Auteur Topic: De Sangha  (gelezen 14511 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
De Sangha
« Gepost op: 22-05-2017 01:17 »
     Na iets over de leek gepost te hebben, volgen hier enkele gegevens over de Sangha. Dat het  leven van een bhikkhu of bhikkhuni heel anders is dan het leven van een leek, moge hieruit duidelijk worden.

Nico


1. Het begin van de Sangha

      Het woord “ Sangha” kan twee betekenissen hebben. Elke gemeenschap van bhikkhus van vier of meer in aantal is een bhikkhu-sangha.[1] De gemeenschap van alle mensen die het 1e, 2e, 3e of 4e niveau van heiligheid bereikt hebben, zij allen vormen de ariya-sangha of edele sangha. Leken kunnen die vier niveaus ook bereiken. Hier bespreken wij de Sangha als gemeenschap van de bhikkhus (monniken) en de bhikkhunis (nonnen).

      Op het einde van de eerste toespraak in het hertenpark te Isipatana (Sarnath) bereikte Kondañña het eerste niveau van heiligheid. Hij vroeg aan de Boeddha of hij een discipel van hem mocht worden.[2] De Boeddha nam hem aan met de woorden: “Kom, bhikkhu”. Het woord bhikkhu werd toen al gebruikt voor religieuze rondtrekkende asceten. Thans wordt het alleen gebruikt voor Boeddhistische monniken. Letterlijk betekent bhikkhu: iemand die bedelt. Maar bhikkhus bedelen niet; zij nemen alleen aan wat vrijwillig gegeven is.[3]

      Na de eerste toespraak tot de vijf asceten en nadat Añña-Kondañña een bhikkhu en stroomintreder was geworden, wordt in de Vinaya vermeld dat de Verhevene die asceten onderwees met een gesprek over de Dhamma. We weten niet wat hij toen precies onderwees.[4] De overige vier asceten werden verder onderwezen totdat zij het eerste niveau van heiligheid bereikt hadden. Daarna richtte de Boeddha zich tot hen met de tweede ons bekende toespraak, en wel over niet-zelf. Alle vijf bereikten toen Arahantschap. De vier andere asceten vroegen toen of ook zij bhikkhu konden worden.[5]

      Eén of twee bhikkhus vormen geen Sangha. Er moeten minstens vier monniken samen zijn. [6] Het begin van de Sangha is dus in het hertenpark te Isipatana nadat die vier asceten bhikkhu waren geworden.
 
      Na de bekering van de vijf asceten volgde de bekering van Yasa, diens vader en vier vrienden. Zij allen werden Arahants. Yasa vroeg om als bhikkhu toegelaten te worden. De Boeddha antwoordde: “Kom bhikkhu, de leer is goed uitgelegd. Voer het heilige leven om aan het lijden een einde te maken.”[7]
 
      De vrouw en de moeder van Yasa wachtten tevergeefs. Zij gingen naar het hertenpark en ook zij werden er onderwezen. Zij werden de eerste vrouwelijke lekenvolgelingen.
      Vijftig andere vrienden van Yasa volgden en ook zij werden volmaakte heiligen. Er waren toen in totaal 61 heiligen (Arahants) in de wereld.
 
      Toen het regenseizoen ten einde liep, zond de Boeddha zijn directe discipelen - die allen volledig bekwaam waren om anderen te onderwijzen – heen in alle richtingen om de leer te verspreiden. Zij moesten de leer verkondigen in haar eigen zin en haar eigen wijze, naar bedoeling en naar de letter.
      Na afloop van zes jaar moesten zij weer samenkomen om op plechtige wijze de orde-regels op te zeggen. Hoewel het er niet uitdrukkelijk bij vermeld is, moeten die orderegels toen al bij die bhikkhus bekend zijn geweest. En het is aan te nemen dat zij ook de tien regels van discipline navolgden.
 
      Toen vertrokken al die monniken, op één en dezelfde dag. En steeds na afloop van een jaar verkondigden godheden dat een jaar verstreken was en hoeveel jaren er nog over waren.
 
_____
[1] Khantipalo, Bhikkhu: Banner of the Arahants, Kandy 1979, p. 7.
[2] Khantipalo 1979, p .5.
[3] idem.
[4] Khantipalo 1979 p. 53.
[5] Khantipalo 1979, p. 6.
[6] Khantipalo 1979, p. 7.
[7] Khantipalo 1979, p. 11.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #1 Gepost op: 22-05-2017 15:38 »
2. De wijding
 
      Van degenen die de leer van die Arahants vernamen, wilde een aantal in de Orde opgenomen worden. Volgens de eerwaarde Khantipalo zeiden de Arahants toen dat zij de wijding van de Boeddha zelf moesten krijgen en brachten zij hun leerlingen dan helemaal naar het hertenpark te Isipatana.[8] Dat moet dus gebeurd zijn tijdens het eerste regenseizoen na de Verlichting, toen de Boeddha in dat park aanwezig was.
      De Boeddha stond de monniken toe de inwijding te geven aan degenen die erom vroegen. Hoofdhaar en baard moesten afgeschoren worden, de wijdeling moest een geel ondergewaad dragen (als een sarong) en het oppergewaad over de linker schouder, de rechter schouder bloot. Dan moest hij drie keer eer betonen aan de voeten van zijn leraar, neerknielen met de handpalmen tegen elkaar, en drie keer zeggen: “Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha, Dhamma en Sangha.”[9]
 
      De eerste methode van wijding, (door de Boeddha zelf) werd genoemd de “Kom bhikkhu-intrede”.
 
      De tweede methode heet: “Inwijding door de drie Toevluchtnamen”. Deze methode wordt nu gebruikt voor de wijding van novice (samanera).
 
      Daarna kwam nog een derde methode. Personen met verkeerde motieven en bedoelingen kwamen in de Orde. Daarom werden regels vastgesteld waaraan voldaan moest worden vóór de inwijding, zoals bezit van eigen nap en eigen gewaden. Ook werden de eigenschappen vastgesteld welke iemand moet hebben om een bhikkhu te worden.[11]

      De wijding tot monnik is de wijding van intrede in de Orde: de upasampadā. Na de aanname-ceremonie moet een bhikkhu tenminste vijf jaren bij een leraar blijven.[12]
      In principe kan iedereen gewijd worden. Ook leden uit de laagste kaste, de Sudra-kaste, konden tot zijn Orde toetreden. De kaste is niet belangrijk. Of een vuur nu met kostbaar hout aangemaakt wordt, of met goedkoop hout, het vuur heeft dezelfde vlam, dezelfde glans, dezelfde lichtsterkte.[13] Minderjarigen hadden toestemming van hun familie nodig. Slaven en onvrijen moesten toestemming hebben van hun heren. Minderjarigen die geen toestemming van hun ouders hadden, werden geweigerd, evenals veroordeelden, dieven, mensen die uit de gevangenis gevlucht waren en mensen die een van de vijf zware vergrijpen begaan hadden (vadermoord, moedermoord, moord van een Arahant, verwonding van een Boeddha, poging tot schisma). Graag gezien waren zonen van goeden huize.[14]
 
      Er zijn in de Boeddhistische Orde geen geloften die iemand voor een heel leven binden. Men kan zonder meer uittreden uit de Orde.
      Pas laat ontwikkelde zich een strenge hiërarchie.[15]
 _____
[8] Khantipalo 1979, p. 12-13.
[9] Khantipalo 1979, p. 12-13; Bareau, André: “Der indische Buddhismus,” in: Die Religionen Indiens, III, Stuttgart 1964, p. 54-55.

[11] Khantipalo 1979, p. 13.
[12] Khantipalo 1979, p. 46.
[13] Schweitzer: Gandhi in Südafrika, Erlenbach-Zürich 1925, p. 69.
[14] Schneider, Ulrich: Einführung in den Buddhismus, Darmstadt 1980, p. 119.
[15] Schneider 1980, p. 121.
« Laatst bewerkt op: 22-05-2017 19:28 door nico70 »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #2 Gepost op: 23-05-2017 10:35 »
2a. De wijding tot novice
 
      Zoals voorheen vermeld wordt de tweede methode nu gebruikt voor de wijding van novice (samanera). Die wijding heet de wijding van uittrede uit de wereld: de pabbajjā. Minimaal vijf bhikkhus komen dan samen eerst om de naam van de wijdeling te vernemen. Drie keer luisteren zij in stilte naar de aankondiging van de naam. Als iemand bezwaren maakt, heeft de wijding geen waarde.[16]
      Rahula was de eerste novice, samanera. Toen de Boeddha voor de eerste keer na de Verlichting in Kapilavatthu was, zei Yasodharā aan Rahula dat hij zijn erfenis moest gaan vragen. De kleine Rāhula ging naar de Verhevene, bleef voor hem staan en zei: “Geeft mij mijn erfenis, asceet.” Daarop wendde de Meester zich tot Sariputta en sprak: “Geef hem de wijding, Sariputta, geef hem het gaan uit de wereld.” Sariputta vroeg hoe hij de wijding moest doen. De Verhevene zei, dat de 2e methode zoals boven omschreven, gebruikt moest worden. Aldus werd de kleine Rāhula een novice (sāmanera) op zevenjarige leeftijd. Koning Suddhodana was er niet gelukkig mee. Op zijn verzoek werden geen wijdingen meer gegeven aan minderjarigen zonder de toestemming van de ouders.[17]
 
      De novice moet tien regels navolgen. Die tien regels zijn:
1.      Ik neem het vaste voornemen geen enkel levend wezen te doden en geen enkel levend wezen te kwellen.
2.      Ik neem het vaste voornemen niet te stelen en niet te nemen wat niet is gegeven.
3.      Ik neem het vaste voornemen af te zien van alle seksuele wilsacties in daad, woord en gedachte.
4.      Ik neem het vaste voornemen juiste taal te gebruiken.
5.      Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van alle bedwelmende drank en drugs door welke onachtzaamheid veroorzaakt wordt.
6.      Ik neem het vaste voornemen geen vast voedsel noch bepaalde drank te gebruiken op een onpassende tijd.
7.      Ik neem het vaste voornemen me te onthouden van dansen, zingen, muziek en van het bezoeken van onpassende shows.
8.      Ik neem het vaste voornemen af te zien van het gebruik van guirlandes, parfums, crèmes, en van dingen die dienen tot het mooier maken van de persoon.
9.      Ik neem het vaste voornemen geen hoge en luxueuze zitplaats en geen hoog en comfortabel bed te gebruiken.
10.  Ik neem het vaste voornemen geen goud en zilver (d.w.z. geld) aan te nemen.
 
      Men moet minstens zeven jaar zijn om novice (sāmanera) te kunnen worden.[18] Men krijgt een leraar (upajjihāya), het hoofdhaar wordt afgeschoren en men ontvangt het gele gewaad. Daarna werpt de novice zich neer en spreekt drie keer de toevluchtname uit. En hij krijgt een leraar (ācariya) die de tien regels moet uitleggen.[19]
      De novicen zijn de dienaren van hun leermeesters en verrichten de dagelijkse werkzaamheden.[20]

_____
[16] Khantipalo 1979, p. 13.
[17] Khantipalo 1979, p. 31-32; Ñānamoli, Bhikkhu: The Life of the Buddha according to the Pali Canon. (2nd ed.) Kandy 1978, p. 77-78..
[18] In Thailand heeft de schrijver novicen van 6 jaar gezien.
[19] Schneider 1980 p. 119.
[20] Bareau 1964, p. 54-55.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #3 Gepost op: 23-05-2017 23:24 »
2b. De wijding tot monnik
 
      In het begin werden degenen die in de orde wilden intreden, direct opgenomen, zonder eerst tot novice te zijn gewijd. Maar later werd men eerst tot novice gewijd en pas daarna kreeg men de volle wijding (upasampadā). Wie eerst aanhanger van een andere leer was en in de leer en discipline van de Boeddha de wijding van uittrede uit de wereld en de wijding van de intrede in de Orde wenst, die heeft gewoonlijk vier maanden proeftijd. Na afloop van die vier maanden geven de monniken, als zij tevreden zijn, hem de wijding van uittrede uit de wereld en nemen hem in de Orde van de monniken op. Maar hierbij wordt onderscheid naar persoonlijkheid gemaakt.
      Wanneer iemand bij de Orde wil intreden, moet hij hoofdhaar en baard laten afscheren en het drievoudige gewaad aantrekken. Hierbij moet het oppergewaad, de sanghati, de rechter schouder vrij laten. Dan moet de aspirant de voeten van een al gewijde monnik groeten. En met gevouwen handen spreekt hij dan de drievoudige formule.[21]
      Voor de eigenlijke wijding tot monnik moet men minstens 20 jaar oud zijn. Het ritueel (kammavācā) schrijft voor dat ten minste 10 monniken aanwezig moeten zijn. De kandidaat krijgt dan de intrede (upasampadā). Op de vastgestelde dag krijgt hij van zijn leermeester de aalmoezennap (pātra) en het gewaad (cīvara). De kandidaat moet dan drie keer opname in de Orde vragen, Men stelt hem dan een aantal vragen om te zien of hij daarvoor in aanmerking komt. In bepaalde gevallen kan hij geweigerd worden, bijvoorbeeld als hij lepra of vallende ziekte heeft, als hij een eunuch, slaaf of soldaat is. Ook mensen met grote schulden of met onzedelijk gedrag, of mensen die geen bedelnap en geen gewaad hebben, worden niet opgenomen. Voor de verzamelde gemeenschap moet de kandidaat dan drie keer opname in de Orde vragen. Als alle vragen bevredigend beantwoord zijn, stelt de leermeester met een drie keer gesproken verklaring (ñatti) de wijding voor, gevolgd door drie keer een voorstel met afstemmen. Door zwijgen wordt toestemming gegeven. De leermeester verklaart de wijding als voltrokken. Dag en uur van de wijding worden genoteerd en de betreffende persoon wordt nog eens met de regels van het kloosterleven vertrouwd gemaakt.[22]
      Oorspronkelijk volgde de monnik alleen de tien regels na. Later kwamen de Vinaya-regels erbij.
 
      Gewoonlijk moet de monnik na de wijding een aantal jaren doorbrengen met leraren die zijn gidsen zijn bij studie en praktijk.[23] Er zijn twee soorten leraren: de zedenmeester (upajjihāya) die hem in de discipline onderwijst, en de geestelijke leraar (ācariya) die hem in de leer onderwijst. Leerlingen en leermeesters wonen samen. De leerlingen zijn hun dienaren, helpen bij de dagelijkse werkzaamheden.[24]
_____
[21] Naudou, Jean: Buddha. Aus dem Französischen übertragen von Peter Kamnitzer. Paris [s.a.] p. 147; Bareau 1964, p. 54-55.
[22] Schneider 1980, p. 119; Bareau 1964, p. 54-55.
[23] Khantipalo 1979, p. 10.
[24] Bareau 1964, p. 64.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #4 Gepost op: 24-05-2017 12:12 »
3. De regentijd
 
      In de tijd van de Boeddha trokken de bhikkhus rond, ofwel alleen of in kleine groepen. Tijdens de regentijd (vassa) waren de monniken verplicht gedurende drie maanden op één plaats te blijven. Als reden wordt genoemd de vrees dat planten en dieren schade toegebracht wordt als zij in die tijd rondtrekken. In werkelijkheid zou het eerder gaan om een oud gebruik van de brahmanen en van andere Indiase asceten. De oorsprong ervan was al vergeten en het Boeddhisme heeft dat gebruik vanaf het begin overgenomen.[25]
      De regentijd, van juli tot oktober, wordt gebruikt voor intensieve meditatie-praktijk of voor studie. In het algemeen komen bhikkhus dan samen rond bekende leraren om door hen onderwezen te worden. Ook leken kunnen dan de Dhamma leren.[26].
      Tijdens de regenperiode mogen de monniken en nonnen het klooster niet verlaten. Maar er zijn bepaalde uitzonderingen.[27] De regentijd wordt afgesloten met een ceremonie, pavāranā, op de 14e of 15e dag van de maand.[28]
       Op het einde van de regentijd was er nog een andere plechtigheid: de verdeling van de katoenen stoffen (kathina) waaruit de monniksgewaden gemaakt werden. De stof werd door de leken geschonken.[29] Tegenwoordig worden hele gewaden geschonken.
_____
[25] Bareau 1964, p. 57-58.
[26] Khantipalo 1979, p. 45.
[27] zie: Vin.I.137.
[28] Bareau 1964,p. 58.
[29] Bareau 1964, p. 59.
« Laatst bewerkt op: 24-05-2017 12:41 door nico70 »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #5 Gepost op: 24-05-2017 22:23 »
4. De regels voor de monniken

      Na afloop van de periode van zes jaren die de Boeddha had vastgesteld, kwamen de Arahants weer samen en wel te Rajagaha in het Veluvana-park.[30] Daar zei de Verhevene toen plechtig de Orde-regels op:
 
      “Geduld en verdraagzaamheid is de hoogste boete-oefening;
      de Boeddhas noemen Nibbāna het hoogste.
      Geen pelgrim is hij die anderen aangrijpt;
      geen boeteling is degene die iemand anders schade berokkent.[31]

      Het nalaten van alle kwaad,
      het constant zich moeite doen voor het goede,
      de reiniging van de eigen geest:
      dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.

