VOORDELEN VAN GEVEN
A.V.31. Het voordeel van aalmoezen geven - Sumana Sutta
Eens vertoefde de Verhevene in het Jetavana klooster te Savatthi. De vorstendochter Sumanâ ging toen met een groot gevolg naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
“ Heer, stel dat er twee volgelingen van de Verhevene zijn die hetzelfde vertrouwen hebben, dezelfde deugdzaamheid en dezelfde wijsheid. Maar de een geeft aalmoezen en de ander niet. Als beiden na de dood in een hemelse wereld wedergeboren worden, bestaat er dan verschil, een onderscheid tussen beide hemelbewoners?”
“Ja, Sumanâ, er bestaat een verschil, een onderscheid. Degene die aalmoezen heeft gegeven, overtreft als hemelbewoner de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, en wel in vijf dingen: in hemelse levensduur, in hemelse schoonheid, in hemels geluk, in hemelse eer en in hemelse heerschappij.”
“Heer, wanneer nu beiden van daar heengaan en naar deze wereld terugkeren, bestaat ook dan nog voor de als mensen wedergeborenen een verschil, een onderscheid?”
“Ja, Sumanâ, degene die aalmoezen heeft gegeven zal als een menselijk wezen de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, overtreffen in vijf dingen: in menselijke levensduur, menselijke schoonheid, menselijk geluk, menselijke eer en menselijke heerschappij.”
“Heer, wanneer nu beiden van huis uit in de huisloosheid gaan, bestaat dan nog tussen beiden een verschil, een onderscheid?”
“Ja, Sumanâ, er bestaat een onderscheid. Degene die aalmoezen heeft gegeven, overtreft als huisloze de ander die geen aalmoezen heeft gegeven, in vijf dingen: Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijk gewaden; weinig echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen geniet hij rijkelijk aalmoezenspijs; weinig echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijke woonplek; een bescheidene echter wanneer niet gevraagd. Alleen na vragen gebruikt hij rijkelijk geneesmiddelen en medicijnen; weinig echter wanneer niet gevraagd. De medemonniken echter met wie hij samenwoont, zijn hem steeds in daden, woorden en gedachten vriendelijk gezind, nooit onvriendelijk. Zij maken hem steeds alleen maar vriendelijke verzoeken, geen onvriendelijke.
“Heer, wanneer nu beiden de volmaakte heiligheid bereiken, bestaat dan nog tussen beiden een verschil, een onderscheid.”
“Tussen bevrijding en bevrijding bestaat natuurlijk geen enkel verschil.”
“Voortreffelijk, heer. Men heeft alle reden om aalmoezen te geven en goede werken te doen, in zoverre de goede werken iemand als hemels wezen tot voordeel strekken, als mens tot voordeel strekken, als monnik tot voordeel strekken.”
“Inderdaad”, zei de Verhevene.
“Zoals de onbevlekte maan met zijn glans de sterren overstraalt, zo overstraalt de deugdzame, edele mens die vol vertrouwen is, door zijn vrijgevigheid de gierigen in alle werelden.
Zoals de regen bij onweer de vlakten en dalen vult, zo wordt de gierige man in vijf punten overtroffen door degene vol inzicht, de volgeling van de Verlichte, de wijze mens,en wel:
in hoge ouderdom, hoog aanzien, in schoonheid en in welzijn; hier wordt hij met schatten overstelpt, en daar wordt hemels geluk zijn deel.”
*
A.V.34. De zichtbare vruchten van aalmoezen geven - . Sîhasenâpati Sutta
Eens vertoefde de Verhevene in het grote bos bij Vesali, in de hal van het gevelhuis. De veldheer Siha ging toen naar de Verhevene, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en zei:
“Heer, is het mogelijk een zichtbare vrucht van het geven van aalmoezen aan te tonen?”
“Siha, dat is mogelijk. De gever is veel mensen lief en aangenaam. Dat is een zichtbare vrucht van aalmoezen geven.
Verder zoeken goede, edele mensen omgang met iemand die gaven geeft. Ook dat is een zichtbare vrucht van aalmoezen geven. Verder verspreidt zich over de gever van gaven een goede faam. Verder, tot welke vergadering een gever ook gaat, hetzij edelen, brahmanen, gezinshoofden of asceten, daar treedt hij vol zekerheid op, vrij van bevangenheid. Verder komt de gever na de dood in een gelukkige sfeer van bestaan, in een hemelse wereld.“
Na deze woorden zei de veldheer Siha tot de Verhevene: “Wat deze door de Verhevene genoemde vruchten van aalmoezen geven betreft, zo ken ik vier ervan uit eigen ervaring. Want ik geef aalmoezen, ben veel mensen dierbaar; goede, edele mensen zoeken mijn omgang, en een goede faam heeft zich over mij verspreid. In elke vergadering treed ik vol zekerheid op, onbevangen. En wat betreft de vrucht na de dood, zo vertrouw ik daarbij op de woorden van de Verhevene.”
"Geliefd is wie geeft; hem zoeken velen op. Een goede naam wordt hem deelachtig; zijn aanzien groeit. Vrij van verwarring treedt hij onder de mensen, vol zekerheid, omdat hij niet gierig is.
Daarom geven alle wijzen gaven, de laster van de gierigheid schuwend, op hun heil bedacht. Dan zullen zij lange tijd in de hemel vertoeven en worden zij gelukkig onder de hemelse wezens.
De toegang voor zich openend door hun goede daden wanneer vrijgevigen uit dit leven heengaan, zelflichtend zullen zij door de hemelse sferen gaan, zich verheugend in geluk, welgemoed en vrolijk, in het volle bezit van de vreugden der zinnen zullen zij daar leven.
Het woord van de heilige, de Bevrijde, navolgend, zal de volgeling van de Verlichte hemels geluk ondervinden."
(vgl. A.VII.54; A.VIII.2)
*
A.IV. 197. Koningin Mallikā
Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi, in het Jetavana klooster. Koningin Mallika (echtgenote van koning Pasenadi) ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
"Heer, wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is, met een niet mooie gedaante, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht?"
De Boeddha gaf ten antwoord:
[Dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Aan asceten en priesters geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, en zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht.
[Dat een vrouw mooi is, met een niet mooie gedaante, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht, heeft als oorzaak] - ""Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Maar aan asceten en priesters geeft zij maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, maar zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht.
[Dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Maar aan asceten en priesters geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, maar zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht."
[Dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Ook geeft zij aan asceten en priesters maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terug keert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, en zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht."
"Dat zijn de oorzaken, de redenen waarom een vrouw lelijk of mooi is, arm of rijk, zonder of met macht."
Na deze woorden zei koningin Mallika aan de Verhevene dat zij voortaan zachtmoedig en geduldig zou zijn, dat zij niet boos, toornig of woedend zou worden, niet koppig en zonder ontstemming, woede en wantrouwen. Ook zou zij aan asceten en priesters maaltijden en te drinken geven, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij zou niet afgunstig gezind zijn, niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij zou niet jaloers en wantrouwend zijn.
Zij prees de Boeddha voor zijn leerrijke woorden en nam haar toevlucht tot het Drievoudige Juweel. Zij werd een lekenvolgelinge van de Verhevene.
NB. Bovengenoemde oorzaken gelden natuurlijk ook voor mannen.
*