Bron: http://digital.library.upenn.edu/women/davids/psalms/psalms.html#C-I
Door mij vertaald. Ik vond het lastig te vertalen. Oud Engels. Suggesties voor verbeteringen welkom. Therigatha, Verzen van nonnen, slot
Psalm van het Grote Hoofdstuk, Sumedha
Sumedha was dochter van koning Konca (ook koning Heron genoemd). Zij wilde haar leven wijden aan religie en zwoer zintuiglijke verlangens en genoegens af. Ze verliet de wereld en trad toe tot de bhikkhuni’s. Niet lang daarna, inzicht vestigend, en rijp voor bevrijding, verwezenlijkte ze arahantschap, met een grondig begrip van de Norm in vorm en betekenis. En nadenkend over haar overwinning, sprak ze deze triomfantelijke verzen:
Koning Heron’s dochter te Mantavati
Geboren uit diens belangrijkste gemalin, was Sumedha,
Toegewijd aan de makers van de Wet
413Een deugdzame jongedame was ze en welbespraakt,
Geleerd en goed getraind in het systeem van onze Heer.
Zij, voor wie haar ouders een geschikte partner zochten, sprak;
‘Luister nu, vader, moeder, jullie beiden!
Geheel de liefde van mijn hart is aan Nibbana gegeven.
Alles dat ontstaat is vergankelijk,
Zelfs als het de natuur van een god heeft.
Wat voor ruil is dat, dan, voor mij met het lege
Leven van de zintuigen, dat weinig geeft, veel om zeep helpt?
Bitter als het gif van slangen zijn zintuiglijke
Verlangens, waarnaar jeugdige dwazen smachten.
Voor die vele nachten in volledige misère
Rekken ze de gepijnigde levens in de rijken van ongeluk.
De kwaadwillenden, kwaaddoeners rouwen
In levens van loutering. Altijd zijn dwazen
Zonder beheersing in daad en woord en gedachte.
Oh! Maar de dwazen hebben geen weet of wil.
Ze kunnen niet bevatten wat er voor zorgt dat smart ontstaat-
Indien onderwezen, leren ze het niet; in hun ingedutte geesten
Ontwaakt de Viervoudige Waarheid niet.
Die Waarheden, O moeder, die de Ontwaakte,
De Beste, de Boeddha aan ons heeft onthuld,
Zij, de meerderheid, kennen ze niet, en ze
Verheugen zich in het weer in het bestaan komen,
En verlangen er naar wedergeboren te worden onder de goden.
Zelfs bij de goden is geen eeuwig thuis.
Behoeftig worden moet niet duurzaam zijn.
Niettemin zij, de dwaze zielen, zijn opnieuw niet bevreesd
Om ergens weer geboren te worden.
Er zijn vier manieren van akelig leven en alleen twee
manieren van voorspoed
416- en hoe moeilijk deze te verwerven!
Noch als iemand in de vier terecht komt
Is daar verzaking van
die wereld;
Lijden jullie beide opdat ik mijn wereld verzaak;
En in de gezegende onderrichtingen van de Heer,
Hij van de Tien Krachten, ongeacht wat dan ook,
Zal ik er naar streven om geboorte en dood te ontwortelen.
Hoe kan ik me verheugen in vele geboorten,
In dit armzalig lichaam, schuim zonder ziel?
Dat ik een volkomen einde mag maken aan de dorst er
Weer te zijn, lijden dat ik achter me laat.
Nu is het tijdperk van Boeddha’s! Gegaan de behoefte
Aan een kans. Het moment is daar!
O laat me zolang ik leef nooit de
Voorschriften onderschatten, noch bezwaar hebben tegen het heilige leven!’.
Zo sprak Sumedha en opnieuw: ‘Moeder en vader van mij, nooit zal ik
Als lekenvrouw mijn vasten verbreken en eten.
Ik zal hier eerder gaan liggen en sterven!’