      Zonder te berispen, zonder te strijden,
      wel-beschermd door de Orde-regel,
      steeds matig bij de maaltijd
      en gericht naar afgelegen verblijfplaats
      en naar verheven denken:
      dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.”[32]
 
      Met de Orde-regel moeten bedoeld zijn de tien regels van discipline. En toen er veel kloosters ontstonden, kwamen er regels hoe de monniken zich moesten gedragen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van nonnen en leken, en hoe zij zich moesten gedragen in de kloosters. Die regels waren nodig omdat er veel mensen in de Orde waren ingetreden met niet goede bedoelingen of met een geringe opvoeding.
      Zo ontstond geleidelijk de Vinaya. Daarin staan de regels voor de Sangha samen met de omstandigheden die ertoe voerden dat ze vastgesteld werden. Vinaya wordt vertaald met discipline. Maar het betekent letterlijk: datgene waardoor men uitgeleid wordt.[33] Volgens de eerwaarde Khantipalo betekent dit dat men erdoor buiten het lijden gevoerd wordt.[34] Maar de Vinaya zijn kloosterregels. Alleen de Dhamma, het achtvoudige pad, de middenweg voert naar een einde van lijden.
      De regels van de Vinaya namen geleidelijk toe in de 45 jaren waarin de Boeddha onderwees. De Vinaya werd onthouden door de Vinayadharas, degenen die de Vinaya bewaren. De arahant Upāli was de autoriteit erin.[35]
      De Vinaya-Pitaka gaat over de discipline in de orde. De grote praktische betekenis ervan kan men aflezen aan het feit dat er zes volledige versies van bewaard zijn gebleven. Ze stammen van de Theravādins, de Sarvāstivādins,[36] de Dharmaguptakas,[37] de Mahīsāsakas,[38] de Mūlasarvastivādins,[39] en de Mahāsānghikas.[40]
      De inhoud ervan kan in twee hoofddelen en een bijlage verdeeld worden: Het eerste hoofddeel heet Sutta-Vibhanga: een keer voor monniken en een keer voor nonnen afzonderlijk. Die twee boeken van de Vinaya bevatten de fundamentele regels van het Patimokkha van bhikkhus en bhikkhunis. Het Patimokkha is de code van 227 regels voor bhikkhus die elke 14 dagen gereciteerd worden als zij samen komen om hun tekortkomingen op te biechten. Het is een commentaar, quasi-historisch, voor elke fout die in het Patimokka behandeld wordt. De nonnen hadden meer voorschriften dan de monniken.
      Het tweede hoofddeel heet Khandhaka. Volgens E. Frauwallner waren het oorspronkelijk 20 delen. [41]
      De volgende twee boeken heten het grote en het kleine hoofdstuk. Zij gaan over verschillende onderwerpen. Tenslotte zijn er twee hoofdstukken over het 1e en 2e concilie.[42]
      Volgens Frauwallner is de Vinaya het werk van één man. Deze heeft na het concilie van Vesali maar vóór de splitsing in Mahāsanghikas en Sthaviras het beschikbare Vinaya-materiaal op de boven genoemde manier geordend. Maar hij heeft ook een raamwerk geschapen om het geheel voor te stellen als was het ontstaan tijdens het leven van de Boeddha. De 40-jarige preektijd van de Boeddha was voornamelijk een Dhamma-activiteit. De samensteller van de Vinaya heeft die activiteit vermeerderd met Vinaya-activiteit welke later overgewaardeerd werd.[43]
      Als eigenlijke kern van de Vinaya-Pitaka moet men het Patimokkha beschouwen.[44] Dit wordt aan het einde van elke halve maanstand (uposatha) gereciteerd, op de 14e of 15e dag al naargelang de lengte van de maand. De plechtigheid vindt plaats in een speciale ruimte van het klooster (uposathāgāra), welke groot genoeg moet zijn om alle plaatselijke monniken te kunnen bevatten.[45] De monniken die een fout gemaakt hebben, moeten die voor de andere monniken opbiechten en beloven die fout niet meer te maken. De voorzitter of een door hem aangewezen monnik preekt de leer en reciteert het Patimokkha. Bij deze recitatie mogen geen leken, nonnen en novicen aanwezig zijn, noch monniken die schuldig bevonden zijn aan zware vergrijpen en die daarom uit de Orde gestoten zijn.
      Na de recitatie vraagt de reciteerder aan de aanwezige monniken drie keer of zij fouten gemaakt hebben. Hij vraagt hun ze openlijk en onmiddellijk te bekennen. Degenen die hun fouten verborgen houden en er later op betrapt worden, staan zware straffen te wachten.[46]
 
      Het Patimokkha heeft ongeveer 250 artikelen in 8 afdelingen:
1. Foutief gedrag dat verwijdering uit de Orde tot gevolg heeft: met opzet seksuele omgang; iemand doden of iemand anders ertoe overhalen zichzelf of iemand anders te doden; diefstal; pochen met bovennatuurlijke krachten die men niet heeft.
      Een bhikkhu die zich schuldig maakt aan overtreding van deze artikelen heet ongeneeslijk en hij moet de Orde verlaten. Ook als hij het gele gewaad blijft dragen, is hij toch geen bhikkhu meer. Degene die “ongeneeslijk” is verklaard, kan niet meer in de Orde terugkeren.
 
2. Foutief gedrag dat een tijdelijke verwijdering uit de Orde tot gevolg heeft. Deze groep bevat 13 overtredingen, o.a. zelfbevrediging, vrouwen met lustvolle bedoelingen aanspreken, het maken van koppeldiensten voor mannen om vrouwen te ontmoeten (of omgekeerd) voor een huwelijk of voor seksuele omgang, valse beschuldigingen uiten tegenover een monnik.
      Deze overtredingen zijn “te genezen”; de monnik mag in de Orde blijven en zijn oefening voortzetten.
 
3. Moeilijk te beoordelen foutief gedrag. Twee overtredingen betreffende de omgang met vrouwen. Andere punten zijn:
- het vestigen van een klooster op land dat niet op de behoorlijke manier is toegewezen door geschikte oudere monniken en dat geen juiste aangrenzende omgeving heeft. Of het gebouw ervan is te groot.
- Als een bhikkhu voor zichzelf iets bouwt, mag hij een hut bouwen van ongeveer vier meter lang en circa 2,30 meter breed, binnenmaat.
- Proberen een andere monnik te verdrijven van het heilige leven door hem te beschuldigen van een van de vier grote overtredingen.
- Proberen een schisma te veroorzaken.
- Een volgeling zijn van iemand die probeert een schisma te veroorzaken.
- Een monnik die moeilijk is te vermanen, die de houding aanneemt: “Ik zal niets over jouw gedrag vertellen, dus vertel jij niets over mijn gedrag.”
- De monnik die een bederver van gezinnen is. Hij geeft gaven hier en daar teneinde zichzelf populair te maken zodat hij later veel offergaven krijgt.
 
      Een bhikkhu die zich schuldig maakt aan een van deze overtredingen, moet ze eerst aan zijn leraar opbiechten. Deze licht dan de Sangha in. De monniken komen bijeen en de schuldige bhikkhu moet hen eerst inlichten over de aard van zijn overtreding. Daarna vraagt hij de 6-nachten boete. En als hij zijn overtreding (aanvankelijk) heeft verborgen, moet hij eerst een proefperiode ondergaan welke gelijk is aan de lengte van het verborgen houden. Daarna moet hij de 6-nachten boete ondergaan.
      In ieder geval verliest hij tijdens die periode zijn senioriteit. Als jongste bhikkhu moet hij aanzitten. Hij mag ook niet deelnemen aan officiële Sangha-acties zoals inwijding, noch mag hij de leer onderwijzen. Alle monniken die op bezoek komen (in het klooster) moeten door hem van zijn overtreding ingelicht worden. Na afloop van de boeteperiode moet hij in bijzijn van niet minder dan 20 bhikkhus vragen of hij weer in zijn vroegere status terug mag keren.[47]
     
      Daarna volgen overtredingen die niet in het Patimokkha zijn opgenomen. Vaak zijn ze een mindere graad van ernstige overtredingen, zoals zich naakt vertonen in het openbaar, het drinken van bloed, vrijwillig de sekszintuigen stimuleren.[48]
 
4. Foutief gedrag betreffende het zich ongeoorloofd toe-eigenen van een voorwerp (vooral kledingstukken) van een monnik. Deze groep bevat 30 overtredingen in totaal. De meeste ervan gaan over de rekwisieten: gewaden of geld om ze te kopen, dekens, nappen, medicijnen e.d. Een bhikkhu mag die alleen een bepaald aantal dagen gebruiken of mag alleen een bepaalde hoeveelheid ervan bezitten.
      Er zijn ook belangrijke regels over de omgang met geld. Een goede bhikkhu probeert vrij te zijn van geld.
      Als hij teveel bezit aan goederen, moet hij die afgeven aan een andere bhikkhu. En wat geld betreft, geeft hij dat aan de Sangha die een bestemming eraan geeft.
      De schuldige bhikkhu biecht zijn overtreding op en belooft dat hij zich in de toekomst zal beheersen.
      Deze methode van zuivering geldt ook voor de onderstaande overtredingen.[49]
 
5. Foutief gedrag dat bepaalde straffen vereist. Hierin zijn 92 overtredingen, o.a. geen respect tonen tegenover leraar-bhikkhus, liegen, slecht over anderen spreken, wijn drinken, andere monniken slaan of bedriegen. Andere overtredingen zijn thans van weinig betekenis zoals het niet hebben van een naaidoosje van been, ivoor of hoorn. Er is ook een groep van 10 regels over de omgang van bhikkhus met bhikkhunis, zoals zonder toestemming van de Orde tot nonnen spreken.[50]
 
6. Foutief gedrag waarbij het voldoende is dat men zichzelf ervan beschuldigt en dat men er berouw over heeft. Het zijn 4 kleinere artikelen, o.a. zich bij het eten door een non laten bedienen.
 
7. Regels van goed gedrag. Het zijn 57 manieren van oefening. Ze gaan meestal over goede manieren en beschaafd gedrag wat betreft het dragen van gewaden, het vergaren van voedsel en het eten ervan, gelegenheden geschikt om de leer te verkondigen, en plaatsen voor ontlasting en urineren.
Deze regels gelden ook voor novicen.
      De Boedha zou het nodig gevonden hebben die regels vast te stellen toen de Sangha groter werd en ook meer supporters kreeg.[51]
 
8. Regels over de besluitvorming van rechtskwesties. Het zijn 7 artikelen in totaal.[52]

 
      Sangha betekent hierboven een groep van bhikkhus. Om het Patimokkha te reciteren moeten vier bhikkhus samen komen. Vijf bhikkhus zijn er nodig om een nieuwe bhikkhu in te wijden (buiten het dal van de Ganges); in het Middenland zijn daarvoor tien monniken nodig. Minstens twintig bhikkhus vormen een Sangha om een bhikkhu te rehabiliteren na een zware overtreding.
      De procedures moeten steeds strikt nagevolgd worden, anders hebben ze geen waarde. Als woorden of hele zinnen vergeten worden, of als iemand jonger is dan de vastgestelde leeftijd, dan heeft de procedure geen waarde.[53]
_____
[30] Dit geschiedde in de maand Māgha (= februari). - Ter herinnering aan deze gebeurtenis staat thans een klein Boeddha-beeldje op de plek waar zij samen kwamen.
[31] in daad, woord of gedachten.
[32] D.14.
[33] Khantipalo 1979, p. 34.
[34] Khantipalo 1979, p. 108.
[35] Khantipalo 1979, p. 34.
[36] in Chinese vertaling; en gedeeltelijk ook in het Sanskriet.
[37] in Chinese vertaling.
[38] in Chinese vertaling.
[39] in Chinese en Tibetaanse vertaling, en gedeeltelijk in het Sanskriet.
[40] in Chinese vertaling; en gedeeltelijk ook in het Sanskriet.
[41] Schneider 1980, p. 164.
[42] Khantipalo 1979, p. 35.
[43] Schneider 1980, p. 166.
[44] Schneider 1980, p. 167.
[45] Bareau 1964 p. 56-57.
[46] Bareau 1964, p. 57.
[47] Khantipalo 1979, p. 37.
[48] Khantipalo 1979, p. 38.
[49] Khantipalo 1979, p. 38.
[50] Khantipalo 1979, p. 38.
[51] Khantipalo 1979, p. 39.
[52] Schneider 1980, p.117-118; Khantipalo 1979, p. 36-39.
[53] Khantipalo 1979, p. 42.
« Laatst bewerkt op: 25-05-2017 01:42 door nico70 »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #6 Gepost op: 25-05-2017 14:15 »
4.1. Redenen waarom de regels zijn vastgesteld
 
      Eens vroeg de eerwaarde Upali, te Savatthi: "Waarom zijn er regels vastgesteld voor de discipelen van de Verhevene; waarom is het Patimokkha ingesteld?"
      Het antwoord van de Boeddha luidde:
1. "Voor de goede vestiging van de Sangha. (Zonder Vinaya zou de Sangha niet lang blijven bestaan).
2. Voor het gemak van de Sangha (zodat bhikkhus weinig hindernissen hebben en in vrede mogen leven).
3. Voor het verwijderen van stijfkoppige mensen (die onrust zouden veroorzaken in de Sangha).
4. Voor het gelukkig verblijven van goedgemanierde bhikkhus. (Zuivere regels veroorzaken geluk hier en nu).
5. Om bhikkhus te hoeden tegen moeilijkheden in dit leven. (Veel problemen worden vermeden door iemand met een goed gedrag).
6. Om bhikkhus te hoeden tegen moeilijkheden in een toekomstig leven. (Problemen zullen niet ontstaan voor de mens die zich goed gedraagt).
7. Om degenen blij te maken die nog niet blij zijn. (Mensen die de leer nog niet kennen, zijn blij door het goede gedrag van een bhikkhu).
8. Voor de toename van degenen die blij zijn. (Degenen die de leer al kennen, zijn blij als ze zien dat ze uitgeoefend wordt).
9. Voor het vestigen van de ware leer. (De Dhamma blijft lang bestaan als de Vinaya goed wordt nagevolgd door bhikkhus).
      De kloosterregels en de Dhamma zijn twee onderling afhankelijke zaken. Als bhikkhus gedisciplineerd zijn en de Dhamma navolgen, blijft de leer bestaan. Maar als de bhikkhus niet gedisciplineerd zijn en de Dhamma niet navolgen, blijft de leer niet bestaan. Ook leken kunnen de Dhamma navolgen en tot een behoud van de leer bijdragen.

10. Voor het heil van de Vinaya. (Zodat de Vinaya veel wezens tot heil kan zijn en uit het lijden naar Nibbana kan voeren. [54] De Vinaya kan mensen niet uit het lijden voeren; de Dhamma kan dat wel. Maar zonder regels, zoals de 5, 8 en 10 regels, blijft de Dhamma niet lang bestaan).
 
