[bron: The Numerical Discourses of the Buddha, A translation of the Anguttara Nikaya by Bhikkhu Bodhi, Wisdom Publications, Boston, 2012. Sutta door mij vertaald uit het Engels]Anguttara Nikaya 10.76 (6),
Niet in staatDe Rol van Persoonlijkheidsvisie (en andere zaken) bij de Beëindiging van Lijden(1) “Bhikkhu’s, als deze drie dingen niet aangetroffen werden in de wereld dan zou de Tathagata, de Arahant, de Volmaakt Verlichte niet in de wereld komen en de Dhamma en discipline door hem verkondigd zou niet in de wereld schijnen. Welke drie? Geboorte, ouderdom en dood. Als deze drie dingen niet aangetroffen werden in de wereld, dan zou de Tathagata, de Arahant, de Volmaakt Verlichte niet in de wereld komen en de Dhamma en de discipline door hem verkondigd, zou niet in de wereld schijnen. Maar omdat deze drie dingen in de wereld aangetroffen worden, komt de Tathagata, de Arahant, de Volmaakt Verlichte in de wereld, en de Dhamma en de discipline door hem verkondigd, schijnt in de wereld.
(2) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood. Welke drie? Wellust, haat en begoocheling. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood.
(3) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen wellust, haat en begoocheling. Welke drie? Persoonlijkheidsvisie
1, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels
2. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen wellust, haat en begoocheling.
(4) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels. Welke drie? Onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen en mentale sloomheid
3. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels.
(5) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen, en mentale sloomheid. Welke drie? Warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen en mentale sloomheid.
(6) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Welke drie? Gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen.
(7) "Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid.
“Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen. Welke drie? Rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van gebrek aan het verlangen om de edelen te zien, gebrek aan het verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen.
(8} “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid. Welke drie? Gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid.
(9) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Welke drie? Disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap. Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid.
(10) “Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap. Welk drie? Morele schaamteloosheid, morele roekeloosheid4 en achteloosheid.
Zonder afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand niet in staat om afstand te doen van disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap.
“Bhikkhu’s, iemand die moreel schaamteloos en moreel roekeloos is, is achteloos. Iemand die achteloos is, is niet in staat om afstand te doen van disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap. Iemand die slechte vrienden heeft, is niet in staat om afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Iemand die lui is, is niet in staat afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing, en zedeloosheid. Iemand die zedeloos is, is niet in staat afstand te doen van gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen de Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen. Iemand die een geest heeft die neigt naar aanmerkingen is niet in staat afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Iemand die mentaal verstrooid is, is niet in staat afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen en mentale sloomheid. Iemand die mentaal sloom is, is niet in staat afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels. Iemand met twijfels is niet in staat om afstand te doen van wellust, haat en begoocheling. Zonder afstand te hebben gedaan van wellust, haat en begoocheling is iemand niet in staat afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood.
(1) “Bhikkhus, na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood. Welke drie? Wellust, haat en begoocheling. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood.
(2) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen wellust, haat en begoocheling. Welke drie? Persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen wellust, haat en begoocheling.
(3) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels. Welke drie? Onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen en mentale sloomheid. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd begrip van gedrag en regels.
(4) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen, en mentale sloomheid. Welke drie? Warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen, en mentale sloomheid.
(5) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Welke drie? Gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen.
Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan helder bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid.
(6) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen. Welke drie? Rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de edele Dhamma te horen en een geest geneigd naar aanmerkingen.
(7) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid. Welke drie? Gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid.
(8} “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Welke drie? Disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid.
(9) “Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap. Welk drie? Morele schaamteloosheid, morele roekeloosheid en achteloosheid. Na afstand te hebben gedaan van deze drie dingen is iemand in staat om afstand te doen van disrespect, moeilijk te corrigeren zijn en slechte vriendschap.
(10) “Bhikkhu’s, iemand die een besef van morele schaamte en morele vrees heeft, is behoedzaam. Iemand die behoedzaam is, is in staat afstand te doen van disrespect, moeilijk zijn om mee te spreken
5 en slechte vriendschap. Iemand die goede vrienden heeft, is in staat afstand te doen van gebrek aan vertrouwen, onbarmhartigheid en luiheid. Iemand die energiek is, is in staat om afstand te doen van rusteloosheid, geen-beheersing en zedeloosheid. Iemand die deugdzaam is, is in staat om afstand te doen van gebrek aan verlangen om de edelen te zien, gebrek aan verlangen om de Dhamma te horen en een geest die neigt naar aanmerkingen. Iemand wiens geest niet neigt naar aanmerkingen is in staat om afstand te doen van warhoofdigheid, gebrek aan bevattingsvermogen en mentale verstrooidheid. Iemand die een niet verstrooide geest heeft, is in staat om afstand te doen van onzorgvuldige aandacht, een verkeerd pad volgen en mentale sloomheid. Iemand die geen slome geest heeft, is in staat om afstand te doen van persoonlijkheidsvisie, twijfel en verkeerd aangrijpen van gedrag en regels. Iemand zonder twijfel is in staat om afstand te doen van wellust, haat en begoocheling. Na afstand gedaan te hebben van wellust, haat en begoocheling is iemand in staat afstand te doen van geboorte, ouderdom en dood”.
Persoonlijke noten1. Bhikkhu Bodhi vertaalt hier weer 'personal existence view'. Ik hou toch maar persoonlijkheidsvisie aan. Zie eerdere bemerkingen.
