Is er bewustzijn buiten de tijd, bewustzijn dat geen aggregaat is, dat niet tot de zes soorten bewustzijn behoort?InleidingIn de regel verwijst bewustzijn in de teksten naar een moment bewustzijn-van-een-bepaald-zintuiglijk-object. Dat laatste kan ofwel fysiek of iets mentaal zijn. Zo worden zes soorten bewustzijn onderscheiden: bewustzijn van vorm en kleur (oog/visueel-bewustzijn), bewustzijn van geur (neus/olfactorisch-bewustzijn), bewustzijn van smaak (tong/gustatorisch-bewustzijn), bewustzijn van geluid (oor/auditief-bewustzijn), bewust zijn van tactiele objecten (lichaam/tactiel-bewustzijn) en bewustzijn van ideeen, impulsen, emoties etc (geest-bewustzijn). Omdat zo’n moment bewustzijn in combinatie met een bepaald zintuiglijk object ontstaat, bestaat zo’n moment bewustzijn ook voorwaardelijk en wordt bewustzijn onderwezen als vergankelijk, vluchtig, niet-zelf. Al deze zes vormen van bewustzijn vormen samen de khandha ‘bewustzijn’, heb ik althans begrepen. Verder mag je denk ik ook zeggen dat samen met deze vormen van bewustzijn ook de indruk optrekt dat het een ik/subject/zelf/waarnemer is dat bewust is van het object.
Zijn er nu in de teksten ook aanwijzingen dat er ook een ander soort bewustzijn is? Dit schijnt een controversieel iets te zijn in boeddhisme. Ik wil me er toch maar aan gaan wagen.
Welke aanwijzingen zijn er? Ik zal proberen hier verslag van te doen in vier delen. De eerste twee delen geven de sutta fragmenten weer die mogelijk verwijzen naar een vorm van bewustzijn dat niet valt onder de zes soorten bewustzijn. De fragmenten komen begeleid met noten en commentaar van vertalers. In het derde deel heb ik twee sutta’s uitgezocht die mijns inziens aansluiten bij dit onderwerp. In het vierde deel ga ik me wagen aan wat persoonlijke bedenkingen bij dit thema, Siebisme. Ik denk dat het handig is dat jullie eventuele vragen of opmerkingen bij dit thema even bewaren tot na het derde of vierde deel.
Vinnanam Anidassanam Wat zijn de aanwijzingen voor een vorm van bewustzijn dat geen aggregaat is, niet behoort tot één van de zes soorten die vaak in de teksten genoemd worden? In de teksten wordt op een paar plekken gesproken over het zogenaamde
vinnanam anidassanam. Dit komt ter sprake in de slotverzen van Digha Nikaya 11 en ook in Majjhima Nikaya 49.
Wat wordt hier nu precies bedoeld? Eerst over de verschillende vertalingen die van
vinnanam anidassanam bestaan. Ik heb gezien dat (ook weer) deze Pali woorden
vinnanam anidassanam zeer verschillend worden vertaald. Enkele vertalingen heb ik hier beneden weergegeven.
Digha Nikaya 11 §85 (
door mij vertaald in het Nederlands uit de vertaling in Engels van Bodhi)
De Boeddha zegt:
(...) “Maar, monnik, je moet je vraag niet op deze manier stellen: ‘waar eindigen de vier grote elementen- het aarde element, het water element, het vuur elementen, het wind element-zonder overblijfsel?’ In plaats daarvan zou de vraag zo gesteld moeten worden:
‘Waar vinden aarde, water, vuur en lucht geen grondvesting?
Waar zijn lang en kort, klein en groot, eerlijk en oneerlijk-
Waar zijn “naam-en-vorm” volledig vernietigd?239
En het antwoord is:
Waar bewustzijn tekenloos is240, grenzeloos, geheel-lumineus241,
Dat is waar aarde, water, vuur en wind geen fundament vindt,
Daar zijn zowel lang als kort, klein en groot, eerlijk en oneerlijk-
Daar zijn “naam-en-vorm” volledig vernietigd.
