Auteur Topic: Leven van de Boeddha. VII. Het laatste jaar. – 7. toespraak vóór Heengaan  (gelezen 5579 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Leven en leer van de Boeddha. VII. Het laatste jaar. – 7. De toespraak over de leer juist voor het definitieve heengaan.


7. De toespraak over de leer juist voor het definitieve heengaan
   
   Deze toespraak is niet te vinden in de Pāli-Canon maar is tot ons gekomen via de Chinese vertaling van Acarya Kumarajiva die gestorven is in het jaar 956 na Boeddha (= 412 na Chr.). Deze toespraak is weliswaar gericht tot monniken, maar er is ook veel goede raad voor leken in te vinden. Deze toespraak is in China erg populair. Ze is in het Engels vertaald door Bhikkhu Khantipālo: The Buddha's Last Bequest. A Translation from the Chinese Tripitaka. Kandy 1967. The Wheel No. 112. - Door de eerwaarde Bhikkhu Khantipālo is opgemerkt dat deze redevoering zeer overeenkomt met de strekking van de leer. De leringen erin zijn in overeenstemming met de canonieke traditie. Gedeeltes ervan komen ook voor in het Mahāparinibbāna Sutta (D.16).

7.1. Aansporing over het houden van de voorschriften
 
      “Monniken, na mijn definitieve heengaan moeten jullie de voorschriften van de Patimokkha eerbiedigen en hoogachten.[319] Behandelt ze als een licht dat jullie hebben ontdekt in de duisternis; of behandelt ze zoals een arme man een door hem gevonden schat zou behandelen. Jullie moeten weten dat zij jullie belangrijkste gids zijn. En ze moeten na mijn heengaan door jullie niet anders nagekomen worden dan toen ik nog in de wereld verbleef. Als jullie de voorschriften in zuiverheid willen onderhouden, dan moeten jullie u niet overgeven aan kopen, verkopen of ruilhandel. Jullie moeten geen velden of gebouwen begeren, noch knechten, dienaren of dieren verzamelen.[320] Jullie moeten alle soorten van bezit en rijkdom ontvluchten zoals jullie een vuur of een diepe kuil zouden vermijden. Jullie moeten geen gras snijden of bomen kappen, noch nieuw zaad zaaien of de aarde ploegen. Evenmin moeten jullie medicijnen samenstellen, waarzeggerij of toverij uitoefenen volgens de positie van de sterren of horoscopen trekken bij het opkomen of verdwijnen van de maan. Noch moeten jullie dagen van geluk berekenen. Al deze dingen zijn onjuist voor een monnik.
      Gedraagt u in zuiverheid door alleen op de juiste tijden te eten en door een leven te voeren in zuiverheid en eenzaamheid. Jullie moeten u niet inlaten met wereldse zaken en ook geen geruchten verspreiden. Jullie moeten geen toverformules prevelen noch magische dranken mengen. Ook moeten jullie uzelf niet in vriendschap verbinden met machtige personen en aan hen en aan de rijken speciale vriendschap tonen en degenen die wereldse rijkdom, macht etc. missen, met minachting behandelen. Al zulke dingen moeten niet gedaan worden.
      Met standvastige geest[321] en met juiste oplettendheid moeten jullie zoeken naar Verlichting. Verbergt jullie (inwendige) fouten niet, noch verricht (uitwendige) wonderen, door welke beide dingen jullie zelf en andere mensen op het verkeerde pad geleid worden. Wat betreft de vier offergaven, bent er tevreden mee en weet wat voldoende is.[322] Neemt ze in ontvangst als ze aangeboden worden maar hamstert ze niet. Dit is in het kort wat bedoeld wordt met het nakomen van de voorschriften. Deze voorschriften zijn fundamenteel voor een leven dat gebaseerd is op de leer en discipline en zij komen precies overeen met vrijheid (mokkha), en daarom heten zij Pātimokkha. Door erop te vertrouwen, kunnen jullie alle graden bereiken van geconcentreerdheid (samādhi) en eveneens de kennis van de uitdoving van onvoldaanheid (dukkha).[323] Om deze reden, monniken, moeten jullie steeds de voorschriften in zuiverheid onderhouden en ze nooit breken. Als jullie deze voorschriften zuiver kunnen houden, bezitten jullie een uitstekende methode om de Verlichting te bereiken; maar als jullie dat niet doen, zal geen verdienste van enige soort aan u toekomen. Jullie behoren om die reden te weten dat de voorschriften de voornaamste verblijfplaats zijn van de verdienste die als resultaat heeft dat zowel lichaam als geest tot rust komen.”
_____
[319] Definitieve heengaan = parinibbana; Patimokkha: de 227 fundamentele regels van oefening voor Boeddhistische monniken.
[320] dieren: dit heeft ongetwijfeld betrekking op dieren als bezit, zoals vee. In het oude India werd rijkdom gemeten aan het bezit van koeien, paarden en andere veestapels. (Khantipālo 1967, p. 26 noot 4).
[321] geest: hoewel ‘citta’ meestal gemakshalve vertaald wordt met ‘geest’, moet men in gedachten houden dat de term ‘citta’ gevoelens, gewaarwordingen, wilsactiviteiten en bewustzijn insluit. (Khantipālo 1967, p. 26 noot 5).
[322] Leken bieden aan Boeddhistische monniken en nonnen aan: kleren, voedsel, onderdak en medische benodigdheden. Dit zijn de vier ondersteuningen van een monnik. (Khantipālo 1967, p. 26 noot 6).
[323] Hoewel ‘dukkha’ vaak weergegeven wordt met ‘lijden’, kan dit misverstand veroorzaken, omdat ‘lijden’ niet de volle omvang of kracht van het Pāli-woord ‘dukkha’ omvat. Elke ervaring, ruw of fijn, geestelijk of lichamelijk, die op de een of andere manier onvoldaanheid is, is dukkha. (Khantipālo 1967, p. 26 noot 7).





