1.3. De 16 smetten van de geest In de gelijkenis van de doek (M.7)*1] worden zestien smetten van de geest opgesomd. Die smetten zijn alle van ethische aard en betreffen het sociale gedrag van de mens. Het zijn (1) hebzucht en onjuist begeren; (2) kwaadwil, afkeer, haat; (3) boosheid, woede; (4) vijandschap; (5) lasteren, kleineren, verachten; (6) tirannie, overheersen; (7) afgunst, nijd; (8 ) jaloersheid; (9) huichelarij, misleiding; (10) bedriegen; (11) koppigheid, verstoktheid; (12) aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit; (13) eigendunk, verwaandheid; (14) hoogmoed, laatdunkendheid; (15) pronkzucht, ijdelheid, verwaandheid; (16) nalatigheid, onoplettendheid.
Al deze smetten ontstaan uit begeerte en egoïsme, uit afkeer, zelfbevestiging en eigenwaan, of uit combinaties van meerdere ervan.
Behalve de 16 metten van de geest geeft de Boeddha in deze toespraak ook aan hoe men die 16 smetten kan opheffen.
De gelijkenis van de doek Eens sprak de Gezegende aldus: “Monniken, veronderstelt dat een doek besmet en vuil was en dat een verver hem in de een of andere verfstof dompelde, hetzij blauw of geel of rood of roze. De doek zou de verf slecht aannemen en onzuiver van kleur zijn. En waarom? Omdat de doek niet zuiver was. En evenzo, monniken, als de geest besmet is, kan een ongelukkige bestemming in een toekomstig bestaan verwacht worden.*2]
Monniken, veronderstelt dat een doek zuiver en helder was en dat een verver hem in de een of andere verfstof dompelde, hetzij blauw of geel of rood of roze. De doek zou de verf goed aannemen en zuiver van kleur zijn. En waarom? Omdat de doek rein was. En evenzo, monniken, als de geest onbesmet is, kan een gelukkige bestemming in een toekomstig bestaan verwacht worden.
En wat, monniken, zijn de smetten van de geest?
1) Hebzucht en onjuist begeren is een smet van de geest.
2) Kwaadwil, afkeer, haat is een smet van de geest.
3) Boosheid, woede is een smet van de geest.
4) Vijandschap is een smet van de geest.
5) Lasteren, kleineren, verachten is een smet van de geest.
6) Tirannie, overheersen is een smet van de geest.
7) Afgunst, nijd is een smet van de geest.
8 ) Jaloersheid is een smet van de geest.
9) Huichelarij, misleiding is een smet van de geest.
10) Bedriegen is een smet van de geest.
11) Koppigheid, verstoktheid is een smet van de geest.
12) Aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit is een smet van de geest.
13) Eigendunk, verwaandheid is een smet van de geest.
14) Hoogmoed, laatdunkendheid is een smet van de geest.
15) Pronkzucht, ijdelheid, verwaandheid is een smet van de geest.
16) Nalatigheid, onoplettendheid is een smet van de geest.*3]
Monniken, wetende dat hebzucht en onjuist begeren een smet is van de geest, geeft de monnik dat op.*4] Wetende dat kwaadwil, afkeer, haat een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat boosheid, woede een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat vijandschap een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat lasteren, kleineren, verachten een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat tirannie, overheersen een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat afgunst, nijd een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat jaloersheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat huichelarij een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat bedriegen een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat koppigheid, verstoktheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat eigendunk, verwaandheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat hoogmoed, laatdunkendheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat nalatigheid, onoplettendheid een smet is van de geest, geeft hij dat op.
