Dana, geven - 05. Soorten van geven
A.II.142-151. Twee soorten gaven
Er zijn twee soorten gaven, namelijk de materiele gave en de gave van de waarheid. De beste gave is de gave van de waarheid.
Er zijn twee soorten offergaven, namelijk de materiele offergave en de offergave van de waarheid. De beste offergave is de offergave van de waarheid.
Er zijn twee soorten vrijgevigheid, namelijk de vrijgevigheid in het materiele en de vrijgevigheid in het geven van de waarheid. De beste vrijgevigheid is die in het geven van de waarheid.
*
A.II.152-163. Twee soorten hulp
Er zijn twee soorten hulp, namelijk materiele hulp en de hulp van de waarheid. De laatste is de beste hulp.
Twee soorten hulpbetoon, materieel hulpbetoon en hulpbetoon van de waarheid. Het beste is hulpbetoon van de waarheid.
Twee soorten gastgeschenken, het materiele gastgeschenk en dat der waarheid. Het beste is het gastgeschenk van de waarheid.
Twee soorten rijkdom, materiele rijkdom en de rijkdom der waarheid. Het beste is de rijkdom der waarheid.
*
It.98. Twee soorten gaven.
Er zijn twee soorten gaven, namelijk materiele gave en de gave van de leer. Van deze twee is de gave van de leer de hoogste.
Er zijn twee soorten hulp, namelijk de materiele hulp en de hulp van de leer. Van deze twee is de hulp van de leer de hoogste.
De gave die men de hoogste, onvergelijkbaar noemt,
het geven dat door de Verhevene geprezen is,
wie wil niet graag, geheel tevreden met dit veld,
als wijze, kenner te passender tijd zo offeren?
Degenen die beide doen, praten en ook luisteren,
tevreden in het hart met de goed uitgelegde leer,
ernstig in de goed uitgelegde leer,
zij zuiveren zich tot het hoogste heil.
*
A.VIII.31. Het geven I
Er zijn acht soorten van geven, namelijk:
1. Men geeft spontaan gaven.
2. Of men geeft gaven uit angst [voor verwijten].
3. Of men geeft gaven met de gedachte: "Men heeft ook aan mij gegeven."
4. Of men geeft gaven omdat het geven iets goeds is.
5. Of men geeft gaven met de gedachte: "Men zal mij iets terug geven."
6. Of men geeft met de gedachte: "Ik kook immers, maar deze niet; en het is niet juist voor mij die kook, aan de niet-kokende geen gaven te geven."
7. Of men geeft met de gedachte: "Wanneer ik deze gave geef, zal zich over mij een goede naam verspreiden."
8. Of men geeft gaven vanwege de veredeling van het hart, de zuivering van het hart.
Deze acht soorten van geven zijn er.
*
A.VIII.33. Het geven III
Er zijn acht soorten van geven, namelijk:
1. Men geeft gaven uit genegenheid [d.w.z. uit persoonlijke toeneiging].
2. Men geeft gaven uit ergernis.
3. Men geeft gaven uit verblinding.
4. Men geeft gaven uit angst.
5. Of men geeft gaven met de gedachte: "Wat vroeger door de grootvader gegeven en gedaan werd, van die oude familietraditie mag ik niet afwijken."
6. Of men geeft met de gedachte: "Wanneer ik deze gave geef, zal ik na de dood op een goede weg, in de hemelse wereld weer verschijnen."
7. Of men geeft met de gedachte: : "Wanneer ik deze gave geef, verblijdt zich mijn gemoed, en tevredenheid en blijdschap komen bij mij op."
8. Of men geeft gaven vanwege de veredeling van het hart, de zuivering van het hart.
Deze acht soorten van geven zijn er.
*
S.I.32. Geven in vroomheid
Te Savatthi. De Verhevene verbleef er in het Jetavana klooster. 's Nachts kwamen Satullapa godheden naar de Verhevene toe. Met hun glans verlichtten zij het hele kloostergebied. Zij groetten de Verhevene eerbiedig en zeiden [om beurten]:
"Uit gierigheid en nalatigheid wordt geen gave gegeven. Van degene die naar verdienste streeft, die de juiste gave kent, van hem komt ze."
