Auteur Topic: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding  (gelezen 31774 keer)

0 leden en 1 gast bekijken dit topic.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding

   Door Sybe is al gepost het topic: de vier paden en zuivering http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2120.0.html , en het topic stroom-intrede(r) http://www.boeddhaforum.nl/index.php/topic,2398.0.html . In beide topics is iets over de paden van heiligheid en de smetten uitgelegd.
   In 2016 ben ik begonnen met het topic: Niveaus van heiligheid. Ik kon toen niet verder gaan met dat thema. Nu vind ik dat die titel de inhoud niet helemaal dekt, en daarom dit nieuwe topic.
     Hier ga ik het thema heiligheid in het Boeddhisme uitgebreid bespreken. Eerst worden de hindernissen, boeien en smetten van de geest uitgelegd, dan volgen de vier niveaus van heiligheid, en tot slot worden de soorten van bevrijding besproken.

   Bij de vermelding van de suttas gebruik ik nog de afkortingen zoals die in West-Europa gebruikelijk zijn/waren voordat door Amerikaanse invloed andere afkortingen in zwang kwamen.
A = AN = Anguttara Nikaya
D = DN = Digha Nikaya
M = MN = Majjhima Nikaya
S = SN = Samyutta Nikaya
Sn = Sutta Nipata

Geraadpleegde bronnen

Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy : BPS, 1976. Bodhi Leaves No. B 73.
Dahlke, Paul (übers.): Buddha. Auswahl aus dem Palikanon. Wiesbaden : Fourier, [s.a.]
Dhammananda, K. Sri: The Dhammapada. Kuala Lumpur 1988.
The Discours on Effacement (Sallekha Sutta), Maj. Nik. 8,’ in: Nyânaponika Thera (ed.): The Simile of the Cloth and The Discourse on Effacement. Two Discourses of the Buddha from the Majjhima-Nikâya. Kandy: BPS, 1964, The Wheel Publication 61/62, p. 30-42.
Geiger, Wilhelm (Übers.): Samyutta-Nikâya. Die in Gruppen geordnete Sammlung aus dem Pâli-Kanon der Buddhisten. 1. Band, München-Neubiberg: Benares-Verlag, 1930.
Hecker, Hellmuth: Lives of the Disciples : Buddhist Women at the Time of the Buddha. Transl. from the German by Sister Khema. Kandy : BPS, 1982. The Wheel No. 292/293.
Horner, I.B. (transl.): The Noble Quest. Ariyapariyesana Sutta. The 26th Discourse of the Middle Length Sayings (Majjhima Nikâya). Kandy : BPS, 1974,The Wheel No. 198.
Horner, I.B. (Transl.): The Collection of the Middle Length Sayings (Majjhima-Nikāya), Vol. I. : The first fifty discourses (Mūlapaņņāsa). Oxford 2000,
Ireland, John D. (tr.): The Udâna. Inspired Utterances of the Buddha. Kandy : BPS, 1990.
Ireland, John D. (tr.): The Itivuttaka : The Buddha's Sayings. Kandy : BPS, 1991.
Katz, Nathan: Buddhist Images of Human Perfection. The Arahant of the Sutta Pitaka Compared with the Bodhisattva and the Mahâsiddha. Delhi, 1989 [1982]
Ñânamoli Thera: 'Anattâ according to the Theravada,' The Wheel No. 202/204 (Kandy 1974).
Ñânamoli, Bhikkhu: The Life of the Buddha according to the Pali Canon. (2nd ed.) Kandy : BPS, 1978. (1st ed. 1972).
Ñânananda, Bhikkhu: An Anthology from the Samyutta Nikâya with notes. Part Two. Transl. by Bhikkhu Ñânananda. Kandy : BPS, 1972, The Wheel No. 183/185
Ñânananda, Bhikkhu: 'Bhaddekaratta Sutta (The Discourse on the Ideal Lover of Solitude),' in: Ideal Solitude. An exposition of the Bhaddekaratta Sutta, Kandy: BPS, 1973, The Wheel No. 188, p. 19-22.
Nârada Maha Thera: The Buddha and His Teachings. (4th enlarged ed.) - Kandy : BPS, 2524/1980.
Nârada Thera: The Dhammapada : Pali Text and translation with stories in brief and notes. (3rd ed.) - Colombo: BMS, 2522-1978. (1st ed. 1963).
Neumann, Karl Eugen (Übers.): Die Reden Gotamo Buddhos. Aus der mittleren Sammlung Majjhimanikāyo des Pāli-Kanons, Wien 1956,
Norman, K.R. (tr.): The Group of Discourses (Sutta-Nipâta). Vol. I. With alternative transl. by I.B. Horner and Walpola Rahula. London : PTS, 1984.
Nyânaponika Thera: The Simile of the Cloth and The Discourse on Effacement. Two Discourses of the Buddha from the Majjhima-Nikâya. Edited by Nyânaponika Thera. Kandy : BPS, 1964, The Wheel No. 61/62.
Nyanaponika Thera (comp. & tr.) The Five Mental Hindrances and their Conquest. Selected Texts from the Pali Canon and the Commentaries. (repr.) - Kandy : BPS, 1973, The Wheel No. 26. (1st ed. Colombo 1947).
Nyanaponika (Übers.) Sutta-Nipâta : Früh-buddhistische Lehr-Dichtungen aus dem Pali-Kanon. Mit Auszügen aus den alten Kommentaren. (2. revid. Aufl.) - Konstanz: Christiani, 1977. (Buddhistische Handbibliothek; 6).
Nyanatiloka (comp., tr. & expl.): The Buddha's Path to Deliverance, in its threefold division and seven stages of purity. (repr.). Kandy 1982.
Nyanatiloka (Übers.): Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Übers. von Nyanatiloka; hrsg. von Nyanaponika. Köln : DuMont Schauberg, 1969. Neue Gesamtausgabe in fünf Bänden. 3. revid. Neuauflage.
Nyânatiloka Mahathera (Comp. & transl.): 'Extracts from the Samyutta-Nikaya Dealing with Egolessness,' The Wheel No. 202/204 (Kandy 1974).
Nyânatiloka: Buddhist Dictionary : Manual of Buddhist Terms and Doctrines. Edited by Nyanaponika. (4th revised ed.) - Kandy : BPS, 1980. (1st ed. 1952).
Pereira, Ananda: Live now! Kandy: BPS, 1973, The Wheel No. 24/25.
Perera, T.H.: The Four Cankers (Āsavas). Kandy : BPS, 1967, Bodhi Leaves No. B 35.
Piyadassi Thera: The Seven Factors of Enlightenment. Satta Bojjhanga. (2nd impr.) Kandy : BPS, 1960. The Wheel no. 1,
Piyadassi Thera: The Buddha. A short Study of His Life and Teaching. (3rd enlarged ed.) Kandy : BPS, 1970. The Wheel No. 5ab.
Points of Controversy or Subjects of Discourse. Being a translation of the Kathâ-Vatthu from the Abhidhamma-Pitaka. transl. by Shwe Zan Aung & Rhys Davids. Oxford : PTS, 1993. (1st. ed. 1915).
Seidenstücker, Karl (übers.) Itivuttaka : Das Buch der Herrnworte : Eine kanonische Schrift des Pali-Buddhismus. Moers : Buddhistische Gemeinde am Niederrhein, [s.a.]
Soma Thera (tr.): The Lesser Discourse of the Buddha on the Elephant-footprint Simile, Kandy 1960, Bodhi Leaves No. B.5.
Story, Francis: Dimensions of Buddhist Thought (Collected Essays). Kandy: BPS, 1975, The Wheel No. 211/214.
The Three basic Facts of Existence. III. Egolessness (Anattâ). Collected Essays. Kandy 1974. The Wheel No. 202/204.
Walshe, Maurice (tr.): The Long Discourses of the Buddha. A Translation of the Dīgha Nikāya. Kandy : BPS, 1996. (The Teachings of the Buddha).
Woodward, F.L. (tr.): Udana. Verses of Uplift; and Itivuttaka. As it was said. (repr.) - London: PTS, 1985. (The Minor Anthologies of the Pali Canon, Part II). (1st ed. 1935).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Smetten van de geest, niveaus van heiligheid en soorten van bevrijding

Inleiding
   
   In het Boeddhisme onderscheidt men elf soorten van mensen. Het zijn (1) de wereldlingen, (2) degenen die vertrouwen hebben, (3) degenen die de leer navolgen, (4-5) degenen die in de stroom zijn getreden, (6-7) degenen die eenmaal wederkeren, (8-9) degenen die niet meer wederkeren, en (10-11) de volmaakte heiligen.
   De onder de nrs. 4 t/m 11 genoemde personen zijn de acht waardige of edele mensen (ariya), de vier soorten van personen die op het pad van heiligheid gaan. Op elk niveau van dat pad wordt onderscheid gemaakt in (a) het betreden van het pad (magga) op het betreffende niveau, en (b) het verwerkelijken van de vervulling of vrucht (phala) op dat niveau. Zo krijgt men de acht waardige of edele mensen, de vier soorten van heiligen.

1. De wereldling

   Met wereldling (puthujjana) worden de monniken, nonnen, mannelijke en vrouwelijke leken aangeduid die geen enkel van de niveaus van heiligheid bereikt hebben. (A.IX.9)
2. Degenen die vertrouwen hebben
   Wie naar de Boeddha luistert en in hem vertrouwen stelt, dat zal hem of haar lang tot heil en geluk strekken. (M.34; zie ook S.XXII. 85, 109, 110, 117, 122)
   Degenen die genoeg liefde, toewijding hebben voor de Boeddha, zij gaan een hemelse sfeer tegemoet. (M.22)

3. Navolgers van de leer
   Degenen die de leer navolgen, die vertrouwen hebben, – zij allen gaan de Verlichting tegemoet, zij zullen veilig aan de andere oever aankomen. (M.34; M.22)
   Wie lang als volgeling van de Verhevene zijn toevlucht heeft genomen tot de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha, die kan niet meer in een toestand van ellende geraken. (S.LV.25)

   Iemand is niet snel in wijsheid. Maar hij bezit de volgende eigenschappen: het vermogen van vertrouwen, het vermogen van energie, het vermogen van oplettendheid, het vermogen van concentratie, het vermogen van wijsheid. En de door de Verhevene verkondigde leer keurt hij goed met een zekere mate van wijsheid bij kennismaking ermee, of hij heeft minstens tot de Volmaakte een zekere mate van vertrouwen en een zekere mate van sympathie.
   Ook zo'n persoon gaat niet meer naar de hel, naar de dierenwereld, naar het rijk van de ongelukkige geesten, gaat niet meer op een verkeerde weg, gaat niet naar ondergang. (S.LV.24-25)

   Deze mensen hebben het pad van de edelen nog niet betreden. De rijpgewordene (gotrabhū) heeft het ontwikkelingsniveau bereikt dat onmiddellijk vóór stroomintrede is. (A.IX.10)
   Zij zijn geschenken waard, gastvrijheid waard, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden; zij zijn het beste veld voor goede werken in de wereld. (A.IX.10; A.X.16)

4-11.   Zoals boven vermeld zijn de acht waardige mensen of de vier soorten van personen die op het pad van heiligheid gaan, degenen die in de stroom zijn getreden, degenen die eenmaal wederkeren, degenen die niet meer wederkeren en de volmaakte heiligen.
   Er zijn niet meer dan deze acht soorten heiligen. Zij zijn vast in wijsheid en vast in deugdzaamheid. Gaven aan deze heiligen gegeven, brengen hoog loon. (A.VIII.59-60)

   Er is nog een andere indeling van heiligen, en wel naar soort van bevrijding namelijk: de vertrouwen-toegewijde, de waarheid-toegewijde, de door vertrouwen bevrijde, de door inzicht bevrijde, de lichaamsgetuige, de door weten bevrijde, de beiderzijds bevrijde. (A.X.16)

    Deze niveaus van heiligheid worden hieronder besproken in de hoofdstukken 2 en 3.

   Voordat het pad van heiligheid betreden wordt, en ook tijdens het begaan van dat pad, moeten meerdere hindernissen, boeien, smetten van de geest overwonnen worden. Die hindernissen, smetten en boeien worden eerst besproken, in hoofdstuk 1.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1. De boeien, smetten, hindernissen

   Als men het pad van de edelen, van de heiligen, heeft betreden, is men er zeker van dat volmaakte heiligheid bereikt zal worden. Het streven ernaar, de inspanningen die men ervoor moet doen, zijn beslist de moeite waard.
   Maar dat pad, die weg naar volmaakte heiligheid zit vol met smetten van de geest die helder inzien belemmeren, vol met hindernissen die overwonnen moeten worden, en vol met boeien die ons kluisteren aan deze wereld van lijden.
   Om de vier niveaus van heiligheid te kunnen bereiken, moeten die smetten verwijderd worden, moeten de hindernissen overwonnen worden en van de boeien waaraan men gekluisterd is moet men zich bevrijden.