2. Dit zijn de eerste drie lagere ketens, samyojana of sannojana.
3. “Mental sluggishness”, kan verwijzen naar mentale zwakte en traagheid/starheid, inertie, lethargie, weinig energie, gebrek aan alertheid.
4. “Moral recklessness”, morele roekeloosheid, verwijst naar gebrek aan angst om ondeugdzame dingen te doen. Morele schaamte en morele vrees/ontzag zijn twee verheven mentale factoren.
5. ‘moeilijk te spreken zijn’ zal wel gelijk zijn aan ‘moeilijk te corrigeren zijn’.
Persoonlijke bemerkingenOver mentale sloomheid dat een obstakel is om afstand te doen van de drie lagere ketens. In het onderricht over mentale factoren (
cetasika’s) wordt aangegeven dat niet alleen kalmte van de mentale groep een verheven factor is maar ook zaken als vlotheid van de mentale groep, aanpassingsvermogen, flexibiliteit, vaardigheid. Je kunt soms merken, wellicht, dat het mentaal zo star is of traag of sloom bij je. Dat is een obstakel. Dus het gaat bij mentale cultivatie en meditatie zeker niet alleen om het aspect van kalmte.
Geest kan best aardig kalm zijn maar dan soms ook kalm op een starre, niet flexibele of sloom/dof manier.
Het is ook zaak mentaal soepel te blijven. Vind ik zelf een lastig punt want ik kan bij mezelf wel starheid, dofheid merken. Het verwijst naar één van de vijf hindernissen (nivarana), die van luiheid en traagheid.
Op
www.sleuteltotinzicht.nl wordt hier het volgende over gezegd: "Luiheid en traagheid houden verband met starheid van geest, depressie en indolentie. Wanneer de geest star en willoos wordt, is het heel moeilijk helderheid van geest te verkrijgen. Het kan je erg ontmoedigen waardoor je overal tegenop gaat zien. Wie lui van geest is en niet verstandig nadenkt over de essentiële dingen van het leven, zal nooit een juiste kijk op bepaalde zaken krijgen. Iemand die op die manier onnadenkend door het leven gaat, moet geen geluk verwachten. Door zintuiglijke verlangens denken mensen aan dingen waar ze niet aan zouden moeten denken, dus wordt er -- vanwege luiheid en traagheid -- niet nagedacht waarover men wel zou moeten nadenken. Luiheid of traagheid van geest, verzwakken de aandacht en het vermogen tot nadenken. Deze geestelijke verdoving of slaperigheid leidt tot dagdromen".
Ik herken alle vijf hindernissen goed en zeker ook deze hindernis van luiheid en traagheid. De sutta's beschrijven dat je deze luiheid en traagheid kunt tackelen door meer aandacht te besteden aan het element van initiatief, dus initiatief ontplooien, vervolgens in actie komen, opstaan, iets gaan doen, energie opwekken. En als je met iets bezig bent, doorzetten. Dus meer aandacht voor de aspecten van initiatief, in actie komen en dan doorzetten. Je dient hier dan echt bewust tijd, aandacht en energie in de stoppen.
In de sutta's vind ik toch wel overheersen dat je niet keuzeloos omgaat met de vijf hindernissen in de geest, als je deze opmerkt. De sutta's beschrijven vooral, vind ik, een actieve aanpak. Ik zie vooral een aansporing tot het actief leren verdrijven van de vijf hindernissen: zintuiglijk verlangen, kwade wil, luiheid & traagheid, zorgelijkheid & rusteloosheid en twijfel/onzekerheid. Als dat allemaal afwezig is, zoals in jhana, dan is geest kalm en helder. Dan kun je inzichtmeditatie toepassen en dan kun je beschouwingen toepassen als: elke vorm, gevoel, waarneming, mentale formaties en soort bewustzijn, dat is niet van-mij, dat ben ik, dat is niet mijn-zelf'. Maar als er hindernissen zijn, zich hebben gevestigd, dan zie ik toch meer een aansporing deze eerst actief te leren verdrijven. Waarschijnlijk maakt dit je mentaal flexibeler, vaardiger, soepeler. Het actief verdrijven van negatieve staten is ook een vorm van juiste inspanning van het Edele Achtvoudige Pad. Overigens ook die inspanning waardoor ze niet opkomen. Er wordt ook wel aanbevolen om de perceptie van licht weer op te pakken in de geest. Dat brengt een soort tegenwoordigheid van geest terug, een soort blijheid en frisheid.
Ik weet zelf niet goed meer wat hierin wijsheid is. Het actief verdrijven van hindernissen lijkt voor mij een soort onbegonnen zaak, een gebed zonder einde. Als hardnekkig onkruid, zevenblad, weg willen krijgen.
Als niet alle wortels en zaden weg zijn, komt het steeds weer op. Moet je daar nou zoveel tijd en energie in steken?
Het is willen tackelen en verdrijven van hindernissen roept bij mij ook weer onprettige tegenreacties op, die ook weer verstorend werken. Voor mij voelt het toch ook alsof de hoofdstroom van water van een berg rolt en jij als beoefenaar probeert de vijf vertakte stroompjes in de vlakte droog te leggen. Ondertussen wordt je van dit alles ook maar moe(deloos) en verstoord want je merkt dat het maar doorgaat.
Dus, ik ben op een punt dat ik niet weet of dit wel wijs is en deze methode wel bij me past.
alles goeds,
Siebe