      Een monnik kan vrijwillig uittreden als hij het moeilijk vindt om de regels na te volgen.[55]
_____
[54] A.X.31, in: Khantipalo 1979, p. 43-44.
[55] Khantipalo 1979, p. 36.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #7 Gepost op: 25-05-2017 23:48 »
5. Kloosters
 
      In de tijd van de Boeddha trokken de bhikkhus rond, ofwel alleen of in kleine groepen rond een leraar-monnik (ācariya). Als zij een geschikte plaats vonden, konden zij er maanden of jaren blijven. Zij sliepen in de open lucht, in hutten van bladeren, of in grotten. In sommige gevallen werden zij door mensen uitgenodigd die dan voor hun maaltijden en andere eenvoudige behoeften zorgden. Die mensen maakten dan hutten en een ontmoetingshal. Dat was het begin van Boeddhistische kloosters.[56] Reizende monniken mochten overnachten bij leken.[57]
 
      Ten tijde van de Boeddha waren er nog weinig kloosters. Ze lagen ver uit elkaar. Die kloosters waren parken (ārāma) of bossen geweest. Er waren woon- en nevengebouwen in opgericht. De monniken woonden er in eenvoudige hutten (kutikā) gemaakt van takken, gras en aarde. De voorgeschreven maten ervan waren circa 3,5 x 2 meter.[58] Uit de inrichting van latere kloosters kan opgemaakt worden dat de woonhutten rondom de vergaderzaal lagen met de ingang ervan naar de zaal gewend.
      Het merendeel van de monniken verliet de kloosters niet, behalve voor pelgrimage. Daarom werden de kloosters uit vast bouwmateriaal gebouwd (steen, baksteen). Ze bestonden uit een vierkante hof met een gang eromheen. Hieraan lagen de kloostercellen. In het midden van de binnenhof was de vergaderzaal. Daarin kwamen de monniken bijeen op de Uposatha-viering. De zaal werd ook gebruikt bij andere bijeenkomsten en om er te preken. De cellen waren net als de hutten ongeveer 2 x 3 m.[59] Het meubilair bestond uit een laag en smal bed met een deken uit geitenwol; een stoel en een stromat. Een vijver diende om er te baden. Drinkwater kwam uit een bron. De toiletten lagen afgelegen.[60]
     
      De suttas werden toen hardop gereciteerd. Om monniken die graag mediteerden, niet te storen, kregen dezen een verblijfplaats aangewezen die verder weg lag. Degenen die de suttas reciteerden, werden weer gescheiden van degenen die de Vinaya reciteerden.[61]
 
      Elk klooster was het centrum van een gemeente (sīmā) die niet groter mocht zijn dan ongeveer 5 km.[62]
 
      ’s Morgens gingen de monniken op weg om voedsel te halen (verzamelen) bij de leken. Bij het ontvangen van de aalmoezen moesten zij hun ogen op de nap richten en een bescheiden houding aannemen.[63]
      De monnik verzamelde zijn voedsel in de nap. Hij moest alles aannemen. De Boeddha legde geen regels vast betreffende vegetarisch eten. Als een monnik vegetariër was, was hij dat op eigen initiatief. En als leken vlees of vis in zijn nap legden, kon hij dat eten aan andere monniken geven.
      Na het verzamelen van de aalmoezen werd het maal onder alle monniken verdeeld en nog vóór de middag opgegeten. Het was niet geoorloofd voedsel tot zich te nemen tussen 12:00 u. en de volgende morgen.
     Het overgebleven eten werd weggeschonken of achtergelaten. Want het was niet toegestaan om voorraden aan te leggen.[64]
 
      Een Boeddhistisch klooster wordt gewoonlijk aangeduid met de naam “vihāra” of “āvāsa”. In Thailand gebruikt men de naam “Wat”, in Sri Lanka “Pansala”en in Myanmar (Birma) de naam “Phonyi-kyaung”. Het is de plek waar bhikkhus verblijven, met een tempel erbij.
      De vihâra in de stad is duidelijk verdeeld in verschillende ruimtes. De Boeddha-vihara is het deel waar Boeddhabeelden zijn, in of buiten tempels. De Sangha-vihara is de plaats waar de bhikkhus vertoeven. Er kunnen meerdere gebouwen staan met kamers, of steeds één gebouw voor één monnik. De kuti of residentie van de abt kan een gebouw zijn met veel kamers. In de sālā of hal met open zijkant komen bhikkhus samen op speciale uitnodigingen van leken. Nabij de hoofdtempel is de Bodhi boom. De stoepa of cetiya ligt vaak achter de grootste tempel. In een stoepa kunnen relieken bewaard worden of objecten die verering waard zijn zoals Boeddhabeelden of Boeddhistische teksten. Maar ook goud en juwelen kunnen er bewaard worden. Badkamers en toiletten liggen vaak iets verwijderd van de andere gebouwen.[65]
      De dorps-viharas zijn gewoonlijk kleiner dan de stads-viharas.[66]
Elk klooster heeft een eigen crematorium.

_____
[56] Khantipalo 1979, p. 45.
[57] Bareau, André 1964, p. 60
[58] Bareau 1964, p. 59-60.
[59] Bareau 1964, p. 111.
[60] Bareau 1964, p. 60.
[61] Khantipalo 1979, p. 50.
[62] Bareau 1964, p. 60.
[63] idem.
[64] Bareau 1964, p. 61.
[65] Khantipalo 1979, p. 86-88.
[66] Khantipalo 1979, p. 89.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #8 Gepost op: 26-05-2017 20:12 »
6. De orde, een democratische instelling
 
      De Boeddha kwam van de Sakyas, die een democratie kenden. De gezinshoofden kwamen er samen en ieder had er een stem. De aanzienlijkste burger was voorzitter van de bijeenkomst. Op gelijke wijze gaat het bij de Sangha. Belangrijke besluiten worden genomen door de Sangha, niet door één belangrijk of invloedrijk persoon, zoals een abt.[67]
 
      Dat de Sangha een democratische instelling is, blijkt duidelijk uit de leerrede waarin de Boeddha de voorwaarden voor het welzijn van monniken uitlegt. [68] Bij die voorwaarden worden o.a. genoemd:
* Vaak samenkomen en elkaar in grote aantallen ontmoeten.[69]
* In vrede samenkomen en in vrede uiteengaan, en in eendracht de zaken van de Orde (Sangha) behartigen.[70]
* Geen nieuwe regels vaststellen en de bestaande regels niet verwerpen, maar verder gaan in overeenstemming met het reglement van oefening (Vinaya) dat vastgesteld is.
* Respect betonen tegenover de oudere monniken,[71] omdat die meer ervaring hebben. Zij zijn de leiders van de Sangha. En men moet het waard achten naar hen te luisteren.
 
     Verder moeten de monniken goed voor elkaar zorgen. Zij moeten alles wat zij aan gepaste offergaven ontvangen, ook wat zij in hun nap krijgen, delen met deugdzame leden van de Orde. (D.16)
 
      In de gemeenschap van de monniken heerst volkomen gelijkheid in rechten. De enige rangorde bestaat in de leeftijd (van intrede). De bhikkhu die het langst in de Orde is, heet "de oudste". Hem moet respect betoond worden. Kloosters hebben een abt, maar ook hij moet eer betonen aan iemand die langer in de Orde is.[72] Zo kon het gebeuren dat een brahmaan of een edelman eer moest betonen aan zijn vroegere slaaf die eerder was ingetreden.[73]
 
      De monniken kwamen uit alle kasten en uit alle sociale klassen, brahmanen, edellieden, kooplieden, en ook handwerkslieden, boeren, armen en slaven. De slaven konden alleen met toestemming van hun heer intreden. De gelijkheid in rechten ontmoette in de praktijk daarom moeilijkheden, en die namen toe met de groei van het aantal monniken. Niet allen hadden een gelijke intelligentie; niet ieder had een gelijk streven. Daarom moest de Boeddha maatregelen nemen tegen fouten en nieuwe kloosterregels opstellen. Soms zelfs werd zijn autoriteit genegeerd.[74]

_____
[67] Khantipalo 1979, p. 41.
[68] D.16; A.VIII,20. Zie ook A.VII.21, in: Nyanatiloka (Übers.): Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Köln 1969, Bd. IV, p. 18-19.
[69] Het commentaar van Buddhaghosa luidde: Als zij niet vaak samenkomen, vernemen zij niet het nieuws uit andere regio’s. Zij weten dan niet wat er in andere kloosters gebeurd is. In geval van mistoestanden kunnen zij dan niet ingrijpen en de leer of kloosterregels weer in orde brengen. (An 2003, p. 20-21).
[70] De zaken van de Orde: zorg voor stoepa, reparatie van dak of hal, bouw van nieuwe hal, naaiwerk aan gewaad e.d. (An, Yang-Gyu (tr,): The Buddha's Last Days : Buddhaghosa's Commentary on the Mahâparinibbâna Sutta. Oxford 2003, p. 21-22).
[71] Oudere monnik: Thera.
[72] Khantipalo 1979, p. 79.
[73] Bareau 1964, p. 15.
[74] Bareau 1964, p. 15.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #9 Gepost op: 27-05-2017 21:11 »
7. Woud-bhikkhus en stads-bhikkus
 
      Bij de bhikkhus kunnen twee groepen onderscheiden worden: degenen die de nadruk leggen op meditatie; en degenen die de nadruk leggen op studie van de teksten. Degenen die graag mediteren, worden ook wel woud-bhikkhus genoemd. Soms onderbreekt de een zijn studie en gaat mediteren, of omgekeerd.[75] Een bhikkhu die in de stad woont, bestudeert meestal de boeken. Maar dat is niet altijd het geval. Bhikkhus in de bossen besteden de meeste tijd aan meditatie.[76] De meeste woud-bhikkhus, zeker als zij nog in de fase van oefening zijn, leven samen met een meditatie-leraar.[77]
 
      De eerste regels voor woud-bhikkhus vinden we in Sutta Nipata III.11, verzen 698-723 met commentaar erbij.[78] Daar wordt de Brahmanen-jongeling Nalaka, neef van de ziener Asita, door de Boeddha onderwezen in de levensregel van de 'muni':
* Bewaar het evenwicht van de geest in het dorp. Dit wil zeggen, blijf gelijkmoedig. Wanneer op je gescholden wordt, bescherm dan je hart tegen ergernis, erger je dan niet. En wanneer je vereerd wordt, al is het door een koning, ga dan rustig verder, wees dan niet hoogmoedig.
* Ook in het woud kunnen gewenste en ongewenste objecten opstijgen, zoals geluiden van dieren en vogels, vormen van bloemen en vruchten, vreesaanjagende objecten en ook objecten die begeerte, afkeer of illusie doen ontstaan. Die objecten geraken in het bereik van zien, horen, ruiken, proeven, aanraken en denken. Ze kunnen de hartstochten opwekken.
* Naar vrouwen moet de wijze geen lustgevoelens hebben. Als monniken op hun tocht door parken of woudgebieden gaan en zij zien dan, zonder dat anderen erbij zijn, een vrouw, - een vrouw die steeds daar woont of een houtsprokkelaarster - dan kan zij door haar lachen, spreken, wenen of door haar spaarzame kleding de wijze tot lust prikkelen. Maar dan moet hij geen lust tot haar hebben, moet zich niet tot lust laten verleiden.
* Hij ziet af van seksuele omgang; van de paring ziet hij af; hij heeft geen lusten.
* Tot wezens, hetzij zwak of sterk, is hij niet vijandig noch is hij hen genegen. Hij heeft geen voorkeur voor noch afkeer van iemand.
* Hij stelt zich gelijk aan anderen door te denken: ‘Zoals ik ben, zo zijn ook zij; en zoals zij zijn, zo ben ook ik.’ Als hij zich zo aan anderen gelijkstelt, doodt hij niet, noch laat hij doden.
* Met een licht lichaam, met afgemeten kost, heeft hij geen wensen en geen lusten. Hij moet heel wensloos zijn en gestild.
* Na het rondgaan voor bedelspijs gaat hij naar het bos, zonder zich door leken te laten ophouden. De wijze neemt dan een zitplaats aan de voet van een boom.
* De wijze moet beschouwing ontwikkelen. Over het woud moet zijn hart verheugd zijn. Aan de voet van een boom moet hij diep nadenken. Hij wekt zaligheid in zich op.
* Als dan de nacht voorbij is, gaat hij naar het bereik van het dorp. Wanneer hij daar uitgenodigd wordt, moet hij die uitnodiging niet aannemen - Wie deze oefening van een muni naleeft, en wel hier in het bijzonder de strikte naleving van degene die enkel de aalmoezen-gang vervult, die moet zich niet verheugen over een uitnodiging. Hij moet die uitnodiging niet aannemen. Zulke gedachten als: “Geeft men wel of geeft men niet; geeft men iets goeds of geeft men iets slechts,” mag hij niet in zich billijken. En ook aan het eten zelf mag hij zich niet verlustigen. Als men hem echter met geweld de nap wegneemt, ze vult en ze weer teruggeeft, dan moet hij na de maaltijd zich weer tot zijn ascetenwerk wenden. De reinigingsoefening is daardoor niet afgebroken. Maar vanwege deze gebeurtenis moet hij het betreffende dorp in de toekomst niet meer betreden.
* En hij moet ook niet de gave aannemen die hem vanuit het dorp wordt gebracht. - Als men degene die het dorp betreedt, zelfs 100 schotels voedsel tegemoet brengt, dan moet hij zich daarover niet verheugen en zelfs geen handvol ervan aannemen. Maar hij moet alleen in volgorde van ligging van de huizen voor aalmoezen rondgaan.
* Als de wijze in het dorp is aangekomen, gaat hij niet haastig naar de gezinnen toe. Volgens het commentaar betekent dit: hij mag geen onpassende gezelligheid met leken hebben, mag zich niet samen met hen zorgen maken, mag zich niet met hen verheugen enz.
* Als hij op zoek is naar voedsel, moet het spreken geheel en al zijn opgegeven. Hij mag geen berekenend woord spreken. Hij mag geen woorden spreken die erop zinspelen gaven te verkrijgen. “Ontvangen heb ik, het is goed; indien niet ontvangen, zo is het ook goed,” door beide gedachten blijft hij onberoerd.
* Naar de boom keert hij dan terug. Met de schaal in de hand moet hij voorwaarts gaan, voor stom gehouden zonder stom te zijn.
* Zelfs kleine gaven moet hij niet verachten. De gever moet hij daarom niet geringschatten.
* In wie geen hechten is, in wie de stroom is uitgedroogd, in de monnik die zowel goede als verkeerde daad opgaf,[79] in hem is geen koortsachtig branden meer te vinden.”
* Zoals de gelijkenis van de messnede[80] leert, zo moet de bhikkhu leven: met de tong tegen het verhemelte gedrukt, moet hij bij het lichaam beteugelt zijn. Zijn geest moet levendig en wakker zijn; hij moet niet piekeren. Vrij van verdorvenheid moet hij zijn en zonder hechten. De reinheidslevenswandel moet hij als doel hebben.
* De bhikkhu moet zich scholen in eenzaam vertoeven en in ascetenwerk. Ware eenzaamheid is het vertoeven zonder begeerte als metgezel.
 
      De levensregel van de wijze is moeilijk te verrichten, is moeilijk steeds na te volgen. Een monnik die de regel van de muni met hoogste inspanning vervult, leeft maar zeven maanden; bij middelmatige inspanning leeft hij zeven jaren; bij geringere inspanning leeft hij zestien jaren.[81]
 
      Woud-bhikkhus verschillen van stads-bhikkhus op veel manieren. De Boeddha prees eenzaamheid (alleen-vertoeven) aan voor degenen die de Dhamma wensen uit te oefenen. Lichamelijke eenzaamheid is gemakkelijk te bereiken. Moeilijk te verwerven is geestelijke eenzaamheid, het leven zonder begeerte en zonder afkeer als metgezel.
     
      Drie belangrijke aspecten zijn er bij de beoefening in de woud-viharas: 1) de Vinaya strikt navolgen; 2) enige van de 13 gunstige oefeningen (dhūtanga) op zich nemen; 3) oplettendheid en meditatie.[83]
 
      De 13 gunstige praktijken gaan over: de gewaden; aalmoezen; verblijfplaats; lichaamshoudingen.[84]
1.      De drager van weggegooide kledij. Hij maakt zijn gewaden van stukken stof die weggegooid zijn. Hij wast die, verft ze, knipt ze in rechthoekige stukken en naait ze samen tot een gewaad. Hij weigert kant en klare gewaden. Deze praktijk wordt nu bijna niet meer uitgeoefend.
2.      De drager van het drievoudige gewaad (onder- en bovengewaad en mantel). Deze praktijk is nu gebruikelijker. Als een bhikkhu te voet gaat, draagt hij twee van zijn gewaden. De mantel draagt hij opgevouwen in zijn nap.
3.      Degene die eet wat is gegeven. Hij eet alleen wat is gegeven. Hij vraagt niet om nog iets speciaals te bereiden. Deze regel geldt voor alle bhikkhus en hoefde dus eigenlijk niet nog eens afzonderlijk bij de gunstige praktijken vermeld te worden.
4.      Degene die van huis tot huis gaat. Hij slaat geen enkel huis over. Bij elk huis staat hij even zwijgend stil en gaat dan verder.
5.      Degene die slechts één keer eet. Hij eet alleen één keer in de morgen. Hij gebruikt geen 2e maaltijd om 11 uur.
6.      Degene die uit de nap eet. Alle voedsel komt in de nap waaruit hij dan eet.
7.      Degene die te laat voedsel weigert. Als een bhikkhu al begonnen is met eten, kunnen er nog leken komen die voedsel willen aanbieden. De te-laat-eten-weigeraar accepteert dat voedsel niet meer. Hij legt beleefd uit waarom hij dat niet aanneemt. Als de mensen van heel ver komen, kan hij een uitzondering maken om die mensen niet teleur te stellen, Hij onderbreekt dan zijn oefening en neemt ze later weer op.
8.      Degene die in het bos vertoeft. De bhikkhu die in een kuti in het bos leeft. Bos betekent hier circa 800 m. verwijderd van een dorp.
9.      Degene die aan de voet van een boom vertoeft. Deze oefening kan niet uitgeoefend worden in de regentijd. Een bhikkhu moet dan een dak boven zijn hoofd hebben en omgeven zijn door vier muren.
10.  Degene die in de open lucht vertoeft. Ook deze oefening kan niet in de regentijd uitgeoefend worden.
11.  Degene die op begraafplaatsen vertoeft. In de tijd van de Boeddha was dat gemakkelijk uit te oefenen; nu is dat (bijna) niet meer mogelijk. Wel kan een bhikkhu dicht bij een crematieplaats vertoeven.
12.  Degene die met elke slaapplaats tevreden is. Hij is tevreden met elke verblijfplaats.
13.  Degene die het zitten oefent. Degene die deze oefening op zich neemt, gaat niet meer liggen, maar heeft alleen nog drie lichaamshoudingen: staan, lopen en zitten. Hij slaapt in zithouding.
 
