2.19. De toespraak tot de Eerwaarde Girimānanda [156]
Eens verbleef de Verhevene te Sāvatthi, in het Jetavana-klooster van Anathapindika. Te dien tijde nu leed de Eerwaarde Girimānanda aan een ziekte, hij werd erdoor gekweld en hij was zwaar ziek. Daarop begaf zich de Eerwaarde Ānanda naar de Boeddha, groette hem, ging naast hem neerzitten, en zei:
“Bhante,[157] de Eerwaarde Girimānanda lijdt aan een ziekte, hij wordt erdoor gekweld en hij is zwaar ziek. Het ware goed, Bhante, indien de Gezegende de Eerwaarde Girimānanda zou opzoeken, uit medelijden met hem.”
Daarop sprak de Verhevene: “Ānanda, indien jij de monnik Girimānanda opzoekt en hem de tien contemplaties opzegt, dan zal die monnik, na ze te hebben vernomen, onmiddellijk van zijn ziekte genezen. Die tien contemplaties zijn:
1) Contemplatie over niet-bestendigheid.
2) Contemplatie over niet-zelf.
3) Contemplatie over walgelijkheid.
4) Contemplatie over nadeel (gevaar).
5) Contemplatie over het opgeven (het afzien).
6) Contemplatie over onthechting (zich afzonderen).
7) Contemplatie over beëindiging.
8 ) Contemplatie over afkeer van de hele wereld.
9) Contemplatie over niet-blijvendheid van alle samengestelde dingen.
10) Oplettendheid bij het in- en uitademen.
(1) En wat, Ānanda, is contemplatie over niet-bestendigheid? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en overweegt er aldus: ‘Materie (vorm) is niet bestendig; gevoel of gewaarwording is niet bestendig; waarneming is niet bestendig; geestelijke formaties zijn niet bestendig; bewustzijn is niet bestendig.’ Aldus blijft hij niet-bestendigheid beschouwen in deze vijf groeperingen. Dit, Ānanda, heet contemplatie over niet-bestendigheid.
(2) En wat, Ānanda, is contemplatie over niet-zelf? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en overweegt er aldus: ‘Het oog is niet-zelf, zichtbare objecten zijn niet-zelf; het oor is niet-zelf; geluiden zijn niet-zelf; de neus is niet-zelf, geuren zijn niet-zelf; de tong is niet-zelf, smaken zijn niet-zelf; het lichaam is niet-zelf, lichamelijke contacten (tastbare objecten) zijn niet-zelf; de geest is niet-zelf, mentale objecten zijn niet-zelf.’ Aldus blijft hij niet-zelf beschouwen in deze inwendige en uitwendige grondslagen. Dit, Ānanda, heet contemplatie over niet-zelf.
(3) En wat, Ānanda , is contemplatie over onzuiverheid? - Welnu, Ānanda, een monnik beschouwt dit lichaam van top tot teen, vanaf de voetzolen opwaarts, vanaf de punten van het hoofdhaar neerwaarts. Hij beschouwt dit lichaam dat met huid overgoten is, zoals het vol is van vele soorten onzuiverheden. ‘Dit lichaam bestaat uit: hoofdharen, lichaamsharen, nagels, tanden, huid, vlees, pezen, beenderen, merg, nieren, hart, lever, borstvlies, milt, longen, darmen, buikvlies, maag, uitwerpselen, gal, slijm, etter, bloed, zweet, vet, tranen, bloedwater, speeksel, neusslijm, gewrichtsvloeistof, urine en de hersenen.’ Aldus blijft hij onzuiverheid beschouwen in dit lichaam. Dit, Ānanda, heet contemplatie over onzuiverheid.
(4) En wat, Ānanda, is contemplatie over nadeel (gevaar)? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en overweegt er aldus: ‘Talrijk zijn de kwalen, talrijk zijn de nadelen (gevaren) van dit lichaam. Want in dit lichaam ontstaan verscheidene ziektes, zoals oogziekte, oorziekte, neusziekte, tongziekte, lichaamsziekte, hoofdpijn, de bof[158], mondziekte, tandpijn, hoest, astma, verkoudheid, brandend maagzuur, koorts, maagkwalen, flauwte, dysenterie, gezwel, koliek, melaatsheid, steenpuist, klierziekte, tuberculose, vallende ziekte, ringworm, jeuk, huiduitslag, roos op het hoofd, puistjes, oververzadigdheid, suikerziekte, aambeien, kanker, etterkanaal (fistel), en ziektes ontstaan uit gal, uit slijm, uit winden, uit conflicten van de lichaamsvochten, uit weersveranderingen, uit ongunstige omstandigheden (onjuist gedrag), ziektes ontstaan door opzet van anderen, ziektes ontstaan door eigen verschulden,[159] en verder koude, hitte, honger, dorst, uitwerpsels en urine.’ Aldus blijft hij nadeel (gevaar) beschouwen in dit lichaam. Dit, Ānanda, heet contemplatie over nadeel (gevaar).