Met de beëindiging van bewustzijn wordt dit alles vernietigd”242
Noten van Bodhi:
Noot 239: Geest en lichaam, d.w.z. ‘subject en object’ (Neumann aangehaald door Rhys Davids)
Noot 240: Anidassanam: of ‘onzichtbaar’. Nanananda (n. 242) geeft het weer als ‘niet manifesterend’.
Noot 241: “Dit woord (pabham of paham) is op uiteenlopende manieren geïnterpreteerd. DA neemt het in de betekenis van een waadplaats, of een plaats om het water in te gaan, ‘toegankelijk van alle kanten’, waardoor men Nibbana kan bereiken”(...) “Dezelfde reeks komt ook voor in MN49.11, door I.B. Horner (MLS i, 392) weergegeven als: ‘Onderscheidend bewustzijn (=vinnanam) dat niet gekenmerkt kan worden (=anidassanam), dat eindeloos is, in elk opzicht stralend/helder (=sabbato pabham). De twee passages dienen in samenhang met elkaar bestudeerd te worden. Vergelijk ook AN 1.6 ‘Deze geest (citta) is lumineus, maar wordt bezoedeld door bijkomstige bezoedelingen’. Zie belangrijke bespreking door Nanananda, 57-63. Je ziet hier dus dat gesproken wordt over
een bewustzijn dat tekenloos is (
vinnanam anidassanam),
grenzeloos, geheel lumineus. En het wordt ook weergegeven als
‘niet-manifesterend bewustzijn of ‘onzichtbaar bewustzijn’. Omdat andere vertalingen soms handig zijn, nog enkele vertalingen. Het onderstaande heb ik vertaald uit het Engels. Thannisaro bhikkhu op
http://www.accesstoinsight.org/tipitaka/dn/dn.11.0.than.html:
“Waar vinden water, aarde, vuur & wind
Geen grondvesting?
Waar zijn lang & kort,
Grof & subtiel
Eerlijk & oneerlijk
Naam & vorm
Tot een einde gebracht?”
“’En het antwoord daarop is:
Bewustzijn zonder kenmerk1
Zonder einde
geheel lumineus;
Hier vinden water, aarde, vuur & wind
Geen grondvesting.
Hier zijn lang & kort
Grof & fijn
Eerlijk & oneerlijk
Naam & vorm
Allen tot een einde gebracht.
Met de beëindiging van [de activiteit van] bewustzijn
Is elk hier tot een einde gebracht”’.
In noot 1 licht bhikkhu Thanissaro deze verzen toe. Hieronder heb ik dit in zijn geheel vertaald:
“
Vinnanam anidassanam. Deze term wordt nergens in de Canon uitgelegd, hoewel MN49 benoemt dat het ‘niet deelneemt in de alheid van Alles (the alness of the All)”- ‘Alles’ betekent hier de zes interne en zes externe zintuig media (zie SN 35.23). Hierin verschilt het van de bewustzijnsfactor in afhankelijk ontstaan, dat wordt gedefinieerd in termen van de zes zintuigmedia. Buiten tijd en ruimte liggend zou het ook niet onder het bewustzijn-aggregaat vallen, dat al het bewustzijn omvat, dichtbij en veraf; verleden, heden en toekomst. Echter, het feit dat het buiten tijd en ruimte is- en in een dimensie waar er geen hier, daar of ertussen is (Udana 1.10), geen komen, geen gaan of blijven (Udana 8.1)- betekent dat het niet beschreven kan worden als eeuwig of alomtegenwoordig, termen die alleen betekenis hebben in ruimte en tijd. De standaard beschrijving voor nibbana na de dood is, “Alles dat wordt gevoeld (sensed), zijnde niet genoten, zal precies hier bekoelen” (Zie MN140 en Iti 44).