      Sommigen bhikkhus leggen zich meer toe op de studie van teksten; anderen mediteren liever. Inzicht in de leegheid en vergankelijkheid is echter het voornaamste (zie Dhp.19-20).[85]
 
      De suttas werden toen hardop gereciteerd. De monniken die graag mediteerden, hadden een verblijfplaats die gescheiden was van de verblijfplaats van de bhikkhus die de suttas reciteerden.[86]
      Al in de tijd van de Boeddha bestond er rivaliteit tussen degenen die graag studeerden en degenen die graag mediteerden.[87] De Verhevene zei daarom dat degen die graag studeren ook degenen die graag mediteren moeten prijzen, en andersom.[88]
 
 

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #10 Gepost op: 28-05-2017 11:24 »
      De levensregel van de wijze is moeilijk te verrichten, is moeilijk steeds na te volgen. Een monnik die de regel van de muni met hoogste inspanning vervult, leeft maar zeven maanden; bij middelmatige inspanning leeft hij zeven jaren; bij geringere inspanning leeft hij zestien jaren.[81]
 

Komt dit uit de Pali Canon? Beetje bizar, vind ik.

groet,

Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #11 Gepost op: 28-05-2017 13:42 »
Er is nog meer bizars, ik citeer:

* Naar vrouwen moet de wijze geen lustgevoelens hebben. Als monniken op hun tocht door parken of woudgebieden gaan en zij zien dan, zonder dat anderen erbij zijn, een vrouw, - een vrouw die steeds daar woont of een houtsprokkelaarster - dan kan zij door haar lachen, spreken, wenen of door haar spaarzame kleding de wijze tot lust prikkelen. Maar dan moet hij geen lust tot haar hebben, moet zich niet tot lust laten verleiden.
* Hij ziet af van seksuele omgang; van de paring ziet hij af; hij heeft geen lusten.

Ik weet dat de Boeddha de dorst naar het bestaan (trsna) beschouwt als de wortel van het lijden (dukkha). Begeerte naar wat prettig is en afkeer van wat onprettig is, dat is het dualisme waarin de mens verstrikt is. Dat geeft lijden, omdat we (regelmatig) niet kunnen krijgen wat we begeren en ook in aanraking komen met wat bij ons afkeer oproept.

Maar de regeltjes waarin staat vermeld dat het celibaat wordt verkondigd, zijn feitelijk anti-menselijk. Er wordt gesuggereerd dat we af moeten zien van seksuele omgang. En zelfs: "hij heeft geen lusten". Is dit boeddhistisch? Ik vraag me echt af of de Boeddha dit propageerde. In mijn optiek en ervaring is het totaal nutteloos om een gevecht aan te gaan met de eigen seksualiteit. Want dat wordt hier eigenlijk expliciet of impliciet voorgeschreven. Iedereen heeft lusten, iedereen voelt seksuele aantrekkingskracht. Dat kun je niet uitschakelen door te stellen: "hij heeft geen lusten". Totale nonsens.

Voor zover dat ik het kan zien, is het juist zaak om de persoonlijke seksualiteit uit te leven, totdat het uiteindelijk geen bindende kracht meer op ons uitoefent. Dat betekent in concreto een zeer lang en bevredigend seksueel leven. Door er bewust aan toe te geven, het uit te leven (uiteraard zonder misbruik te maken van de ander) zal het op den duur tot rust komen en hoeft het allemaal niet zo nodig meer. En als het niet tot rust komt, gaat het gewoon door. Wat is daar nu het probleem van? Maar dat betekent eigenlijk dat we pas op hoge leeftijd misschien merken dat we de seksualiteit volledig hebben uitgeleefd. Het is volstrekt onnatuurlijk om een jonge man of een jonge vrouw voor te schrijven dat ze maar "geen lusten" zouden moeten hebben.

Ik ben tegen elke religieuze leider die tegen de menselijke seksualiteit is. Omdat een verbod feitelijk betekent dat mensen gaan lijden onder een aantrekkingskracht tot de ander die ze onmogelijk kunnen beheersen. Dat lijkt me totaal tegengesteld aan wat de Boeddha leert. Je kunt seks namelijk niet beheersen, laat staan ontkennen of zelfs onderdrukken. Ik veeg er de vloer mee aan, met dit soort flauwekul. Het is absoluut niet waar dat het celibaat je verder zou helpen op je spirituele weg. Seksuele onthouding is nergens voor nodig. Hooguit - als men het aankan en er zelf voor kiest - voor een korte vastenperiode. En daarnaast nooit.

Of het nou in de geliefde Pali-Canon staat of niet, ik heb al vaker aangegeven dat de regels de mens moeten dienen en niet de mens de regels. En de Boeddha heeft zelf aangegeven dat je moet uittesten of iets bruikbaar is voor je, of niet. En als er toch een paar mensen - ik denk de minderheid - er baat bij hebben om af te zien van seks, prima! Dan is dat ook de eigen keuze en bevinding. Maar daarnaast is het een zeer slecht plan om de hele goegemeente (of dit nou uitsluitend monniken en nonnen zijn, of niet) te adviseren (laat staan voor te schrijven) om geen seks te hebben, zelfs de eigen lusten te ontkennen. Want men kan met het denken proberen de eigen seksualiteit ontkennen, proberen te beheersen, maar het is tot mislukken gedoemd.

Waarom? Omdat seks een oer-energie is, je bent er door ontstaan, dat is de eerste oorzaak van je leven. Elke cel komt in eerste aanleg voort uit seks, de seks tussen je ouders. Dus de twee eerste sekscellen veroorzaakten jouw leven, de seksualiteit zit volledig verankerd in onze genen. Het is volstrekt idioot om daar tegenin te gaan, het te ontkennen, je lusten te onderdrukken. Dit betekent namelijk feitelijk een vorm van spirituele zelfmoord, je kunt er zelfs gek van worden. En dat is in het verleden ook gebeurd. Of er komt een periode in je leven dat de seks die je lange tijd hebt ontkend als het ware gaat overcompenseren. Wat neerkomt op een niet meer te houden drang naar seks. Dus doe maar gewoon normaal, en laat seks een onderdeel zijn van je leven.

Ik houd (dus) slechts een klein deurtje open voor die paar enkelingen die eigenlijk aseksueel zijn of geen seks willen hebben. Er geen behoefte aan hebben. Die mensen bestaan. En dan is het een eigen keuze. Denk niet dat je er (daarnaast) ook maar iets mee opschiet als je omwille van "spiritualiteit" af ziet van je seksualiteit. Feitelijk krijg je er een groot probleem bij.
« Laatst bewerkt op: 28-05-2017 13:55 door Franciscus »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #12 Gepost op: 28-05-2017 14:16 »
Of het nou in de geliefde Pali-Canon staat of niet, ik heb al vaker aangegeven dat de regels de mens moeten dienen en niet de mens de regels. En de Boeddha heeft zelf aangegeven dat je moet uittesten of iets bruikbaar is voor je, of niet. En als er toch een paar mensen - ik denk de minderheid - er baat bij hebben om af te zien van seks, prima! Dan is dat ook de eigen keuze en bevinding. Maar daarnaast is het een zeer slecht plan om de hele goegemeente te adviseren (laat staan voor te schrijven) om geen seks te hebben, zelfs de eigen lusten te ontkennen. Want men kan met het denken proberen de eigen seksualiteit ontkennen, proberen te beheersen, maar het is tot mislukken gedoemd.

Waarom? Omdat seks een oer-energie is, je bent er door ontstaan, dat is de eerste oorzaak van je leven. Elke cel komt in eerste aanleg voort uit seks, de seks tussen je ouders. Dus de twee eerste sekscellen veroorzaakten jouw leven, de seksualiteit zit volledig verankerd in onze genen.

In boeddhisme is de primaire oorzaak van je huidige leven, volgens mij, je eigen kamma uit vorige levens. In welke zin? Het is je eigen kamma uit vorige levens wat het nieuwe wedergeboorte bewustzijn (patisandhi-citta) voortbrengt.
Het eerste citta (bewustzijn) moment van dit leven wordt de patisandhi citta genoemd. Dit is een zogenaamde vipaka citta, dus resultaat van kamma. Geboorte als mens is het resultaat van kusala (heilzaam/moreel/vaardig) kamma. Als dit bewustzijnsaspect uit vorige levens zich niet vermengt met de bevruchte eicel, komt er geen ontwikkeling van een vrucht op gang, zegt men. De bevruchte eicel wordt dan afgestoten. De ontwikkeling van de vrucht gebeurt dus kennelijk dankzij de samenkomst van drie zaken: eicel, zaadcel en dat wedergeboorte-bewustzijn dat wordt geproduceerd vanuit het kamma uit het vorig leven.

Ik weet het niet, maar volgens mij wordt het zo onderwezen.

groet,


Offline Ujukarin

  • Actief Lid
  • Nieuwkomer
  • **
  • Berichten: 818
    • Triratna Boeddhistisch Centrum Amsterdam
Re: De Sangha
« Reactie #13 Gepost op: 28-05-2017 15:22 »
Er is nog meer bizars, ik citeer:

* Naar vrouwen moet de wijze geen lustgevoelens hebben. Als monniken op hun tocht door parken of woudgebieden gaan en zij zien dan, zonder dat anderen erbij zijn, een vrouw, - een vrouw die steeds daar woont of een houtsprokkelaarster - dan kan zij door haar lachen, spreken, wenen of door haar spaarzame kleding de wijze tot lust prikkelen. Maar dan moet hij geen lust tot haar hebben, moet zich niet tot lust laten verleiden.
* Hij ziet af van seksuele omgang; van de paring ziet hij af; hij heeft geen lusten.

Ik weet dat de Boeddha de dorst naar het bestaan (trsna) beschouwt als de wortel van het lijden (dukkha). Begeerte naar wat prettig is en afkeer van wat onprettig is, dat is het dualisme waarin de mens verstrikt is. Dat geeft lijden, omdat we (regelmatig) niet kunnen krijgen wat we begeren en ook in aanraking komen met wat bij ons afkeer oproept.

Maar de regeltjes waarin staat vermeld dat het celibaat wordt verkondigd, zijn feitelijk anti-menselijk. Er wordt gesuggereerd dat we af moeten zien van seksuele omgang. En zelfs: "hij heeft geen lusten". Is dit boeddhistisch? Ik vraag me echt af of de Boeddha dit propageerde. In mijn optiek en ervaring is het totaal nutteloos om een gevecht aan te gaan met de eigen seksualiteit. Want dat wordt hier eigenlijk expliciet of impliciet voorgeschreven. Iedereen heeft lusten, iedereen voelt seksuele aantrekkingskracht. Dat kun je niet uitschakelen door te stellen: "hij heeft geen lusten". Totale nonsens.

Voor zover dat ik het kan zien, is het juist zaak om de persoonlijke seksualiteit uit te leven, totdat het uiteindelijk geen bindende kracht meer op ons uitoefent. Dat betekent in concreto een zeer lang en bevredigend seksueel leven. Door er bewust aan toe te geven, het uit te leven (uiteraard zonder misbruik te maken van de ander) zal het op den duur tot rust komen en hoeft het allemaal niet zo nodig meer. En als het niet tot rust komt, gaat het gewoon door. Wat is daar nu het probleem van? Maar dat betekent eigenlijk dat we pas op hoge leeftijd misschien merken dat we de seksualiteit volledig hebben uitgeleefd. Het is volstrekt onnatuurlijk om een jonge man of een jonge vrouw voor te schrijven dat ze maar "geen lusten" zouden moeten hebben.

Ik ben tegen elke religieuze leider die tegen de menselijke seksualiteit is. Omdat een verbod feitelijk betekent dat mensen gaan lijden onder een aantrekkingskracht tot de ander die ze onmogelijk kunnen beheersen. Dat lijkt me totaal tegengesteld aan wat de Boeddha leert. Je kunt seks namelijk niet beheersen, laat staan ontkennen of zelfs onderdrukken. Ik veeg er de vloer mee aan, met dit soort flauwekul. Het is absoluut niet waar dat het celibaat je verder zou helpen op je spirituele weg. Seksuele onthouding is nergens voor nodig. Hooguit - als men het aankan en er zelf voor kiest - voor een korte vastenperiode. En daarnaast nooit.

Of het nou in de geliefde Pali-Canon staat of niet, ik heb al vaker aangegeven dat de regels de mens moeten dienen en niet de mens de regels. En de Boeddha heeft zelf aangegeven dat je moet uittesten of iets bruikbaar is voor je, of niet. En als er toch een paar mensen - ik denk de minderheid - er baat bij hebben om af te zien van seks, prima! Dan is dat ook de eigen keuze en bevinding. Maar daarnaast is het een zeer slecht plan om de hele goegemeente (of dit nou uitsluitend monniken en nonnen zijn, of niet) te adviseren (laat staan voor te schrijven) om geen seks te hebben, zelfs de eigen lusten te ontkennen. Want men kan met het denken proberen de eigen seksualiteit ontkennen, proberen te beheersen, maar het is tot mislukken gedoemd.

Waarom? Omdat seks een oer-energie is, je bent er door ontstaan, dat is de eerste oorzaak van je leven. Elke cel komt in eerste aanleg voort uit seks, de seks tussen je ouders. Dus de twee eerste sekscellen veroorzaakten jouw leven, de seksualiteit zit volledig verankerd in onze genen. Het is volstrekt idioot om daar tegenin te gaan, het te ontkennen, je lusten te onderdrukken. Dit betekent namelijk feitelijk een vorm van spirituele zelfmoord, je kunt er zelfs gek van worden. En dat is in het verleden ook gebeurd. Of er komt een periode in je leven dat de seks die je lange tijd hebt ontkend als het ware gaat overcompenseren. Wat neerkomt op een niet meer te houden drang naar seks. Dus doe maar gewoon normaal, en laat seks een onderdeel zijn van je leven.

Ik houd (dus) slechts een klein deurtje open voor die paar enkelingen die eigenlijk aseksueel zijn of geen seks willen hebben. Er geen behoefte aan hebben. Die mensen bestaan. En dan is het een eigen keuze. Denk niet dat je er (daarnaast) ook maar iets mee opschiet als je omwille van "spiritualiteit" af ziet van je seksualiteit. Feitelijk krijg je er een groot probleem bij.

Het is inderdaad allemaal vrij bizar. Wat JIJ verkondigt hier in een discussie over 'boeddhistische sangha', Franciscus. Zoals al vaker gemeld: naar mijn niet onbescheiden mening passen daarin alle mogelijke argumenten gebaseerd op interpretaties van boeddhisme in lijn met enige bestaande school of traditie, of her-interpretatie van woorden van de Boeddha. Niet uit de dikke duim gehaalde 'eigen ervaringen', dat hoort thuis in een draad over welke levensvisie (boedddhisme of andere) 'de beste' is en ook daarvoor is een aparte rubriek in het forum.
Een paar misverstanden in de recente draad:
  • Ehipassiko (kom en zie voor jezelf) is bepalend voor elk punt dat een boeddhist uitdraagt. Maar met als essentieele kanttekening dat je, zodra je konstateert dat iets van Dharma niet voor jou werkt, en iets anders wel, en als dat laatste geen onderdeel is van enige boeddhistische traditie noch in lijn te maken met woorden van Boeddha, dat je dan konstateert dat je geen boeddhist bent. Basta. En dus niet het boeddhisme in lijn probeert te brengen met JOUW gedachten/ervaringen!
  • In de hier geciteerde teksten is Celibaat essentieel voor verlichting ja. Maar ook in de tijd van de Boeddha waren er verlichte Lekenvolgelingen, dus er zijn andere teksten die de stellingen hier enigszins tegenspreken. Wel wordt voor het India van toen lidmaatschap van de Monastieke Sangha als het makkelijkste pad naar verlichting beschouwd.
  • Of dat momenteel in het Westen ook zo is, tja. Daar verschillen de meningen over. In veel Mahayana-scholen stelt men expliciet van niet, en wordt celibaat een 'optionele extra keuze'. In Theravada (de Aziatische variant, niet de Westerse Vipassana-variant zoals IMC) en in sommige Tibetaanse scholen vindt men het nog steeds wel een logische culminatie van je onthechting.
  • Voor de meeste scholen waar het 'optioneel' is voert men duidelijke redenen aan gebaseerd op woorden van Boeddha. En die lijken voor geen iota op de reeks kreten boven over oer-energie, essentie etc. - dat is allemaal interessant gewauwel maar ik mis ten enen male elke link met Boeddha, sorry!