"Waarvoor de gierigaard bang is en daarom niets geeft, dat is juist het gevaar voor degene die niets geeft. Honger en dorst treffen de vrek in deze wereld en in de andere. Daarom moet men de gierigheid verdrijven, het vuil van de hebzucht overwinnen en gaven geven. Verdienstelijke werken zijn in de andere wereld een vast steunpunt voor de levende wezens."
"Het is een eeuwige wet dat diegenen niet dood zijn onder de doden, die iets geven van gering bezit. En anderen willen niets geven hoewel ze rijk zijn. Een gave van iemand die weinig heeft, wordt aan duizend gelijk geschat."
"Degenen die geven wat moeilijk te geven is, die iets doen wat moeilijk te doen is, worden door de slechte mensen niet nagevolgd. Moeilijk te volgen is de goede leer. Daarom is het heengaan uit deze wereld bij goeden en slechten verschillend. De slechte mensen gaan naar de hel, de goeden hebben de hemel als doel."
Een Devata vroeg toen aan de Verhevene wie goed had gesproken.
De Boeddha: "Allen hebben goed gesproken. Luistert nu naar mij. In vroomheid leeft degene die, hoewel arm, zijn vrouw onderhoudt en van zijn kleine bezit iets geeft. Honderdduizend van degenen die duizend offeren zijn niet het zestiende deel waard van een dergelijke gever."
Een andere Devata vroeg toen: "Waarom komt een rijk offer van zulke mensen aan waarde niet gelijk aan datgene wat in vroomheid gegeven werd?"
De Verhevene: "Velen geven, verstrikt in het kwaad, nadat zij geslacht, gedood en leed veroorzaakt hebben. Zo'n gave vol tranen en kwelling komt aan waarde niet gelijk aan datgene wat in vroomheid gegeven werd. Daarom zijn 100.000 van degenen die 1000 offeren, niet het zestiende waard van een dergelijke gever."
*
A.V.147. verkeerd en juist geven
Op vijfvoudige manier geeft de slechte mens gaven, namelijk:
hij geeft zonder ijver,
hij geeft zonder eerbied,
hij geeft niet eigenhandig,
hij geeft resten, afval,
hij geeft zonder vertrouwen in een toekomstige vergelding.
Op vijfvoudige manier geeft de goede mens gaven, namelijk:
hij geeft vol ijver,
hij geeft vol eerbied,
hij geeft eigenhandig,
hij geeft geen resten, geen afval,
hij geeft met vertrouwen in een toekomstige vergelding.
*
A.V.148 juist geven
Op vijfvoudige manier geeft de goede mens gaven, namelijk:
hij geeft vol vertrouwen;
hij geeft vol ijver;
hij geeft op de juiste tijd;
hij geeft met een vrijgevig hart;
hij geeft zonder zich en anderen schade toe te brengen.
Degene die vol vertrouwen een gave geeft, die is, waar die gave ook vrucht zal dragen, rijk, zeer gegoed, zeer vermogend, en hij of zij heeft een mooie gestalte, een bevallig uiterlijk, vol charme en heeft een edele verschijning.
Degene die vol ijver een gave geeft, die is, waar die gave ook vrucht zal dragen, rijk, met veel goederen, zeer vermogend. En zijn vrouw en kinderen evenals zijn dienstpersoneel luisteren naar hem, gehoorzamen hem, proberen hem met begrip van dienst te zijn.
Degene die op de juiste tijd een gave geeft, die is, waar die gave ook vrucht zal dragen, rijk, zeer gegoed, zeer vermogend. En te juister tijd [d.w.z. niet pas op hoge leeftijd] komt hij of zij in het bezit van rijkelijke goederen.
Degene die met een vrijgevig hart een gave geeft, die is, waar die gave ook vrucht zal dragen, rijk, zeer gegoed, zeer vermogend. En zijn hart is geneigd naar het genot van uitgelezen vreugden der vijf zintuigen.
Degene die een gave geeft zonder zich en anderen schade toe te brengen, die is, waar die gave ook vrucht zal dragen, rijk, zeer gegoed, zeer vermogend. En zijn bezit kan door niets schade lijden, noch door vuur, water, vorst, dieven noch door liefdeloze erfgenamen.
Op deze vijfvoudige manier geeft de goede mens gaven.