   De geest is bevlekt met van buiten komende smetten. Maar oorspronkelijk is de geest helemaal zuiver. Door de Volmaakt Verlichte is het als volgt gezegd: “Deze geest is stralend, maar wordt bevuild door van buiten komende smetten.” Door de geest te reinigen kan men ze stralender maken. En de inspanning daarvoor is niet tevergeefs."

   In diverse leerreden worden hindernissen, boeien en smetten van de geest opgesomd. Er zijn suttas met 5, met 9, met 16 en met 10 hindernissen die overwonnen moeten worden. Enkele ervan worden in meerdere suttas vermeld. Zij moeten allemaal overwonnen worden vóór het betreden van het pad van de edelen of tijdens het gaan over dat pad.

   Op twee manieren kan men iets overwegen, namelijk:
1. Men overweegt het genot bij de boeiende dingen. -  Wanneer men zo overweegt, overwint men niet de begeerte, afkeer, onwetendheid. En men wordt niet vrij van geboorte, ouderdom en sterven, van zorg, gejammer, leed, pijn, wanhoop, men wordt niet vrij van lijden.
2. En men overweegt de afkeer van de boeiende dingen. - Wanneer men zo overweegt, overwint men begeerte, afkeer en onwetendheid. Zo wordt men vrij van geboorte, ouderdom en sterven, van zorg, gejammer, leed, pijn, wanhoop, men wordt  vrij van lijden. (A.II.6)

   Om alle hindernissen, smetten en boeien te overwinnen, moet men de vier grondslagen van oplettendheid ontplooien, de vier juiste inspanningen ontplooien, de vier jhanas ontplooien. (A.IX.73-92)



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1. De vijf hindernissen (pañca nīvaranāni)
   
   De volgende vijf hindernissen maken inzicht krachteloos; ze belemmeren vooruitgang en concentratie. Het zijn:
1. lobha, rāga, kāmacchanda: zintuiglijke verlangens,  zinnelijke lust, begeerte;
2. dosa, vyāpāda: haat, afkeer, kwaadwil;
3. thīna -middha, traagheid en luiheid.
4. uddhaccakukkucca: rusteloosheid en piekeren, gewetenswroeging; 
5. vicikicchā: twijfel. (A.IX.64, 67; D.2; zie ook A.III.69, S.XLVII.5 en M.10)

   De hindernissen 1 en 2, begeerte en haat, worden ook genoemd bij de negen hindernissen. (zie § 1.2.)

   Wanneer deze vijf hindernissen zijn ontstaan, dan zijn ze moeilijk te verdrijven. (zie A.V.160)

   "Als deze vijf geestelijke hindernissen aanwezig zijn, kan men niet helder zijn eigen heil onderkennen, noch dat van anderen, noch dat van beiden." (A.V.193).

   "Wanneer iemand deze vijf hindernissen niet heeft overwonnen, is het onmogelijk om zijn eigen ware heil te weten, het heil van anderen en het heil van beiden. En hij zal niet in staat zijn om die bovenmenselijke sfeer van onderscheidend niveau te verwerkelijken, namelijk de kennis en visie waardoor het bereiken van heiligheid mogelijk wordt.
   Maar wanneer iemand de vijf belemmeringen en hindernissen heeft overwonnen, deze overdekkingen van de geest die inzicht krachteloos maken, dan is het mogelijk dat hij met zijn sterk inzicht zijn eigen ware heil kan weten, het heil van anderen en het heil van beiden. En hij zal in staat zijn om die bovenmenselijke sfeer van onderscheidend niveau te verwerkelijken, namelijk de kennis en visie waardoor het bereiken van heiligheid mogelijk wordt.
   Wiens hart overweldigd is door onbeheerst verlangen, kwaadwil, traagheid en luiheid, rusteloosheid en piekeren, en door twijfel, die persoon doet wat hij niet moet doen en verwaarloost wat hij moet doen. En daardoor komt zijn goede naam en zijn geluk tot verderf.” (A.V.51).

   “Uit begeerte, uit haat, uit onwetendheid, met de geest overweldigd door begeerte, door haat, door onwetendheid, streeft men naar eigen nadeel, naar het nadeel van anderen, naar beider nadeel; uit begeerte, uit haat, uit onwetendheid  lijdt men geestelijke pijn en zorgen.
   Maar wanneer de begeerte, de haat, de onwetendheid is opgeheven, dan streeft men niet naar eigen nadeel, noch naar het nadeel van anderen noch naar beider nadeel; men lijdt geen geestelijke pijn en zorgen." (A.III.54-55, zie ook A.III.56 en A.III.72-73 en A.IV.18-19)

   Het is nodig voor een monnik om af en toe zelfonderzoek te doen, om te zien of begeerte, kwaadwil, traagheid en starheid in hem zijn ontstaan of niet; om  te zien of bezorgdheid en opwinding, en twijfels in hem bestaan; om te zien of hij vrij is van boosheid (woede) en of zijn geest wel of niet door onheilzame gedachten besmet is; om te zien of zijn lichaam op zijn gemak is, zonder rusteloosheid; om te zien of hij door luiheid is bezet; om te zien of hij concentratie van de geest heeft met helder begrip. (zie A.X.51)
   
   “Hoe beoefent een monnik het overwegen van de geestelijke objecten van de vijf hindernissen? - Wel, monniken, wanneer zinsverlangen in hem aanwezig is, dan weet hij: ‘Er is zinsverlangen in mij.’ Wanneer kwaadwil in hem aanwezig is, dan weet hij: ‘Er is kwaadwil in mij.’ Wanneer traagheid en luiheid in hem aanwezig zijn, dan weet hij: ‘Er is traagheid en luiheid in mij.’ Wanneer rusteloosheid en zich zorgen maken in hem aanwezig zijn, dan weet hij: ‘Er is rusteloosheid en zich zorgen maken in mij.’ Of wanneer deze hindernissen afwezig zijn, dan weet hij: ‘Er is geen hindernis in mij.’
   Hij weet hoe het ontstaan van een niet ontstane hindernis geschiedt; hij weet hoe het verwerpen van de ontstane hindernis geschiedt; en hij weet hoe het toekomstig niet meer ontstaan van de verworpen hindernis geschiedt.” (M.10).

   “Wanneer een edele discipel deze vijf smetten inderdaad als belemmeringen van de geest heeft gezien, dan geeft hij ze op. En zodoende wordt hij beschouwd als iemand met grote wijsheid, met overvloedige wijsheid. Hij wordt dan beschouwd als iemand die helder en duidelijk ziet, die wel-begiftigd is met wijsheid. Dit heet: ‘Begiftigd met wijsheid’.” (A.IV.61).
   

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.1. Begeerte

   Begeerte, zintuiglijke verlangens, zinnelijke lust worden ook vermeld bij de §§ 1.2.1. en 1.5.4.

   Volgens het commentaar noemde de Verhevene  ‘begeerte’ als eerste smet, omdat ze als eerste ontstaat. Want bij alle wezens, in welke sfeer van bestaan zij ook herboren worden, ontstaat het eerst begeerte door verlangen naar bestaan. Daarna verschijnen de andere smetten, al naar gelang de omstandigheden.
   
   Zintuiglijk verlangen naar en bevrediging in zingenot is een verontreiniging van de geest die er vast gevestigd is. Alles kan dienen als object voor begeerte, verlangen: kleuren en vormen, geluiden en geuren, smaken en aanrakingen, ideeën en gedachten. (Zie M.26) Die dingen zijn aangenaam, aantrekkelijk. Maar wie erin verstrikt is, wie geen inzicht heeft in het lijden, wie niet weet hoe eraan te ontkomen, die personen zijn tot ongeluk vervallen, zijn tot neergang vervallen, zijn een voorwerp naar willekeur voor het kwaad. (M.26)
    Maar degenen die van die dingen genieten zonder erin verstrikt te zijn, die er niet door overweldigd zijn, die inzicht in het lijden hebben, zij weten hoe zij eraan kunnen ontkomen. En die personen zijn niet tot het ongeluk vervallen, niet tot neergang vervallen, zijn geen voorwerp naar willekeur voor het kwaad. (M.26)

   “Begeerte omvat alle graden van aantrekkelijkheid tot een object, van het zwakste spoor van verlangen tot en met het grootste egoïsme.” (A.III.68).

   "De begeerte (tanha) is als een net, rusteloos drijvende, zich ver uitstrekkend, verstrikkend, waarin de mensheid verzonken en verwikkeld is als in de war geraakte draden, vervlochten als een strik uit gras en twijgen, zodat de mensen niet heen komen over de lagere werelden, de sporen van lijden, de afgronden van bestaan, de kringloop van het bestaan (samsāra).   
   Wat nu is die begeerte waarin de mensheid verstrikt is?  - Er zijn achttien door de eigen persoon veroorzaakte sporen van de begeerte, en er zijn achttien uiterlijk veroorzaakte sporen van de begeerte.
   Wat nu zijn de achttien door de eigen persoon veroorzaakte sporen van de begeerte? -  Wanneer de gedachte bestaat van 'ik ben',*1] dan ontstaat ook de gedachten 'dat ben ik' *2] – 'juist zo ben ik' – 'ik ben anders'*3] - 'ik ben eeuwig zijnde'*4] – 'ik ben niet eeuwig zijnde'*5]  - 'Misschien kan ik zijn'*6] - 'Misschien kan ik dat zijn' – 'Misschien ben ik precies hetzelfde' – 'Misschien ben ik wel anders' – 'Graag zou ik willen zijn'*7] - 'Graag zou ik dat willen zijn' – 'Graag zou ik precies zo willen zijn' – 'Graag zou ik anders willen zijn' – 'Ik zal zijn.' - 'Ik zal dat zijn.' - 'Ik zal precies zo zijn' – 'Ik zal anders zijn'. Dit zijn de achttien door de eigen persoon veroorzaakte sporen van de begeerte.
   Wat nu zijn de achttien uiterlijk veroorzaakte sporen van de begeerte? - Wanneer de gedachte bestaat: 'Om deze reden ben ik,'*8] dan ontstaan ook de gedachten: 'Om deze reden ben ik dat'*9] - 'Om deze reden ben ik precies zo' - 'Om deze reden ben ik anders' - 'Om deze reden ben ik eeuwig zijnde' - 'Om deze reden ben ik niet eeuwig zijnde' - 'Om deze reden ben ik misschien' - 'Om deze reden ben ik misschien dat' - 'Om deze reden ben ik misschien precies zo' - 'Om deze reden ben ik misschien anders' - 'Om deze reden wil ik graag precies zo zijn' - 'Om deze reden wil ik graag anders zijn' - ''Om deze reden wil ik graag zijn' - 'Om deze reden wil ik graag dat zijn' - 'Om deze reden zal ik zijn' - 'Om deze reden zal ik dat zijn' - 'Om deze reden zal ik precies zo zijn' - ''Om deze reden zal ik anders zijn.' Dit zijn de achttien uiterlijke sporen van de begeerte." (A.IV.199)
   Kortom, lijden ontstaat door begeerte en begeerte ontstaat door de mening dat er een "ik" is. 