Tot zover mijn bijdrage aan dit stukje draad. Respons op basis van uitleg van boeddhisme welkom, andere soorten respons horen misschien in een andere draad waar ik al dan niet interesse zou hebben in deelname...

With folded palms,

<Ujukarin>

Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #14 Gepost op: 28-05-2017 15:53 »
Of het nou in de geliefde Pali-Canon staat of niet, ik heb al vaker aangegeven dat de regels de mens moeten dienen en niet de mens de regels. En de Boeddha heeft zelf aangegeven dat je moet uittesten of iets bruikbaar is voor je, of niet. En als er toch een paar mensen - ik denk de minderheid - er baat bij hebben om af te zien van seks, prima! Dan is dat ook de eigen keuze en bevinding. Maar daarnaast is het een zeer slecht plan om de hele goegemeente te adviseren (laat staan voor te schrijven) om geen seks te hebben, zelfs de eigen lusten te ontkennen. Want men kan met het denken proberen de eigen seksualiteit ontkennen, proberen te beheersen, maar het is tot mislukken gedoemd.

Waarom? Omdat seks een oer-energie is, je bent er door ontstaan, dat is de eerste oorzaak van je leven. Elke cel komt in eerste aanleg voort uit seks, de seks tussen je ouders. Dus de twee eerste sekscellen veroorzaakten jouw leven, de seksualiteit zit volledig verankerd in onze genen.

In boeddhisme is de primaire oorzaak van je huidige leven, volgens mij, je eigen kamma uit vorige levens. In welke zin? Het is je eigen kamma uit vorige levens wat het nieuwe wedergeboorte bewustzijn (patisandhi-citta) voortbrengt.
Het eerste citta (bewustzijn) moment van dit leven wordt de patisandhi citta genoemd. Dit is een zogenaamde vipaka citta, dus resultaat van kamma. Geboorte als mens is het resultaat van kusala (heilzaam/moreel/vaardig) kamma. Als dit bewustzijnsaspect uit vorige levens zich niet vermengt met de bevruchte eicel, komt er geen ontwikkeling van een vrucht op gang, zegt men. De bevruchte eicel wordt dan afgestoten. De ontwikkeling van de vrucht gebeurt dus kennelijk dankzij de samenkomst van drie zaken: eicel, zaadcel en dat wedergeboorte-bewustzijn dat wordt geproduceerd vanuit het kamma uit het vorig leven.

Ik weet het niet, maar volgens mij wordt het zo onderwezen.

groet,

Bedankt voor de uitleg, maar het belangrijkste punt wat ik wilde maken, is dat het afgelopen moet zijn met de zogenaamde 'spirituele' afwijzing van de menselijke seksualiteit. Omdat het schadelijk is om mensen, of monniken en nonnen als het ware af te snijden van hun seksuele gevoelens en aantrekkingskracht. Dat ligt in onze genen, en dat is de waarheid. Ik verkondig geen nieuwe leer, ik veroordeel alle zogenaamde spirituele onzin, uit welke hoek dan ook. Er is bijna geen religie die op een gewone manier omgaat met de menselijke seksualiteit. Dat het verderfelijke celibaat ook het boeddhisme is ingeslopen, is in mijn optiek zéér verwerpelijk. Ik vraag me echt af of dit de bedoeling is geweest van de Boeddha. En als dat inderdaad zo is, dan is dat een kwalijke zaak.

Offline Ujukarin

  • Actief Lid
  • Nieuwkomer
  • **
  • Berichten: 818
    • Triratna Boeddhistisch Centrum Amsterdam
Re: De Sangha
« Reactie #15 Gepost op: 28-05-2017 16:25 »


Bedankt voor de uitleg, maar het belangrijkste punt wat ik wilde maken, is dat het afgelopen moet zijn met de zogenaamde 'spirituele' afwijzing van de menselijke seksualiteit. Omdat het schadelijk is om mensen, of monniken en nonnen als het ware af te snijden van hun seksuele gevoelens en aantrekkingskracht. Dat ligt in onze genen, en dat is de waarheid. Ik verkondig geen nieuwe leer, ik veroordeel alle zogenaamde spirituele onzin, uit welke hoek dan ook. Er is bijna geen religie die op een gewone manier omgaat met de menselijke seksualiteit. Dat het verderfelijke celibaat ook het boeddhisme is ingeslopen, is in mijn optiek zéér verwerpelijk. Ik vraag me echt af of dit de bedoeling is geweest van de Boeddha. En als dat inderdaad zo is, dan is dat een kwalijke zaak.
Wel het belangrijkste punt wat ik wil maken is dat boeddhisme seksualiteit niet afwijst. Het biedt alleen de inzichten dat seksualiteit gekoppeld is, hoe dan ook, aan begeerte en daarmee een hindernis kan worden op het Pad. Bijgaand verhaal geeft het vrij genuanceerd weer

https://studybuddhism.com/en/tibetan-buddhism/path-to-enlightenment/karma-rebirth/buddhist-sexual-ethics-main-issues

Dus de Boeddha wees seksualiteit zeker niet af, maar raadde de meer serieuze volgelingen wél het thuisloze en celibataire pad aan. Passend voor de Indiase maatschappij van toen, voor het Westen voor o.a. veel Mahayana-scholen en de Vipassana/IMS school binnen Theravada is dat advies niet passend.

Tot zover de feiten vanuit Boeddha. Maar jouw alternatieve taal, met kreten als "Dat ligt in onze genen, en dat is de waarheid", is allemaal mooi en prachtig maar heeft vrijwel niets te maken met de redenen waarom die scholen de celibaat-verplichting niet nuttig vinden, en serieus boeddhisme combineerbaar vinden met een seksleven erop na houden.
Dus vandaar dat ik het lastig vind op je punten te reageren. Ze zijn a] niet geheel feitelijk juist (je ageert namelijk slechts tegen een deel der scholen en juist niet tegen de mening van mijn school, die vindt celibaat echt optioneel) en b] de tegenargumenten doen geen enkele moeite zich te baseren op boeddhisme. En dan heb ik geen zin om er een discussie over te voeren in een draad over boeddhisme ;-)

With folded palms,

<Ujukarin>
 

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #16 Gepost op: 28-05-2017 21:27 »
Bedankt voor de uitleg, maar het belangrijkste punt wat ik wilde maken, is dat het afgelopen moet zijn met de zogenaamde 'spirituele' afwijzing van de menselijke seksualiteit. Omdat het schadelijk is om mensen, of monniken en nonnen als het ware af te snijden van hun seksuele gevoelens en aantrekkingskracht. Dat ligt in onze genen, en dat is de waarheid. Ik verkondig geen nieuwe leer, ik veroordeel alle zogenaamde spirituele onzin, uit welke hoek dan ook. Er is bijna geen religie die op een gewone manier omgaat met de menselijke seksualiteit. Dat het verderfelijke celibaat ook het boeddhisme is ingeslopen, is in mijn optiek zéér verwerpelijk. Ik vraag me echt af of dit de bedoeling is geweest van de Boeddha. En als dat inderdaad zo is, dan is dat een kwalijke zaak.

ja, je bent hier opvallend fel in.

groet,

Offline Ujukarin

  • Actief Lid
  • Nieuwkomer
  • **
  • Berichten: 818
    • Triratna Boeddhistisch Centrum Amsterdam
Re: De Sangha
« Reactie #17 Gepost op: 29-05-2017 15:12 »
Nuttige tekst, Nico! Mogelijk volgt nog eens uitleg over het uitsterven van de novieten- en bhikshuni ordinatie bij Theravada en de hogere ordinatie bij Vajrayana, en de pogingen die opnieuw te introduceren. Bij Vajrayana min of meer succesvol met zegening van HHDL, binnen Theravada blijvend controversieel juist vanwege de verplichte medewerking in het proces van bhikshus (en van bhikshunis die men 'van Mahayana moest lenen')...

With folded palms,

<Ujukarin>

Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #18 Gepost op: 31-05-2017 15:06 »
Bedankt voor de uitleg, maar het belangrijkste punt wat ik wilde maken, is dat het afgelopen moet zijn met de zogenaamde 'spirituele' afwijzing van de menselijke seksualiteit. Omdat het schadelijk is om mensen, of monniken en nonnen als het ware af te snijden van hun seksuele gevoelens en aantrekkingskracht. Dat ligt in onze genen, en dat is de waarheid. Ik verkondig geen nieuwe leer, ik veroordeel alle zogenaamde spirituele onzin, uit welke hoek dan ook. Er is bijna geen religie die op een gewone manier omgaat met de menselijke seksualiteit. Dat het verderfelijke celibaat ook het boeddhisme is ingeslopen, is in mijn optiek zéér verwerpelijk. Ik vraag me echt af of dit de bedoeling is geweest van de Boeddha. En als dat inderdaad zo is, dan is dat een kwalijke zaak.

ja, je bent hier opvallend fel in.

groet,

Fel? Misschien…
Ik verdenk de boeddhistische volgelingen die de Pali-Canon hebben vastgelegd ervan dat ze veel strenger zijn dan de meester. En dat is trouwens over het algemeen het geval in godsdiensten en religies. De regel van het celibaat is niet alleen dom en hopeloos achterhaald, het is ook zeer de vraag of deze belachelijke regel van de seksuele onthouding daadwerkelijk is zoals de Boeddha dat eigenlijk bedoeld heeft.
Want Gautama de Boeddha was ooit prins Siddhartha en kon zijn seksualiteit voluit uitleven in het paleis van zijn vader. Hij is ook getrouwd en heeft zelfs een kind verwekt. Daarna is hij het woud in gegaan, vrouw en kind achterlatend, om te gaan zoeken naar de waarheid.
Destijds heeft hij vervolgens jarenlang gezocht en gezocht naar die waarheid en verlichting door middel van de ascese. Uiteindelijk is dat bijna zijn dood geworden, omdat hij op een gegeven moment nog maar leefde op één rijstkorrel per dag. Op een morgen ging hij baden en kon van uiterste verzwakking bijna het water niet meer uitkomen in het bos. Een meisje heeft hem toen opgemerkt en hem melk gegeven, nadat hij nog maar ternauwernood het water uit geklauterd was.
Toen besefte de Boeddha heel duidelijk dat de ascese niet de weg is naar de waarheid en zeer zeker niet naar de verlichting. En heeft hij die ascetische weg dientengevolge verlaten. Het is dus nogal onwaarschijnlijk dat Gautama het celibaat heeft voorgeschreven als een dwingend voorschrift en onontkoombaar deel van het monnikenleven of het leven als non.
Aan de andere kant was het leven in de Sangha zo ongeveer 600 jaar voor Christus een heel ander bestaan als nu. En was de weg die de Boeddha wees aanvankelijk hoofdzakelijk gericht op mannen. De nonnen sloten zich later aan, na een uitdrukkelijk en herhaaldelijk vragen om toe te kunnen treden tot de Sangha van Gautama.
Het zou best een probleem hebben kunnen zijn in die tijd, dat als mensen in de Sangha vrijelijk kinderen zouden krijgen, ze uiteraard hun verantwoordelijkheid voor die kinderen hebben moeten nemen, en weinig tot geen tijd meer over zouden hebben om zich te wijden aan de weg van het zoeken naar waarheid en verlichting. Ook is het de vraag of het wel mogelijk zou zijn geweest om die kinderen te voeden, daar de Sangha van de Boeddha volledig leefde van het bedelen. Maar goed, dat kan ik slechts veronderstellen.
Maar als mijn veronderstellingen juist zijn, zou de gelofte van het celibaat allereerst een bepaald praktisch nut hebben gehad. De grote vraag is echter of het celibaat altijd een totaal afzien van de seksualiteit zou hebben betekend. De bovengenoemde zinsnede “Hij heeft geen lusten” is gewoon zeer bezijden de waarheid, omdat ieder mens immers seksuele lust kent. Seks hoort bij het leven. Het is echter de vraag of je het altijd zover moet laten komen dat mensen kinderen krijgen.
Het celibaat blijkt in de praktijk op grote psychische bezwaren te stuiten, en als de Boeddha een verlicht Meester was – en daar ga ik vanuit – dan zou hij het celibaat onmogelijk hebben kunnen propageren als zijnde (mede) leidend tot het heil. Omdat het gewoon niet waar is en volledig ingaat tegen zijn eigen levenservaring van de schadelijkheid van een aanvankelijk star volgehouden ascese.
Maar hoe het vroeger was, is natuurlijk een heel andere situatie dan heden ten dage het geval is. Want destijds wist men niet goed hoe de voortplanting werkte en dergelijke. Nu wel, door de bemoeienis van de moderne wetenschap. Uit onderzoek blijkt, dat het hebben van regelmatige seks het hart beschermt, de bloeddruk op een goed peil houdt en bijdraagt aan het psychisch welbevinden van de mens.
Seks zit in onze evolutie, zonder seks was de mensheid gedoemd uit te sterven. Maar dat terzijde. Uit Amerikaans onderzoek blijkt zelfs, dat het voor mannen niet best is om zich seksueel te onthouden, omdat dit op den lange duur nadelig kan zijn voor de prostaat. De onderzoeken zijn niet volledig eenduidig, maar het blijkt dat de prostaat mede door het hebben van minimaal 2x per week seks in een gezonde staat blijft. Terwijl als de man geen zaadlozingen heeft, dit bij kan dragen tot het ontwikkelen van prostaatkanker.
Dus we zijn er heden ten dage achter hoe het werkelijk zit met de heilzame effecten van de menselijke seksualiteit. Vandaar dat ik tegen elke religieuze leider ben, die beweert dat we omwille van de “spiritualiteit” of het “bereiken van het heil” volledig af zouden moeten zien van seks (het celibaat).
De enige stroming in India en omstreken die ooit begrepen hebben dat seks zelfs meditatief kan zijn, is het Tantrisme. Er zijn talloze belachelijke en overdreven verhalen over de Tantra, maar in werkelijkheid kan de Tantrische seksuele meditatie net zo goed tot eenheid en verlichting leiden dan welke andere meditatie dan ook. Wie er interesse in heeft, kan eventueel de Vigyana Bhairava Tantra raadplegen. En let wel: de Tantra heeft veel meer technieken die juist géén gebruik maken van de seksuele eenwording, dan dat men denkt. Eigenlijk zijn het er maar een paar. Helaas is van de Tantra min of meer een hopeloze karikatuur gemaakt, en dat is volledig onterecht.
« Laatst bewerkt op: 31-05-2017 15:11 door Franciscus »