In de monnik die aldus weet dat hebzucht, onjuist begeren een smet is van de geest, wordt hebzucht en onjuist begeren opgegeven. In hem die aldus weet dat kwaadwil, afkeer, haat een smet is van de geest, wordt kwaadwil, afkeer en haat opgegeven. In hem die aldus weet dat boosheid, woede een smet is van de geest, wordt boosheid en woede opgegeven. In hem die aldus weet dat vijandschap een smet is van de geest, wordt vijandschap opgegeven. In hem die aldus weet dat lasteren, kleineren, verachten een smet is van de geest, wordt lasteren, kleineren, verachten opgegeven. In hem die aldus weet dat tirannie, overheersen een smet is van de geest, wordt tirannie, overheersen opgegeven. In hem die aldus weet dat afgunst, nijd een smet is van de geest, wordt afgunst, nijd opgegeven. In hem die aldus weet dat jaloersheid een smet is van de geest, wordt jaloersheid opgegeven. In hem die aldus weet dat huichelarij, misleiding een smet is van de geest, wordt huichelarij, misleiding opgegeven. In hem die aldus weet dat bedriegen een smet is van de geest, wordt bedriegen opgegeven. In hem die aldus weet dat koppigheid, verstoktheid een smet is van de geest, wordt koppigheid, verstoktheid opgegeven. In hem die aldus weet dat aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit een smet is van de geest, wordt aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit opgegeven. In hem die aldus weet dat eigendunk, verwaandheid een smet is van de geest, wordt eigendunk, verwaandheid opgegeven. In hem die aldus weet dat hoogmoed, laatdunkendheid een smet is van de geest, wordt hoogmoed, laatdunkendheid opgegeven. In hem die aldus weet dat ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid een smet is van de geest, wordt ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid opgegeven. In hem die aldus weet dat nalatigheid, onoplettendheid een smet is van de geest, wordt nalatigheid, onoplettendheid opgegeven.
Als hij aldus die smetten gedeeltelijk*5] heeft opgegeven, verkrijgt hij onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, in de leer en in de gemeenschap van de heiligen.*6]
Het onwankelbare vertrouwen in de Boeddha is als volgt: ‘Zo, inderdaad, is de Gezegende. Hij is heilig, volledig verlicht. Hij is volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag, verheven. Hij is de kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Gezegende.’
Het onwankelbare vertrouwen in de leer is aldus: ‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Gezegende, hier en nu te verwerkelijken, met onmiddellijk resultaat. Ze leidt naar Nibbāna, nodigt ieder uit alles zelf te testen. Ze is begrijpelijk door de wijze, ieder voor zichzelf.’
Het onwankelbare vertrouwen in de gemeenschap van de heiligen is aldus: ‘De gemeenschap van de heilige volgelingen van de Gezegende heeft het goede pad betreden, is op de rechte weg gekomen, is op de ware weg terechtgekomen, is op de juiste weg aangekomen, dat wil zeggen de vier paren van mensen, de acht soorten personen.*7]
Deze orde van de heilige volgelingen van de Verhevene is geschenken waard, is gastvrijheid waard, is gaven waard, is waard eerbiedig gegroet te worden als het onvergelijkbare veld van verdienste voor de wereld.’
Als hij de smetten gedeeltelijk*8] heeft opgegeven, verzaakt, er afstand van heeft gedaan, ze heeft verlaten en losgelaten, dan weet hij: ‘Ik ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de leer, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de gemeenschap van de heiligen.’ En hij verkrijgt enthousiasme voor het doel, verkrijgt enthousiasme voor de leer, verkrijgt blijdschap verbonden met de leer.*9] Als hij verblijd is, is vreugde in hem geboren; vol vreugde in de geest wordt zijn lichaam rustig. Als zijn lichaam rustig is, voelt hij geluk; en de geest van degene die gelukkig is, wordt geconcentreerd.*10]
Hij weet: ‘Ik heb de smetten gedeeltelijk opgegeven, verzaakt, er afstand van gedaan, heb ze verlaten en losgelaten.’ En hij verkrijgt enthousiasme voor het doel, verkrijgt enthousiasme voor de leer, verkrijgt blijdschap verbonden met de leer. Als hij verblijd is, is vreugde in hem geboren. Vol vreugde in de geest wordt zijn lichaam rustig. Als zijn lichaam rustig is, voelt hij geluk; en de geest van degene die gelukkig is, wordt geconcentreerd. Monniken, als een monnik van zo’n deugdzaamheid, zo’n concentratie en zo’n wijsheid*11] aalmoezen eet die bestaan uit uitgelezen spijzen, dan is zelfs dat geen hindernis voor hem.*12]
Hij doordringt met een geest van liefdevolle vriendelijkheid*13] één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel welwillende vriendelijkheid als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met welwillende vriendelijkheid met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
