Hechten uit liefde is mogelijk, dat is het opofferingsgezinde karakter van liefde. Liefde saldeert namelijk niet. Hechting aan bv kinderen of kleinkinderen is een noodzakelijkheid om een band te hebben met hen. Wie hecht uit liefde, die is ook in staat om weer te onthechten uit liefde. De band met (klein)kinderen (of andere mensen) is een schenking.
Iets over hechten. In de lijn van voorwaardelijk ontstaan van geboorte en lijden, is hechten (tanha-upadana) een conditie dat een proces van worden op gang brengt. Als het ware het proces van opbouwen, van geestelijk construeren, van grijpen en klitten, lijmen, van aggregatie.
Hechten wordt gezien als een sterker wordende begeerte. Een geïntensiveerde passie.
Ik denk dat dit op zich niet veel te maken heeft met de gezonde bonding tussen ouder en kind.
Volgens mij is dat meer een basis voorwaarde voor sowieso een verder stabiel geestelijk leven.
Het schijnt dat als er iets niet goed gaat in die bonding, dat dit heel ontwrichtend werkt.
Iemand lijkt dan een soort basis gevoel van geborgenheid te missen.
Maar dat is niet het hechten wat Boeddha bespreekt als een factor in hoe lijden ontstaat, volgens mij.
Radicaal onthechten is in geestelijke zin mogelijk. Maar daar loopt de mens tegen een paradox op, radicaal onthechten is alleen mogelijk uit naastenliefde. De mens heeft een reden nodig om zijn gehechtheid aan de dingen op te geven. Waarom naastenliefde? Omdat de mens Ik wordt in het bijzijn van de ander. Zonder de ander kan ik geen Ik zijn, het is uitgerekend de liefde voor de ander welke een einde maakt aan egocentrisme. De oorzaak daarvan ligt in bewustzijn. Niet dat bewustzijn veranderd (dat kan niet, bewustzijn is onveranderlijk) , maar de wijze waarop Ik met bewustzijn om ga veranderd.
Ook in het niet bijzijn van een ander is er een "Ik ben" notie, lijkt me. Maar wat jij denk ik bedoeld is dat de aanwezigheid van een Ander je heel sterk zelfbewustzijn kan maken. Ongemakkelijk. Self-conscious zeggen ze in het Engels. Dat is het gevoel dat je bekeken wordt, beoordeeld, en dat geeft een ongemakkelijk gevoel. Maar ik weet wel zeker dat ook zonder die Ander, in je eentje, er een besef van Ik is. Alleen het heeft vaak niet zozeer dat ongemak van bekeken en beoordeeld worden.
Maar het gekke is ook...voor dat gevoel dat je bekeken en beoordeeld wordt, heb je ook weer niet eens een Ander nodig!
In de sutta's wordt die Ik ben notie net zo behandeld als gedachten, als emoties, als visies, etc. Het is allemaal bijkomstig aan de geest.
Je bent dat niet. Als boosheid verdwijnt, verdwijn je niet. Als gedachten verstillen, verdwijn je niet.
Net zo schijnt het verdwijnen van de Ik ben notie niet te betekenen dat je verdwijnt.
De sutta's (SN22.89) vergelijken de "Ik ben" notie met een geur van een wasmiddel dat nog lang te ruiken blijft na wassen.
Het doordringt de kleding. Net zo doordringt de geur van "Ik ben" de geest maar is er niet eigen of inherent aan.
Net zoals de geur van wasmiddel kan en zal verdwijnen, kan deze "Ik ben" geur in de geest ook verdwijnen.
De sutta's geven aan dat de aanzet hiertoe een diep doorleefd besef van de vergankelijkheid is, het komen en gaan van alles wat wordt ervaren.
Dit slijt als het ware het instinctieve Ik en mijn maken van het ervarene geleidelijk maar zeker helemaal weg.
Geest wordt als een spiegel, dan, kun je denk ik zeggen.
Alles wordt gezien, ervaren, beleefd zoals het werkelijk is, d.w.z. er wordt niks meer aan toegevoegd, ook niet tekens als 'dit ben ik, dit is van mij, dit is mijn zelf'.
Een spiegel doet dat ook niet.
Zoals ik het begrijp speelt liefde niet die rol in boeddhisme die jij het toedicht. Puur ter info.
Liefde speelt vooral een rol als liefdevolle vriendelijkheid en is als zodanig een remedie voor haat, voor kwade wil.
Om iets te accepteren, om de aanwezigheid van zaken toe te staan, is geen liefde nodig.
Gelijkmoedigheid wel. Maar je hoeft niet van iemand of iets te houden om het bestaan er van te accepteren, lijkt de boodschap.
Als je beoefent om van alles te houden of alles lief te hebben, dan beoefen je denk ik een mentaliteit.
Dit lijkt me anders dan de vrede van Nibbana.