Offline Ujukarin

  • Actief Lid
  • Nieuwkomer
  • **
  • Berichten: 818
    • Triratna Boeddhistisch Centrum Amsterdam
Re: De Sangha
« Reactie #19 Gepost op: 31-05-2017 16:08 »
Fel? Misschien…
Ik verdenk de boeddhistische volgelingen die de Pali-Canon hebben vastgelegd ervan dat ze veel strenger zijn dan de meester. En dat is trouwens over het algemeen het geval in godsdiensten en religies. De regel van het celibaat is niet alleen dom en hopeloos achterhaald, het is ook zeer de vraag of deze belachelijke regel van de seksuele onthouding daadwerkelijk is zoals de Boeddha dat eigenlijk bedoeld heeft.
Want Gautama de Boeddha was ooit prins Siddhartha en kon zijn seksualiteit voluit uitleven in het paleis van zijn vader. Hij is ook getrouwd en heeft zelfs een kind verwekt. Daarna is hij het woud in gegaan, vrouw en kind achterlatend, om te gaan zoeken naar de waarheid.
Destijds heeft hij vervolgens jarenlang gezocht en gezocht naar die waarheid en verlichting door middel van de ascese. Uiteindelijk is dat bijna zijn dood geworden, omdat hij op een gegeven moment nog maar leefde op één rijstkorrel per dag. Op een morgen ging hij baden en kon van uiterste verzwakking bijna het water niet meer uitkomen in het bos. Een meisje heeft hem toen opgemerkt en hem melk gegeven, nadat hij nog maar ternauwernood het water uit geklauterd was.
Toen besefte de Boeddha heel duidelijk dat de ascese niet de weg is naar de waarheid en zeer zeker niet naar de verlichting. En heeft hij die ascetische weg dientengevolge verlaten. Het is dus nogal onwaarschijnlijk dat Gautama het celibaat heeft voorgeschreven als een dwingend voorschrift en onontkoombaar deel van het monnikenleven of het leven als non.
Aan de andere kant was het leven in de Sangha zo ongeveer 600 jaar voor Christus een heel ander bestaan als nu. En was de weg die de Boeddha wees aanvankelijk hoofdzakelijk gericht op mannen. De nonnen sloten zich later aan, na een uitdrukkelijk en herhaaldelijk vragen om toe te kunnen treden tot de Sangha van Gautama.
Het zou best een probleem hebben kunnen zijn in die tijd, dat als mensen in de Sangha vrijelijk kinderen zouden krijgen, ze uiteraard hun verantwoordelijkheid voor die kinderen hebben moeten nemen, en weinig tot geen tijd meer over zouden hebben om zich te wijden aan de weg van het zoeken naar waarheid en verlichting. Ook is het de vraag of het wel mogelijk zou zijn geweest om die kinderen te voeden, daar de Sangha van de Boeddha volledig leefde van het bedelen. Maar goed, dat kan ik slechts veronderstellen.
Maar als mijn veronderstellingen juist zijn, zou de gelofte van het celibaat allereerst een bepaald praktisch nut hebben gehad. De grote vraag is echter of het celibaat altijd een totaal afzien van de seksualiteit zou hebben betekend. De bovengenoemde zinsnede “Hij heeft geen lusten” is gewoon zeer bezijden de waarheid, omdat ieder mens immers seksuele lust kent. Seks hoort bij het leven. Het is echter de vraag of je het altijd zover moet laten komen dat mensen kinderen krijgen.
Het celibaat blijkt in de praktijk op grote psychische bezwaren te stuiten, en als de Boeddha een verlicht Meester was – en daar ga ik vanuit – dan zou hij het celibaat onmogelijk hebben kunnen propageren als zijnde (mede) leidend tot het heil. Omdat het gewoon niet waar is en volledig ingaat tegen zijn eigen levenservaring van de schadelijkheid van een aanvankelijk star volgehouden ascese.
Maar hoe het vroeger was, is natuurlijk een heel andere situatie dan heden ten dage het geval is. Want destijds wist men niet goed hoe de voortplanting werkte en dergelijke. Nu wel, door de bemoeienis van de moderne wetenschap. Uit onderzoek blijkt, dat het hebben van regelmatige seks het hart beschermt, de bloeddruk op een goed peil houdt en bijdraagt aan het psychisch welbevinden van de mens.
Seks zit in onze evolutie, zonder seks was de mensheid gedoemd uit te sterven. Maar dat terzijde. Uit Amerikaans onderzoek blijkt zelfs, dat het voor mannen niet best is om zich seksueel te onthouden, omdat dit op den lange duur nadelig kan zijn voor de prostaat. De onderzoeken zijn niet volledig eenduidig, maar het blijkt dat de prostaat mede door het hebben van minimaal 2x per week seks in een gezonde staat blijft. Terwijl als de man geen zaadlozingen heeft, dit bij kan dragen tot het ontwikkelen van prostaatkanker.
Dus we zijn er heden ten dage achter hoe het werkelijk zit met de heilzame effecten van de menselijke seksualiteit. Vandaar dat ik tegen elke religieuze leider ben, die beweert dat we omwille van de “spiritualiteit” of het “bereiken van het heil” volledig af zouden moeten zien van seks (het celibaat).
De enige stroming in India en omstreken die ooit begrepen hebben dat seks zelfs meditatief kan zijn, is het Tantrisme. Er zijn talloze belachelijke en overdreven verhalen over de Tantra, maar in werkelijkheid kan de Tantrische seksuele meditatie net zo goed tot eenheid en verlichting leiden dan welke andere meditatie dan ook. Wie er interesse in heeft, kan eventueel de Vigyana Bhairava Tantra raadplegen. En let wel: de Tantra heeft veel meer technieken die juist géén gebruik maken van de seksuele eenwording, dan dat men denkt. Eigenlijk zijn het er maar een paar. Helaas is van de Tantra min of meer een hopeloze karikatuur gemaakt, en dat is volledig onterecht.
Nogmaals Franciscus: vrije meningsuiting is er altijd. Maar omdat je absoluut geen enkele bron binnen het boeddhisme citeert en elk verzoek om toch te gaan relateren aan valide bronnen negeert klinkt het me erg in de oren als wat we vorig jaar zo ongeveer hadden "IK vind dat mediteren overbodig is want voor MIJ is Jezus de redder, dat idee van Boeddha dat een ieder zich zelf moet redden via o.a. mediteren klopt niet". En dat zou passen in een draad over interreligieuze dialoog maar totaal niet in een draad over boeddhisme.
Net als je eerdere escapades: eigen-karma-gevoel erbij halen terwijl de draad over karma binnen boeddhisme ging, Zenmeesters citeren maar vervolgens tonen dat je gewoon niet snapte waar ze het over hadden en waarom de uitspraken gedaan werden, en dan nu dus weer alle boeddhistische analyses over waarom-celibaat (zie o.a. die Engelstalige link die ik gaf) gewoon links laten liggen omdat jouw speculeren gebaseerd op je persoonlijke ervaring in wat voor spirituele traditie dan ook (maar NIET in het boeddhisme van enige stroming) belangrijker is.

Dit soort basisregels van netiquette, on-topic blijven en volgens afgesproken uitgangspunten praten, kies jij ervoor om keer op keer te overtreden. Voor mij als moderator vooralsnog geen reden om in te grijpen want verder heeft er nog niemand over geklaagd; maar ik hoop wel dat nu eindelijk eens doordringt dat jij met het steeds etaleren van dit 'Assisisme' vol eigen bij elkaar geshopte meningen, die geen relatie hebben met boeddhisme, jezelf nogal te kijk zet...

With folded palms,

<Ujukarin>

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #20 Gepost op: 31-05-2017 17:49 »
Beste,

In reactie 10 vond Siebe het bizar dat men door de regels van de muni na te leven, resp. slechts 7 maanden, 7 jaren of 16 jaren leeft.
De betekenis ervan is dat men door die regels na te leven, in korte tijd Nibbana kan verwerkelijken.

   En er is een discussie gaande over celibatair leven als monnik of non. Hierover de volgende tekst uit S.XVI.6 = SN.II.5.6.

     De Boeddha vroeg eens aan de eerwaarde Maha Kassapa: "Waarom ben je sedert lange tijd een bosbewoner (etc.)?"
   Kassapa: "Vanwege twee omstandigheden, Heer; omwille van mijn eigen welbevinden in dit leven en uit medelijden met het latere geslacht. [ ... ] Allen die discipelen van de Boeddha of van zijn navolgers waren, zijn lange tijd bosbewoners geweest en hebben het leven in een bos geprezen; zij leefden van aalmoezen en hebben een dergelijk leven geprezen; zij droegen lompenkleren en hebben dat geprezen; zij droegen slechts drie gewaden en hebben het bezit van slechts drie gewaden geprezen; zij waren tevreden en prezen de tevredenheid; zij waren eenzaam en prezen de eenzaamheid; zij waren zonder omgang en prezen een celibatair leven [...]

     Verder: Wanneer men veel hindernissen heeft overwonnen kan men de heiligheid verwerkelijken. Degene die het eerste niveau van heiligheid heeft bereikt, volgt de deugden na die door de edelen geprezen worden, d.w.z. hij of zij volgt de vijf regels van goed gedrag, hij of zij heeft een volmaakt moreel gedrag, volmaakte zedelijkheid. Van seksuele omgang ziet hij of zij dan af.

     In de toespraak over het geleidelijk temmen van de geest (zie: MN.107; MN.125; MN.51) is gezegd: “Iemand die leeft temidden van zinnelijk genot, die zinnelijk genot geniet, die geheel en al in beslag genomen wordt door gedachten aan zingenot, die verteerd wordt door verlangen naar zingenot, die ijverig op zoek is naar zingenot, het is onmogelijk dat zo iemand datgene kan weten of zien of bereiken of realiseren wat door ontzegging geweten kan worden, wat door verzaking gezien kan worden, wat door afzien bereikt kan worden, wat door afstand doen gerealiseerd kan worden; zo’n situatie bestaat niet."

     Het is daarom nutteloos om verder over dit onderwerp te discussiëren omdat het nut van verzaking niet ingezien wordt door menigeen.
 
Groeten
Nico
« Laatst bewerkt op: 31-05-2017 17:52 door nico70 »

Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #21 Gepost op: 31-05-2017 18:13 »
Hallo Nico,

Bedankt voor je reactie. Wat je schrijft over het geleidelijk temmen van de geest: het citaat gaat klaarblijkelijk over iemand die “geheel en al in beslag wordt genomen door gedachten aan zingenot, die verteerd wordt door verlangen naar zingenot, die ijverig op zoek is naar zingenot”. Dat is in een extreem vervallen, net als dat het onverbiddelijke en strikt voorgeschreven celibaat een extreem standpunt is. Dat is het dualisme van de extremen, waardoor de geest nooit rust vinden kan. Wat ik hierboven heb proberen aan te geven, is dat ik er sterk aan twijfel of het onverbiddelijke en wettisch voorgeschreven celibataire leven de bedoeling kan zijn geweest van de Boeddha. Omdat hij wars is van ascetisme. Hier komen we op het belangrijke punt in de verheven leer van Gautama, namelijk de “weg van het midden” (majjhima patipada (Pali)) die leidt tot verlichting (Dhammacakkapavattana Sutta):

“Het lijden is vervat in de genoemde twee extreme standpunten of strevingen:

1. Kamasukhalikanuyoga (Pali); het nastreven van sensueel geluk in sensueel plezier.
De Boeddha omschreef dit als laag, vulgair, minderwaardig, onedel en onvoordelig. Kamasukhalikanuyoga is de weg van 'wereldse' personen; personen voor wie hun spirituele ontwikkeling relatief onbelangrijk is.

2. Attakilamatanuyoga (Pali); het nastreven van zelfkwelling, zelfkastijding of zelfpijniging.
De Boeddha omschreef dit als pijnlijk, onedel en onvoordelig. Attakilamatanuyoga is een weg die soms door religieuze groeperingen voorgeschreven wordt, als een manier om de geest te purificeren of verlichting te behalen. Volgens het boeddhisme leidt Attakilamatanuyoga echter niet tot de hoogste purificatie of verlichting, en bevat het elementen die juist nadelig zijn voor spirituele groei.”

(Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Middenweg_(boeddhisme))
« Laatst bewerkt op: 31-05-2017 18:33 door Franciscus »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #22 Gepost op: 31-05-2017 18:51 »
Beste,

Het celibataire leven is geen extreme levenswijze, geen ascetische houding. Voor mij en voor vele anderen is het een levenswijze die nu zonder enige moeite geleefd kan worden.  Wel was eerst oefening nodig, het geleidelijk bedwingen van de geest. Maar de vrede die het resultaat ervan is, is niet te vergelijken met het genot van seksueel plezier. Daarin verschillen wij dus van mening.

Groeten
Nico


Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #23 Gepost op: 31-05-2017 19:19 »
Beste,

Het celibataire leven is geen extreme levenswijze, geen ascetische houding. Voor mij en voor vele anderen is het een levenswijze die nu zonder enige moeite geleefd kan worden.  Wel was eerst oefening nodig, het geleidelijk bedwingen van de geest. Maar de vrede die het resultaat ervan is, is niet te vergelijken met het genot van seksueel plezier. Daarin verschillen wij dus van mening.

Groeten
Nico

Okee Nico, geen probleem. Als dit jouw weg is, prima. Ik ben voorstander van het niet-probleem. Wees los en natuurlijk, als het celibaat jou past, is het volkomen okee. Maar we weten allebei waar het min of meer 'gedwongen' religieuze celibaat toe kan leiden, nietwaar? Ik benadruk nogmaals mijn mening dat deze seksuele verzaking geen onbedwingbare (ascetische) wet zou moeten zijn, een starre regel waar in ieder geval iedere monnik zich strikt aan zou moeten houden. Maar misschien is het meer een wettische regel voor Theravada boeddhisten. In het Mahayana boeddhisme, en dan met name specifiek Zen, is seksuele verzaking slechts een tijdelijk hulpmiddel voor de beoefening van wilskracht. Er zijn zelfs Zenmeesters die daarentegen expres seks hebben en getrouwd zijn, om het al te starre denken bij hun leerlingen te doorbreken dat iemand het heil zal toevallen als er sprake is van een onafgebroken seksuele onthouding. Het gaat er dan om het egoïsme te doorbreken, iets wat zich kan vermommen in een vroom en spiritueel ego. Op de wijze van: ‘kijk mij, ik leef celibatair, dus ik ben heilig’. Dat wordt door de Zenmeesters gewoon keihard onderuit gehaald, mede door hun controversiële levenshouding.

Er zijn trouwens een aantal door de Boeddha toegestane ascetische praktijken, die men tijdelijk (<= met de nadruk hierop!), dus voor een bepaalde periode op zich mag nemen. Dit ter beoefening en ontwikkeling van wilskracht en het ‘afschudden’ (dhuta) van de hartstochten. Er zijn 12 dhuta-oefeningen:

“1. het dragen van kleding uit lompen;
2. het dragen van een uit drie delen bestaand gewaad (-> trichivara);
3. zich voeden met bijeen gebedeld voedsel;
4. niet meer dan één maaltijd per dag gebruiken;
5. afzien van ’tussendoortjes’;
6. zich beperken tot één portie;
7. zich ophouden op een afgelegen, geïsoleerde plek;
8. zich ophouden op een dodenakker;
9. zich ophouden onder een boom;
10. zich ophouden in de open lucht;
11. zich ophouden op elke willekeurige plaats;
12. uitsluitend zitten, niet liggen.”

(Bron: I. Fischer-Schreiber e.a.: “Lexicon Boeddhisme” blz. 103. Uitgeverij Asoka)
« Laatst bewerkt op: 31-05-2017 19:25 door Franciscus »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #24 Gepost op: 01-06-2017 01:00 »
15.4. Ananda

   De eerwaarde Ananda was een eerste neef van de Boeddha en was hem zeer genegen. Ânanda werd op dezelfde dag als de Boeddha geboren. Zijn vader was Amitodana, de jongere broer van Suddhodana. Mahānāma en Anuruddha waren zijn broers of stiefbroers.
   Ānanda werd samen met andere Sakya-prinsen, zoals Anuruddha, Bhaddiya, Bhagu, Devadatta en Kimbila, in de Orde opgenomen in het tweede jaar na de Verlichting van de Boeddha. Hij was toen 37 jaar. Hij werd door de Boeddha zelf gewijd (Vin.11.182). Niet lang daarna hoorde hij een toespraak van de eerwaarde Punna Mantāniputta. De eerwaarde Ānanda bereikte toen het eerste niveau van heiligheid, sotāpanna.
 
   Door toedoen van de eerwaarde Ānanda stemde de Boeddha ermee in dat de orde van de nonnen ingesteld werd. Het was te Vesāli, in het 5e jaar na de Verlichting van de Boeddha.
 
   Eens zei de eerwaarde Ānanda aan de Boeddha dat de helft van de heilige levenswandel bestaat in vriendschap en omgang met de goeden. De Verhevene gaf ten antwoord dat de hele heilige levenswandel bestaat in vriendschap en omgang met de goeden. (S.III.18).
 
   De eerwaarde Ānanda vertoefde eens in een park in het land van Kosala. Hij besteedde toen veel tijd aan het troosten van leken. Een godheid begaf zich daarom naar de eerwaarde Ānanda en spoorde hem aan meer tijd aan meditatie te besteden. (S.IX.5).
 
