Leven en leer van de Boeddha Gotama. II. - Van conceptie tot volwassenheid.
Inleiding
De verhalen die handelen voor, over en na de geboorte van Siddhattha Gotama, en ook andere gebeurtenissen uit zijn leven, zeker tot aan de Verlichting, worden door meerderen als legenden beschouwd. Onder legende verstaat men een niet op historische gronden maar op volksoverlevering berustend verhaal. Vaak geeft zo'n overlevering op symbolische wijze iets weer. Wij moeten dan ook niet alles letterlijk nemen.
1. Conceptie
Bezonnen, vol bewust verdween de Bodhisatta uit het gezelschap van de Tusita-goden en bezonnen, vol bewust daalde hij af in het moederlichaam. Dat is zo de gebruikelijke manier.
Toen de Bodhisatta uit het gezelschap van de Tusita-goden verdween en in het moederlichaam afdaalde, verscheen er in de wereld met haar goden, haar Maras, haar Brahmas, met haar menigte boetelingen en brahmanen, met haar goden en mensen, een onmetelijk verheven glans die de goddelijke pracht van de goden overtrof. En ook in die onpeilbare wereldtussenruimten[2] van chaos, somberheid en volslagen duisternis, waar zelfs deze machtige zon en maan met hun licht niet schijnen, - ook daar verscheen een onmetelijk verheven glans die de pracht van de goden overtrof. En de wezens die daar wedergeboren waren, beseften in die glans: “Er zijn hier, zo schijnt het, ook andere wezens ontstaan.”
En dit systeem van de 10.000 werelden sidderde, trilde en beefde. Dat is zo de gebruikelijke manier.
Toen de Bodhisatta in het moederlichaam was afgedaald, omgaven hem aan de vier hemelse richtingen[5] ter bescherming vier jonge godheden[6] met de gedachte: “Moge deze Bodhisatta of diens moeder niet door een mens of door een niet-menselijk wezen of door iets anders schade toegebracht worden.” Dat is zo de gebruikelijke manier.
Toen de Bodhisatta in het moederlichaam was afgedaald, was zijn moeder van een natuurlijke deugdzaamheid. Zij onthield zich van het beroven van leven, onthield zich van het nemen wat niet is gegeven, onthield zich van zinnelijke begeerte, onthield zich van verkeerd taalgebruik, onthield zich van alle geestrijke drank, van alle bedwelmende en zwakmakende dingen. Dat is zo de gebruikelijke manier.[8]
Toen de Bodhisatta in het moederlichaam was afgedaald, ontstonden er bij zijn moeder geen gedachten aan mannen; er ontstonden geen gedachten die iets met zinnelijkheid te maken hadden. En ontoegankelijk was zijn moeder toen voor elke mannelijke hartstocht. Dat is zo de gebruikelijke manier.
Toen de Bodhisatta in het moederlichaam was afgedaald, werd zijn moeder deelachtig aan de vijf zinnelijke genietingen; zij was met de vijf zinnelijke genietingen begiftigd.[9] Dat is zo de gebruikelijke manier.
Toen de Bodhisatta in het moederlichaam was afgedaald, kreeg zijn moeder niet de een of andere ziekte; zij was toen gezond, vrij van lichamelijke plagen. En zijn moeder werd de Bodhisatta gewaar zoals hij binnen in haar lichaam was, van alle ledematen voorzien, met ontwikkelde zinsorganen. Juist zoals wanneer er een edelsteen is, een diamand, stralend, van volmaakte hoedanigheid, en daaromheen is een draad gewikkeld, een blauwe, gele, rode, witte of kleurloze. Die edelsteen wordt dan door iemand in de hand genomen en beschouwd. En die denkt dan: “Dit hier is een edelsteen, met acht hoeken, goed bewerkt, doorzichtig, helder, van alle kenmerken voorzien.” Evenzo ook werd de moeder van de Bodhisatta hem gewaar binnen in haar schoot, met al zijn ledematen, zonder gebreken. Dat is zo de gebruikelijke manier.
Volgens een legende droomde koningin Māyā na de conceptie dat een witte olifant met zes slagtanden in haar schoot was gekomen. De koning liet deze droom uitleggen door brahmanen. Zij zeiden dat deze droom betekende dat zij een zoon zou baren met bijzondere kentekenen. Het kind zou volgens hen een groot man worden met buitengewone vermogens.
__________
[2] wereldtussenruimten: Volgens Boeddhistische opvatting is er een oneindig aantal werelden. Elk ervan heeft een eigen zon. Ze zijn in groepen van drie geordend. De driehoekige ruimte in het centrum van elke groep wordt opgevuld door de hellewereld en wordt door geen zon beschenen. Ze is eeuwig in duisternis.
[5] Noorden, zuiden, oosten en westen.
[6] Jonge godheden: letterlijk: godenzonen. Goden worden spontaan geboren, zij hebben dus geen ouders. Er zijn dan ook geen zonen. Daarom is hier gekozen voor de omschrijving: “jonge godheden”.
[8] Deze grote deugdzaamheid wijst erop dat de vijf regels van goed gedrag (pañca sīla) al bestonden vóór de tijd van de Boeddha Gotama. - Deze vijf regels zijn een deel van het oude pad dat door de Boeddhas van weleer is betreden.
[9] De vijf zinnelijke genietingen: de genietingen van het oog, het oor, de neus, de tong en het lichaam; m.a.w. alles wat zij zag, hoorde, rook, proefde en aanraakte, was haar aangenaam, daar genoot zij van, daar schepte zij behagen in.