(5) En wat, Ānanda, is contemplatie over opgeven (vernietiging van de smetten)? - Welnu, Ānanda, een monnik staat geen gedachte van zinsverlangen toe die in hem is ontstaan. Maar hij geeft ze op, verdrijft ze, maakt er een einde aan en vernietigt ze. Hij staat geen gedachte van kwaadwil toe die in hem is ontstaan. Maar hij geeft ze op, verdrijft ze, maakt er een einde aan en vernietigt ze. Hij staat geen gedachte van wreedheid toe die in hem is ontstaan. Maar hij geeft ze op, verdrijft ze, maakt er een einde aan en vernietigt ze. Hij staat geen euvele, onheilzame gemoedstoestanden toe die in hem van tijd tot tijd ontstaan. Maar hij geeft ze op, verdrijft ze, maakt er een einde aan en vernietigt ze. Dit, Ānanda, heet contemplatie over opgeven.
(6) En wat, Ānanda, is contemplatie over onthechting? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en overweegt er aldus: ‘Dit is vredig, dit is verheven, namelijk het tot stilstand komen van alle grondslagen van bestaan, de uitdoving van begeerte, onthechting, Nibbāna.’ Dit, Ānanda, heet contemplatie over onthechting.
(7) En wat, Ānanda, is contemplatie over beëindiging? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en overweegt er aldus: ‘Dit is vredig, dit is verheven, namelijk het tot stilstand komen van alle samengestelde dingen, het opgeven van alle grondslagen van bestaan, de uitdoving van begeerte, beëindiging, Nibbāna.’ Dit, Ānanda, heet contemplatie over beëindiging.
(8 ) En wat, Ānanda, is contemplatie over afkeer van de hele wereld? - Welnu, Ānanda, doordat een monnik wat voor betrokkenheid met en hechten aan deze wereld opgeeft, doordat hij geestelijke vooroordelen, verkeerde meningen en verborgen neigingen betreffende deze wereld opgeeft, doordat hij er niet naar verlangt maar ze opgeeft, daardoor wordt hij onthecht (vrij). Dit, Ānanda, heet contemplatie over afkeer van de gehele wereld.
(9 ) En wat, Ānanda, is contemplatie over niet-blijvendheid van alle samengestelde geestelijke dingen?[160] - Welnu, Ānanda, een monnik is teleurgesteld en misselijk van alle samengestelde geestelijke dingen, hij is ze beu. Dit, Ānanda, heet contemplatie over niet-blijvendheid van alle samengestelde geestelijke dingen.
(10) En wat, Ānanda, is oplettendheid bij het in- en uitademen? - Welnu, Ānanda, een monnik gaat naar het woud of naar de voet van een boom of naar een lege plek en hij gaat er met gekruiste benen neerzitten. Hij houdt het lichaam rechtop en zijn oplettendheid houdt hij levendig. En oplettend ademt hij in, oplettend ademt hij uit.
Wanneer hij lang inademt, weet hij: ‘Ik adem lang in’; wanneer hij lang uitademt, weet hij: ‘Ik adem lang uit.’ Wanneer hij kort inademt, weet hij: ‘Ik adem kort in;’ wanneer hij kort uitademt, weet hij: ‘Ik adem kort uit.’
‘Bewust van het hele ademhalingsproces zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘bewust van het hele ademhalingsproces zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Vervoering ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘vervoering ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Zaligheid ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘zaligheid ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geestelijke formaties ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘'De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘'De geest ondervindend[161] zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geest ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘De geest buitengewoon blij makend,[162] zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geest buitengewoon blij makend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘De geest concentrerend,[163] zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geest concentrerend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘De geest bevrijdend (van de hindernissen), zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘de geest bevrijdend, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Nadenkend over niet-blijvendheid,[164] zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Nadenkend over onthechting, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘nadenkend over onthechting, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Nadenkend over beëindiging, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘nadenkend over beëindiging, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
‘Nadenkend over het opgeven, zal ik inademen,’ aldus oefent hij zich; ‘nadenkend over het opgeven, zal ik uitademen,’ aldus oefent hij zich.
Dit, Ānanda, heet oplettendheid bij het in- en uitademen.
Ānanda, indien jij de monnik Girimānanda opzoekt en hem deze tien contemplaties opzegt, dan zal die monnik Girimānanda, na ze te hebben vernomen, onmiddellijk zijn genezen van zijn ziekte.”
Na deze tien contemplaties van de Gezegende geleerd te hebben, bezocht de Eerwaarde Ānanda de Eerwaarde Girimānanda en zei hem de tien contemplaties op. Toen de Eerwaarde Girimānanda ze had vernomen, was zijn ziekte onmiddellijk genezen. Hij herstelde ervan en aldus verdween de ziekte van de Eerwaarde Girimānanda.[165]
_____
[156] A.V.108.
[157] Bhante = Eerwaarde Heer.
[158] de bof = ontsteking van de oorspeekselklier.
[159] letterlijk: ontstaan uit resultaten van wilsacties.
[160] Bedoeld zijn de geestelijke formaties, namelijk gedachten, ideeën, gevoelens, waarneming.
[161] Volgens de vier meditatieve verdiepingen (jhanas).
[162] Zowel door samatha (kalmte) als ook door vipassana (inzicht).
[163] Namelijk op de ademhaling.
[164] In lichaam, gevoel, waarneming, wilsformaties en bewustzijn.
[165] A.V.108; Piyadassi Thera (tr.): The Book of Protection, Paritta. Colombo 1975, p. 53-60.