   Op het einde van het 20e jaar na de Verlichting zei de Boeddha (toen 55 jaar oud) dat hij graag een vaste verzorger wilde hebben, iemand die in staat was om de plichten perfect uit te voeren. De volmaakte heiligen boden toen hun diensten aan. De Boeddha wees hen echter af. Toen vroegen de ouderlingen aan de eerwaarde Ānanda om aan de Gezegende te vragen of hij diens dienaar mocht zijn. Op verzoek van de Verhevene mocht de eerwaarde Ānanda toen voor hem zorgen. Vanaf die tijd was de eerwaarde Ânanda de persoonlijke dienaar van de Boeddha.
   Volgens de overlevering stelde de eerwaarde Ānanda toen acht voorwaarden. Deze voorwaarden werden gesteld om te voorkomen dat anderen zouden denken dat hij die positie had gevraagd omwille van materieel voordeel. Vier voorwaarden gingen over het niet-aannemen van gaven en gunsten van de Boeddha. De Boeddha zou aan Ānanda nooit uitgelezen voedsel of kleding geven welke de Boeddha zelf gekregen had. De Verhevene zou Ānanda geen afzonderlijke residentie toewijzen. En hij zou hem niet insluiten bij de uitnodigingen die de Boeddha aannam. De andere voorwaarden waren: Het was Ānanda toegestaan om uitnodigingen aan te nemen ten behoeve van de Boeddha. Hij mocht degenen die van verre gekomen waren om met de Boeddha te spreken, naar hem toebrengen. Ānanda zou alle hoofdbrekende zaken voor de Boeddha brengen. De Boeddha zou elke leerrede die hij in afwezigheid van Ânanda sprak, voor hem herhalen. De Boeddha stemde met het verzoek van de eerwaarde Ânanda in.
 
   De eerwaarde  Ānanda was niet alleen de persoonlijke verzorger van de Boeddha. Maar hij hielp ook bij het beheer van het grote gevolg van monniken, nonnen en leken. Hij hoorde de meeste van de toespraken van de Boeddha en werd vanwege zijn uitstekende geheugen de bewaker van de leer genoemd.
 
   De eerwaarde Ānanda werd door de Boeddha geprezen vanwege zijn geleerdheid, zijn uitstekende geheugen, zijn levendige geest en het verlenen van zorg. (A.I.24). Verder zei de Boeddha dat de discipelen van Ānanda goed in de leer onderwezen waren. (S.XIV.15).
   De eerwaarde Ānanda werd ook geprezen vanwege vier zeldzame en allervoortreffelijkste eigenschappen. “Als Ānanda door een groep van monniken bezocht wordt, dan zijn die monniken gelukkig door zijn aanblik. En als Ānanda tot hen spreekt over de leer, dan zijn zij gelukkig door zijn toespraak. Maar zij zijn teleurgesteld als Ānanda dan zwijgt. Evenzo is het wanneer Ānanda door een groep nonnen of een groep van mannelijke of van vrouwelijke lekenvolgelingen bezocht wordt. Dan is die groep gelukkig door zijn aanblik. En als Ānanda dan tot die personen over de leer spreekt, zijn zij gelukkig door zijn toespraak. Maar die mensen zijn teleurgesteld wanneer Ānanda dan zwijgt.” (A.IV.129-130).
 
      Maar soms kreeg de eerwaarde Ānanda ook verwijten van de Boeddha vanwege zijn extreme ijver. Zo leed de Boeddha eens aan winderigheid in de maag. De eerwaarde Ānanda bereidde toen voor hem pap met drie soorten van pikante stoffen erin. De pap was binnen klaargemaakt en was door de eerwaarde Ānanda binnen gekookt. Dit was tegen de kloosterregels. (Vin.I.210-211). Maar de eerwaarde Ānanda wist dat de Boeddha door de pap zou genezen.
 
   De eerwaarde Ānanda werd vaak om raad gevraagd door collega-monniken. Bij zulke gelegenheden preekte hij tot de monniken uit eigen beweging, dus zonder dat de Boeddha hem dat had gevraagd. Ook richtte de Boeddha herhaaldelijk een korte toespraak tot zijn toehoorders die dan nader werd uitgelegd door de eerwaarde Ānanda. De nadere uitleg werd dan door de Boeddha goedgekeurd. De eerwaarde Ānanda werd om deze kundigheid geprezen. Ook herhaalde de eerwaarde Ānanda gesprekken die hij elders gehoord had waarop de Boeddha dan gedetailleerd uitleg gaf over bepaalde punten die erin besproken waren. De eerwaarde Ānanda sprak ook op eigen gelegenheid tot nonnen en leken.
   Sommige vragen van de eerwaarde Ānanda zoals over aardbevingen en de verschillende soorten goden bij de dood van de Boeddha schijnen in Ānanda’s mond gelegd te zijn om bepaalde meningen naar voren te brengen die bij latere Boeddhisten in omloop waren.
 
   De eerwaarden Ānanda en Sāriputta waren erg bevriend met elkaar. Ook de eerwaarden Mahā Moggallāna, Mahā Kassapa, Anuruddha en Kankhā Revata waren zijn vrienden.
    
      De verzen 1018 t/m 1050 van de Theragatha worden toegeschreven aan de eerwaarde Ānanda. Maar slechts een deel ervan werd door de eerwaarde Ānanda zelf gereciteerd. Andere verzen gaan over hem of zijn tot hem gesproken. Die verzen stammen niet allemaal uit dezelfde tijd. Al die verzen zijn later samengevoegd.
 
   In de verzen 1018-1019 wordt gezegd dat men niet met slechte mensen moet omgaan. Omgang met goede en edele mensen brengt vooruitgang. Deze woorden zijn ontleend aan S.3.18 waar de Boeddha ze sprak. Die verzen kunnen door de eerwaarde Ānanda gesproken zijn.
 
   De verzen 1025-1033 moeten door iemand anders dan de eerwaarde Ānanda gesproken zijn. Ze zijn een lofrede over Ānanda. Er wordt o.a. gezegd dat men degene moet volgen die veel heeft geleerd. Het gehoorde mag niet verloren gaan. Het woord is de wortel van de reinheid, een bewaarder van de woorden moet je zijn. Ānanda weet de woorden in de juiste volgorde, weet de betekenis ervan, is bedreven in grammatica en hij onderzoekt de goed begrepen betekenis. Geduldig zegt hij zin na zin, houdt pauzen, wikt de woorden, trekt zich op de juiste tijd terug en concentreert zijn geest. Hij is de bewaarder van de woorden van de heer. Hij heeft veel gehoord, heeft veel gedacht. Hij ziet de leer duidelijk in. Hem moet men eren. Hij is de bewaarder van de woorden van de Verhevene. Hij is het oog van deze hele wereld, een monnik met veel ervaring. Hij is een onderzoeker van de waarheid, vriend van de waarheid, een discipel die van de waarheid houdt.
 
   De eerwaarde Ānanda had een buitengewoon goed geheugen. Hij kon zich alle woorden van de Boeddha herinneren zonder ook maar één woord ervan te missen. Volgens vers 1024 van de Theragatha kende de eerwaarde Ānanda 84000 leerreden van buiten.
 
      Door de Boeddha is voorspeld dat de eerwaarde Ânanda nog tijdens zijn leven de volmaakte heiligheid zou bereiken. Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi in het park van Anathapindika. Toen gingen de eerwaarden Sāriputta, Mahā Moggallāna, Mahā Kassapa, Mahā Kaccāyana, Mahā Kotthita, Mahā Kappina, Mahā Cunda, Anuruddha, Revata, Devadatta en Ānanda naar de Boeddha toe. Deze zag hen van verre naderbij komen. Toen zij bij hem waren, zei hij: “Hier, monniken, komen brahmanen.“ Na deze woorden vroeg een monnik die tot de kaste van de brahmanen behoord had, aan de Boeddha in hoeverre iemand een brahmaan is en welke eigenschappen iemand tot brahmaan maken. Het antwoord van de Boeddha luidde: “Degenen die al het kwaad hebben ontzegd, die steeds bezonnen zijn, die de boeien hebben verbroken en die verlicht zijn, zij zijn de brahmanen in deze wereld.” (Ud, I.5).
   Hieruit zou men de gevolgtrekking kunnen maken dat bovengenoemde eerwaarde monniken allemaal ware brahmanen waren, dat zij allemaal volmaakte heiligen waren. Maar Devadatta was zeer zeker geen arahant. Hij zorgde immers later voor een schisma in de Orde. Dat de eerwaarde Ānanda toen al volmaakt heilig was, is uit het bovenstaande niet op te maken.
   Maar in de verzen 1039-1040 zegt de eerwaarde Ânanda: “Vijfentwintig jaren lang ben ik iemand geweest in hogere training en al die tijd had ik geen gedachten van lust. Vijfentwintig jaar lang was ik een pelgrim en heb al die tijd geen gedachten van afkeer gehad.” Deze woorden betekenen dat de eerwaarde Ānanda 25 jaar lang een leerling (sekha) was en het hoogste niveau van heiligheid nog niet bereikt had. Maar hieruit is ook te concluderen dat hij 25 jaar na zijn intrede in de Orde een volmaakte heilige moet zijn geworden. De eerwaarde Ānanda werd in het tweede jaar na de Verlichting van de Boeddha ingewijd. Hij moet dus in het 27e jaar na de Verlichting een arahant zijn geworden.
   Dat de eerwaarde Ānanda een arahant was, blijkt ook uit vers 1050 van de Theragatha. “Gediend heb ik de meester, verricht heb ik het werk van de waakzame. De zware last is afgelegd en de ader van het bestaan is uitgedroogd.”
 
   De eerwaarde Ānanda werd in het 20e jaar na de Verlichting van de Verhevene diens vaste verzorger. Hij was toen steeds in diens nabijheid. Ondanks dat – of misschien wel daarom – zou hij pas na het overlijden van de Boeddha arahantschap bereikt hebben. Dat zou dan komen omdat de eerwaarde Ānanda te weinig tijd zou hebben gehad om te mediteren.
   Nadat de Boeddha had aangekondigd dat hij binnenkort zou heengaan in parinibbana, zou de eerwaarde Ānanda volgens de overlevering wenend gezegd hebben dat hij nog maar een discipel was in hogere training en dat hij nog moest streven naar eigen volmaaktheid. De eerwaarde Ānanda zou toen pas het eerste niveau van heiligheid bereikt hebben, de stroom-intrede (sotāpatti). Maar de tekst dat de eerwaarde Ānanda weende en nog maar een discipel in training was, ontbreekt in S.VI.15, welk sutta in het Mahaparinibbana sutta (D.16) moet zijn opgenomen. Die tekst ontbreekt ook in sommige Chinese versies. Dit wijst erop dat de mededeling van wenen en nog een lerende te zijn, later toegevoegd is. De eerwaarde Ānanda was toen immers al een arahant, een volmaakte heilige.
 
   In het Mahaparinibbana sutta (D.16) wordt de eerwaarde Ānanda geprezen als een voortreffelijke en toegewijde dienaar. “Hij is kundig en wijs, want hij weet: Dit is de juiste tijd voor de monniken en dat is de juiste tijd voor de nonnen om de Volmaakte te bezoeken. Dit is de juiste tijd voor de mannelijke en dat is de juiste tijd voor de vrouwelijke lekenvolgelingen. Dit is de juiste tijd voor koningen en voor ministers; dat is de juiste tijd voor sekte-stichters en dit voor leerlingen van die sekte-stichters om de Volmaakte te bezoeken.”
 
   Voordat de Verhevene heenging in parinibbana zei hij aan de eerwaarde Ānanda dat de monniken nu niet moesten denken dat zij geen leraar meer hadden. De leer en discipline (patimokkha) waren voortaan leraar en leidraad. Ook moest de oudere monnik de jongere monnik met diens voornaam of met diens familienaam of met ‘vriend’ toespreken. De jongere monnik moest de oudere monnik met ‘Heer’ of met ‘Eerwaarde’ toespreken. En als de gemeenschap van monniken het wenste, mocht men na het overlijden van de Boeddha alle kleine voorschriften laten vallen. [Oudere en jongere monnik: bij monniken wordt niet het aantal levensjaren geteld, maar de tijd vanaf de hogere wijding.]
 
   In Theragatha verzen 1034 en 1035 zou de eerwaarde Ānanda gezegd hebben: “Alle richtingen zijn beneveld, de Dhamma is mij niet helder. De edele vriend, de meester, is heengegaan. Ons blijft geen andere troost dan oplettendheid bij het lichaam.” Geiger merkte op dat die twee verzen betrekking kunnen hebben op het heengaan van de eerwaarde Sariputta (zie (S.XLIII.13) en niet op het overlijden van de Boeddha. Later zou men die tekst in het Parinibbana sutta hebben toegevoegd. Maar volgens mij kunnen die verzen ook gesproken zijn bij het overlijden van de eerwaarde Ānanda door een leerling van hem.
 
   In S.VI.15 zegt de eerwaarde Ānanda dat er ontzetting was toen de Boeddha heenging in parinibbana. Die woorden staan ook in vers 1046 van de Theragatha. De eerwaarde Ānanda sprak toen niet over zichzelf. Die ontzetting was niet bij hem maar bij de Mallas van Kusinara.
 
   De eerwaarde Ānanda zou aanvankelijk door de eerwaarde Anuruddha niet zijn toegelaten tot het eerste concilie omdat Ānanda nog geen volmaakte heiligheid bereikt zou hebben. Maar de eerwaarde Ānanda wist heel veel leerreden van buiten. Men had hem absoluut nodig op dat concilie. De eerwaarde Ānanda werd dus later toch toegelaten. Hij werd als niet arahant voorgesteld die pas vlak voor het begin van het eerste concilie de volmaakte heiligheid bereikte. Dit hele verhaal moet verzonnen zijn en later toegevoegd.
 
   Op het einde van het concilie zou de eerwaarde Ānanda gezegd hebben dat de mindere regels konden worden opgegeven. Hij werd ervan beschuldigd niet te hebben gevraagd welke die mindere regels waren. Er zouden toen verschillende meningen geopperd zijn. Omdat er geen eenheid onder de monniken kwam, zou de eerwaarde Mahā Kassapa besloten hebben dat alle regels opgevolgd moesten worden. Maar de eerwaarden Ānanda en Mahā Kassapa en ook de andere monniken wisten toen heel goed welke de mindere regels waren. De eerwaarde Ānanda hoefde dus niet te vragen wat die regels inhielden. Waarschijnlijk wilden latere monniken de mindere regels opgeven wat niet werd toegestaan. De eerwaarde Ānanda kreeg toen de schuld. Ook dit verhaal moet later zijn toegevoegd.
 
   Op het einde van het 1e concilie kreeg de eerwaarde Ānanda samen met zijn discipelen de taak om de Dîgha Nikâya te leren en over te leveren.
 
   De eerwaarde Ānanda werd erg oud. De laatste jaren van zijn leven schijnt hij te hebben doorgebracht met onderrichten en preken en met het aansporen van zijn jongere collega-monniken. Een lofrede aan hem bij zijn overlijden is in de verzen 1047-1049 van de Theragatha. “Hij die veel van de meester ervoer, de bewaker van de woorden, het oog van de hele wereld, Ānanda doofde uit. Hij die veel van de meester ervoer, de bewaker van de woorden, het oog van de hele wereld, dat stralend door de nevel drong, de deugdzame, wijze mens, de sterke held die altijd vastberaden was, de bewaker van het ware woord, Ānanda vond uitdoving nu.”
 
   De relieken van de eerwaarde Ânanda werden in tweeën verdeeld. Voor elk deel werd een stoepa gebouwd. Eén deel van die relieken bevindt zich in de stoepa te Vesali.
 

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #25 Gepost op: 01-06-2017 11:20 »
Okee Nico, geen probleem. Als dit jouw weg is, prima. Ik ben voorstander van het niet-probleem. Wees los en natuurlijk, als het celibaat jou past, is het volkomen okee.

Ik heb er niet veel verstand van of ervaring mee maar er worden ook meerdere vormen van spirituele training onderscheiden. Ze maken op een iets andere manier gebruik van vermogens van beoefenaars en gaan ook anders om met bezoedelingen, zoals lust, haat, eigenwaan.

1. Het Pad van Opgeven. Dit wordt uitgebreid beschreven in de sutta's. Het lijkt er op dat de Boeddha dit Pad nam. Dit Pad deelt neigingen in in heilzaam of onheilzaam, moreel of immoreel etc. Het ene beoefenen je, maak je sterk, ontwikkel je, en het andere daar doe je bewust en actief afstand van. Komt er lust op dan beoefen je, bijvoorbeeld, actief een tegenkracht zoals een meditatie op de afzichtelijkheid van het lichaam. Zo kun je ook als tegenkracht voor haat mediteren op liefdevolle vriendelijkheid.
Het vraagt een hele actieve inzet waarbij de beoefenaar veel bezig is om wat in de geest verschijnt te beoordelen en ook actief en bewust te veranderen, ten goede zeg maar. Dit wordt ook wel het sutta pad genoemd.

2. Het Pad van Transformeren. Dit Pad schijnt niet zozeer gericht te zijn op het afstand doen van bezoedelingen of toepassen van tegenkrachten bij lust en haat etc. maar het benut zulke bezoedelingen om te groeien in wijsheid. Zoiets. Iemand die er meer verstand van heeft moet het maar uitleggen.