De aangedane moeder huilde, de vader, verbijsterd
Van verdriet, wilde het uit haar hoofd praten en haar
geruststellen, zij die daar languit op de paleis vloer lag:-
“Sta op, lief kind. Waarom dit ongeluk voor jou? Je bent verloofd en aanstaande
te gaan regeren in Varanavati, met de toegezegde bruidegom
koning Anikaratta, knappe jongeheer.
Je bent bestemd zijn belangrijkste gezellin te worden, zijn koningin.
Het is moeilijk, klein kind, om de wereld te verlaten,
Moeilijk zijn de voorschriften en het heilige leven.
Als koningin zal je gezag hebben,
Rijkdom en oppergezag en weelde.
Jij die hiermee gezegend bent en jong, geniet
Van de genoegens die het leven je schenkt.
Op naar je huwelijk, kind’.
Toen antwoordde Sumedha aan hen: Nee, niet zo!
Geen ziel, geen essentie kan worden voortbrengen.
Eén van de twee zal het zijn- kiezen jullie welke:
Of laat me de wereld verlaten, of laat me sterven.
Zo, en zo alleen zou ik er voor kiezen om te trouwen.
Wat is het waard- dit lichaam smerig, onrein,
Geuren afscheidend, bron van angsten, een tas
Van huid gevuld met een karkas, ondertussen
Onzuiverheid afscheidend? Wat is het me waard die weet-
Weerzinwekkend karkas, bepleisterd met vlees en bloed,
De prooi van wormen, diner voor vogels-
Aan wie zal zo’n ding als dit gegeven worden?
Bijna gereed om naar het knekelveld gedragen te worden.
Daar wordt dit lichaam neergegooid, wanneer geest is vervlogen,
Als nutteloos houtblok, waarvan zelfs verwanten zich afkeren.
Weggeworpen het ding dat ze in bad gedaan hebben
Het voedsel van walgelijke dingen, waarvan zelfs de eigen ouders terugdeinzen,
Laat staan hun verwanten.
Ze hebben een liefde voor deze zielloze omlijsting,
Deze aan elkaar geregen beenderen en zenuwen, smerig lichaam,
Gevuld met veelvuldige afscheidingen.
Zou men het lichaam ontleden, en binnenste buiten keren,
De geur zou bewijzen zelfs voor je eigen moeder niet te verduren te zijn.
De factoren van mijn bestaan, organen, elementen,
allen zijn een vergankelijke samenstelling, diep geworteld
In geboorte, zijn lijden, en zonder meer wat ik niet wil
*.
Wie, dan, kan ik dan kiezen om te trouwen?
Eerder zou ik dag na dag dood gaan
Door telkens weer opnieuw met 300 speren doorboord te worden,
Zelfs gedurende 100 jaar, als dit dan uiteindelijk pijn zou eindigen, anders niet eindigend.
De wijzen zouden deze [deal] sluiten, en
Volledige vernietiging ontmoeten, ziend dat Zijn Woord,
Die van de Meester, gaat: “Langdurig is het ronddolen van hen die,
verkikkerd, steeds weer opnieuw verrijzen”.
Ontelbaar de manieren waarop we dood gaan,
Onder goden en mensen, als demonen of als dieren,
Onder de geesten, of in de krochten van de hel.
En daar hoeveel verdoemde gekwelde levens!
We hebben zelfs in de hemel geen veilige toevlucht.
Daarenboven, voorbij Nibbana’s gelukzalig is niets.
En zij hebben die gelukzaligheid verworven die al hun harten
Hebben verbonden met het gezegende Woord van Hem
Die de Tienvoudige Kracht had, en gefocust,
Er naar hebben gestreefd geboorte en dood verre van zich te houden.
Deze dag, mijn vader, zal ik voortgaan!
Ik moet niets hebben van lege weelde! Zintuiglijke verlangens
Staan me tegen en maken me ziek, en zijn geworden
Als de stomp van waar eens een palm stond’.
Zo sprak ze tegen haar vader. De koning,
Anikararra, op weg zijn jeugdige bruid het hof te maken, kwam nu
Dichterbij op het afgesproken tijdstip. Maar Sumedha
Maakte haar zachte bos haar los
En sneed het met een dolk af. Toen sloot
Ze de deur die naar eigen kamers met terras leiden,
En ogenblikkelijk verwierf ze de gelukzaligheid van de eerste jhana.
