4. De regels voor de monniken
Na afloop van de periode van zes jaren die de Boeddha had vastgesteld, kwamen de Arahants weer samen en wel te Rajagaha in het Veluvana-park.[30] Daar zei de Verhevene toen plechtig de Orde-regels op:
“Geduld en verdraagzaamheid is de hoogste boete-oefening;
de Boeddhas noemen Nibbāna het hoogste.
Geen pelgrim is hij die anderen aangrijpt;
geen boeteling is degene die iemand anders schade berokkent.[31]
Het nalaten van alle kwaad,
het constant zich moeite doen voor het goede,
de reiniging van de eigen geest:
dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.
Zonder te berispen, zonder te strijden,
wel-beschermd door de Orde-regel,
steeds matig bij de maaltijd
en gericht naar afgelegen verblijfplaats
en naar verheven denken:
dat is de leer en het voorschrift van de Boeddhas.”[32]
Met de Orde-regel moeten bedoeld zijn de tien regels van discipline. En toen er veel kloosters ontstonden, kwamen er regels hoe de monniken zich moesten gedragen ten opzichte van elkaar, ten opzichte van nonnen en leken, en hoe zij zich moesten gedragen in de kloosters. Die regels waren nodig omdat er veel mensen in de Orde waren ingetreden met niet goede bedoelingen of met een geringe opvoeding.
Zo ontstond geleidelijk de Vinaya. Daarin staan de regels voor de Sangha samen met de omstandigheden die ertoe voerden dat ze vastgesteld werden. Vinaya wordt vertaald met discipline. Maar het betekent letterlijk: datgene waardoor men uitgeleid wordt.[33] Volgens de eerwaarde Khantipalo betekent dit dat men erdoor buiten het lijden gevoerd wordt.[34] Maar de Vinaya zijn kloosterregels. Alleen de Dhamma, het achtvoudige pad, de middenweg voert naar een einde van lijden.
De regels van de Vinaya namen geleidelijk toe in de 45 jaren waarin de Boeddha onderwees. De Vinaya werd onthouden door de Vinayadharas, degenen die de Vinaya bewaren. De arahant Upāli was de autoriteit erin.[35]
De Vinaya-Pitaka gaat over de discipline in de orde. De grote praktische betekenis ervan kan men aflezen aan het feit dat er zes volledige versies van bewaard zijn gebleven. Ze stammen van de Theravādins, de Sarvāstivādins,[36] de Dharmaguptakas,[37] de Mahīsāsakas,[38] de Mūlasarvastivādins,[39] en de Mahāsānghikas.[40]
De inhoud ervan kan in twee hoofddelen en een bijlage verdeeld worden: Het eerste hoofddeel heet Sutta-Vibhanga: een keer voor monniken en een keer voor nonnen afzonderlijk. Die twee boeken van de Vinaya bevatten de fundamentele regels van het Patimokkha van bhikkhus en bhikkhunis. Het Patimokkha is de code van 227 regels voor bhikkhus die elke 14 dagen gereciteerd worden als zij samen komen om hun tekortkomingen op te biechten. Het is een commentaar, quasi-historisch, voor elke fout die in het Patimokka behandeld wordt. De nonnen hadden meer voorschriften dan de monniken.
Het tweede hoofddeel heet Khandhaka. Volgens E. Frauwallner waren het oorspronkelijk 20 delen. [41]
De volgende twee boeken heten het grote en het kleine hoofdstuk. Zij gaan over verschillende onderwerpen. Tenslotte zijn er twee hoofdstukken over het 1e en 2e concilie.[42]
Volgens Frauwallner is de Vinaya het werk van één man. Deze heeft na het concilie van Vesali maar vóór de splitsing in Mahāsanghikas en Sthaviras het beschikbare Vinaya-materiaal op de boven genoemde manier geordend. Maar hij heeft ook een raamwerk geschapen om het geheel voor te stellen als was het ontstaan tijdens het leven van de Boeddha. De 40-jarige preektijd van de Boeddha was voornamelijk een Dhamma-activiteit. De samensteller van de Vinaya heeft die activiteit vermeerderd met Vinaya-activiteit welke later overgewaardeerd werd.[43]
Als eigenlijke kern van de Vinaya-Pitaka moet men het Patimokkha beschouwen.[44] Dit wordt aan het einde van elke halve maanstand (uposatha) gereciteerd, op de 14e of 15e dag al naargelang de lengte van de maand. De plechtigheid vindt plaats in een speciale ruimte van het klooster (uposathāgāra), welke groot genoeg moet zijn om alle plaatselijke monniken te kunnen bevatten.[45] De monniken die een fout gemaakt hebben, moeten die voor de andere monniken opbiechten en beloven die fout niet meer te maken. De voorzitter of een door hem aangewezen monnik preekt de leer en reciteert het Patimokkha. Bij deze recitatie mogen geen leken, nonnen en novicen aanwezig zijn, noch monniken die schuldig bevonden zijn aan zware vergrijpen en die daarom uit de Orde gestoten zijn.