*
A.VII.49. Het aalmoes
Eens verbleef de Verhevene te Campa, (in het land Anga) aan de oever van de Gaggara-vijver. Talrijke lekenvolgelingen uit Campa gingen toen naar de eerwaarde Sariputta. Zij begroetten hem eerbiedig en zeiden dat zij al lang geen leerrede meer gehoord hadden van de Boeddha. De eerwaarde Sariputta gaf hun de raad om op de Uposatha dag te komen. Dan zouden zij een leerrede van de Verhevene kunnen horen.
"Goed, heer," gaven de lekenvolgelingen ten antwoord, namen vol eerbied afscheid van de eerwaarde Sariputta en gingen terug naar huis.
Op de Uposatha dag kwamen de lekenvolgelingen uit Campa naar de eerwaarde Sariputta toe. Samen gingen zij naar de Verhevene. De eerwaarde Sariputta begroette de Verhevene eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
"Heer, is het mogelijk dat een gave die door de een wordt gebracht, hoog loon en zegen brengt, terwijl dezelfde gave, door een ander gebracht, geen hoog loon en zegen brengt?"
"Dat is mogelijk, Sariputta."
"Heer, wat is de oorzaak en reden ervoor?"
"Sariputta, iemand geeft uit egoïstisch verlangen, met geboeid hart, uit zucht naar winst in de hoop dat hij de beloning voor die gave na de dood zal genieten.
Als gave geeft hij dan aan een asceet of priester voedsel, drank, kleding, voertuig, bloemen, reukwerken, cremes, slaapplaats, woonplaats en verlichting. Wat meen je, Sariputta, kan iemand op een dergelijke manier gaven geven?"
"Zeker, heer."
"Maar Sariputta, wie op een dergelijke manier gaven geeft, die verschijnt tengevolge van die gave na de dood bij de schare van de Vier Grote Koningen. Evenwel, na uitwerking van die daad, van die macht, die waardigheid, die heerschappij, daalt hij weer naar beneden, keert hij naar deze wereld terug.
Verder Sariputta, iemand geeft een gave weliswaar niet uit egoïstisch verlangen, niet met geboeid hart, niet uit zucht naar winst noch in de hoop dat hij de beloning daarvoor na de dood zal genieten. Maar hij geeft een gave met de gedachte dat geven iets goeds is. Of hij geeft een gave omdat zijn ouders en voorvaderen eveneens vroeger aalmoezen gegeven en zo gehandeld hebben, en het daarom voor hem niet juist is om van dat oude familiegebruik af te wijken. Of hij geeft een gave omdat hij overweegt dat hij zelf kookt maar dat de anderen niet koken, en dat het daarom voor de kokende niet juist is het geven aan niet kokenden na te laten. Of hij geeft een gave omdat hij overweegt dat zijn verdeling van gaven zijn moet zoals dat grote offer dat door de zieners van de voortijd gebracht werd, zoals Atthaka, Vāmaka, Vāmadeva, Vessāmitta, Yamataggi, Angīrasa, Bhāradvāja, Vāsettha, Kassapa und Bhagu. Of hij geeft gaven omdat bij het geven zich bij hem het hart verblijdt en bevrediging en vreugde ontstaat.
En als gave geeft hij dan aan een asceet of priester voedsel, drank, kleding, voertuig, bloemen, reukwerken, cremes, slaapplaats, woonplaats en verlichting. Wat meen je, Sariputta, kan iemand op een dergelijke manier gaven geven?"
"Zeker, heer."
"Maar Sariputta, wie op een dergelijke manier gaven geeft, die verschijnt tengevolge van die gave na de dood bij de schare van de Vier Grote Koningen. Evenwel, na uitwerking van die daad, van die macht, die waardigheid, die heerschappij, daalt hij weer naar beneden, keert hij naar deze wereld terug.
Verder Sariputta, iemand geeft een gave niet uit bovengenoemde redenen, maar hij geeft een gave als een veredeling en zuivering van zijn geest. En als gave geeft hij dan aan een asceet of priester voedsel, drank, kleding, voertuig, bloemen, reukwerken, cremes, slaapplaats, woonplaats en verlichting. Wat meen je, Sariputta, kan iemand op een dergelijke manier gaven geven?"
"Zeker, heer."