Daar zat ze verloren in verrukking terwijl
Anikaratta in de hoofdstad aankwam.
Toen beschouwde ze vergankelijkheid,
De gedachte ontwikkelend
425. Daarna is ze handelswaar
terwijl Anikaratta snel de treden van
het paleis beklimt, rijkelijk behangen met edelstenen
En goud, en diep buigend voor Sumedha.
‘Heers in mijn koninkrijk en geniet van mijn rijkdom
En macht. Rijk, gelukkig en zo jong ben je,
Geniet van de genoegens die het leven en liefde kunnen voortbrengen,
Ondanks dat ze moeilijk te verkrijgen zijn en door maar weinig verworven.
Aan jou sta ik mijn koninkrijk af!
Doe nu weg wat je dan ook wilt, geef giften in overvloed.
Wees niet neerslachtig. Je ouders zijn ontdaan’.
Aan hem antwoordde Sumedha, voor wie verlangens van
zinnelijke liefde waardeloos waren, noch bezig
Om op een dwaalspoor te geraken: ‘O richt
de toegenegenheden van het hart niet op deze zinnelijke liefde.
Zie al het gevaar, de zintuiglijke verzadiging.
Mandhata, koning van de vier continenten van de wereld,
Had meer rijkdom om zijn zintuigen te verzadigen
Dan enig ander man, stierf niettemin
Ontevreden, zijn wensen onvervuld.
Nee, zelf als de regen-god het liet regenen met alle zeven soorten
Edelstenen tot de aarde en hemel vol waren, dan nog altijd zouden
De zintuigen hunkeren, en mensen onverzadigd sterven.
‘Als de scherpe lemmets van zwaarden zijn zintuiglijke verlangens’.
‘Als de balancerende koppen van slangen klaar om weg te schieten’.
‘Als laaiende fakkels’, en ‘als afgekloven beenderen’.
Vergankelijk, onstabiel zijn zintuiglijke verlangens,
Zwanger van lijden en vol gevaarlijk gif,
Verzengend om aan te raken, als een verhitte ijzeren bol.
Verderfelijk hun wortel, onheilspellend de vrucht.
Als ‘vruchten’ die de klimmer tot val brengen,
Zijn zintuiglijke verlangens; slecht als de ‘hompen vlees’
Die gulzige vogels van elkaar afpikken;
Als bedrieglijke ‘dromen’; als ‘geleende goederen’ die weer opgeëist worden.
‘Als lansen en speren zijn zintuiglijke verlangens’,
‘De pest, een puist, en bron van verderf en onheil.
Een fornuis van gloeiende kolen’, de wortel van verderf,
Moordzuchtig en de bron van verschrikkelijke ellende.
Zo is de onheilspellendheid van zintuiglijke verlangen,
die blokkades van bevrijding, verklaard.
Ga, verlaat me, want ik vertrouw mezelf niet,
Terwijl ik aan deze wereld toch part en deel heb.
Wat moet een ander voor me doen? Voor mij
Wiens hoofd in vuur en vlam staat, wiens stappen worden achtervolgt
Door geboorte en dood die niet talmen. Om ze
Volledig te verpletteren moet ik me onvermijdelijk inspannen.
Toen ze bij haar deur aankwam, zag ze de koning,
Haar huwelijkskandidaat, en haar ouders daar zitten
En ze weenden. En sprak nogmaals tegen hen:
‘Lang moeten ze nog door de werelden ronddolen
Die onwetend altoos hun tranen vernieuwen,
Een eindeloos huilende wereld om vaders dood,
Of vermoorde broer, of dat ze zelf moeten sterven.
Roep in je geest op hoe gezegd werd dat tranen
En melk en bloed over de wereld vloeien zonder einde.
En haal in je geest die grafheuvel aan beenderen,
Die wezens opstapelen die ronddolen in de werelden.
Herinner je de vier oceanen die vergeleken worden
Met al de stromen van tranen, melk en bloed.