« Laatst bewerkt op: 22-05-2018 16:19 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.2. Aansporing over het beheersen van geest en lichaam
 
      “Monniken, als jullie reeds in staat zijn om de voorschriften na te komen, dan moeten jullie vervolgens de vijf zintuigen beheersen door niet toe te staan dat door jullie onbeteugeldheid de vijf zintuiglijke verlangens[324] hun intrede doen, juist zoals een koeherder door zijn stok te nemen en die te tonen, de koeien ervan afhoudt om naar een ander veld te gaan dat rijp is voor de oogst. In iemand die euvele daden begaat en die behagen schept in de vijf zintuigen, zullen zijn vijf verlangens niet alleen alle grenzen te buiten gaan, maar zullen ook onbeheersbaar worden, juist zoals een wild paard dat onbeteugeld is door het bit weldra de man die het leidt in een kuil zal trekken. Als iemand beroofd is, duurt zijn verdriet niet langer dan de tijdsduur van zijn leven. Maar het kwaad van de rover (zinsverlangen) en de plunderingen die door hem veroorzaakt zijn, brengen onheilen die zich over vele levens uitstrekken en scheppen zeer groot dukkha. Jullie moeten uzelf beheersen.
      Daarom beheersen wijze mensen zichzelf en scheppen zij geen behagen in hun zintuigen, maar bewaken zij ze alsof het rovers zijn aan wie geen vrijheid van hechtenis mag worden toegestaan. Als jullie de zintuigen vrijheid van beteugeling toestaan, zullen jullie na niet lange tijd vernietigd worden door Māra.[325] De geest is de heer van de vijf zintuigen en om deze reden moeten jullie goed de geest beheersen. Jullie behoren inderdaad het scheppen van behagen in de verlangens van de geest meer te vrezen dan giftige slangen, wilde dieren, gevaarlijke rovers of hevige branden. Geen vergelijking is sterk genoeg om dit gevaar te illustreren. Maar denkt aan een man die een kan vol honing draagt en die onder het lopen alleen op de honing let en zich niet bewust is van een diepe kuil op zijn pad. Of denkt aan een waanzinnige olifant die niet bedwongen is door boeien. Een ander voorbeeld: beschouwt een aap die in een boom klimt en daarna alleen maar met moeite kan worden beheerst. Zoals deze moeilijk te beheersen zijn, haast jullie daarom om jullie begeerten te beheersen, en laat ze niet onbedwongen. Wanneer jullie de geest met zijn verlangens verwennen, verliezen jullie het heil dat erin bestaat als mens geboren te zijn. Maar wanneer jullie hem volledig beteugelen, dan is er niets dat jullie niet in staat zult zijn om te volbrengen. Dit is de reden, monniken, waarom jullie hard moeten streven om jullie geest te onderwerpen.”
______
[324] Zintuiglijke verlangens: kilesa kama = de geestelijke hindernis door begeerte naar de vijf zinsobjecten. (Khantipālo 1967, p. 27 noot 8 ).
[325] Māra: symbool van verlangens en als gevolg daarvan geboorte en dood; daarvandaan het symbool van het kwaad. Er worden vijf soorten van Māra onderscheiden: Māra als mentale smetten, als dood, als wilsacties, als de vijf groeperingen en als een hemels wezen. Hier wordt de eerste soort bedoeld. (Khantipālo 1967, p. 27 noot 9).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.3. Aansporing over het matige gebruik van voedsel
 
