt te weten. Of dit nu “Verlichting” is, of het “doodloze”, “citta”, “Anatman”, en ga zo maar door. De spirituele concepten, ideeën, leringen enzovoort vallen ook binnen dat bestek, en zijn wat dat aangaat niet bijzonder of anders dan andere concepten. Religieuze “ervaringen” lijken anders, maar wachten precies hetzelfde lot, namelijk dat ze verdwijnen in de tijd en vervolgens als concept van “waarheid” in iemands geest achterblijven. Wil je weten wat je bent (of niet bent)? Dan moet je dus ophouden met het aanvoeren van concepten, ideeën of wat dan ook. Al is het nog zo religieus of spiritueel. Anatman verwijst naar het feit dat er geen houvast is, geen identificatie, geen zelf of vereenzelviging, geen Zelf als goddelijke vonk. Of wat dan ook. Feitelijk is alles onafgebroken in beweging en verandering, ook wij zijn daar onderdeel van. We menen echter door de gecombineerde werking van de zintuigvelden of skandhas, zo stelde de Boeddha, dat we een zelf of Zelf in ons hebben. Maar dat is volgens Gautama de Boeddha een zottengeloof. En een geloof is een aanname, een concept, een idee. Dat kan nooit de levende en onafgebroken-in-beweging zijnde kosmos zijn.
Geen houvast
Iemand die beweert dat hij geen concepten meer heeft, hecht zich als het ware aan het geen-concepten-meer-hebben. Dat is dan zijn of haar concept geworden, wat hij of zij als “waar” beschouwt. En daar zit men weer vast in een aangenomen conclusie die haaks staat op een gedegen vorm van (zelf)onderzoek. Alle geschriften, rationele concepten, meningen, aannames, ideeën of de ontkenning daarvan zijn pogingen om een houvast te creëren. Zelfs als je meent geen houvast meer te hebben, ben je één met het concept van het geen-houvast-meer-hebben. Een identificatie of gehechtheid dus. Wat je bent, kun je niet definiëren. De reden dat Gautama de Boeddha tóch predikte, was omdat hij geen andere mogelijkheid had. Als er mensen komen, leerlingen, dan stellen ze vragen. En moet de Meester aansluiten bij het begripsniveau van de leerling. Er is geen andere manier. Maar de Boeddha kan slechts een richting wijzen, maar niet helpen. Ik neem waar dat velen menen dat ze anderen kunnen of komen “helpen”. Dat is onmogelijk. Je kunt slechts een vingerwijzing doen, door aan te sluiten bij het begripsniveau van degene die de vragen stelt. En dan is het nog maar de vraag of het zal aanslaan, want een ware Meester of Leraar zijn is een kunst en geen verworvenheid. Niet iedereen is daarvoor geschikt, al menen velen van zichzelf van wel. Stop met jezelf te presenteren als iemand die “weet”, je helpt er niemand mee. Wellicht is jouw spirituele ervaring van waarde voor jezelf, maar stap niet in de Verlichting, het doodloze of welk concept dan ook. Want je kunt een ander met die concepten niet bereiken. Doe allereerst (zelf)onderzoek, ga in de leer bij een Meester. Meen niet dat je “wetend” bent, want je bent slechts verdwaald in een concept, wat jouw conclusie is geworden. Maar die conclusie is voor een ander heel anders dan voor jou. Schep geen chaos bij de ander, laat hem of haar een eigen (zelf)onderzoek doen. Iedereen kan zelf bepalen of hij of zij op zoek zou moeten gaan naar de werkelijkheid omtrent zichzelf. Schep geen conceptueel dualiteitenkabinet, waarbij je met je “weten” bij voorbaat een afstand schept met de ander, je medemens. Door jezelf neer te zetten als wetende ten opzichte van vermeende ‘onwetenden’ schep je een dergelijke afstand, een dualiteit. En die afstand is een luchtkasteel, en kan zelfs een verdedigingswerk zijn. Een ivoren toren wellicht?