   "Wat er aan begeerte bestaat, dat is een wortel van het onheilzame. Wat de begerende volvoert in daden, woorden of gedachten, ook dat is onheilzaam. Wat een begerende, overweldigd door begeerte, met verstrikte geest, iemand anders ten onrechte aan lijden toevoegt, - hetzij door terechtstelling, inkerkering, onttrekking van goederen, beschuldiging of uitwijzing – in de gedachte dat hij de macht heeft en de macht wil gebruiken, ook dat is onheilzaam. Zo ontstaan in hem, door begeerte geproduceerd, door begeerte als voorwaarde, uit begeerte ontsprongen, deze veelvoudige onheilzame dingen." (A.III.70)

   "De Boeddha onderwijst de overwinning van begeerte, en wel de begeerte naar lichamelijkheid, de begeerte naar gevoel, de begeerte naar waarneming, de begeerte naar formaties, de begeerte naar bewustzijn. 
   Welk kwaad is er in die soorten van begeerte? - Wanneer bij de lichamelijkheid, bij het gevoel, bij de waarneming, bij de formaties, bij het bewustzijn de begeerte niet is verdwenen, wanneer wil, toeneiging, vurig verlangen, niet zijn verdwenen, dan ontstaan door verandering van de lichamelijkheid, van het gevoel, van de waarneming, van de formaties, van het bewustzijn zorgen, gejammer, pijn, leed en wanhoop. Daarom onderwijst de Boeddha de overwinning van begeerte.
   Welk voordeel is er in de overwinning van begeerte? – Wanneer bij lichamelijkheid, gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn begeerte is verdwenen, wanneer wil, toeneiging, vurig verlangen is verdwenen, dan ontstaan niet bij hem door verandering van lichamelijkheid, gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn leed, gejammer, pijn, leed en wanhoop. Dat is het voordeel ervan." (S.XXII.2)

   "Negen dingen hebben hun wortels in begeerte. Na het begeren volgt het zoeken; na het zoeken volgt het verkrijgen; na het verkrijgen volgt de beslissing; na de beslissing volgt de hebzucht; na de hebzucht volgt de egoïstische drang; daarna volgt het in bezit nemen; daarna volgt de gierigheid; daarna volgt het waken over de dingen; en bij het waken over iets grijpt men naar stok en zwaard, er volgt strijd, ruzie, twist, lasterpraat en leugens, en er ontstaan veel andere slechte, onheilzame dingen." (A.IX.23, zie ook D.15)

   "Begeerte is een klein kwaad, maar moeilijk te overwinnen. De oorzaak, de voorwaarde dat niet ontstane begeerte tot ontstaan komt en dat de ontstane begeerte steeds groter en sterker wordt, is een aantrekkelijk object. Want wie over een aantrekkelijk object onwijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane begeerte tot ontstaan en de ontstane begeerte wordt steeds groter en sterker." (A.III.68-69; A.I.2)

   "De oorzaak, de voorwaarde dat niet ontstane begeerte niet tot ontstaan komt en dat de ontstane begeerte verdwijnt, is een walgelijk object (asubha-nimitta). Want wie over een walgelijk object wijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane begeerte niet tot ontstaan en de ontstane begeerte verdwijnt." (A.III.69; A.I.2)

   Monniken te Savatthi vertelden aan de Boeddha dat koning Pasenadi veel mensen had laten boeien. De Boeddha zei toen dat die boeien niet sterk zijn. Maar de begeerte naar zonen en vrouwen is een sterke boei. Ze trekt ons mee en is moeilijk los te maken. Wie deze boei heeft verbroken, die gaat zonder begeerte rond; hij heeft zinnelijke lust en vreugde achter zich gelaten.(S.III.10; zie ook Dhp. 345-346).

    "Wie het lijden heeft gezien en de oorzaak ervan, die zal zich geen zinnelijke genietingen toeëigenen. Het hechten aan de wereld is een boei. Men moet zich inspannen om die boei te verwijderen." (S.IV.20)

   Te Savatthi zeiden Satullapa Devata aan de Boeddha:
   "Zinnelijke genietingen bij de mensen zijn niet blijvend. Door er aan gebonden te zijn, erdoor verlamd, kan men niet komen tot niet meer wederkeer uit het bereik van de dood."
   "Uit begeerte stamt het kwaad; uit begeerte stamt het lijden. Uit de opheffing van begeerte volgt opheffing van het kwaad; uit de opheffing van het kwaad volgt opheffing van lijden."
   "Niet de veelvuldige zinnelijke genietingen die er in de wereld  zijn, maar het willen en verlangen van de mens is de lust der zinnen. De veelvuldige genietingen in de wereld blijven bestaan, maar de wijze verwijdert de begeerte ernaar."
   Deze woorden werden door de Boeddha goedgekeurd. (S.I.34)

   Te Savatthi. De eerwaarde Ananda en de eerwaarde Vangisa vertoefden er in het Jetavanaklooster. Beiden gingen op een morgen naar Savatthi om er voedsel te vergaren.*10] De Eerwaarde Vangisa werd toen bevangen door begeerte en lust. Zijn denken was erdoor in de war. Hij vroeg daarom aan de eerwaarde Ananda hoe hij die begeerte naar zinnelijk genot kon doven. Het antwoord van Ananda luidde: "Door een verkeerde voorstelling van zaken brandt in jou het vuur van begeerte. Vermijdt daarom gedachten die aangenaam zijn en die met begeerte gepaard gaan. Beschouw de wordingen als iets vreemds, als lijden, niet als iets dat tot jezelf behoort. Doof de begeerte; richt je denken geconcentreerd op iets onaangenaams. Wees bezonnen en beoefen gelijkmoedigheid. Oefen je erin van de gedachten los te komen, geef de neiging naar hoogmoed op. Dan zul je in vrede gaan." (S.VIII.4; vergelijk Sn. verzen 341, 342, 340).

   De wereld is omhuld door de rook van begeerte. (S.I.66). Mediteren over onzuivere objecten is het tegendeel van zinnelijk verlangen.
   De wereld wordt gebonden door de wens. Door het verwijderen ervan wordt zij verlost. Door het opgeven van de wens snijdt men alle boeien door. (S.I.69).   

   De yakkha Sūciloma vroeg:  “Waar hebben begeerte en haat hun oorsprong? Waaruit zijn onlust, lust, vrees ontstaan? Vanwaar zijn de gedachten ontstaan?”
     De Verhevene: “Begeerte en haat hebben hier hun oorsprong. Onlust, lust, vrees zijn hier ontstaan. Gedachten zijn hier ontstaan. Uit begeerte zijn ze voortgekomen, in het eigen ik ontstaan. In groot aantal hechten zij aan de zinnelijke genietingen. Maar degenen die weten waar ze hun oorprong hebben, die verdrijven ze. Zij overschrijden de rivier die moeilijk te overschrijden is, om niet meer wedergeboren te worden. (S.X.3)

   Begeerte, lust wordt tijdelijk opgeheven tijdens de meditatieve verdiepingen. Men is dan uit het zicht van het kwaad gekomen. (M.26)

   "Op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen ontstaat begeerte. Terwijl men er over nadenkt, ze overweegt, ontstaat begeerte. Met begeerte is men aan die dingen geboeid; want de smet van de geest door hevig verlangen is een boei. Zo ontstaat op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen de begeerte.
      Op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen ontstaat geen begeerte. – Men ziet het toekomstige resultaat in van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen. Omdat men dat resultaat kent, vermijdt men ze. Terwijl men ze vermijdt en de geest ervan afwendt, onderkent men ze, ze wijs doordringend.
   Zo ontstaat op grond van vroegere, tegenwoordige of toekomstige verlangen opwekkende dingen geen begeerte." (A.III.113).

   De begeerte naar de zinsobjecten wordt voorgoed opgegeven door het pad van niet-wederkeer. Maar alle soorten van begeerte, met inbegrip van het verlangen naar bestaan in de fijnstoffelijke en de onstoffelijke sferen, zijn alleen vernietigd op het pad van volmaakte heiligheid.
_____
*1] Hoe ontstaat de gedachte 'Ik ben'? - Bij de lichamelijkheid, het gevoel, de waarneming, de geestelijke vormingen en het bewustzijn overkomt hem het verlangen (chanda) 'Ik ben', de eigendunk (māna) 'Ik ben', de visie (ditthi) 'Ik ben.' Wanneer dat er is, dan bestaan er ook zulke uitbreidingen (papañcitāni) van zoals 'Dat ben ik', 'Precies zo ben ik' etc.
*2] Commentaar: de vijf groepen van bestaan in hun geheel en zonder betrekking op andere wezens (zoals bij de volgende twee begrippen).
*3] Commentaar: beter of minder.
*4] Commentaar: "Van de lichamelijkheid, het gevoel, de waarneming, de geestelijke vormingen en het bewustzijn in hun geheel denkt hij: 'Ik ben blijvend, eeuwig, niet aan verandering onderhevig.' Hij denkt op de volgende manier: 'Eeuwig zijnde ben ik'.
*5] Commentaar:  Van de lichamelijkheid, het gevoel, de waarneming, de geestelijke vormingen en het bewustzijn in hun geheel denkt hij: 'Ik zal te gronde gaan, zal vernietigd worden, zal er niet meer zijn.' Hij denkt: 'Niet eeuwig zijnde ben ik.' 
*6] Deze groep van begrippen brengt volgens het commentaar een twijfelend nadenken tot uitdrukking. 
*7] Dit en de volgende drie begrippen brengen volgens het commentaar een wensend nadenken tot uitdrukking.
*8] Commentaar:  Vanwege deze lichamelijkheid, dit gevoel, deze waarneming,  deze geestelijke vormingen, dit bewustzijn. - Vanwege het afzonderlijk nemen van deze vijf groepen. - Het is in deze samenhang heel vruchtbaar om de drie vormen waarin begeerte zich uit (verlangen, verwaandheid, visies) hier in detail toe te passen.
*9] Commentaar: De gedachte: 'Door deze ereparasol, dit zwaard, deze wijdingsdienst, ben ik een edelman;' door dit vedische weten deze positie als hofpriester etc. ben ik een brahmaan;' enz.
*10] De monniken gaan gewoonlijk met tweeën op weg. (Geiger, Wilhelm (Übers.). Samyutta-Nikâya. Die in Gruppen geordnete Sammlung aus dem Pâli-Kanon der Buddhisten. 1. Band, München-Neubiberg  1930, p. 294, noot 2)

« Laatst bewerkt op: 07-06-2018 01:53 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.2. Haat, afkeer, kwaadwil
   
   Haat, afkeer, kwaadwil, innerlijk tegenstreven wordt ook vermeld bij de §§ 1.2.2,  1.3.2 en  1.5.5.

   “Afkeer ontstaat door onwijs nadenken over een walgelijk object. Afkeer omvat alle graden van tegenzin van het zwakste spoor van kwaadwil tot en met de hoogste top van haat en gramschap.” (A.III.68).

   "Haat, afkeer is een groot kwaad maar gemakkelijk te overwinnen. De oorzaak, de voorwaarde dat niet ontstane haat tot ontstaan komt en dat de ontstane haat steeds groter en sterker wordt, is een afstotend object. Want wie over een afstotend object onwijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane haat tot ontstaan en de ontstane haat wordt steeds groter en sterker." (A.III.69; A.I.2)

   Wat  er aan haat bestaat, dat is een wortel van het onheilzame. Wat de hatende volvoert in daden, woorden of gedachten, ook dat is onheilzaam. Wat een hatende, overweldigd door haat, met verstrikte geest, iemand anders ten onrechte aan lijden toevoegt, - hetzij door terechtstelling, inkerkering, onttrekking van goederen, beschuldiging of uitwijzing – in de gedachte dat hij de macht heeft en de macht wil gebruiken, ook dat is onheilzaam. Zo ontstaan in hem, door haat geproduceerd, door haat als voorwaarde, uit haat ontsprongen, deze veelvoudige onheilzame dingen. (A.III.70)

   "De oorzaak, de voorwaarde dat de niet ontstane haat, afkeer niet tot ontstaan komt en dat de ontstane haat verdwijnt, is de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart. Want wie over de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, wijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane haat niet tot ontstaan en de ontstane haat verdwijnt." (A.III.69; A.I.2)

   Het beoefenen van liefdevolle vriendelijkheid is het tegendeel van kwaadwil.
   Verdraagzaamheid is de hoogste ascese.

   De geest van iemand is vol kwaadwil en vol met haat gevulde bedoelingen en hij denkt: 'Mogen die wezens gedood worden, mogen zij in kleine stukken gehakt worden, mogen zij te gronde gaan, vernietigd worden.' - Een dergelijk gedrag wat de geest betreft veroorzaakt de toename van onheilzame toestanden en de afname van heilzame toestanden bij iemand die dat regelmatig doet. (M.114)
   Iemand draagt kwaadwil in zich en zijn gemoed is vol kwaadwil. - Deze soort van geestelijke neiging veroorzaakt toename van onheilzame toestanden en de afname van heilzame toestanden. (M.114)

   De geest van iemand is vrij van kwaadwil en vrij van met haat gevulde bedoelingen en hij denkt: „Mogen die wezens vrij zijn van vijandschap, leed en angst. Mogen zij hun geluk behouden.' - Een dergelijk gedrag wat de geest betreft veroorzaakt de afname van onheilzame toestanden en de toename van heilzame toestanden bij iemand die dat regelmatig doet. (M.114)
   Iemand is zonder kwaadwil en zijn gemoed is vrij van kwaadwil. - Deze soort van geestelijke neiging veroorzaakt de afname van onheilzame toestanden en de toename van heilzame toestanden. (M.114)
   Men heeft geen kwaadwil in het hart. Men heeft pure gedachten en bedoelingen. Men is iemand wiens geest niet is aangedaan door haat. Men denkt: ‘Mogen deze levende wezens vrij zijn van vijandschap, vrij van angst en vrij van kwelling. Mogen zij zonder zorgen zijn en mogen zij gelukkig leven.’ Deze soort van gedrag is heilzaam. (A.X.206 en M.41).