      “Monniken, bij het ontvangen van allerlei soorten voedsel en drank moeten jullie die allemaal beschouwen alsof jullie medicijn gebruiken. Of ze nu goed zijn of slecht, aanvaardt of verwerpt ze niet overeenkomstig jullie voorkeur of afkeer. Maar gebruikt ze alleen om jullie lichaam te ondersteunen, waarbij honger en dorst tegengehouden worden. Zoals bijen alleen de nectar nemen terwijl zij onder de bloemen speuren, zonder aan de kleur en de geur ervan schade toe te brengen, evenzo, monniken, moeten jullie handelen als jullie bedelspijs vergaren. Aanvaardt van wat de mensen jullie aanbieden juist voldoende om uitputting te vermijden, maar vraagt niet om meer en bederft daarbij niet de goedheid van hun harten, juist zoals de wijze man, na de sterkte van zijn os geschat te hebben, de kracht ervan niet door overlading uitput.”
 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.4. Aansporing over het slapen
 
      “Monniken, overdag moeten jullie goed de leer oefenen en uzelf niet toestaan om tijd te verspillen. Houdt in de vroege avonduren en in de late nacht niet ermee op om inspanning te doen, terwijl jullie in het midden van de nacht de leerreden moeten opzeggen om uzelf beter ermee op de hoogte te brengen. Staat uzelf niet toe om jullie leven ijdel en vruchteloos door te brengen omwille van slaap. Jullie moeten de wereld bezien alsof ze verteerd wordt door een groot vuur en jullie moeten vlug besluiten om uzelf ervan te vrijwaren. Brengt niet veel tijd door met slapen. Besteedt niet veel tijd aan slapen.[326] De rovers, bestaande uit de drie rampspoeden,[327] liggen steeds te wachten om de mensen te doden zodat jullie gevaar zelfs groter is dan een huishouden dat door haat is verscheurd. Dus, hoe kunnen jullie, bevreesd, slapen en uzelf niet aansporen! Deze rampspoeden zijn als een giftige slang die in jullie eigen harten slaapt. Ze zijn als een zwarte cobra die in jullie kamer slaapt. Vernietigt de slang snel met de scherpe speer die bestaat in het houden van de voorschriften. Alleen wanneer die slapende slang verdreven is, zullen jullie in staat zijn om vredig te rusten. Indien jullie ze niet verdrijven en dan slapen, zijn jullie lieden zonder schaamte. Het kleed van schaamte is onder alle tooisels het allerbeste. Schaamte kan ook worden vergeleken met een ijzeren prikkel die alle menselijke euveldaden kan beheersen. Monniken, om die reden moeten jullie u steeds beschaamd voelen vanwege onheilzame daden. Jullie moeten zelfs niet voor één moment zonder schaamte zijn. Want als jullie gescheiden zijn van schaamte, zullen alle verdiensten voor jullie verloren gaan. Hij die vrees voor blaam bezit, heeft wat goed is, terwijl hij die geen vrees voor blaam bezit, niet van de vogels en dieren verschilt.”
_____
[326] In de Chinese tekst staat: ‘Slaapt niet.’ Maar slaap kan alleen volledig nagelaten worden voor een korte periode van intensieve meditatie. Wat betreft slapen wordt in de leerreden vaak herhaald: “Komaan, monniken, vertoeft waakzaam gedurende de dag; terwijl jullie op en neer wandelen, terwijl jullie neerzitten, reinigt de geest van belemmerende mentale staten. Ligt gedurende de middelwacht van de nacht terneer op de rechter zijde in de leeuwenpositie, met de ene voet op de andere, oplettend, helder bewust, terwijl jullie het tijdstip om op te staan in jullie gedachten houden. Reinigt gedurende de laatste nachtwake, als jullie zijn opgestaan, terwijl jullie op en neer wandelen, terwijl jullie neerzitten, de geest van belemmerende mentale staten.”  (Khantipālo 1967, p. 27 noot 10). - De monniken mochten dus van 22:00 tot 02:00 uur slapen.
[327] De drie rampspoeden, kwellingen, zijn: begeerte (wat ik graag wil hebben), afkeer (wat ik niet graag wil hebben) en onwetendheid (ik weet niet en ik wens niet te weten). (Khantipālo 1967, p. 27 noot 11).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.5. Aansporing over het afzien van boosheid en kwaadwil
 