"Maar Sariputta, wie op een dergelijke manier gaven geeft, die verschijnt tengevolge van die gave na de dood bij de schare van de goden in de Brahma-wereld. Evenwel, na uitwerking van die daad, van die macht, die waardigheid, die heerschappij, komt hij niet meer naar deze wereld terug.(Hij wordt een niet meer wederkerende).
Sariputta, dat is de reden, de oorzaak dat een gave die door de een gegeven is, hoog loon en zegen brengt, terwijl diezelfde gave, door iemand anders gegeven, geen hoog loon en zegen brengt.
*
A.VIII.37. Hoe een goed mens gaven geeft
Acht gaven geeft een goed mens, namelijk:
Hij geeft een zuivere gave, hij geeft een uitgelezen gave, hij geeft op de juiste tijd, hij geeft (wat voor de monnik) geoorloofd is, hij geeft met overleg, hij geeft vaak, bij het geven verheugt zich zijn hart en na het geven voelt hij zich tevreden.
Deze acht gaven van een goed mens zijn er.
Geoorloofde drank, geoorloofd voedsel,
voortreffelijk, rein, te juister tijd,
geeft hij vaak als gave
aan het sublieme veld van de heiligen.
Waar geen berouw ontstaat
zelfs als men veel schenkt,
daar wordt de gave die men geeft
geprezen door ieder met inzicht.
Degene die wijs gaven geeft,
vol vertrouwen, met vrijgevig gemoed,
een dergelijke wijze persoon zal daarom
naar een leedloze zalige wereld gaan.
*
A.IV. 78 Zuiverheid van de gave
Er zijn vier soorten waarop een gave zuiver is, namelijk:
1. Er is de gave die van de kant van de gever zuiver is, maar niet van de kant van de ontvanger.
2. Er is de gave die van de kant van de ontvanger zuiver is, maar niet van de kant van de gever.
3. Er is de gave die niet van de kant van de gever noch van de kant van de ontvanger zuiver is.
4. Er is de gave die zowel van de kant van de gever als van de kant van de ontvanger zuiver is.
(ad 1) Hoe is een gave zuiver van de kant van de gever maar niet van de kant van de ontvanger? - De gever is deugdzaam, met een goed karakter; en de ontvanger is zedeloos, met een slecht karakter.
(ad 2) Hoe is een gave zuiver van de kant van de ontvanger maar niet van de kant van de gever? - De gever is zedeloos, met een slecht karakter; en de ontvanger is deugdzaam, met een goed karakter.
(ad 3) Hoe is een gave niet zuiver van de kant van de gever noch van de kant van de ontvanger? - De gever is zedeloos, met een slecht karakter; en de ontvanger is zedeloos, met een slecht karakter.
(ad 4) Hoe is een gave zuiver zowel van de kant van de gever als van de kant van de ontvanger? - De gever is deugdzaam, met een goed karakter; en de ontvanger is deugdzaam, met een goed karakter."
Dit zijn de vier soorten van zuivere gaven. (vgl. M. 142).
*
A.VIII.34 De vruchtbare bodem
Het zaad dat op een veld is uitgestrooid dat de volgende acht eigenschappen heeft, toont geen grote vruchten, geen goede smaak, geen hoge groei. Die acht eigenschappen zijn:
Het veld is vol verheffingen en dalingen, vol stenen en steenslag, bevat zout, is niet diep genoeg gelegen, bezit geen toevoer, geen afvoer, geen watergeul, geen indammingen.
Evenzo brengt de gave die men geeft aan asceten en priesters die de volgende acht eigenschappen bezitten, geen rijke vruchten, geen hoge zegen, is zonder grote waarde en invloed. Die eigenschappen zijn:
De asceet of priester heeft verkeerd inzicht, heeft een verkeerd denken, heeft verkeerd taalgebruik, heeft verkeerd handelen, verkeerd levensonderhoud, verkeerd streven, verkeerde oplettendheid en verkeerde geestelijke concentratie.
De gave die men iemand geeft die deze acht eigenschappen bezit, draagt geen grote vruchten, brengt geen hoge zegen, is zonder waarde, zonder invloed.
Maar het zaad dat uitgestrooid is over een veld dat acht eigenschappen bezit, brengt grote vruchten, een goede smaak en hoge groei. Die acht eigenschappen zijn:
Het veld heeft geen verheffingen en dalingen, geen stenen en steenslag, bevat geen zout, is diep gelegen, bezit een toevloed en afvoer, heeft een watergeul en indammingen.