   Tot haat en kwaadwil behoort ook wrok, wraakzucht. Er zijn negen manieren waarop wraakzucht wordt gevormd [en wel door te denken]: 1) Hij heeft mij kwaad gedaan. 2) Hij doet me kwaad. 3) Hij zal me kwaad doen. 4) Hij heeft kwaad gedaan jegens iemand die me dierbaar is. 5) Hij doet kwaad jegens een dierbare. 6) Hij zal kwaad doen jegens een dierbare. 7) Hij heeft goed gedaan jegens iemand die ik niet mag. 8 )
Hij doet goed jegens iemand die ik niet mag. 9) Hij zal goed doen jegens iemand die ik niet mag. (A.IX.29; A.X.79-80)
   Deze gedachten kunnen overwonnen worden door te denken welk nut het heeft om zulke gedachten te koesteren. (A.X.79-80)

   Er zijn vijf manieren om van een wrok af te komen: 1) Als een afkeer jegens iemand ontstaat, moet men liefdevolle vriendelijkheid ontwikkelen, 2) of medelijden of 3) gelijkmoedigheid jegens hem/haar. 4) Of men moet geen aandacht aan hem schenken en niet aan hem denken. 5) Of men moet de gedachte koesteren: “Zijn enige bezit bestaat uit zijn daden; wat hij ook doet, goed of slecht, hij zal er de erfgenaam van zijn. Op die manier kunnen alle soorten van wrok die zijn ontstaan, worden verwijderd. (A.V.161; zie ook A.V.162)

   Deze hindernis wordt geheel en al opgeheven bij niet-wederkeer.

« Laatst bewerkt op: 06-06-2018 20:02 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.3. Traagheid en luiheid

   De derde hindernis wordt opgeheven op het pad van volmaakte heiligheid. Ze bestaat uit een paar van euvels: traagheid (thîna) en luiheid (middha). Traagheid is een ziekelijke toestand van de geest; luiheid is een ziekelijke toestand van de geestelijke eigenschappen. Het is geen vermoeidheid van het lichaam. Ook de Arahants, de volmaakte heiligen die vrij zijn van dit paar van euvels, ondervinden lichamelijke moeheid. Laksheid is een gevaarlijke vijand van geestelijke ontwikkeling. Ze leidt tot grotere laksheid totdat er uiteindelijk een toestand ontstaat van grote onverschilligheid.*1]

   "Niets anders dan de traagheid ken ik waardoor zodanig de niet ontstane onheilzame dingen tot ontstaan komen en de ontstane heilzame dingen verdwijnen." (A.I.14)
   Het ontplooien van energie, toegepast denken, geestelijke inspanning is het tegendeel van traagheid en luiheid. (A.VIII.80)

   "Niets anders ken ik waardoor de nog niet ontstane starheid en luiheid zozeer tot ontstaan en de ontstane starheid en luiheid tot groei en ontwikkeling komen, dan onlust en traagheid, het luie strekken van de ledematen, de versuftheid na de maaltijd en geestelijke slapheid. Want bij degene die geestelijk slap is komen de niet ontstane starheid en luiheid tot ontstaan en de ontstane starheid en luiheid krijgen groei en ontwikkeling." (A.1.2)

   "Geen ander middel ken ik waardoor de ontstane starheid en luiheid niet tot ontstaan komen en de ontstane starheid en luiheid verdwijnen, dan de geestelijke houding van de wilskracht, het vooruit streven, en de energieke volharding. Want wie zijn wilskracht inzet, bij hem komen de niet ontstane starheid en luiheid niet tot ontstaan en de ontstane starheid en luiheid verdwijnen." (A.1.2)
_____
*1] Piyadassi Thera: The Seven Factors of Enlightenment. Satta Bojjhanga. (2nd impr.) Kandy 1960. The Wheel no. 1, p. 23; Nyânaponika Thera: The Five Mental Hindrances and their Conquest. Selected Texts from the Pali Canon and the Commentaries. Comp. & transl. by Nyanaponika Thera. (repr.) Kandy 1973. The Wheel No. 26. (1st ed. Colombo 1947), p. 22-25.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.4. Rusteloosheid en zich zorgen maken

   Rusteloosheid en zich zorgen maken, gewetenswroeging, worden ook vermeld bij § 1.5.9.

   Deze hindernis bestaat uit geestelijke rusteloosheid, overbezorgdheid, gewetenswroeging, piekeren, afleiding, gebrek aan innerlijke vrede en rust. Wij allen hebben bepaalde wensen, in het bijzonder een verlangen om wel of niet iets te krijgen, wel of niet iets te zijn, het een of het ander. Er zijn dingen die wij graag willen hebben of dingen waar wij bang voor zijn en die wij wantrouwen.*1]
   Men moet zich realiseren dat het bestaan of het ontstaan van rusteloosheid in elke situatie een gevolg is van sommige vormen van verlangen, zelfs met inbegrip van het verlangen naar kennis. Wanneer verlangen is opgeheven door het besef van de vergankelijkheid, waardeloosheid en het niet-zelf zijn van alle dingen, wordt niets langer gezien als de moeite waard om te krijgen of te zijn, en dus is er geen enkele nieuwsgierigheid met betrekking tot iets. De Arahant is helemaal vrij van nieuwsgierigheid. Want er is niets waarnaar hij verlangt; zijn geest is zuiver.*2]

   Piekeren is heel onheilzaam. (S.I.64-65)
   Kalmte, een rustige geest, geluk is het tegendeel van rusteloosheid en bezorgdheid.

   "Niets anders ken ik waardoor de nog niet ontstane opwinding en gewetensonrust zozeer tot ontstaan en de ontstane opwinding en gewetensonrust tot groei en ontwikkeling komt, dan de innerlijke ontevredenheid. Want bij degene die innerlijk onrustig is, bij hem komt de niet ontstane opwinding en gewetensonrust tot ontstaan en de ontstane opwinding en gewetensonrust krijgt groei en ontwikkeling." (A.I.2)

   "Niets anders ken ik waardoor de niet ontstane opgewondenheid en geestelijke onrust niet tot ontstaan komt en de ontstane opgewondenheid en gewetensonrust verdwijnt, dan de innerlijke rust. Want bij degene die innerlijk rustig is, komt de niet ontstane
opgewondenheid en gewetensonrust niet tot ontstaan en de ontstane verdwijnt." (A.1.2)

   Deze hindernis wordt volledig opgeheven op het pad van niet-wederkeer (A.VI.65)
______
*1] Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy 1976. Bodhi Leaves No. B 73, p. 17.
*2] idem, p. 18-19.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.5. Twijfel

   De hindernis twijfel wordt ook vermeld bij de drie lagere boeien (zie § 1.5.2).

   Deze hindernis heeft hier betrekking op twijfel betreffende de Boeddha, de leer, de Orde en de beoefening van de leer. (M.16) 
   
   De twijfel wordt opgeheven en vervangen door onwankelbaar en onveranderlijk vertrouwen in de Boeddha, diens leer en de gemeenschap van heiligen bij het in-de-stroom-treden. Want slechts op dit niveau is de band van twijfel volkomen vernietigd. Onwankelbaar vertrouwen in het Drievoudige Juweel en ongebroken deugdzaamheid zijn de vier eigenschappen van iemand die de stroom naar het hoge doel heeft betreden. (Commentaar bij M.7)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
1.1.6. Voedsel voor en te boven komen van de vijf hindernissen

   “Juist zoals dit lichaam voedsel nodig heeft en niet zonder voedsel kan leven, op dezelfde manier hebben de vijf hindernissen voedsel nodig en kunnen zij zonder voedsel niet bestaan.” (S.XLVI.2).

   Het voedsel van die belemmeringen wordt gevormd door de drie slechte manieren van leven, namelijk verkeerd gedrag wat betreft lichaam, taal en denken.
   Dit drievoudige voedsel wordt op zijn beurt gevoed door het niet-beheersen van de zintuigen. Dit niet-beheersen van de zintuigen bestaat erin dat begeerte en afkeer toegelaten worden tot de zes zintuigen: oog, oor, neus, tong, lichaam en geest. Het voedsel van niet-beheersing is gebrek aan oplettendheid. De geest mist dan de kennis van de eigenschappen van het bestaan: veranderlijkheid, onvoldaanheid en niet-zelf. Ook het vergeten van de ware natuur der dingen is een reden voor niet-beheersing van de zintuigen. Als men niet steeds de vergankelijkheid en de andere eigenschappen der dingen in gedachten houdt, dan veroorlooft men zichzelf alle soorten vrijheden in denken, taal en daden.

   Wanneer men zichzelf vrij ziet van deze vijf hindernissen, ontstaat vreugde. In degene die vol vreugde is, ontstaat verrukking. Bij degene wiens geest vol verrukking is, is het lichaam gekalmeerd. Wanneer het lichaam tot bedaren is gekomen, voelt men geluk. En een gelukkige geest vindt concentratie. (D.2)

   Het beheersen van de zintuigen gaat aldus. Wanneer men met het oog een vorm ziet, dan hecht men niet aan het geheel noch aan de details ervan. En omdat bij het onbewaakte oog begeerte en ongenoegen, slechte, onheilzame invloeden in iemand kunnen binnenstromen, daarom doet men moeite dat te verhinderen. Men waakt over het oog en beteugelt het. 
   Wanneer men met het oor een geluid verneemt – wanneer men met de neus een geur ruikt – wanneer men met de tong een smaak proeft – wanneer men met het lichaam iets tastbaars voelt – wanneer men zich in de geest bewust is van een gedachte, dan hecht men niet aan het geheel noch aan de details ervan. En omdat bij de onbewaakte zintuigen begeerte en ongenoegen, slechte, onheilzame invloeden in iemand kunnen binnenstromen, daarom doet men moeite dat te verhinderen. Men waakt over de zintuigen en beteugelt ze. Zo waakt men over de deuren van de zintuigen. (A.III.16)

   Als de geest niet van die vijf onzuiverheden bevrijd is, is de geest niet plooibaar en niet handelbaar; dan heeft ze gebrek aan stralende helderheid en stevigheid. De geest kan zich dan niet goed concentreren op het vernietigen van de smetten.
   Maar als de geest vrij is van die vijf onzuiverheden, dan is ze plooibaar en handelbaar; dan heeft ze stralende helderheid en stevigheid. En de geest kan zich dan goed concentreren op het verdrijven van de smetten. Er zijn staten die verwerkelijkt kunnen worden door de hogere geestelijke vermogens. Op wat voor staat daarvan men de geest ook richt, het vermogen om die te verwerkelijken zal men in ieder geval verwerven als aan de andere voorwaarden voldaan is. (A.V.23; zie ook A.V.193).

   Onheilzaam zijn de vijf hindernissen, namelijk de hindernis door wensen, willen, de hindernis door haat, de hindernis door luiheid, de hindernis door opwinding en onrust, en de hindernis door twijfel.
   Maar heilzaam zijn de vier grondslagen van oplettendheid. (S.XLVII.5)

   De vijf hindernissen worden ook vermeld bij de vier grondslagen van oplettendheid, bij het beschouwen van geestelijke objecten.

   Als zinsverlangen, kwaadwil, afkeer, traagheid en starheid, rusteloosheid en gewetenswroeging, of als  twijfel aanwezig is, dan weet iemand met begrip dat die betreffende hindernis aanwezig is. En als ze afwezig is, weet hij dat ook. Hij begrijpt hoe die hindernissen ontstaan en hij begrijpt hoe ze opgegeven kunnen worden. En hij begrijpt wat men moet doen om te voorkomen dat ze in de toekomst weer ontstaan. (M.10).

   Het weten van het ontstaan van een van de hindernissen is een eenvoudige maar zeer effectieve methode om deze en andere smetten van de geest tegen te gaan. Door het oplettend en direct noteren van de hindernissen wordt een halt toegeroepen aan het ongeremde voortbestaan van onheilzame gedachten. Het noemen van de naam breekt de betovering, zoals ook in veel sprookjes wordt verhaald. Ook wordt de oplettendheid van de geest erdoor versterkt. Deze methode is gebaseerd op een eenvoudig maar psychologisch feit. In de commentaren is het als volgt omschreven: “Een goede en een slechte gedachte kunnen niet tegelijkertijd ontstaan. Tijdens het weten van het zinsverlangen (dat in het voorgaande moment ontstond) bestaat daarom dat zinsverlangen niet meer (maar alleen de daad van weten).”

   Deze vijf hindernissen kunnen tijdelijk opgeheven worden door het bereiken van de jhanas, de meditatieve verdiepingen in de sfeer van vorm.

   “Bevrijd van zinsverlangens, bevrijd van onheilzame ideeën, betreedt hij de eerste jhana en hij vertoeft erin; deze jhana gaat vergezeld van denk-voorstellingen en redenerend denken; ze is ontstaan uit afzondering en is gevuld met vreugde en verrukking.
   Dan betreedt hij de tweede jhana en vertoeft erin; dan betreedt hij de derde jhana en dan de vierde jhana.” (D.2).
   Maar het bereiken van de jhanas is niet het doel waarnaar gestreefd wordt. Door inzicht verdrijft men de verborgen smetten en bereikt men volmaakte zuiverheid. Zolang als onzuiverheden of smetten in iemands geest latent aanwezig zijn, zolang is het mogelijk dat er kwaad in hem of haar ontstaat.
   