Hij doordringt met een geest van mededogen één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel mededogen als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met mededogen met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
Hij doordringt met een geest van medevreugde één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel medevreugde als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met medevreugde met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
Hij doordringt met een geest van gelijkmoedigheid één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel gelijkmoedigheid als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met gelijkmoedigheid met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
Hij begrijpt wat bestaat, wat laag is, wat verheven is,*14] en wat voor ontsnapping er is aan dit hele veld van waarneming.*15] Als hij op deze manier weet en ziet, wordt zijn geest bevrijd van de kankers van zinnelijke verlangens, wordt bevrijd van de kanker van worden, bevrijd van de kanker van onwetendheid.*16] Als hij bevrijd is, is er het weten: ‘Er is bevrijding;' en hij weet: ‘Geboorte is uitgedoofd, het leven van zuiverheid is geleefd, de taak is volbracht; er is geen verder bestaan.’ Zo'n monnik heet: ‘Gewassen met het innerlijke bad.’” (M.7; zie ook A.XI.24)
De smetten boosheid, toorn, woede, kleineren, tirannie, overheersen, afgunst, nijd en jaloersheid zijn ook vermeld bij de negen hindernissen. (zie § 1.2)
Volgens het commentaar bij M.7 is elk ‘opgeven’ van de smetten van tijdelijke aard voordat de edele paden bereikt worden. De zestien smetten worden voorgoed opgegeven door de edele paden (of niveaus van heiligheid) in deze volgorde: door het pad van in de stroom treden (sotapatti-magga) zijn de smetten nrs. 5 t/m 10 opgegeven: (5) Lasteren, kleineren, verachten; 6) tirannie, overheersen; 7) afgunst, nijd;
jaloersheid; 9) Huichelarij, misleiding; 10) Bedriegen.
Door het pad van niet-wederkeer (anagami-magga) zijn de smetten nrs. 2, 3, 4 en 16 opgegeven: (2) kwaadwil, afkeer, haat; 3) boosheid, woede; 4) vijandschap; 16) nalatigheid, onoplettendheid.
Door het pad van heiligheid (arahatta-magga) zijn de smetten nrs. 1 en 11 t/m 15 opgegeven: 1) hebzucht en onjuist begeren; (11) koppigheid, verstoktheid; 12) aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit; 13) eigendunk, verwaandheid; 14) hoogmoed; 15) pronkzucht, ijdelheid.
Indien begeerte in de beperkte betekenis genomen wordt, als enkel betrekking hebbende op de begeerte naar de vijf zinsobjecten, wordt ze voorgoed opgegeven door het pad van niet-wederkeer. Volgens het commentaar is dit hier de bedoeling. Maar alle soorten van begeerte, met inbegrip van het verlangen naar bestaan in de fijnvormige en de vormloze sferen, zijn alleen vernietigd op het pad van volmaakte heiligheid.
_____
*1] Vatthupama-Sutta, M.7, in: Nyânaponika Thera (Ed.): The Simile of the Cloth and The Discourse on Effacement. Two Discourses of the Buddha from the Majjhima-Nikâya. Kandy : BPS, 1964, The Wheel No. 61/62, p. 1-29.
*2] Volgens het commentaar gaf de Boeddha deze gelijkenis om te tonen dat inspanning grote resultaten brengt. Als een doek besmet is door vuil dat van buiten komt en dan gewassen wordt, kan de doek weer rein worden vanwege de natuurlijke zuiverheid ervan. Maar bij iets wat van nature zwart is, kan dat zwarte niet verwijderd worden; daar is alle moeite voor niets. Evenzo is de geest bevlekt met van buiten komende smetten. Maar oorspronkelijk is de geest helemaal zuiver. Door de Volmaakt Verlichte is het als volgt gezegd: “Deze geest is stralend, maar wordt bevuild door van buiten komende smetten.” Door de geest te reinigen kan men ze stralender maken. En de inspanning daarvoor is niet tevergeefs.
*3] In sociaal gedrag voert deze smet ertoe dat men geen rekening houdt met anderen.
*4] Wetende (letterlijk: geweten hebbende). - Het subcommentaar zegt hierover: “Wetende hetzij door de begin-wijsheid van de wereldling (d.w.z. vóór het bereiken van het eerste pad van heiligheid), hetzij door de wijsheid van de twee lagere paden van heiligheid (in-de-stroom-treden en eenmaal-wederkeer).” Men kent dan zowel aard, oorsprong en verdwijnen van de smetten alsook de middelen die het verdwijnen ervan veroorzaken.
Geeft ze op - Volgens het commentaar geeft hij de respectievelijke smet op door het bereiken van het edele pad waar er ‘opgeven door uitroeien’ is. Het sub-commentaar zegt dat dit ‘het uiteindelijke opgeven’ is. Want voordat de edele paden bereikt worden, is elk ‘opgeven’ van de smetten van tijdelijke aard.