      “Monniken, als er iemand kwam en jullie lid voor lid in stukken sneed, dan moeten jullie hem niet haten, maar veeleer hem insluiten in jullie hart.[328] Daarnaast moeten jullie uw taal bewaken en ervan afzien om hem uit te schelden, om tegen hem tekeer te gaan. Als jullie bezwijken voor gedachten van haat, dan blokkeren jullie uw eigen vooruitgang in de leer, en dan verliezen jullie de voordelen van opgehoopte verdiensten. Verdraagzaamheid is een deugd die niet kan worden geëvenaard zelfs niet door het houden van de voorschriften en het ondernemen van de strenge praktijken.[329] Alwie in staat is om verdraagzaamheid te beoefenen, kan waarlijk een groot en sterk mens genoemd worden, maar hij die niet in staat is om scheldwoorden even gelukkig te verduren alsof hij ambrosia dronk, kan niet iemand genoemd worden die de kennis van de leer bereikte. Waarom is dit? Het kwaad, veroorzaakt door boosheid en wrok, verbrijzelt al jullie goedheid en bederft zozeer jullie goede naam dat noch tegenwoordige noch toekomstige generaties van mensen die naam wensen te horen. Jullie moeten weten dat boze gedachten verschrikkelijker zijn dan een groot vuur. Dus bewaakt voortdurend uzelf ertegen en staat ze geen intrede toe. Onder de drie rovers, de drie rampspoeden, is er geen waardoor verdienste meer gestolen wordt dan door boosheid en wrok. Bij die gezinshoofden, gekleed in wit, die verlangens hebben en weinig de leer beoefenen, bij hen, - geen weg hebbende om zichzelf te beheersen, - kan boosheid nog verontschuldigd worden. Maar onder degenen die zonder tehuis zijn geworden omdat zij de leer wensen te beoefenen en verlangens wensen op te geven, onder hen is het koesteren van boosheid en wrok haast niet te verwachten, juist zoals men niet uitkijkt naar donder of bliksemflitsen van een doorschijnende, wazige wolk.”
_____
[328] Zie de gelijkenis van de zaag (M.21).
[329] De strenge praktijken, dhutanga. Voor een schets van deze 13 geoorloofde strenge praktijken, waarvan enkele ook door leken kunnen worden uitgeoefend, zie het topic: De Sangha, bij reactie 9, http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2487.msg18867.html#msg18867
Zie eventueel ook: Khantipālo, Bhikkhu: With Robes and Bowl. Glimpses of the Thudong Bhikkhu Life. Kandy 1965. The Wheel No. 83/84.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.6. Aansporing over het afzien van verwaandheid en minachting
 
      “Monniken, wanneer jullie uw hoofd wrijven,[330] moeten jullie uzelf op deze manier beschouwen: ‘Het is goed dat ik persoonlijk de versiering heb opgegeven. Ik draag het roodbruine gewaad van lappen en draag een bedelnap om daarmee het leven te onderhouden.’ Als gedachten van verwaandheid of minachting opkomen, moeten jullie ze vlug vernietigen door jullie zelf op die manier te beschouwen. De groei van verwaandheid en minachting is niet juist onder degenen die wit dragen en een leven als gezinshoofd voeren; hoeveel te minder is het te verwachten van jullie die weggegaan zijn uit het huis in de huisloze staat. Jullie moeten jullie lichamen onderwerpen, voedsel vergaren in jullie bedelnappen ten behoeve van de beoefening van de leer om Verlichting te verwerkelijken.”
_____
[330] overweging aanduidende. (Khantipālo 1967, p. 27 noot 13).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.7. Aansporing over vleierij
 
      “Monniken, een geest die geneigd is naar vleierij, is onverenigbaar met de leer. Daarom is het juist om zo'n geest te onderzoeken en te verbeteren. Jullie moeten weten dat vleierij niets anders is dan bedriegen, zodat zij die de weg naar beoefening van de leer hebben betreden, geen gebruik ervan maken. Weest er om deze reden zeker van de dwalingen van de geest te beschouwen en te verbeteren. Want dat te doen is fundamenteel.”
 

 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.8. De deugd van weinig wensen
 
      “Monniken, jullie moeten weten dat degenen die veel wensen hebben, om reden van hun wens om egoïstisch voordeel veel dukkha ervaren. Degenen met weinig verlangens, die noch iets wensen noch iets zoeken, ervaren daarom niet zo'n dukkha. Vermindert jullie verlangens direct. En vervolgens, teneinde alle soorten verdiensten te verkrijgen, moeten jullie het hebben van weinig verlangens beoefenen. Degenen die weinig verlangen, geven zich niet over aan vleierij om zó andermans geest te beïnvloeden. Noch worden zij geleid door hun verlangens. Degenen die het verminderen van verlangens beoefenen, verkrijgen aldus een geest van tevredenheid, waarbij zij geen oorzaak hebben voor hetzij leed of angst. En omdat zij de dingen die zij ontvangen, voldoende vinden, lijden zij nooit onder de gedachte iets te missen. Van deze oorzaak, inderdaad, komt nibbāna. Aldus is de betekenis van het hebben van weinig wensen.”