Evenzo brengt de gave die men geeft aan een asceet of priester die de volgende acht eigenschappen heeft, rijke vruchten, hoge zegen, en is van grote waarde en invloed. Die acht eigenschappen zijn:
De asceet of brahmaan heeft juist inzicht, juist denken, juist taalgebruik, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste oplettendheid en juiste geestelijke concentratie.
De gave die men aan iemand met deze acht eigenschappen geeft, brengt rijke vruchten, hoge zegen, en is van grote waarde en invloed.
"Volmaakte gave aan degene die rein van zeden is
brengt aan de gever een volmaakt geluk,
omdat de daad volmaakt is.
Wie naar volmaakt geluk streeft,
moet daarom eerst zelf volmaakt zijn
en wijze vrienden navolgen.
Dan vindt hij of zij volmaaktheid.
Wie wetend rondgaat, heeft meesterschap bereikt,
is ook volmaakt in het hart;
die verricht alleen volmaakte daad
en hij bereikt volmaakt heil.
Hij onderkent de wereld zoals ze is
en heeft de juiste blik bereikt.
Hij volgt het juiste pad
en gaat met juiste geest.
Wie alle stof heeft afgeschud
wie het geluk van Nibbana heeft bereikt,
die is van alle lijden bevrijd.
Dat is het hoogste heil.
*
S.I.33. Goed is het geven
Te Savatthi. De Verhevene verbleef er in het Jetavana klooster. 's Nachts kwamen Satullapa godheden naar de Verhevene toe. Met hun glans verlichtten zij het hele kloostergebied. Zij groetten de Verhevene eerbiedig en zeiden:
"Goed is het geven. Uit gierigheid en nalatigheid wordt geen gave gegeven. Van degene die naar verdienste streeft, die de juiste gave kent, van hem komt ze."
"Goed is het geven, juist bij een klein bezit. Sommigen geven ook al hebben ze niet veel. Anderen willen niets geven ook al zijn ze rijk. Een gave die gegeven wordt uit een klein bezit, wordt gelijk aan duizend geschat."
"Goed is het geven, juist bij een klein bezit. Wanneer het geven gebeurt in vertrouwen, dan is het geven goed. Men zegt dat geven en strijden gelijk zijn. Hoewel er weinigen zijn, behalen zij de zege (overwinning) over velen. Wanneer men vroom ook maar weinig geeft. Dan wordt men daardoor al gelukkig in de andere wereld."
"Goed is het geven, juist bij een klein bezit. En wanneer het geven in vertrouwen gebeurt, dan is het geven goed. En ook geven uit rechtvaardig verworven bezit is goed. Iemand die uit rechtvaardig verworven bezit een gave geeft, van datgene wat door inspanning en energie gewonnen werd, die komt over de stroom van de dodengod Yama heen, en gaat na de dood naar hemelse sferen."
"Goed is het geven, juist bij een klein bezit. En wanneer het geven in vertrouwen gebeurt, dan is het geven goed. En ook geven uit rechtvaardig verworven bezit is goed. En ook geven met keuze is goed. Dat is door de Verhevene aanbevolen. (Zie ook Dhp. 181 en Dhp. 356). Wat aan hen die de gave waardig zijn, in dit leven gegeven werd, dat draagt rijke vrucht."
"Goed is het geven, juist bij een klein bezit. En wanneer het geven in vertrouwen gebeurt, dan is het geven goed. En ook geven uit rechtvaardig verworven bezit is goed. En ook geven met keuze is goed. Goed is ook zelfbeheersing tegenover de levende wezens. Wie leeft zonder levende wezens te kwetsen, en niets kwaads doet, omwille van de berisping van anderen, de angstige prijst men daar, niet de vrijpostige. Want uit angst [voor de zonde] doen de vromen niets kwaads."
Een andere Devata vroeg toen wie van de vorige spreeksters goed had gesproken.
De Boeddha: "Allen hebben goed gesproken. Luistert nu naar mij. Het geven in geloof (vertrouwen) is veelvuldig geprezen. Maar beter dan een gave is een woord van waarheid. Vroeger al, en nog veel vroeger zijn de goeden die inzicht hadden, tot Nibbana gekomen."
*****