Nogmaals, als “Alles’ wordt gedefinieerd als de zintuigmedia rijst de vraag of bewustzijn zonder kenmerk niet door dit “Alles” wordt omvat. Echter, AN 4.174 waarschuwt dat elke speculatie over of er wel of niet iets overblijft na het overblijfselloos stoppen van zes zintuigmedia, het objectiveren van niet-objectiveerbaarheid (“objectify non-objectification”) is, dat in de weg gaat staan voor het realiseren van het niet-objectiveerbare. Dus dit is een vraag die het beste aan de kant gezet kan worden” <einde noot>
Hoe vertalen de Nederlandse vertalers van de Pali Canon, Janssen en de Breet, dit fragment (met dank aan DirkJan voor het toesturen van de Nederlandse tekst):
...''Deze vraag moet in feite niet zo gesteld worden, als je haar net stelde. Maar zij moet zo gesteld worden:
Waar vinden aarde,water,vuur en wind geen vaste voet?
Waar houden lang en kort, klein en groot, mooi en lelijk,
Waar houden naam-en-vorm volledig op?
Het antwoord daarop is:
Het onzichtbare bewustzijn, oneindig, aan alle kanten lichtend:
Daar vinden aarde water vuur en wind geen vaste voet.
Daar houden lang en kort, klein en groot mooi en lelijk,
Daar houden naam-en-vorm volledig op.
Door het ophouden van perceptie vindt dit alles daar een eind''
In §3.3. van de algemene inleiding van Digha Nikaya schrijven deze vertalers:
'Het lijkt niet te ver gezocht om in deze en andere soortgelijke passages in de Canon een verwijzing te zien naar een zijns wijze (sfeer) die boven de fenomenale wereld uitreikt, die buiten ons geconditioneerd bestaan ligt waarin de tegenstelling tussen leven en dood een grote rol speelt. Het gaat hier om het bewustzijn van de verloste mens (arahat) die aan de wereld der tegenstellingen ontstegen is. Dit bewustzijn wordt aangeduid met de termen 'onzichtbaar', 'oneindig', 'aan alle kanten lichtend'. Het is niet meer te traceren in de wereld van de elementen aarde, water vuur en wind noch in de 'hogere' werelden van de meditatietoestanden en de daarmee corresponderende hemelen.
Deze sfeer wordt ook met de term nirvana aangeduid. Het bestaan van deze sfeer maakt de bevrijding uit deze wereld mogelijk. Hiernaar verwijst de Boeddha in een verdere passage in de Udana (Ud 80-81).
In de (niet-boeddhistische) Upanishaden treffen we een beschrijving aan van het Brahman, de oergrond der dingen, die een duidelijke verwantschap vertoont met de voorgaande passage:
In de hoogste gouden schede is het Brahman, smetteloos,
zonder delen. Het is zuiver, het licht der lichten. Dat is wat de
kenners van het zelf weten.
De zon schijnt daar niet, noch de maan en de sterren; deze
lichten schijnen er niet, laat staan het vuur. Alles ontleent
zijn straling aan de stralende ( Brahman). Zijn stralen ver-
lichten deze wereld. Brahman, waarlijk, is het doodloze.
(Mundaka-Upanishad II, 2, 10-12)
Met het 'doodloze' (Skr. amrta/P. amata) wordt in boeddhistische teksten vaak het nirwana aangeduid.' <einde aangehaalde tekst uit de inleiding>
Passages over een dimensie buiten tijd en ruimte in Udana
Zie bijvoorbeeld,
https://suttacentral.net/nl/ud1.10https://suttacentral.net/nl/ud8.1https://suttacentral.net/nl/ud8.3https://suttacentral.net/nl/ud8.4Tot zover dit eerste deel van dit thema. In het volgende deel zal ik die andere plek bespreken waar
vinnnanam anidassanam ter sprake komt, met noten en meer commentaar.
hartelijke groet,
Siebe