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.9. De deugd van tevredenheid
 
      “Monniken, als jullie wensen te ontsnappen aan alle soorten van dukkha, moeten jullie erop toezien dat jullie tevreden zijn. De deugd van tevredenheid is de basis van overvloed, geluk, vrede en afzondering.[331] Degenen die tevreden zijn, zijn gelukkig zelfs al moesten zij op de grond slapen. Degenen die niet tevreden zijn, zouden dat ook niet zijn zelfs al leefden zij in hemelse verblijven. Zulke mensen voelen zich arm, zelfs als zij rijk zijn, terwijl degenen die tevreden zijn, rijk zijn, zelfs in armoede. De eerstgenoemden zijn voortdurend geleid door hun vijf verlangens en de tevredenen hebben met hen zeer veel mededogen. Aldus is de betekenis van tevredenheid.”
_____
[331] Tevredenheid is speciaal onderwezen aan monniken. Hoewel leken die deugd ook ontwikkelen, wordt van hen niet verwacht dat zij ze in dezelfde mate beoefenen. (Khantipālo 1967, p. 28 noot 14).
« Laatst bewerkt op: 26-05-2018 17:26 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.10. De deugd van afzondering, eenzaamheid
 
      “Monniken, zoekt de vreugde van rust en passiviteit. Vermijdt verwarring en lawaai en vertoeft alleen, op afgezonderde plaatsen. Degenen die in eenzaamheid[332] vertoeven, zijn met eerbetoon aanbeden door Sakka en door alle hemelse bewoners. Daarom moeten jullie uw eigen familiegroep en die van anderen verlaten om alleen te leven, op rustige plaatsen, nadenkende[333] over dukkha, het ontstaan ervan en het verdwijnen ervan. Degenen die zich verheugen in de genoegens van gezelschap, moeten ook de smarten van gezelschap dragen, zoals wanneer veel vogels samen neerstrijken op een grote boom, die boom dan kan verdorren en omvallen.[334] Gehechtheid aan wereldse dingen dompelt iemand onder in het lijden dat door alle mensen ondervonden wordt, zoals een oude olifant die in een moeras gezonken is, waaruit hij zichzelf niet omhoog kan trekken. Aldus is de betekenis van zich afzonderen, eenzaamheid.”
_____
[332] Ware eenzaamheid is het vertoeven zonder begeerte. (Zie o.a. de toespraak over ideale eenzaamheid, in het topic: De vier edele waarheden en het middenpad, § 10.18, reactie 57. http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2576.msg19560.html#msg19560
[333] om inzicht te ontwikkelen.
[334] ten gevolge van de uitwerpsels van die vogels.




Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.11. De deugd van energiek streven
 
      “Monniken, indien jullie toegewijd streven, zal niets moeilijk voor jullie zijn. Zoals een weinig water dat voortdurend druppelt, een gat kan boren door een rots, evenzo moeten jullie steeds energiek streven. Indien de geest van een discipel ijdel wordt en onoplettend, zal hij op iemand lijken die vuur tracht te maken door wrijving, maar rust voordat de hitte voldoende is. Hoezeer hij ook vuur wenst, hij kan zelfs niet een vonk maken. Aldus is de betekenis van energiek streven.”
 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.12. De deugd van oplettendheid
 
      “Monniken, tracht een edele vriend te krijgen.[335] Zoekt hem die het beste in staat zal zijn om jullie te helpen bij het ontwikkelen van de onovertroffen en ongebroken oplettendheid. Indien jullie oplettend zijn, kan geen van de drie rovers, de drie kwellingen, jullie geest binnendringen. Daarom moeten jullie uw geest in een staat van voortdurende oplettendheid houden. Want bij verlies van oplettendheid verliezen jullie alle verdiensten. Indien jullie kracht van oplettendheid zeer groot is, zullen jullie - ook al komen jullie terecht temidden van voorwaarden die gunstig zijn voor de vijf rovers, de vijf zinsverlangens, - geen nadeel ervan ondervinden, juist zoals een krijger die de strijd betreedt en door zijn wapenrusting goed bedekt is, niets te vrezen heeft. Aldus is de betekenis van ongebroken oplettendheid.”
_____
[335] Een edele vriend = een meditatie-leraar. (Khantipālo 1967, p. 28 noot 16). – In het Udāna commentaar wordt de edele vriend als volgt omschreven: “Hij is iemand met goede eigenschappen. Hij heeft vertrouwen in de Verlichting van de Verhevene. Hij heeft deugdzaamheid, kennis (van de leer), is vrijgevig, heeft energie, oplettendheid, concentratie en inzicht. Geduldig luistert hij naar de woorden van anderen. Hij kan de vier edele waarheden uitleggen en ook oorzakelijk ontstaan. Hij vraagt weinig, is tevreden, leeft afgezonderd, zonder begeerte. Zijn activiteiten zijn voor het heil van allen.” (Masefield 1995, Vol. II, p. 573-574).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.13. De deugd van concentratie (samādhi)
 