Herinner de ‘grote stapel beenderen van 1 mens,
Van alleen maar 1 eon, gelijk aan Vipula’;
En hoe ‘groot India niet zou volstaan
te bedekken met kleine tel-balletjes van aarde
om alle voorouders mee te tellen
Van je eigen levensronde zonder einde.
Herinner hoe ‘de kleine vierkanten van riet
En takken en twijgen nooit kunnen volstaan
Als telramen voor je verwekte werelden zonder begin’
Herinner je hoe de parabel werd verteld
Van een ‘bijziende schildpad in de Oosterse Zeeën,
Of andere oceanen, die eens in de loop van de tijd’,
Zijn hoofd door het gat van een drijvend juk steekt’;
Zo zeldzaam als dit is de kans op geboorte als mens.
Herinner je ook de ‘lichaam’-parabel,
De ‘hoop schuim’, van spuug zonder kern,
Op drift zijnde. Zie hier de vijf vergankelijke factoren.
En O vergeet niet de hel waar velen lijden.
Herinner je hoe we de knekelvelden doen aanzwellen,
Nu stervend, nu weer ergens anders wedergeboren.
Herinner wat over ‘krokodillen
433’ werd gezegd,
En wat die gevaren voor ons betekenden, en O!
bewaar in je geest de Vier, de Edele Waarheden.
HET NECTAR VAN DE NORM IS HIER! O hoe
Kun je voldaan zijn met de bittere teugen
Van zintuiglijke bevrediging? Alle zintuiglijke genoegens
Zijn bitterder voor het vervolgend vijfvoudige Lijden
435HET NECTAR VAN DE NORM IS HIER! O hoe
Kun je voldaan zijn met koortsachtige charges
Van zintuiglijke bevrediging? Alle zintuiglijke genoegens
Zijn brandend, kokend, gistend, stovend.
ER IS, WAAR VIJANDIGHEID NIET IS
437. O hoe
Kun je voldaan zijn met zintuiglijke genoegens
Terwijl ze je zoveel vijanden bezorgen- de toorn
Of hebzucht van de koning, of dief, of rivaal, leed door
Vuur, of water- ja, zo veel vijanden!
BEVRIJDING WACHT! O hoe kun je
Voldaan zijn met zintuiglijke genoegens, waarin
ketens liggen en dood? Ja, in precies die genoegens
Schuilen kerker en beul. Zij die zich willen overgeven aan
Hun lusten moeten daarna onvermijdelijk tegenspoed ondergaan.
Voor hem wie ze lang vasthoudt en niet loslaat
Zullen stroo-fakkels branden. Dus, in de parabel
440Branden zintuiglijke verlangens hem die niet loslaat.
Gooi, vanwege wat ijdel zintuiglijk genoegen, niet
weg, het ruimere sublieme geluk,
Anders slik je net als de vin karper de haak in,
Alleen maar om jezelf in verderf terug te vinden.
Tem jezelf in zintuiglijke verlangens, noch laat
Jezelf door hen ketenen, zoals een hond
Aan de ketting vastzit; anders zullen ze waarlijk
Met jou doen als de hongerige paria’s met die hond
442.
Ik zeg nogmaals, onmetelijke hoeveelheid tegenspoed
En vele uitputtende narigheid van de geest
Zul je ondergaan, het juk opgelegd door zinnelijk leven. Geef op,
Geef verlangens van de zintuigen op! Ze vergaan.
ER IS, DAT WAT NOOIT OUDER WORDT! O hoe
Kun je voldaan zijn met zintuiglijke verlangens
Die zo snel verouderen? Worden niet alle dingen wedergeboren,
Waar dan ook, gegrepen door ziekte en dood?
DIT dat nooit ouder wordt, dat niet sterft,
DIT nooit verouderend, nooit stervend Pad-
Daar komt geen smart, geen vijanden,
Noch is daar enige menigte; geen bezwijmen of falen,
Er komt geen angst, noch wat dan ook dat kwelt-
Naar DIT, het Ambrozijnen Pad, zijn velen
volledig gegaan. En vandaag, zelf nu kan het verworven worden.