   Deze vijf hindernissen verdwijnen voorgoed bij het bereiken van de vier bovenwereldse paden. Sceptische twijfel (5) is verdreven bij het eerste niveau van heiligheid, het pad van het in de stroom treden. Zintuiglijk verlangen (1), kwaadwil (2) en rusteloosheid (4) zijn verdreven bij het derde niveau van heiligheid, het pad van niet-wederkeer. Ook traagheid en luiheid (3)  verdwijnen op het pad van niet wederkeer.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #10 Gepost op: 09-06-2018 12:34 »
1.1.7. De zes elementen van ontkomen - Nissâranîya Sutta (A.VI.13)

   Er zijn zes elementen van het ontkomen, namelijk:

   1. Het is niet mogelijk dat bij iemand die de gemoed bevrijdende goedheid (metta) heeft ontplooid, ze vaak heeft geoefend, tot leidraad en basis heeft genomen, ze uitgeoefend, vermeerderd en tot volmaaktheid heeft gebracht, de geest dan door haat geboeid is. Want de gemoed bevrijdende goedheid bestaat immers uit het ontkomen aan haat.

   2. Het is niet mogelijk dat bij iemand die het gemoed bevrijdende mededogen heeft ontplooid, ze vaak heeft geoefend, tot leidraad en basis heeft genomen, ze uitgeoefend, vermeerderd en tot volmaaktheid heeft gebracht, de geest dan geboeid wordt door vijandigheid. Want in het ontkomen aan vijandigheid bestaat immers het gemoed bevrijdende mededogen.

   3. Het is niet mogelijk dat bij iemand die de gemoed bevrijdende medevreugde heeft ontplooid, ze vaak heeft geoefend, tot leidraad en basis heeft genomen, ze uitgeoefend, vermeerderd en tot volmaaktheid heeft gebracht, de geest dan door ontevredenheid of tegenzin*1] geboeid is. Want uit het ontkomen aan ontevredenheid en tegenzin bestaat immers de gemoed bevrijdende medevreugde.

   4. Het is niet mogelijk dat bij iemand die de gemoed bevrijdende gelijkmoedigheid heeft ontplooid, ze vaak heeft geoefend, tot leidraad en basis heeft genomen, ze uitgeoefend, vermeerderd en tot volmaaktheid heeft gebracht, de geest door begeerte geboeid is. Want in het ontkomen aan de begeerte bestaat immers de gemoed bevrijdende gelijkmoedigheid.*2]

   5. Het is niet mogelijk dat bij iemand die de gemoed bevrijding zonder voorwaarden*3] heeft ontplooid, ze vaak heeft geoefend, tot leidraad en basis heeft genomen, ze uitgeoefend, vermeerderd en tot volmaaktheid heeft gebracht, het bewustzijn dan toch nog de voorstellingen van oorzakelijkheid navolgt. Want in het ontkomen aan alle voorstellingen van oorzakelijkheid bestaat immers de voorwaardeloze gemoedsbevrijding.

   6. Het is niet mogelijk dat bij iemand in wie de ik-gedachte verdwenen is en die niet meer de mening heeft ‘dit ben ik’, toch nog door de borende twijfel en onzekerheid de geest geboeid gehouden wordt. Want in het ontkomen aan borende twijfel en onzekerheid bestaat immers de vernietiging van de ik-waan.

   Deze zes elementen van ontkomen zijn er. (A.VI.13)

Met andere woorden:
   Het is niet mogelijk dat bij iemand de geest geboeid blijft door afkeer, als hij de bevrijding van het gemoed door het overdenken van metta, liefdevolle vriendelijkheid, ontplooit, vaak oefent. Want de
gemoed bevrijdende vriendelijkheid bestaat in het ontgaan van afkeer.
   Het is niet mogelijk dat bij iemand die mededogen ontplooit, vaak oefent, de geest geboeid blijft door vijandschap. Want het gemoed bevrijdende mededogen bestaat in het ontgaan van vijandschap.
   Het is niet mogelijk dat bij iemand die medevreugde ontplooit, vaak oefent, de geest geboeid wordt door ongenoegen. Want de gemoed bevrijdende medevreugde bestaat in het ontgaan van ongenoegen.
   Het is niet mogelijk dat bij iemand die gelijkmoedigheid ontplooit, vaak oefent, de geest door begeerte geboeid wordt. Want in het ontgaan van begeerte bestaat de gemoed bevrijdende gelijkmoedigheid.
--------------
*1] ontevredenheid, mismoedigheid, neerslachtigheid; arati, lusteloosheid, tegenzin.
*2] Deze vier gemoed bevrijdende eigenschappen worden ook de goddelijke toestanden of verheven verblijven
(brahma-vihâra) genoemd.
*3]
animittâ cetovimutti. Volgens het commentaar is hier het intensieve inzicht (balava-vipassanâ) bedoeld. Degenen die de lange suttas uitleggen (de Dîgha-bhanaka) beweren echter dat het betrekking heeft op het bereiken van het doel van heiligheid. Want die toestand heet ‘zonder voorwaarden’ omdat  daarin de voorwaarden (nimitta), (zoals begeerte, haat en onwetendheid), en lichamelijkheid (namelijk gevoel, waarneming, vormingen en bewustzijn), en blijvendheid (namelijk echt geluk en een ikheid) niet te vinden zijn. Nimitta kan hier ook als het (bedrieglijke) voorstellingsbeeld van de bestaansvorm opgevat worden.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #11 Gepost op: 09-06-2018 22:22 »
1.2. Negen hindernissen
   
   In A.IX.62 worden negen hindernissen opgesomd. Wanneer men deze hindernissen heeft overwonnen kan men de heiligheid verwerkelijken.
   Die hindernissen zijn: 1) begeerte, 2) haat, kwaadwil 3) onwetendheid, 4) toorn, 5) woede, 6) lasteren, kleineren, 7) tirannie, overheersen, 8 ) afgunst,  jaloersheid, 9) gierigheid.
   Zonder negen dingen overwonnen te hebben is men niet in staat om de heiligheid te verwerkelijken. Maar wie deze negen dingen heeft overwonnen, die is in staat om de heiligheid te verwerkelijken. (A.IX.62)

   Van deze negen hindernissen moeten de nummers 4 t/m 9 overwonnen worden vóórdat het pad van de edelen betreden kan worden.
   De hindernissen begeerte en haat, afkeer, verdwijnen pas helemaal op het pad van niet wederkeer.
   En onwetendheid wordt pas geheel overwonnen bij het verwerkelijken van volmaakte heiligheid.
   
   De hindernissen 1 en 2, begeerte en haat, worden ook genoemd bij de vijf hindernissen (zie §§ 1.1.1 en 1.1.2)

   Er zijn twee eigenschappen waarmee men in ellende leeft; die de hard oefenende monnik tot nadeel strekken; waarmee men overeenkomstig de daden in een hel komt; en als men die eigenschappen heeft, na de dood in een lagere wereld verschijnt, in afgronden van bestaan, in een hel. 
   Die twee [paren van] eigenschappen zijn: toorn en woede; kleineren en jaloersheid; afgunst en gierigheid; valsheid en huichelarij; schaamteloosheid en gewetenloosheid. (A.II.181, 183, 185, 187, 189)
   
   Er zijn twee eigenschappen  waarmee men gelukkig leeft; ze strekken de hard oefenende monnik niet tot nadeel; als men in het bezit ervan is, komt men overeenkomstig de daden in een hemels bestaan; en als men in het bezit ervan is, verschijnt men na de dood op een goed pad van bestaan, in een hemelse wereld.
   Die twee [paren van] eigenschappen zijn: het zijn zonder toorn en zonder woede; het vrij zijn van kleineren en van jaloersheid; het zijn zonder afgunst en zonder gierigheid; het vrij zijn van valsheid en huichelarij; het hebben van schaamte en morele vrees. (A.II.182, 184, 186, 188, 190)

   Om deze hindernissen en smetten te doorzien en zich ervan te bevrijden, moet men twee dingen oefenen:  kalmte van geest en inzicht. (A.II.231-246)
« Laatst bewerkt op: 10-06-2018 15:15 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #12 Gepost op: 10-06-2018 15:18 »
1.2.1-3. begeerte, haat, onwetendheid
   
   begeerte; zie: § 1.1.1
   haat, kwaadwil; zie § 1.1.2.
   onwetendheid, 1.2.3. - De hindernis onwetendheid wordt besproken bij § 1.5.10, omdat ze de laatste hindernis is die overwonnen moet worden.

   Een asceet stelde eens aan de eerwaarde Ananda een vraag over begeerte, haat en onwetendheid samen. Het antwoord van de eerwaarde Ananda laat ik hier volgen.
   
   "De Boeddha onderwijst de overwinning van begeerte, haat en onwetendheid. Welke slechte gevolgen zijn er bij begeerte, haat en onwetendheid?
   Uit begeerte, haat en onwetendheid, overweldigd daardoor, met verstrikte geest, brengt men zichzelf schade toe, brengt men anderen schade toe, brengt men beide schade toe, lijdt men geestelijke pijn en smart.
   Maar als begeerte, haat en onwetendheid zijn opgeheven, dan brengt men zichzelf geen schade toe, noch brengt men anderen schade toe, noch brengt men beide schade toe, lijdt men geen geestelijke pijn en smart.
   Uit begeerte, haat en onwetendheid, overweldigd daardoor, met verstrikte geest, voert men een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten. Men kent niet overeenkomstig de werkelijkheid het eigen heil, het heil van de ander, nog beider heil. Maar als begeerte, haat en onwetendheid zijn opgeheven, dan voert men geen slecht gedrag in daden, woorden en gedachten. En men kent overeenkomstig de werkelijkheid het eigen heil, het heil van de ander en beider heil.
   Begeerte, haat en onwetendheid maken blind, maken ogen-loos, maken onwetend, verwoesten de wijsheid, zijn met kwalen verbonden en voeren niet naar Nibbana.
   Omdat begeerte, haat en onwetendheid deze slechte gevolgen hebben, daarom is de overwinning van begeerte, haat en onwetendheid onderwezen.
   En het pad dat naar de overwinning van begeerte, haat en onwetendheid voert, is het edele achtvoudige pad: juist inzicht, juist denken, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid en juiste concentratie.” (A.III.72)

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #13 Gepost op: 10-06-2018 20:38 »
1.2.4-5. woede, toorn, boosheid

   Deze smet wordt ook vermeld bij § 1.3.3.

   “Iemand die toornig is, vol haat, boosaardig, een lasteraar, met slechte bedoelingen, huichelachtig, ken hem als verschoppeling." (Sn.I.7 vers 116)
 
   Een man of vrouw wordt vlug boos, wordt vlug kwaad. Zelfs als een kleinigheid is gezegd, is die persoon woedend, boos, kwaadgezind. Hij of zij toont een slecht humeur, haat en knorrigheid. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon lelijk. Dit is de weg die voert naar lelijkheid, namelijk boosheid, woede, een slecht humeur, haat en knorrigheid. (M.135).
 
   Maar wie niet vlug boos is, wie niet vlug kwaad wordt, wie niet om een kleinigheid woedend, boos, kwaadgezind is, wie geen slecht humeur, haat of knorrigheid toont, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon mooi. Dit is de weg die voert naar schoonheid, namelijk niet boos worden, niet kwaad worden, geen slecht humeur hebben en geen haat of knorrigheid tonen. (M.135).

   "Om gelukkig te leven moet men de woede en de toorn afsnijden. De vernietiging van woede en toorn wordt door de edelen geprezen. Want dan heeft men geen lijden meer." (S.VII.1)

   "Wanneer iemand op ons scheldt, ons beschimpt, dan nemen wij dat niet aan. Het valt terug op degene die scheldt of beschimpt.
   Wie niet boos wordt op degene die boos is op ons, die wint de zware strijd. Wie rustig blijft, werkt voor de zegen van beiden, voor de eigen zegen en voor die van de ander. Alleen de mensen die onkundig zijn van de ware leer houden hem voor een dwaas." (S.VII.2-3)

     "Een goed mens noemen de Tavatimsa goden degene die vader en moeder ondersteunt, die de oudsten in de familie hoog vereert, die zachtmoedig is en vriendelijk spreekt, die lasterpraat vermijdt, die zich inspant om de gierigheid te onderdrukken, en die de toorn overwint." (S.XI.11)

    "De toorn moet men afsnijden om gelukkig te leven, om geen zorgen te hebben. De vernietiging van de toorn wordt door de edelen geprezen. Want als men de toorn heeft afgesneden lijdt men geen zorgen meer." (S.XI.21)

   "De toorn moet men beheersen; men moet niet hevig zijn tegen de vrienden. Men moet diegene niet berispen die niet te berispen is. Men moet niet kwaad spreken. De booswicht wordt door zijn toorn verpletterd." (S.XI.24)
 
   "Toorn mag iemand niet overmannen; men moet niet boos worden op iemand die boos is. Niet boos worden en geen letsel toebrengen is in de edele. Maar de booswicht wordt bedolven door zijn toorn." (S.XI.25)

   Toorn is onheilzaam. Het vrij zijn van toorn is heilzaam, heeft geluk als resultaat. (A.II.191-200)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #14 Gepost op: 11-06-2018 13:29 »
1.2.6. lasteren, kleineren, verachten

   De smet van lasteren, kleineren, verachten wordt ook vermeld bij § 1.3.5.