      “Monniken, indien jullie uw geest bewaken, zal de geest, aldus bewaakt, in een staat blijven van standvastige concentratie. Indien jullie geest in een staat van geconcentreerdheid is, zullen jullie in staat zijn om het ontstaan en weer vergaan van de vergankelijke wereld te begrijpen. Om deze reden moeten jullie voortdurend ernaar streven om de verschillende fasen van meditatieve verdieping te beoefenen. Wanneer één van deze fasen van geconcentreerdheid is bereikt, zwerft de geest niet meer rond. Een discipel die oefent om geconcentreerdheid te verkrijgen, is juist als een waterbevloeier die goed zijn dijken regelt. Zoals deze laatste zelfs een klein beetje water behoedt, evenzo moeten jullie het water van wijsheid behoeden en daarbij voorkomen dat het wegsijpelt. Aldus is de betekenis van geconcentreerdheid.”



 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.14. De deugd van wijsheid
 
      “Monniken, als jullie wijsheid bezitten, verlangt er dan niet erg naar om ze te tonen. Kijkt steeds binnen in uzelf, zodat jullie niet tot de een of andere fout vervallen. Op deze manier zullen jullie in staat zijn om vrijheid te verkrijgen van de verwarring van de inwendige en uitwendige sferen van de zinnen en zinsobjecten.[336] Als jullie dit niet voltooien, kunnen jullie niet beoefenaars van de leer genoemd worden, noch zijn jullie dan gewone mensen gekleed in wit. Dus er zal dan geen naam zijn die passend voor jullie is. Wijsheid is een sterk vlot dat jullie over de oceaan van geboorte, ouderdom, ziekte en dood zal voeren. Nogmaals, zij is een schitterend licht om daarmee de zwarte duisternis der onwetendheid te verdrijven. Zij is een goede medicijn voor allen die ziek zijn. Zij is een scherpe bijl om de knellende vijgenboom van de smarten neer te vellen. Daarom moeten jullie door middel van de wijsheden die bestaan in horen, denken en ontwikkelen,[337] jullie voordelen van de leer vergroten. Indien jullie inzicht hebben dat stoelt op ontwikkelingswijsheid, zullen jullie, ofschoon jullie ogen slechts vlezige organen zijn, in staat zijn om helder te zien in jullie eigen geest.[338] Aldus is de betekenis van wijsheid.”
_____
[336] āyatana. Tot dusver heeft deze toespraak alleen verwezen naar vijf zintuigen en vijf zinsobjecten, d.w.z. tien zintuiglijke sferen (āyatanāni). Maar in totaal zijn er twaalf āyatanāni, met de geest (als zesde zintuig) en mentale objecten erbij ingesloten. In deze sectie worden in het bijzonder de geest en de ideeën behandeld. (Khantipālo 1967, p. 28 noot 17).
[337] Hoor-wijsheid: leren van leraren of uit boeken sluit ontwikkelde herinnering in. - Denk-wijsheid: overwegen wat geleerd is, sluit logische en intellectuele ontwikkeling in. - Ontwikkelings-wijsheid: het ontstaan van ontwikkeling van de geest betekent inzicht en bovenzinnelijke wijsheid die niet door intellectuele groei alleen verkregen wordt, noch verward mag worden met de z.g. ‘intuïtie’. In het Pali heten deze drie wijsheden: suta-maya-pañña, cinta-maya-pañña, bhavana-maya-pañña. (Khantipālo 1967, p. 28-29 noot 18).
[338] Inzicht =
vipassanā. – ‘Duidelijk zien in eigen geest’ betekent dat men de natuur weet van alle mentale verschijnselen: gevoelens, gewaarwordingen, wilsacties en bewustzijn. (Khantipālo 1967, p. 29 noot 19).