Na de recitatie vraagt de reciteerder aan de aanwezige monniken drie keer of zij fouten gemaakt hebben. Hij vraagt hun ze openlijk en onmiddellijk te bekennen. Degenen die hun fouten verborgen houden en er later op betrapt worden, staan zware straffen te wachten.[46]
Het Patimokkha heeft ongeveer 250 artikelen in 8 afdelingen:
1. Foutief gedrag dat verwijdering uit de Orde tot gevolg heeft: met opzet seksuele omgang; iemand doden of iemand anders ertoe overhalen zichzelf of iemand anders te doden; diefstal; pochen met bovennatuurlijke krachten die men niet heeft.
Een bhikkhu die zich schuldig maakt aan overtreding van deze artikelen heet ongeneeslijk en hij moet de Orde verlaten. Ook als hij het gele gewaad blijft dragen, is hij toch geen bhikkhu meer. Degene die “ongeneeslijk” is verklaard, kan niet meer in de Orde terugkeren.
2. Foutief gedrag dat een tijdelijke verwijdering uit de Orde tot gevolg heeft. Deze groep bevat 13 overtredingen, o.a. zelfbevrediging, vrouwen met lustvolle bedoelingen aanspreken, het maken van koppeldiensten voor mannen om vrouwen te ontmoeten (of omgekeerd) voor een huwelijk of voor seksuele omgang, valse beschuldigingen uiten tegenover een monnik.
Deze overtredingen zijn “te genezen”; de monnik mag in de Orde blijven en zijn oefening voortzetten.
3. Moeilijk te beoordelen foutief gedrag. Twee overtredingen betreffende de omgang met vrouwen. Andere punten zijn:
- het vestigen van een klooster op land dat niet op de behoorlijke manier is toegewezen door geschikte oudere monniken en dat geen juiste aangrenzende omgeving heeft. Of het gebouw ervan is te groot.
- Als een bhikkhu voor zichzelf iets bouwt, mag hij een hut bouwen van ongeveer vier meter lang en circa 2,30 meter breed, binnenmaat.
- Proberen een andere monnik te verdrijven van het heilige leven door hem te beschuldigen van een van de vier grote overtredingen.
- Proberen een schisma te veroorzaken.
- Een volgeling zijn van iemand die probeert een schisma te veroorzaken.
- Een monnik die moeilijk is te vermanen, die de houding aanneemt: “Ik zal niets over jouw gedrag vertellen, dus vertel jij niets over mijn gedrag.”
- De monnik die een bederver van gezinnen is. Hij geeft gaven hier en daar teneinde zichzelf populair te maken zodat hij later veel offergaven krijgt.
Een bhikkhu die zich schuldig maakt aan een van deze overtredingen, moet ze eerst aan zijn leraar opbiechten. Deze licht dan de Sangha in. De monniken komen bijeen en de schuldige bhikkhu moet hen eerst inlichten over de aard van zijn overtreding. Daarna vraagt hij de 6-nachten boete. En als hij zijn overtreding (aanvankelijk) heeft verborgen, moet hij eerst een proefperiode ondergaan welke gelijk is aan de lengte van het verborgen houden. Daarna moet hij de 6-nachten boete ondergaan.
In ieder geval verliest hij tijdens die periode zijn senioriteit. Als jongste bhikkhu moet hij aanzitten. Hij mag ook niet deelnemen aan officiële Sangha-acties zoals inwijding, noch mag hij de leer onderwijzen. Alle monniken die op bezoek komen (in het klooster) moeten door hem van zijn overtreding ingelicht worden. Na afloop van de boeteperiode moet hij in bijzijn van niet minder dan 20 bhikkhus vragen of hij weer in zijn vroegere status terug mag keren.[47]
Daarna volgen overtredingen die niet in het Patimokkha zijn opgenomen. Vaak zijn ze een mindere graad van ernstige overtredingen, zoals zich naakt vertonen in het openbaar, het drinken van bloed, vrijwillig de sekszintuigen stimuleren.[48]
4. Foutief gedrag betreffende het zich ongeoorloofd toe-eigenen van een voorwerp (vooral kledingstukken) van een monnik. Deze groep bevat 30 overtredingen in totaal. De meeste ervan gaan over de rekwisieten: gewaden of geld om ze te kopen, dekens, nappen, medicijnen e.d. Een bhikkhu mag die alleen een bepaald aantal dagen gebruiken of mag alleen een bepaalde hoeveelheid ervan bezitten.