   Iemand spreekt hatelijk; hij vertelt elders wat hij hier vernomen heeft, om tweedracht te zaaien; of hij vertelt hier wat hij elders heeft gehoord, om tweedracht te zaaien. Hij is iemand die tweedracht zaait tussen degenen die eerst verenigd waren; hij is iemand die splitsing beoefent, die van tweedracht geniet, zich erover verheugt, zich eraan vermaakt, iemand die woorden uit die tweedracht zaaien. - Deze soort van gedrag wat de taal betreft veroorzaakt toename van onheilzame toestanden en de afname van heilzame toestanden. (M.114)

   Iemand ziet ervan af kwaad te spreken en van het veroorzaken van onenigheid. Hij vertelt niet elders wat hij hier vernomen heeft, om tweedracht te zaaien; hij vertelt niet hier wat hij elders heeft gehoord, om tweedracht te zaaien. Hij is iemand die degenen samenbrengt die gescheiden waren; hij is een voorstander van vriendschap, die van eendracht geniet, zich erover verheugt, zich eraan vermaakt, iemand die woorden uit die eendracht bevorderen. - Deze soort van gedrag wat de taal betreft is heilzaam, veroorzaakt de afname van onheilzame toestanden en de toename van heilzame toestanden bij iemand die dat regelmatig doet. (M.114; A.X.206 en M.41).

   Kleineren is onheilzaam. Het vrij zijn van kleineren is heilzaam, heeft geluk als resultaat. (A.II.191-200)


1.2.7. tirannie, overheersen

   De smet van tirannie, overheersen wordt ook vermeld bij § 1.3.6.
   
   Veeleisendheid leidt naar het ontstaan van onheilzame dingen. (A.I.14)


1.2.8. afgunst, jaloersheid, nijd
   
   De smet van afgunst, jaloersheid, nijd wordt ook vermeld bij de §§ 1.3.7 en 1.3.8.
   
   Een man of vrouw is jaloers; hij of zij benijdt de winst van anderen, de eer, het respect, de begroetingen en giften die zij krijgen. En hij of zij misgunt anderen dat. Ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een staat van ellende. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon onbeduidend, zonder invloed. Dit is de weg die voert naar onbeduidendheid, namelijk jaloersheid, nijd, afgunst. (M.135).
 
   Maar wie niet jaloers is, wie de winst van anderen niet benijdt en ook niet de eer, het respect, de begroetingen en giften die zij krijgen; en wie anderen dat niet misgunt, ten gevolge van zulke wilsacties verschijnt die persoon na de dood in een gelukkige bestemming, in een hemelse wereld. En indien hij of zij na de dood in de menselijke staat geboren wordt, dan is die persoon invloedrijk. Dit is de weg die voert naar invloed, namelijk niet jaloers zijn, geen afgunst hebben. (M.135).

   Een oorzaak voor achteruitgang, verval, neergang is als men zijn jeugd voorbij is en dan een jonge vrouw neemt en als men wegens haar niet meer kan slapen van jaloersheid. (Sn.I.6 vers 110)

   Jaloersheid is onheilzaam. Het vrij zijn van jaloersheid is heilzaam, heeft geluk als resultaat. (A.II.191-200)


1.2.9. gierigheid
   
   De smetten van gierigheid , hebzucht en onjuist begeren worden ook vermeld bij § 1.3.1.

   "Uit gierigheid en nalatigheid wordt niets gegeven. Als men veel rijkdom heeft en genoeg geld en voedsel, en dan zijn luxe alleen geniet, als men geen aalmoezen geeft, als men gierig is, dat is de oorzaak van iemands achteruitgang. De gierigaard is bang ervoor door geven in armoede te geraken en geeft daarom niets. Maar dat is juist het gevaar voor degene die niets geeft. Honger en dorst treffen de vrek in deze wereld en in de andere.
   Daarom moet men de gierigheid verdrijven, het vuil van de hebzucht overwinnen en gaven geven. Verdienstelijke werken zijn in de andere wereld een vast steunpunt voor de levende wezens." (S.I.32)

   "Degenen die in deze wereld gierig zijn, die ook anderen die graag willen geven, ervan afhouden gaven te geven, die veroorzaken nadeel en hindernis. Zij verhinderen de goede daad van de gever. Zij voorkomen dat de ontvanger de gaven ontvangt. En van te voren al benadelen zij hun eigen karakter.
   In de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten worden zij wedergeboren. En als zij als mens wedergeboren worden, dan komen zij ter wereld in een arm gezin waar kleding, voeding, vermaak en ontspanning slechts met moeite verkregen worden." (S.I.49)

   "Het voedsel dat men in vertrouwen geeft met een verheugd gemoed, dat volgt iemand na in deze wereld en in de andere. Daarom moet men de gierigheid verdrijven en gaven geven, en de onreinheid van hebzucht overwinnen. Verdienstelijke werken zijn voor de levende wezens een vaste basis in de andere wereld." (S.I.43)

   "Als het loon en de vrucht van het geven van gaven aan de wezens bekend was, dan vermeden zij de smet van gierigheid en gaven zij met heel opgewekt gemoed aan de edelen, wanneer het passend is, daar waar de vrucht het grootste is.
   Degenen die rijkelijk voedsel geven, gaan na de dood naar de hemel. Daar verheugen zij zich in het genot van het loon van geven omdat zij hier niet gierig waren." (It.26 - Dāna Sutta)

   "Degene die vol inzicht is, overtreft de gierige mens in vijf punten. Die vijf punten zijn hoge ouderdom, hoog aanzien, schoonheid en welzijn. En hemels geluk wordt zijn deel.” (A.V.31)

    "Het beste hulpvaardig gedrag is o.a. de gierigaard aan te moedigen tot het verkrijgen van vrijgevigheid en hem daarin te sterken en te vestigen." (A.IX.5)

   "Wanneer een zedenreine monnik naar hun huis komt en wanneer de mensen dan de smet van gierigheid ontzeggen, op een dergelijke tijd heeft dat gezin het pad naar grote macht genomen." (A.V.199)
   Het verwerven van verdiensten gaat verder als men die persoon eigenhandig bedient, vol eerbied begroet en een zitplaats aanbiedt. De smet van gierigheid wordt dan opgegeven.

   "Geliefd is wie geeft; hem zoeken velen op. Een goede naam wordt hem deelachtig; zijn aanzien groeit. Vrij van verwarring treedt hij onder de mensen, vol zekerheid, omdat hij niet gierig is."

   Gierigheid is onheilzaam. Het vrij zijn van gierigheid is heilzaam, heeft geluk als resultaat. (A.II.191-200)
« Laatst bewerkt op: 24-06-2018 16:23 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #15 Gepost op: 12-06-2018 12:30 »
1.3. De 16 smetten van de geest
   
   In de gelijkenis van de doek (M.7)*1] worden zestien smetten van de geest opgesomd. Die smetten zijn alle van ethische aard en betreffen het sociale gedrag van de mens. Het zijn (1) hebzucht en onjuist begeren; (2) kwaadwil, afkeer, haat; (3) boosheid, woede; (4) vijandschap; (5) lasteren, kleineren, verachten; (6) tirannie, overheersen; (7) afgunst, nijd; (8 ) jaloersheid; (9) huichelarij, misleiding; (10) bedriegen; (11) koppigheid, verstoktheid; (12) aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit; (13) eigendunk, verwaandheid; (14) hoogmoed, laatdunkendheid; (15) pronkzucht, ijdelheid, verwaandheid; (16) nalatigheid, onoplettendheid.

   Al deze smetten ontstaan uit begeerte en egoïsme, uit afkeer, zelfbevestiging en eigenwaan, of uit combinaties van meerdere ervan.

   Behalve de 16 metten van de geest geeft de Boeddha in deze toespraak ook aan hoe men die 16 smetten kan opheffen.

De gelijkenis van de doek 

   Eens sprak de Gezegende aldus: “Monniken, veronderstelt dat een doek besmet en vuil was en dat een verver hem in de een of andere verfstof dompelde, hetzij blauw of geel of rood of roze. De doek zou de verf slecht aannemen en onzuiver van kleur zijn. En waarom? Omdat de doek niet zuiver was. En evenzo, monniken, als de geest besmet is, kan een ongelukkige bestemming in een toekomstig bestaan verwacht worden.*2]
       Monniken, veronderstelt dat een doek zuiver en helder was en dat een verver hem in de een of andere verfstof dompelde, hetzij blauw of geel of rood of roze. De doek zou de verf goed aannemen en zuiver van kleur zijn. En waarom? Omdat de doek rein was. En evenzo, monniken, als de geest onbesmet is, kan een gelukkige bestemming in een toekomstig bestaan verwacht worden.
       En wat, monniken, zijn de smetten van de geest?
1) Hebzucht en onjuist begeren is een smet van de geest.
2) Kwaadwil, afkeer, haat is een smet van de geest.
3) Boosheid, woede is een smet van de geest.
4) Vijandschap is een smet van de geest.
5) Lasteren, kleineren, verachten is een smet van de geest.
6) Tirannie, overheersen is een smet van de geest.
7) Afgunst, nijd is een smet van de geest.
8 ) Jaloersheid is een smet van de geest.
9) Huichelarij, misleiding is een smet van de geest.
10) Bedriegen is een smet van de geest.
11) Koppigheid, verstoktheid is een smet van de geest.
12) Aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit is een smet van de geest.
13) Eigendunk, verwaandheid is een smet van de geest.
14) Hoogmoed, laatdunkendheid is een smet van de geest.
15) Pronkzucht, ijdelheid, verwaandheid is een smet van de geest.
16) Nalatigheid, onoplettendheid is een smet van de geest.*3]
 