Maar alleen door een leven dat zich volkomen
Overgegeven heeft aan devotie. Zwoeg niet
**,
En je zult het niet realiseren!’.
Zo beëindigde Sumedha
wat ze te zeggen had, zij die geen vreugde vond
In alle activiteiten die van leven tot leven leiden,
En, aan Anikarrata aldus haar geest
verklarend, liet ze haar lokken op de grond vallen.
Toen stond hij op met uitgestrekte gevouwen handen,
En met haar vader die zo voor haar opkwam:
‘O sta Sumedha toe om de wereld te verlaten,
Dat ze de Waarheid en Vrijheid mag zien!’
De ouders dulden het haar en weg was ze.
Bevreesd om te blijven en angst en hartzeer op te bouwen.
Zes vertakkingen van Inzicht realiseerde ze,
Als leerling, de Hoogste Vrucht verwervend.
------------------
O wonderbaarlijk dit! O waarlijk wonderbaarlijk!
Nibbana voor de dochter van een koning!
Haar staat en gedrag in eerdere geboorten,
Zoals ze in haar laatste leven vertelde, waren deze:
‘Toen Konagamana hier Boeddha was,
En een nieuw verblijf, Het Park van de Sangha,
Tot zijn onderkomen nam, bouwden twee van mijn vrienden en ik
Een vihara te gebruiken door de meester.
En vele gewonnnen en eeuwen van levens
Leefden we onder de goden, om naar niet te spreken van onder de mensen.
Machtig onze glorie en kracht onder
De goden, noch hoef ik te spreken over de faam op aarde.
Was ik niet een gezellig van een keizer,
De schat-vrouw onder de Zeven Schatten?
Geduld
*** in de Waarheid onderwees de Meester-
Dit was de oorzaak, de bron, de wortel,
Dit is de Eerste Schakel in de lange Oorzakelijke Lijn,
Dit is Nibbana indien we de Norm liefhebben.
Zo handelend, zij die hun vertrouwen in Hem stellen,
Superieure Wijsheid
451, verliezen elke wens en hoop
Om terug tot bestaan te komen- en zo bevrijd
Worden ze van alle smetten van de hartstochten gezuiverd.
NotenNoot 413: Sasanakara, is volgens het commentaar, Ariyanas- d.w.z. Arahants, inclusief de Boeddha’s. Daar net onder, sasana is weergegeven door ‘systeem’. Sumedha=erg wijs.
Noot 416: Wedergeboorte in ‘hel’, als dier, als ‘geest’, als demon zijn vier (louterende levens’, vinipata, in 452): als mens of als god zijn de twee.
Noot 425: het commentaar geeft aan dat ze door ging met de andere ‘tekenen’-lijden, of smart, en zielloosheid.
Noot 433: Het gevaar van krokodillen wordt, in twee van de Nikaya’s, metaforisch gebruikt voor gulzigheid; een van de vier gevaren van ‘van diegene die naar het water toe gaan’; het wordt in de Canon alleen toegepast voor de verleidingen van een Bhikkhu (Majjh. Nik., i. 460; Ang. Nik. ii.124)
Noot 435: Let. ‘Zijn bitterder voor het vijfvoudige-bitter’, door het commentaar verklaard als ‘door het er op volgend nog scherper Lijden (dhukkam). Vijfvoudig verwijst naar de vijf zintuigen.
Noot 437: let. Het niet-vijandige zijn’ (absoluut lokatief). Het Pali heeft geen metafoor voor plaats.
Noot 440; In Majjhima Nik. i 365, waar gezegd wordt dat de fakkel die tegen de wind in wordt gedragen niet lang vastgehouden wordt.
Noot 442: De hond, volgens het commentaar, niet in staat om aan ze te ontsnappen, wordt gedood en vermoedelijk opgegeten. [knip rest]
Noot 451: Let. ‘Die onmetelijke wijsheid heeft’.
* “and first and last the thing i would not”
** “labour not”, werk niet?
*** "endurance", uithoudingsvermogen
Dit besluit de selecties uit Therigatha, De Verzen van Nonnen
hartelijke groet,
Siebe