Er zijn ook belangrijke regels over de omgang met geld. Een goede bhikkhu probeert vrij te zijn van geld.
Als hij teveel bezit aan goederen, moet hij die afgeven aan een andere bhikkhu. En wat geld betreft, geeft hij dat aan de Sangha die een bestemming eraan geeft.
De schuldige bhikkhu biecht zijn overtreding op en belooft dat hij zich in de toekomst zal beheersen.
Deze methode van zuivering geldt ook voor de onderstaande overtredingen.[49]
5. Foutief gedrag dat bepaalde straffen vereist. Hierin zijn 92 overtredingen, o.a. geen respect tonen tegenover leraar-bhikkhus, liegen, slecht over anderen spreken, wijn drinken, andere monniken slaan of bedriegen. Andere overtredingen zijn thans van weinig betekenis zoals het niet hebben van een naaidoosje van been, ivoor of hoorn. Er is ook een groep van 10 regels over de omgang van bhikkhus met bhikkhunis, zoals zonder toestemming van de Orde tot nonnen spreken.[50]
6. Foutief gedrag waarbij het voldoende is dat men zichzelf ervan beschuldigt en dat men er berouw over heeft. Het zijn 4 kleinere artikelen, o.a. zich bij het eten door een non laten bedienen.
7. Regels van goed gedrag. Het zijn 57 manieren van oefening. Ze gaan meestal over goede manieren en beschaafd gedrag wat betreft het dragen van gewaden, het vergaren van voedsel en het eten ervan, gelegenheden geschikt om de leer te verkondigen, en plaatsen voor ontlasting en urineren.
Deze regels gelden ook voor novicen.
De Boedha zou het nodig gevonden hebben die regels vast te stellen toen de Sangha groter werd en ook meer supporters kreeg.[51]
8. Regels over de besluitvorming van rechtskwesties. Het zijn 7 artikelen in totaal.[52]
Sangha betekent hierboven een groep van bhikkhus. Om het Patimokkha te reciteren moeten vier bhikkhus samen komen. Vijf bhikkhus zijn er nodig om een nieuwe bhikkhu in te wijden (buiten het dal van de Ganges); in het Middenland zijn daarvoor tien monniken nodig. Minstens twintig bhikkhus vormen een Sangha om een bhikkhu te rehabiliteren na een zware overtreding.
De procedures moeten steeds strikt nagevolgd worden, anders hebben ze geen waarde. Als woorden of hele zinnen vergeten worden, of als iemand jonger is dan de vastgestelde leeftijd, dan heeft de procedure geen waarde.[53]
_____
[30] Dit geschiedde in de maand Māgha (= februari). - Ter herinnering aan deze gebeurtenis staat thans een klein Boeddha-beeldje op de plek waar zij samen kwamen.
[31] in daad, woord of gedachten.
[32] D.14.
[33] Khantipalo 1979, p. 34.
[34] Khantipalo 1979, p. 108.
[35] Khantipalo 1979, p. 34.
[36] in Chinese vertaling; en gedeeltelijk ook in het Sanskriet.
[37] in Chinese vertaling.
[38] in Chinese vertaling.
[39] in Chinese en Tibetaanse vertaling, en gedeeltelijk in het Sanskriet.
[40] in Chinese vertaling; en gedeeltelijk ook in het Sanskriet.
[41] Schneider 1980, p. 164.
[42] Khantipalo 1979, p. 35.
[43] Schneider 1980, p. 166.
[44] Schneider 1980, p. 167.
[45] Bareau 1964 p. 56-57.
[46] Bareau 1964, p. 57.
[47] Khantipalo 1979, p. 37.
[48] Khantipalo 1979, p. 38.
[49] Khantipalo 1979, p. 38.
[50] Khantipalo 1979, p. 38.
[51] Khantipalo 1979, p. 39.
[52] Schneider 1980, p.117-118; Khantipalo 1979, p. 36-39.
[53] Khantipalo 1979, p. 42.