       Monniken, wetende dat hebzucht en onjuist begeren een smet is van de geest, geeft de monnik dat op.*4] Wetende dat kwaadwil, afkeer, haat een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat boosheid, woede een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat vijandschap een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat lasteren, kleineren, verachten een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat tirannie, overheersen een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat afgunst, nijd een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat jaloersheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat huichelarij een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat bedriegen een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat koppigheid, verstoktheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat eigendunk, verwaandheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat hoogmoed, laatdunkendheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid een smet is van de geest, geeft hij dat op. Wetende dat nalatigheid, onoplettendheid een smet is van de geest, geeft hij dat op.
   In de monnik die aldus weet dat hebzucht, onjuist begeren een smet is van de geest, wordt hebzucht en onjuist begeren opgegeven. In hem die aldus weet dat kwaadwil, afkeer, haat een smet is van de geest, wordt kwaadwil, afkeer en haat opgegeven. In hem die aldus weet dat boosheid, woede een smet is van de geest, wordt boosheid en woede opgegeven. In hem die aldus weet dat vijandschap een smet is van de geest, wordt vijandschap opgegeven. In hem die aldus weet dat lasteren, kleineren, verachten een smet is van de geest, wordt lasteren, kleineren, verachten opgegeven. In hem die aldus weet dat tirannie, overheersen een smet is van de geest, wordt tirannie, overheersen opgegeven. In hem die aldus weet dat afgunst, nijd een smet is van de geest, wordt afgunst, nijd opgegeven. In hem die aldus weet dat jaloersheid een smet is van de geest, wordt jaloersheid opgegeven. In hem die aldus weet dat huichelarij, misleiding een smet is van de geest, wordt huichelarij, misleiding opgegeven. In hem die aldus weet dat bedriegen een smet is van de geest, wordt bedriegen opgegeven. In hem die aldus weet dat koppigheid, verstoktheid een smet is van de geest, wordt koppigheid, verstoktheid opgegeven. In hem die aldus weet dat aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit een smet is van de geest, wordt aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit opgegeven. In hem die aldus weet dat eigendunk, verwaandheid een smet is van de geest, wordt eigendunk, verwaandheid opgegeven. In hem die aldus weet dat hoogmoed, laatdunkendheid een smet is van de geest, wordt hoogmoed, laatdunkendheid opgegeven. In hem die aldus weet dat ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid een smet is van de geest, wordt ijdelheid, pronkzucht, verwaandheid opgegeven. In hem die aldus weet dat nalatigheid, onoplettendheid een smet is van de geest, wordt nalatigheid, onoplettendheid opgegeven.
   Als hij aldus die smetten gedeeltelijk*5] heeft opgegeven, verkrijgt hij onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, in de leer en in de gemeenschap van de heiligen.*6]
   Het onwankelbare vertrouwen in de Boeddha is als volgt: ‘Zo, inderdaad, is de Gezegende. Hij is heilig, volledig verlicht. Hij is volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag, verheven. Hij is de kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Gezegende.’
   Het onwankelbare vertrouwen in de leer is aldus: ‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Gezegende, hier en nu te verwerkelijken, met onmiddellijk resultaat. Ze leidt naar Nibbāna, nodigt ieder uit alles zelf te testen. Ze is begrijpelijk door de wijze, ieder voor zichzelf.’
   Het onwankelbare vertrouwen in de gemeenschap van de heiligen is aldus: ‘De gemeenschap van de heilige volgelingen van de Gezegende heeft het goede pad betreden, is op de rechte weg gekomen, is op de ware weg terechtgekomen, is op de juiste weg aangekomen, dat wil zeggen de vier paren van mensen, de acht soorten personen.*7]
       Deze orde van de heilige volgelingen van de Verhevene is geschenken waard, is gastvrijheid waard, is gaven waard, is waard eerbiedig gegroet te worden als het onvergelijkbare veld van verdienste voor de wereld.’
   Als hij de smetten gedeeltelijk*8] heeft opgegeven, verzaakt, er afstand van heeft gedaan, ze heeft verlaten en losgelaten, dan weet hij: ‘Ik ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de leer, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de gemeenschap van de heiligen.’ En hij verkrijgt enthousiasme voor het doel, verkrijgt enthousiasme voor de leer, verkrijgt blijdschap verbonden met de leer.*9]  Als hij verblijd is, is vreugde in hem geboren; vol vreugde in de geest wordt zijn lichaam rustig. Als zijn lichaam rustig is, voelt hij geluk; en de geest van degene die gelukkig is, wordt geconcentreerd.*10]
   Hij weet: ‘Ik heb de smetten gedeeltelijk opgegeven, verzaakt, er afstand van gedaan, heb ze verlaten en losgelaten.’ En hij verkrijgt enthousiasme voor het doel, verkrijgt enthousiasme voor de leer, verkrijgt blijdschap verbonden met de leer. Als hij verblijd is, is vreugde in hem geboren. Vol vreugde in de geest wordt zijn lichaam rustig. Als zijn lichaam rustig is, voelt hij geluk; en de geest van degene die gelukkig is, wordt geconcentreerd. Monniken, als een monnik van zo’n deugdzaamheid, zo’n concentratie en zo’n wijsheid*11] aalmoezen eet die bestaan uit uitgelezen spijzen, dan is zelfs dat geen hindernis voor hem.*12]
   Hij doordringt met een geest van liefdevolle vriendelijkheid*13] één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel welwillende vriendelijkheid als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met welwillende vriendelijkheid met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
   Hij doordringt met een geest van mededogen één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel mededogen als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met mededogen met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
   Hij doordringt met een geest van medevreugde één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel medevreugde als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met medevreugde met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij van kwaadwil.
   Hij doordringt met een geest van gelijkmoedigheid één richting van de wereld, evenzo de tweede, de derde en evenzo de vierde richting, en ook opwaarts, neerwaarts, rondom en naar alle kanten, en voor allen evenveel gelijkmoedigheid als voor zichzelf. Hij doordringt het hele universum met gelijkmoedigheid met een geest die groot is, verheven, grenzeloos, en die vrij is van vijandschap en vrij  van kwaadwil.
   Hij begrijpt wat bestaat, wat laag is, wat verheven is,*14] en wat voor ontsnapping er is aan dit hele veld van waarneming.*15] Als hij op deze manier weet en ziet, wordt zijn geest bevrijd van de kankers van zinnelijke verlangens, wordt bevrijd van de kanker van worden, bevrijd van de kanker van onwetendheid.*16] Als hij bevrijd is, is er het weten: ‘Er is bevrijding;' en hij weet: ‘Geboorte is uitgedoofd, het leven van zuiverheid is geleefd, de taak is volbracht; er is geen verder bestaan.’ Zo'n monnik heet: ‘Gewassen met het innerlijke bad.’” (M.7; zie ook A.XI.24)
 
   De smetten boosheid, toorn, woede, kleineren, tirannie, overheersen, afgunst, nijd en jaloersheid zijn ook vermeld bij de negen hindernissen. (zie § 1.2)

   Volgens het commentaar bij M.7 is elk ‘opgeven’ van de smetten van tijdelijke aard voordat de edele paden bereikt worden. De zestien smetten worden voorgoed opgegeven door de edele paden (of niveaus van heiligheid) in deze volgorde: door het pad van in de stroom treden (sotapatti-magga) zijn de smetten nrs. 5 t/m 10 opgegeven: (5) Lasteren, kleineren, verachten; 6) tirannie, overheersen; 7) afgunst, nijd; 8) jaloersheid; 9) Huichelarij, misleiding;  10) Bedriegen.
   Door het pad van niet-wederkeer (anagami-magga) zijn de smetten nrs. 2, 3, 4 en 16 opgegeven: (2) kwaadwil, afkeer, haat; 3) boosheid, woede; 4) vijandschap; 16) nalatigheid, onoplettendheid.
   Door het pad van heiligheid (arahatta-magga) zijn de smetten nrs. 1 en 11 t/m 15 opgegeven: 1) hebzucht en onjuist begeren; (11) koppigheid, verstoktheid; 12) aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit; 13) eigendunk, verwaandheid; 14) hoogmoed; 15) pronkzucht, ijdelheid.

   Indien begeerte in de beperkte betekenis genomen wordt, als enkel betrekking hebbende op de begeerte naar de vijf zinsobjecten, wordt ze voorgoed opgegeven door het pad van niet-wederkeer. Volgens het commentaar is dit hier de bedoeling. Maar alle  soorten van begeerte, met inbegrip van het verlangen naar bestaan in de fijnvormige en de vormloze sferen, zijn alleen vernietigd op het pad van volmaakte heiligheid.
_____
*1] Vatthupama-Sutta, M.7,  in: Nyânaponika Thera (Ed.): The Simile of the Cloth and The Discourse on Effacement. Two Discourses of the Buddha from the Majjhima-Nikâya. Kandy : BPS, 1964, The Wheel No. 61/62, p. 1-29.
*2] Volgens het commentaar gaf de Boeddha deze gelijkenis om te tonen dat inspanning grote resultaten brengt. Als een doek besmet is door vuil dat van buiten komt en dan gewassen wordt, kan de doek weer rein worden vanwege de natuurlijke zuiverheid ervan. Maar bij iets wat van nature zwart is, kan dat zwarte niet verwijderd worden; daar is alle moeite voor niets. Evenzo is de geest bevlekt met van buiten komende smetten. Maar oorspronkelijk is de geest helemaal zuiver. Door de Volmaakt Verlichte is het als volgt gezegd: “Deze geest is stralend, maar wordt bevuild door van buiten komende smetten.” Door de geest te reinigen  kan men ze stralender maken. En de inspanning daarvoor is niet tevergeefs.
*3] In sociaal gedrag voert deze smet ertoe dat men    geen rekening houdt met anderen.
*4] Wetende (letterlijk: geweten hebbende). - Het subcommentaar zegt hierover: “Wetende hetzij door de begin-wijsheid van de wereldling (d.w.z. vóór het bereiken van het eerste pad van heiligheid), hetzij door de wijsheid van de twee lagere paden van heiligheid (in-de-stroom-treden en eenmaal-wederkeer).” Men kent dan zowel aard, oorsprong en verdwijnen van de smetten alsook de middelen die het verdwijnen ervan veroorzaken.
    Geeft ze op - Volgens het commentaar geeft hij de respectievelijke smet op door het bereiken van het edele pad waar er ‘opgeven door uitroeien’ is. Het sub-commentaar zegt dat dit ‘het uiteindelijke opgeven’ is. Want voordat de edele paden bereikt worden, is elk ‘opgeven’ van de smetten van tijdelijke aard.
   Het commentaar benadrukt herhaaldelijk dat steeds waar in de tekst ‘opgeven’ wordt vermeld, verwezen wordt naar iemand die een niet-wederkerende is (anagami). Want ook als de smetten opgegeven zijn bij het in-de-stroom-treden, worden de staten van de geest welke die smetten veroorzaken, enkel vernietigd door het pad van niet-wederkeer.
*5] gedeeltelijk: dat is in die mate waarin de betreffende smetten zijn vernietigd door de paden van heiligheid.
*6] De directe ervaring van de volgeling dat hij vrij is van deze of gene smet, wordt voor hem een levend bewijs van het voorheen nog onvolmaakt vertrouwen. Nu is zijn vertrouwen een vaste overtuiging geworden en een onwankelbaar toevertrouwen dat gebaseerd is op eigen ervaring.
*7] Bedoeld is de Ariyasangha, de gemeenschap van heiligen.
*8] gedeeltelijk: dat is in die mate waarin de betreffende smetten zijn vernietigd door de paden van heiligheid.
*9] Het commentaar zegt: “Als hij terugblikt op het opgeven van de smetten en op zijn onwankelbaar vertrouwen, ontstaat er sterke vreugde in degene-die-niet-wederkeert met de gedachte: ‘Dergelijke smetten zijn nu door mij opgegeven.’ Het is als de vreugde van een koning die verneemt dat een opstand in het grensgebied is onderdrukt.”
*10] De functie van rust is hier het kalmeren van elke geringe lichamelijke en geestelijke rusteloosheid die afkomstig is van hartstochtelijke vreugde. De rust verandert dat laatste zo in een kalm geluk gevolgd door meditatieve verzinking. - Deze vaak voorkomende passage maakt in de leer van de Boeddha het belang duidelijk van geluk als een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van concentratie en van geestelijke vooruitgang in het algemeen.
*11]  deugdzaamheid, concentratie, wijsheid: het commentaar zegt: “Dit heeft betrekking op de drie categorieën van het achtvoudige pad, namelijk deugd (sīla), concentratie (samadhi) en wijsheid (paññna-kkhandha), hier verbonden met het pad van niet-wederkeer.”
*12] Het commentaar zegt: “Het is geen hindernis voor het bereiken van het pad en vervulling van heiligheid.” Voor iemand-die-niet-wederkeert, die de band van verlangen naar zingenot heeft vernietigd, is er geen gehechtheid aan lekker eten.
*13] met een geest van welwillende vriendelijkheid: dit en het volgende heeft betrekking op de vier goddelijke verblijven (Brahma-vihara).
*14] Het commentaar luidt: "Na de meditatie van degene-die-niet-wederkeert getoond te hebben (namelijk de meditatie over de goddelijke verblijven), toont de Gezegende nu de oefening van inzicht (vipassana) met als doel heiligheid (arahatta). En hij wijst op het bereiken ervan met de woorden: ‘Hij begrijpt wat bestaat’ (enz.). Deze persoon die niet wederkeert geeft, na te zijn opgekomen uit de meditatie over elk van de vier goddelijke verblijven, als definitie van ‘geest’ (nama) juist die staten van goddelijke verblijven en de geestelijke factoren die ermee verbonden zijn. Hij definieert dan als ‘vorm’ (rupa) de hartbasis (hadaya-vatthu) als zijnde de lichamelijke steun voor de geest; en ook de lichamelijke verschijnselen die ervan afstammen, definieert hij als vorm. Als hij op die manier ‘geest’ en ‘vorm’ omschrijft, “begrijpt hij wat bestaat.” Hierdoor is een definitie van  de waarheid van lijden gegeven.
   Als hij dan het ontstaan van het lijden begrijpt, verstaat hij ‘wat laag is’. Hierdoor is de waarheid van het ontstaan van lijden omschreven. Door verder de middelen om het lijden op te geven te onderzoeken, verstaat hij ‘wat verheven is’. Hierdoor is de waarheid van het pad omschreven.”
*15] ...en wat voor ontsnapping ...: Het commentaar luidt: “Hij weet dat er Nibbāna is als een ontsnapping boven die waarneming van de goddelijke verblijven uit. Daardoor is de waarheid van het ophouden omschreven.”
*16] Het verkondigen van de bevrijding van de kankers (asava) wijst op het bereiken van heiligheid. Die wordt ook ‘uitdoving van de kankers’ genoemd.

« Laatst bewerkt op: 13-06-2018 01:59 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #16 Gepost op: 13-06-2018 02:00 »
1.3a.  Doorzien van hebzucht


   Tot het volledige inzicht en doorzien van de hebzucht, tot het overwinnen ervan, de vernietiging, uitdoving, het afwenden, verwoesting, het afzien en tot onthechting ervan moeten twee dingen geoefend worden. Welke twee? Gemoedsrust en helder inzicht.
   Tot het volledige inzicht en doorzien van haat, van verblinding, toorn, woede, kleinering, jaloezie, afgunst, gierigheid, huichelarij, valsheid, hardnekkigheid, hevigheid, eigendunk, hoogmoed, opwinding, onverschilligheid, en tot het overwinnen ervan, tot vernietiging, uitdoving,  afwending, verwoesting, ontzegging en tot het zich bevrijden ervan moeten twee dingen geoefend worden. Welke twee? Gemoedsrust en helder inzicht.  (A.II.231-246)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #17 Gepost op: 13-06-2018 20:42 »
1.3.1. Hebzucht en onjuist begeren
   
   Iemand is hebzuchtig; hij begeert de rijkdom en het bezit van anderen en hij denkt: 'Ach, was dat wat anderen toebehoort, toch van mij.' - Deze soort van gedrag wat de geest betreft veroorzaakt de toename van onheilzame toestanden en de afname van heilzame toestanden. (M.114)
   Iemand is hebzuchtig en zijn gemoed is vol hebzucht. - Deze soort van geestelijke neiging veroorzaakt toename van onheilzame toestanden en de afname van heilzame toestanden. (M.114)

   In afhankelijkheid van hebzucht ontstaat waken over zijn bezittingen (arakkha). Ten gevolge van waken over zijn bezittingen komt het tot aanwending van geweld, oorlog, tweedracht, strijd en ruzie, tot lasteren en liegen, tot allerhande slechte dingen.