3. Het Pad van Zelfbevrijding. Dit Pad oordeelt eigenlijk niet dualistisch over wat in de geest verschijnt maar is het keusloos gewaarzijn, voortdurend in een staat van contemplatie. Het is op dit Pad niet zo dat je het ene ontwikkelt en het andere verwerpt. Je integreert alles in een staat van ontspannen en ongekunsteld gewaarzijn. Alle verschijnselen, of het nu heilzame zijn of onheilzame, zijn qua aard hetzelfde, leeg, niet-zelf. Als je het ene goedkeurt en het andere afkeurt zit je constant in een dualistische visie.
Door niet te oordelen over welk opkomend verschijnsel ook, ook lust, en dit verschijnsel te integreren in je oorspronkelijke staat, verdwijnen verschijnselen vanzelf weer. Het voortdurend willen veranderen van de geest en diens verschijnselen, wordt eerder gezien als onderdeel van het probleem ipv als oplossing. Overigens kent dit Pad ook wel zuiveringsoefeningen.

Dilgo Khyentse Rinpoche heb ik het wel eens zo zien uitleggen dat je kunt mediteren als een hond en als een leeuw. Een hond rent overal achteraan. Dit staat voor het constant bovenop al de mentale beweging (neigingen) te zitten en dat steeds weer willen verbeteren of manipuleren.
De methode van de leeuw is dat je al die mentale bewegingen sowieso niet al te serieus neemt, weet dat ze allemaal leeg zijn en niet-zelf, de heilzame én onheilzame. Je zit niet overal zo bovenop. Je bewaart ruimte en openheid. Je kijkt toe en rent verschijnselen niet achterna.

groet,

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #26 Gepost op: 02-06-2017 11:58 »
Beste,

   In reactie 31 schreef Franciscus over gedwongen religieus celibaat. Hij is van mening dat seksuele verzaking geen starre regel zou moeten zijn waar  iedere monnik zich strikt aan moet houden.
   Zijn mening is verkeerd. Het celibaat voor bhikkhus en bhikkhunis is niet gedwongen. Degene die in de Orde treedt, weet dat hij of zij zich aan bepaalde regels moet houden.
Iemand die bij een club of vereniging is, moet zich ook aan de regels ervan houden.

   Stel het volgende. Iemand rookt veel en wordt ziek. De arts zegt hem met roken te stoppen, anders is er geen genezing meer en volgt de dood.
De zieke is wijs en stopt met roken. Hij geneest en blijft in leven.
Iemand anders met eenzelfde soort ziekte stopt niet met roken. Hij geneest niet en de dood volgt.
   Evenzo is het met monniken en nonnen. Als leden van de Orde hebben zij de regel op zich genomen celibatair te leven. Zij leren in de Orde om de energie die anders voor seksueel gedrag besteed wordt, te sublimeren, om te zetten in energie om het hoge doel te bereiken.
   Als het leven in celibaat te moeilijk voor een bhikkhu of bhikkhuni is, kan de betreffende persoon uittreden. Niemand die hem of haar dat kwalijk zal nemen.
   
Groeten,
Nico

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #27 Gepost op: 02-06-2017 12:05 »
Hallo Nico,

Heeft de Boeddha ook onderwezen dat seksuele onthouding een noodzakelijke voorwaarde is om (een niveau van) verlichting te bereiken?

groet,


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #28 Gepost op: 02-06-2017 13:08 »
Beste,

Zinnelijke lust, zintuiglijk verlangen is een van de smetten van de geest. Die smet wordt pas helemaal verwijderd bij het derde niveau van heiligheid, het pad van niet-wederkeer. Maar als iemand het eerste niveau van heiligheid heeft bereikt, dan heeft die persoon geen verlangen meer naar seksuele omgang. Hij of zij heeft dan de begeerte, haat en onwetendheid die naar lagere werelden van bestaan voeren, opgeheven. (zie AN.VI.89-91). Elke geringe lichamelijke en geestelijke rusteloosheid die afkomstig is van hartstocht wordt door het rustige gemoed gekalmeerd.

     De Boeddha heeft dus niet uitdrukkelijk onderwezen dat seksuele onthouding een noodzakelijke voorwaarde is [voor leken] om een niveau van verlichting te bereiken. Maar het is door vermindering van de smetten, obstakels, een gevolg van het heilige leven.

Groeten
Nico


« Laatst bewerkt op: 02-06-2017 13:20 door nico70 »

Offline ik

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 3094
Re: De Sangha
« Reactie #29 Gepost op: 02-06-2017 14:16 »
Betekent dit dat een Boeddha niet
aan voortplanting doet?

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: De Sangha
« Reactie #30 Gepost op: 02-06-2017 14:33 »
Beste,

Voortplanting gaat uit van een "zelf". De Boeddha en de heiligen hebben ingezien dat er geen zelf is.
De vraag moet dus zo beantwoord worden: er zijn oorzaken en er zijn gevolgen. Maar er is niemand die zich voortplant.
Meer hierover in het nieuwe topic: De drie facetten van het leven: dukkha, anicca, anatta.

Dus even geduld.

Nico

Offline teksten.BA

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 1595
Re: De Sangha
« Reactie #31 Gepost op: 02-06-2017 15:39 »
Beste,

   In reactie 31 schreef Franciscus over gedwongen religieus celibaat. Hij is van mening dat seksuele verzaking geen starre regel zou moeten zijn waar  iedere monnik zich strikt aan moet houden.
   Zijn mening is verkeerd. Het celibaat voor bhikkhus en bhikkhunis is niet gedwongen. Degene die in de Orde treedt, weet dat hij of zij zich aan bepaalde regels moet houden.
Iemand die bij een club of vereniging is, moet zich ook aan de regels ervan houden.

Het klopt dat ik een tegenstander ben van het zomaar opleggen van een orderegel die seksuele onthouding voorschrijft, via welke religie dan ook. Het boeddhisme staat daar niet alleen in. Het celibataire “gebod” komt echter in de Sangha-regels analoog aan de Pali-Canon vaak nogal ongenuanceerd op mij over, alsof er geen ontkomen aan is, wil men tot de orde van de Boeddha toetreden. Jij stelt dat mijn mening verkeerd zou zijn. Maar dat kun je helemaal zo niet stellen, omdat ook jij – net als iedereen – alles interpreteert en ziet zoals jij zelf bent. Dat mag, maar schrijf dan liever: “Ik ben van mening dat de mening van Franciscus (om die-en-die reden) onjuist is”. Zoals je het nu formuleert, lijkt het er bijna op alsof jij bepaalt welke mening verkeerd is en welke niet in het kader van de interpretatie van het boeddhisme en specifiek de seksuele onthouding.

Ik heb hierboven al aangegeven dat je niet mensen “zomaar” een regel kan opleggen, alsof iedereen onder het zelfde maaiveld valt en er geen nuancering zou bestaan. Iedereen is immers anders. Als een leerling bijvoorbeeld verslaafd is aan seks, er in zwelgt, kan het nodig zijn om dit nader te onderzoeken door de leerling. Wellicht blokkeert hem of haar dat nogal op de spirituele leerweg. Mogelijk kan hij of zij daar dan hulp bij krijgen door een waarachtige Leraar. Maar dat hoeft helemaal niet zo te gelden voor anderen. Zoals jij het brengt, is het ongeveer een wet van Meden en Perzen dat iedereen altijd seksuele onthouding zou moeten praktiseren bij de toetreding van de Sangha van de Boeddha. Misschien heb je nog gelijk ook wat betreft de Theravada ordes in het Oosten, maar ook dan vind ik het absolute onzin om te stellen dat de regels het gedrag van de mens zouden moeten bepalen. Met alle respect, maar dit riekt enigszins naar de instelling van een schriftgeleerde: de wet voorschrijven zonder aanzien des persoons. En in de leerweg naar de verlichting is het mijns inziens juist hard nodig om specifiek te kijken naar wat bij die-en-die persoon past. En daarbij komt nog het feit, dat het boeddhisme veel meer stromingen kent dan slechts de Theravada Sangha. En alhoewel ze allen wellicht de leringen van de Boeddha als gezaghebbend aanmerken, wil dat nog niet zeggen dat ze allemaal op dezelfde wijze omgaan met de Sangha-“regeltjes”.

   Stel het volgende. Iemand rookt veel en wordt ziek. De arts zegt hem met roken te stoppen, anders is er geen genezing meer en volgt de dood.
De zieke is wijs en stopt met roken. Hij geneest en blijft in leven.
Iemand anders met eenzelfde soort ziekte stopt niet met roken. Hij geneest niet en de dood volgt.
   Evenzo is het met monniken en nonnen. Als leden van de Orde hebben zij de regel op zich genomen celibatair te leven. Zij leren in de Orde om de energie die anders voor seksueel gedrag besteed wordt, te sublimeren, om te zetten in energie om het hoge doel te bereiken.
   Als het leven in celibaat te moeilijk voor een bhikkhu of bhikkhuni is, kan de betreffende persoon uittreden. Niemand die hem of haar dat kwalijk zal nemen.
   
Groeten,
Nico

Ik vind je voorbeeld van het roken en het eventuele medische gevaar dat je er aan kunt overlijden een niet-passende vergelijking als we kijken naar het seksuele leven van de mens. Roken is schadelijk, maar seks? Ik heb hierboven al aangegeven dat de menselijke seksualiteit op zich totaal onschadelijk is, en dat wordt zelfs door de moderne medische wetenschap ondersteund. Sorry…

Je stelt dat monniken en nonnen in de Sangha in de Orde leren om hun seksualiteit te “sublimeren”. Ik heb tot nu toe nog geen enkele werkende meditatietechniek opgemerkt die dit kan bewerkstelligen. Je leest er ook nergens iets over. Het enige wat ik gezien heb, is mensen die proberen hun seksuele gevoelens te onderdrukken of te negeren. Zelfs grote yogi’s in India maken of hebben een probleem met seks, het is zeer de vraag of seks te “sublimeren” valt.

Mahatma Gandhi, weliswaar een hindoe, zag ook op een gegeven moment in zijn leven af van seks. Op hoge leeftijd ervoer hij seksuele dromen en Gandhi vroeg zich af hoe dat kon en waarom het hem zo zwaar moest vallen om van seks af te zien. En ik beschouw Gandhi als een eerlijk mens in deze. Maar het is in mijn optiek volslagen belachelijk dat een man op hoge leeftijd last heeft van seksuele dromen. En de reden daarvan is het afzien van de seksualiteit. Ik heb hierboven al aangegeven dat je er zelfs knettergek door kunt worden, door dat celibaat.

Beste,

Voortplanting gaat uit van een "zelf". De Boeddha en de heiligen hebben ingezien dat er geen zelf is.
De vraag moet dus zo beantwoord worden: er zijn oorzaken en er zijn gevolgen. Maar er is niemand die zich voortplant.
Meer hierover in het nieuwe topic: De drie facetten van het leven: dukkha, anicca, anatta.

Dus even geduld.

Nico

Er is niemand die zich voortplant? Er is geen zelf? Als er niemand is die zich voortplant, kan seks ook niet bestaan en sterft de mensheid volgens mij uit. Ook hier vind ik dat je ongenuanceerd stelt dat er geen zelf bestaat. Wat is dat zelf dan? Het valt niet te ontkennen dat we er zijn. Voor zover ik het kan zien en heb begrepen, bedoelt de Boeddha dat het menselijke ego feitelijk geen grondslag heeft, maar dat het eerder een idee is, een soort geloof dat zich in onze “mind” heeft vastgezet, als gevolg van de combinatie van alle indrukken op onze zintuigvelden (Skandha's). Die indrukken lijken gecombineerd een zelf te vooronderstellen. En een dergelijk zelf, een dergelijk ego, is maar een idee, een persoonlijk ideaal misschien zelfs. Maar feit blijft dat we er toch zijn, weliswaar als een dynamisch bewustzijn en niet als een star en kernachtig, materieel-achtig ego.

Dieren doen ook aan seks, zelfs planten “planten” zich voort. En hebben die dan een zelf of geen zelf? Sorry, maar seks hoort bij het leven, voor de instandhouding van de soort. Het celibaat als starre regel is anti-leven en neigt tot de beëindiging van de soort, en alle genetische mutaties danwel evolutiemogelijkheden. Het leven wil geleefd worden, het is geen probleem dat moet worden opgelost. Mijns inziens is het celibaat een onjuiste weg, zoals het in alle regeltjes wordt vastgelegd via welke religie dan ook. Ik bestrijd in deze alle zogenaamde autoriteit, ik heb zelf ook niets aan het celibaat. Het is onnuttig. Maar als iemand zich er goed bij voelt, het de eigen keuze en ervaring is dat seksuele onthouding bij de persoon in kwestie past, prima. Ik oordeel daar niet over. Ik oordeel wel over starre en soms zelfs belachelijke regelgeving, die volgens mij niet tot het heil leidt, maar tot verderf.
« Laatst bewerkt op: 02-06-2017 16:01 door Franciscus »

Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #32 Gepost op: 02-06-2017 16:32 »
Ik oordeel daar niet over. Ik oordeel wel over starre en soms zelfs belachelijke regelgeving, die volgens mij niet tot het heil leidt, maar tot verderf.

Er wordt gezegd dat een stroom-intreder het eerste niveau van verlichting heeft bereikt. Drie belangrijke ketens of neigingen zijn door hem/haar afgelegd: 1. visies van een zelf of identiteitsvisies; 2. twijfels en ook 3. gehechtheid aan regels en rituelen. Dit laatste heb ik wel eens zo uitgelegd zien worden dat een stroom-intreder begrijpt dat het netjes volgen van regels en rituelen niet leidt naar verlichting.  Regels zijn niet bedoeld, volgens mij, te suggereren dat als je die maar netjes opvolgt je vanzelf wel ontwaakt.

groet,




Offline teksten Siebe

  • aanvraag voor lidmaatschap
  • Nieuwkomer
  • *
  • Berichten: 5272
Re: De Sangha
« Reactie #33 Gepost op: 02-06-2017 16:50 »
Beste,

Zinnelijke lust, zintuiglijk verlangen is een van de smetten van de geest. Die smet wordt pas helemaal verwijderd bij het derde niveau van heiligheid, het pad van niet-wederkeer. Maar als iemand het eerste niveau van heiligheid heeft bereikt, dan heeft die persoon geen verlangen meer naar seksuele omgang. Hij of zij heeft dan de begeerte, haat en onwetendheid die naar lagere werelden van bestaan voeren, opgeheven. (zie AN.VI.89-91). Elke geringe lichamelijke en geestelijke rusteloosheid die afkomstig is van hartstocht wordt door het rustige gemoed gekalmeerd.

     De Boeddha heeft dus niet uitdrukkelijk onderwezen dat seksuele onthouding een noodzakelijke voorwaarde is [voor leken] om een niveau van verlichting te bereiken. Maar het is door vermindering van de smetten, obstakels, een gevolg van het heilige leven.

Ja, zo neig ik het ook wel te zien. Een stroom-intreder is niet volledig vrij van alle bezoedelingen, wordt gezegd, maar ze zijn niet zo sterk meer om wedergeboorte te veroorzaken in de lagere werelden. Vanaf dat moment kun je zeggen dat je veilig bent, 1. verzekerd van volledige verlichting, en 2. beschermd tegen wedergeboorte in lagere werelden.

Ik weet ook niet of seksuele verlangens nou zo veel sterker zijn dan andere neigingen zoals afkeer, rusteloosheid, eigenwaan. Franciscus legt er erg de nadruk op dat dit evolutionair zo diep zit, maar ja, die andere neigingen volgens mij ook. Volgens mij geeft boeddhisme aan dat het geloof in ego dieper verankerd zit in de menselijke natuur dan seksueel verlangen.

Op basis van mijn eigen ervaring denk ik dat het vooral ook een leeftijd kwestie is. Als puber was ik wel geobsedeerd door seks, nu toch wel iets minder, nog maar 20 uur per 24 uur ;D
Ik geloof toch ook wel dat seks voor mij vooral een soort drugs was, een escape, een verlangen naar niet-bestaan vind ik het, een verlangen naar opgaan in, je verliezen in. Het is een soort verlangen naar roes, naar niet-bestaan. Dat verlangen kan ik nog altijd wel opmerken, zoals ook in het verlangen veel te willen slapen als het zwaar en moeilijk gaat.

Ik kan me wel voorstellen dat het mogelijk is dat seksueel verlangen opdroogt, op een manier die niet ongezond is. Ik kan me ook voorstellen dat het ongezond kan zijn om jezelf seksuele activiteit te onthouden.

groet,