Het commentaar benadrukt herhaaldelijk dat steeds waar in de tekst ‘opgeven’ wordt vermeld, verwezen wordt naar iemand die een niet-wederkerende is (anagami). Want ook als de smetten opgegeven zijn bij het in-de-stroom-treden, worden de staten van de geest welke die smetten veroorzaken, enkel vernietigd door het pad van niet-wederkeer.
*5] gedeeltelijk: dat is in die mate waarin de betreffende smetten zijn vernietigd door de paden van heiligheid.
*6] De directe ervaring van de volgeling dat hij vrij is van deze of gene smet, wordt voor hem een levend bewijs van het voorheen nog onvolmaakt vertrouwen. Nu is zijn vertrouwen een vaste overtuiging geworden en een onwankelbaar toevertrouwen dat gebaseerd is op eigen ervaring.
*7] Bedoeld is de Ariyasangha, de gemeenschap van heiligen.
*8] gedeeltelijk: dat is in die mate waarin de betreffende smetten zijn vernietigd door de paden van heiligheid.
*9] Het commentaar zegt: “Als hij terugblikt op het opgeven van de smetten en op zijn onwankelbaar vertrouwen, ontstaat er sterke vreugde in degene-die-niet-wederkeert met de gedachte: ‘Dergelijke smetten zijn nu door mij opgegeven.’ Het is als de vreugde van een koning die verneemt dat een opstand in het grensgebied is onderdrukt.”
*10] De functie van rust is hier het kalmeren van elke geringe lichamelijke en geestelijke rusteloosheid die afkomstig is van hartstochtelijke vreugde. De rust verandert dat laatste zo in een kalm geluk gevolgd door meditatieve verzinking. - Deze vaak voorkomende passage maakt in de leer van de Boeddha het belang duidelijk van geluk als een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van concentratie en van geestelijke vooruitgang in het algemeen.
*11] deugdzaamheid, concentratie, wijsheid: het commentaar zegt: “Dit heeft betrekking op de drie categorieën van het achtvoudige pad, namelijk deugd (sīla), concentratie (samadhi) en wijsheid (paññna-kkhandha), hier verbonden met het pad van niet-wederkeer.”
*12] Het commentaar zegt: “Het is geen hindernis voor het bereiken van het pad en vervulling van heiligheid.” Voor iemand-die-niet-wederkeert, die de band van verlangen naar zingenot heeft vernietigd, is er geen gehechtheid aan lekker eten.
*13] met een geest van welwillende vriendelijkheid: dit en het volgende heeft betrekking op de vier goddelijke verblijven (Brahma-vihara).
*14] Het commentaar luidt: "Na de meditatie van degene-die-niet-wederkeert getoond te hebben (namelijk de meditatie over de goddelijke verblijven), toont de Gezegende nu de oefening van inzicht (vipassana) met als doel heiligheid (arahatta). En hij wijst op het bereiken ervan met de woorden: ‘Hij begrijpt wat bestaat’ (enz.). Deze persoon die niet wederkeert geeft, na te zijn opgekomen uit de meditatie over elk van de vier goddelijke verblijven, als definitie van ‘geest’ (nama) juist die staten van goddelijke verblijven en de geestelijke factoren die ermee verbonden zijn. Hij definieert dan als ‘vorm’ (rupa) de hartbasis (hadaya-vatthu) als zijnde de lichamelijke steun voor de geest; en ook de lichamelijke verschijnselen die ervan afstammen, definieert hij als vorm. Als hij op die manier ‘geest’ en ‘vorm’ omschrijft, “begrijpt hij wat bestaat.” Hierdoor is een definitie van de waarheid van lijden gegeven.
Als hij dan het ontstaan van het lijden begrijpt, verstaat hij ‘wat laag is’. Hierdoor is de waarheid van het ontstaan van lijden omschreven. Door verder de middelen om het lijden op te geven te onderzoeken, verstaat hij ‘wat verheven is’. Hierdoor is de waarheid van het pad omschreven.”
*15] ...en wat voor ontsnapping ...: Het commentaar luidt: “Hij weet dat er Nibbāna is als een ontsnapping boven die waarneming van de goddelijke verblijven uit. Daardoor is de waarheid van het ophouden omschreven.”
*16] Het verkondigen van de bevrijding van de kankers (asava) wijst op het bereiken van heiligheid. Die wordt ook ‘uitdoving van de kankers’ genoemd.