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.15. De deugd van onthouding van zinloze woorden
 
      “Monniken, als jullie u overgeven aan alle soorten van zinloze discussies, zal jullie geest vol zijn van chaotische gedachten. En hoewel jullie uit het huis vertrokken zijn in de huisloze staat, zullen jullie dan niet in staat zijn om vrijheid te bereiken. Daarom, monniken, moeten jullie onmiddellijk ophouden met chaotische gedachten en zinloze discussies. Indien jullie de vreugde van nibbāna wensen te bereiken, moeten jullie volledig de ziekte van zinloze discussies verwijderen.”
 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.16. Zelf-aansporing
 
      “Monniken, wat betreft alle soorten van deugd, moeten jullie steeds uzelf bevrijden van traagheid, zoals jullie zouden vluchten voor een akelige rover. Die leer, welke de zeer meedogende Heer heeft onderwezen voor jullie welzijn, is nu beëindigd. Maar het is jullie taak ijverig te streven om deze leer te beoefenen. Of jullie nu leven in de bergen of op de grote vlakte, of jullie nu vertoeven onder een boom of in jullie eigen afgezonderde verblijfplaatsen, houdt in jullie gedachten de leer die jullie hebben ontvangen. En laat niets ervan verloren gaan. Jullie moeten steeds uzelf aansporen om ze ijverig te beoefenen, opdat jullie niet sterven na een heel leven te hebben verspild en er later spijt van hebben. Ik ben als een goede arts die, na een diagnose te hebben gesteld van de klacht, enige medicijn voorschrijft. Maar of die medicijn nu genomen wordt of niet, hangt niet af van de arts. Nogmaals, ik ben als een goede gids die de beste weg wijst. Maar indien degene die ernaar vroeg, na die weg vernomen te hebben, die route niet neemt, dan is dat niet de fout van de gids.”


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.17. Over het ophelderen van alle twijfels
 
      “Monniken, het zou misschien kunnen zijn dat de een of andere monnik twijfel of onzekerheid koestert over de Boeddha, de leer, de Orde van de monniken, het pad of de praktijk ervan. Als dat zo is, dan vraagt er onmiddellijk over, monniken. Koestert niet zulke twijfels zonder te trachten ze op te lossen. Stelt jullie niet bloot aan later berouw door dan te denken: ‘De Leraar was te midden van ons aanwezig en wij bleven in gebreke in zijn tegenwoordigheid vragen te stellen.’” [341]
 
      Na deze woorden bleven de monniken zwijgen. En voor een tweede en derde keer sprak de Verhevene de monniken als boven toe. En elke keer bleven die monniken zwijgen. Toen zei de Verhevene tot die monniken: “Het zou kunnen zijn, monniken, dat jullie uit eerbied voor de leraar geen vragen willen stellen. Laat in dat geval de vriend het zeggen aan zijn vriend.” Na deze woorden bleven de monniken zwijgen.
      Toen zei de eerwaarde Ānanda tot de Verhevene: “Verbazingwekkend, Heer, wonderbaarlijk, Heer, deze overtuiging heb ik van deze monnikengemeenschap dat geen enkele monnik twijfel of onzekerheid koestert over de Boeddha, de leer, de Orde van de monniken, het pad of de praktijk ervan.” – “Ānanda, jij spreekt aldus uit overtuiging. Maar de Volmaakte weet met zekerheid dat er onder deze gemeenschap van monniken geen enkele monnik is die twijfel of onzekerheid koestert over de Boeddha, de leer, de Orde van de monniken, het pad of de praktijk ervan. Want, Ānanda, van deze vijfhonderd monniken hier is ook de eenvoudigste een in-de-stroom-getredene,[342] niet meer in staat om terug te vallen in de lagere vormen van bestaan, verzekerd van rechtmatigheid en bestemd tot Ontwaking.” [343]
 
      De eerwaarde Anuruddha zag wat er in de gedachten van die verzamelde monniken was en toen sprak hij vol respect de Boeddha aldus toe: “Heer, al moge de maan ook warm worden en al moge de zon ook koud worden, de vier edele waarheden evenwel die door de Heer verkondigd zijn, kunnen niet anders zijn. De waarheid van dukkha, onderwezen door de Heer, beschrijft werkelijk dukkha dat niet geluk kan worden. De opeenhoping van verlangens, waarlijk, is de oorzaak van het ontstaan van dukkha. Er kan nooit een andere oorzaak zijn. Indien dukkha vernietigd is, dan is het omdat de oorzaak ervan vernietigd is. Want als de oorzaak vernietigd is, moet ook het resultaat vernietigd zijn. Het praktische pad dat voert naar het verdwijnen van dukkha, is het ware pad. Er kan geen ander pad zijn. Heer, al deze bhikkhus hebben zekerheid en hebben geen twijfels over de vier edele waarheden.
      In deze bijeenkomst zullen degenen die nog niet hebben gedaan wat gedaan moet worden,[344] zeker verdriet voelen wanneer zij de Heer het parinibbāna zien bereiken. Onder hen zullen zij die pas het pad van de leer betreden hebben,[345] en die gehoord hebben wat de Heer zojuist heeft gezegd, allen te zijner tijd Verlichting bereiken aangezien zij de leer zó duidelijk zien als een bliksemflits in de duisternis van de nacht. Maar als er iemand is die gedaan heeft wat gedaan moet worden,[346] die reeds de oceaan van dukkha heeft overgestoken, die zal aldus denken: ‘De Heer heeft parinibbāna bereikt; waarom is dit zo snel volbracht?’”
_____
[341] ook in A.IV.76; en in D.16.
[342] Zij hadden alle twijfel verwoest, zodat zij met wijsheid het doel van de leer, nibbāna, hadden gezien.
[343] ook in A.IV.76; en D.16.
[344] namelijk degenen die nog niet de volledige Verlichting bereikt hebben.
[345] de in-de-stroom-getredenen.
[346] namelijk een Arahant, een volmaakte heilige.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
7.18 De allerlaatste instructies
 
      Hoewel de eerwaarde Anuruddha aldus deze woorden had gesproken en de hele bijeenkomst van de betekenis van de vier edele waarheden was doordrongen, wenste de Heer nog allen in die grote bijeenkomst te versterken. Met een geest van oneindig mededogen sprak hij wederom voor hun heil:
      “Monniken, voelt jullie niet bedroefd. Indien ik gedurende een hele aeon in de wereld bleef leven, dan zou mijn omgaan met jullie toch tot een einde komen. Want een ontmoeting zonder scheiding is een onmogelijkheid. De leer is nu compleet voor iedereen. Dus zelfs als ik langer bleef leven, zou het helemaal geen voordeel voor jullie zijn. Degenen die reeds gereed waren om over te steken, zowel onder de hemelse bewoners als onder de mensen, hebben allen zonder uitzondering de Verlichting bereikt. En degenen die nog niet hun overtocht van de oceaan van samsara naar de andere oever, nibbāna, voltooid hebben, zij hebben reeds de daarvoor noodzakelijke oorzaken voortgebracht om hen in staat te stellen in de loop der tijd nibbāna te bereiken.
      Van nu af aan moeten al mijn discipelen voortgaan met op deze manier te oefenen zonder ophouden, waarbij het organisme van de leer van de Tathāgata blijvend en onverwoestbaar zal zijn. Maar wat de wereld betreft: er is niets eeuwig zodat alle ontmoetingen gevolgd moeten worden door scheidingen. Daarom, koestert geen leed, want zo'n vergankelijkheid is de natuur van de wereldse dingen. Maar streeft ijverig en tracht vlug de vrijheid te verkrijgen. Vernietigt met het licht van volmaakte wijsheid de duisternis van onwetendheid. Want in deze wereld is niets sterk of duurzaam.
      Nu ik op het punt sta parinibbāna te bereiken, is het juist alsof ik bevrijd word van een vreselijke ziekte. Dit lichaam is een ding waarvan wij inderdaad wel-bevrijd zijn, een euvel ding dat valselijk de naam van zelfstandig iets draagt en dat gezonken is in de oceaan van geboorte, ziekte, ouderdom en dood. Kan een wijze man iets anders doen dan zich verheugen wanneer hij in staat is zichzelf ervan te bevrijden, zoals anderen blij zouden zijn wanneer zij een akelige rover doden?
      Monniken, jullie moeten steeds de geest inspannen, op zoek naar de weg uit de kringloop van bestaan. Alle vormen in de wereld, zonder uitzondering, of ze nu wel of niet bewegen, zijn onderworpen aan verval en worden gevolgd door vernietiging. Jullie allen moeten stoppen, jullie allen moeten stilstaan.[348]
      Het is niet nodig om nogmaals te spreken. De tijd gaat voorbij. Ik wens over te steken naar vrijheid (van bestaan in deze wereld). Welnu, monniken, ik vermaan jullie nu voor de laatste keer: vergankelijk is al wat bestaat. Streeft ernstig en serieus naar volmaaktheid.”[349]
      Dit was de allerlaatste uitspraak.
_____
[348] Deze korte en geheimzinnige zin kan in deze samenhang betekenen: “U moet ermee stoppen dat u in de wereld van geboorte en dood verwikkeld bent. Stop het ronddraaien in samsara.” Het doet denken aan het Angulimala Sutta. (M.86). (Khantipālo 1967, p. 29 noot 23).
[349] Ernstig (in ernst) en serieus: met aanwezigheid van oplettendheid. Commentaar: ‘U moet al uw plichten vervullen zonder de oplettendheid te laten verslappen.’ (Vajira [et al.] 1964, p. 100 noot 63).

Verder gaat het met: Leven en leer van de Boeddha. VII. Het laatste jaar. – 8. Definitieve heengaan, crematie en de verdeling van de relieken. http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2668.0.html

« Laatst bewerkt op: 30-05-2018 20:17 door nico70+ »