   Als men veel rijkdom heeft en genoeg geld en voedsel, en dan zijn luxe alleen geniet, als men geen aalmoezen geeft, als men gierig is, dan is dat de oorzaak van iemands achteruitgang. De gierigaard is bang ervoor in armoede te geraken en geeft daarom niets. Maar dat is juist het gevaar voor degene die niets geeft. Honger en dorst treffen de vrek in deze wereld en in de andere.

    Iemand is niet hebzuchtig en zijn gemoed is zonder hebzucht. - Deze soort van geestelijke neiging veroorzaakt de afname van onheilzame toestanden en de toename van heilzame toestanden. (M.114)
   Men is vrij van begeerte: men begeert niet de rijkdom en het bezit van anderen; men denkt niet: ‘Oh, wat de ander bezit, moge dat mij toekomen.’ Dit gedrag in de geest is heilzaam. (A.X.206 en M.41).


1.3.2. Kwaadwil, afkeer, haat  Deze smet is ook vermeld onder de  §§ 1.1.2. en 1.2.2.

1.3.3. Boosheid, woede   Deze smet is ook vermeld onder de §§ 1.2.4. en 1.2.5.

1.3.4. vijandschap

   Wie twistziek is, gierig en vol slechte wensen, hebzuchtig en vol valsheid, zonder schaamte en onbescheiden, ken hem als verschoppeling. (Sn.I.7 vers 133)

    Wat betreft monniken die medemonniken beledigen en beschimpen, is het volgende gezegd:
   "Monniken, het is onmogelijk dat een monnik die zijn medemonnik beledigt en beschimpt, en die een beschimper van de heiligen is, niet een van de volgende elf soorten van tegenspoed zal ondervinden.
   Wat nog niet bereikt is, bereikt hij niet. Wat al bereikt is, verdwijnt bij hem. In de goede leer krijgt hij geen helderheid. Of hij is vol zelfoverschatting watbetreft de goede leer. Of hij leeft het reinheidsleven zonder vreugde (eraan). Of hij begaat een van de besmettende vergrijpen. Of hij geeft de ascese op en keert naar het lagere leven in de wereld terug. Of hij krijgt een zware ziekte. Of hij wordt waanzinnig of raakt geestelijk in de war. Of hij sterft een onrustige dood. Na de dood komt hij in de lagere werelden van bestaan, in verderfenis, in een hel. (A.XI.6; A.X.88)

1.3.5. Lasteren, kleineren, verachten   Deze smet is ook vermeld onder § 1.2.6.

1.3.6. Tirannie, overheersen  Deze smet is ook vermeld onder § 1.2.7.

1.3.7. Afgunst, nijd     Zie § 1.2.8.

1.3.8. Jaloersheid   Zie § 1.2.8.

1.3.9.  huichelarij, misleiding 

   Huichelarij is onheilzaam. Het vrij zijn van huichelarij is heilzaam, heeft geluk als resultaat. (A.II.191-200)

1.3.10. bedriegen

Wie liegt, is tot alle slechte daden in staat, ook tot doden. Het is het vermeende ego dat iets begeert en daarom de tong gebruikt als middel om het begeerde object te verkrijgen.

1.3.11. koppigheid, verstoktheid, starheid

   Gehoorzaam en gedwee zijn degenen aan wie gemakkelijk adviezen gegeven kunnen worden. Het zijn degenen tot wie gemakkelijk iets gezegd kan worden. Verder zijn met hen bedoeld degenen die voor verbetering vatbaar zijn. Iemand die gedwee is, verdraagt kritiek en is dankbaar en hoffelijk bij het aannemen van raad. Iemand die gedwee is wanneer hij verbeterd wordt, heeft de gelegenheid om de Dhamma te leren, dit in tegenstelling tot degene die moeilijk is toe te spreken.

1.3.12. aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit

1.3.13. eigendunk, verwaandheid;


   Zie ook § 1.5.8.
   Deze smet wordt samen met de volgende § 1.3.14 besproken.

1.3.14. hoogmoed, laatdunkendheid

   Hoogmoed, status-bewustzijn is bewustzijn van superioriteit of inferioriteit, het waanidee van het hebben van deze of gene status ten opzichte van een ander. Het bestaat uit de gedachten: "Ik ben niet zo goed als hij is", of "Ik ben net zo goed als hij is", of "Ik ben beter of hoger dan hij is."
   Deze hindernis is moeilijk op te geven. Het idee dat men beter is dan, of gelijk is aan, of niet zo goed is als de ander, komt voort uit een bepaalde soort van gehechtheid. Maar wanneer de geest volledig goed en slecht heeft overstegen, kunnen dergelijke ideeën van minderwaardigheid, superioriteit of gelijkheid niet bestaan.*1] Deze hindernis komt ook voort uit het niet begrijpen van de waarheid van anattâ.

   "Hoogmoed is niet heilzaam. Geef ze op. Hoogmoed brengt iemand op het neerwaartse pad, tot zelfs in de hel. Maar degene die volmaakt heilig is, geniet roem en geluk. Hij ziet de waarheid en heeft de belemmeringen overwonnen." (S.VIII.3)

   Wie zichzelf roemt en anderen geringschat, wie zich door zo'n hoogmoed zelf vernederd heeft, ken hem als verschoppeling. (Sn.I.7 vers 132)

1.3.15. pronkzucht, ijdelheid

1.3.16. nalatigheid, onoplettendheid

   Niets anders dan de verwaarlozing (pamâda) ken ik waardoor de niet ontstane onheilzame dingen zodanig tot ontstaan komen en de ontstane heilzame dingen verdwijnen. (A.I.14)
   Niets anders dan de energie, ijver ken ik waardoor de niet ontstane heilzame dingen zodanig tot ontstaan komen en de ontstane onheilzame dingen verdwijnen. Bij de ijverige, energieke namelijk komen de niet ontstane heilzame dingen tot ontstaan en verdwijnen de ontstane onheilzame dingen.  (A.I.14)
_____
*1] Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy 1976, Bodhi Leaves No. B 73, p. 15-16.


   

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #18 Gepost op: 14-06-2018 12:29 »
1.4. Geestelijke boeien voor de discipel

   De volgende geestelijke boeien werden in het Cetokhila sutta (M.16) speciaal vermeld voor monniken en nonnen. Die geestelijke boeien zijn:
(1) twijfel over de Boeddha; (2) twijfel over de Dhamma; (3) twijfel over de Sangha; (4) twijfel over de oefening; (5) onvriendelijkheid jegens medevolgelingen.    
       Verder vijf andere boeien: (6) gehechtheid aan zinnelijke verlangens, (7) gehechtheid aan het lichaam, (8 ) gehechtheid aan vorm (materiële objecten), (9) onmatigheid in eten en drinken, (10) monnik of non worden enkel om in een hemelse sfeer van bestaan wedergeboren te worden. 
        Wie deze boeien heeft overwonnen, die kan in de Dhamma tot groei, toename en vervulling komen.
   Hij ontplooit denken en inspanning, energie en vastbeslotenheid, concentratie, onderzoek en enthousiasme. Hij is in staat om Nibbāna te verwerkelijken.
« Laatst bewerkt op: 14-06-2018 12:33 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #19 Gepost op: 14-06-2018 22:14 »
1.5. De tien boeien
   
   Om volmaakte heiligheid te bereiken, moeten tien boeien verbroken worden. Die boeien worden verdeeld in vijf lagere boeien en vijf hogere boeien. (zie: A.IX.70; A.X.12-13; D.2; M.64)


1.5a. De vijf lagere boeien

   De vijf lagere boeien zijn:
1. sakkāyaditthi, geloof in persoonlijkheid; de verkeerde opvatting dat geestlichamelijkheid iets zelfstandigs is, gebaseerd op de idee van een "ik".
2. vicikicchā, twijfel.
3. sīlabbataparāmāsa, bijgeloof; vasthouden, gehechtheid aan regels en rituelen.
   Verdere boeien zijn:
4. kāma-rāga, begeerte naar zintuiglijk genot, zintuiglijke verlangens.
5. patigha, afkeer, kwaadwil, innerlijk tegenstreven. (M.64; A.III.95)

   “Na het verdwijnen van de drie lagere boeien 1-3 heeft men de stroom naar nibbāna bereikt. Men is dan niet meer onderhevig aan wedergeboorte in lagere sferen van bestaan. Men is goed gevestigd, bestemd voor volledige Verlichting.” (zie M.6, M.22, S.LV.24-25)

   Degenen die de boeien 1-3 hebben overwonnen, en in wie begeerte, haat en onwetendheid is verminderd, zij zijn eenmaal wederkerenden; nog één keer komen zij in deze wereld terug om aan het lijden een einde te maken. (M.22)

   Door de vernietiging van de vijf lagere boeien wordt het derde niveau van Verlichting bereikt. Men is dan een niet meer wederkerende (anāgāmī). (A.III.95)
   Degenen die de vijf lagere boeien hebben overwonnen, zullen spontaan (in de Zuivere Verblijven) wedergeboren worden en daar Nibbana verkrijgen zonder vandaar terug te keren. (M.22)
   
   Noch de in de stroom getredene noch de eenmaal wederkerende heeft zin-genot en het ik-bewustzijn volledig opgegeven. In beiden is nog een rest van bevrediging in attractieve en begerenswaardige objecten.

1.5b. De vijf hogere boeien

   De vijf hogere boeien zijn:

6. rūparāga, begeerte naar fijnstoffelijk bestaan.
7. arūparāga, begeerte naar onstoffelijk bestaan.
8. māna, verwaandheid.
9. uddhacca, rusteloosheid en zich te veel zorgen maken.
10. avijjā, onwetendheid.
(zie: A.IX.70; A.X.13; A.X.12; D.2; M.64)

   "Door deze onzuiverheden is de geest niet buigzaam en hanteerbaar; ze mist dan de stralende helderheid. Maar als de geest ervan vrij is, dan is ze buigzaam en hanteerbaar; ze heeft dan de stralende helderheid. Als men dan de geest richt op een staat die gerealiseerd kan worden door de hogere geestelijke vermogens, dan kan die verwerkelijkt worden indien aan de andere voorwaarden voldaan wordt." (A.V.23).

   Als men de volmaakte heiligheid (arahatta) heeft bereikt, is men volledig vrij van de vijf hogere boeien.
   


« Laatst bewerkt op: 19-07-2018 12:24 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #20 Gepost op: 15-06-2018 12:41 »
1.5.a1. Mahā Mālunkya sutta – Het overwinnen van de vijf lagere boeien

   Wanneer de persoonlijkheidsvisie tot een gewoonte is geworden en in iemand geworteld is, dan is zij een lagere boei.
   Wanneer de twijfel tot gewoonte is geworden en in hem niet ontworteld is, dan is zij een lagere boei.
   Wanneer het vasthouden aan regels en rituelen tot een gewoonte is geworden en in iemand niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.
   Wanneer de zinsbegeerte tot een gewoonte is geworden en in hem niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.
   Wanneer de kwaadwil tot een gewoonte is geworden en in iemand niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.

   Een niet onderwezen wereldling die geen acht slaat op de edelen en die in hun leer niet geschoold is, die geen acht slaat op oprechte mensen en die in hun leer niet geschoold is, die persoon vertoeft met een hart dat door de visie van een persoonlijkheid bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan die ontstane persoonlijkheidsvisie ontkomt. En wanneer die persoonlijkheidsvisie tot een gewoonte is geworden en in hem niet ontworteld is, dan is zij een lagere boei.
   Hij vertoeft met een hart dat door twijfel bezeten en verslaafd is, en hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane twijfel ontkomt. En wanneer die twijfel tot gewoonte is geworden en in hem niet ontworteld is, dan is zij een lagere boei.
   Hij vertoeft met een hart dat bezeten en verslaafd is door het vasthouden aan regels en rituelen. En hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan het ontstane vasthouden aan regels en rituelen ontkomt. Wanneer dat vasthouden aan regels en rituelen tot een gewoonte is geworden, en in hem niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.
    Hij vertoeft met een hart dat bezeten en verslaafd is door zinnelijke begeerte. En hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane zinnelijke begeerte ontkomt. Wanneer die zinnelijke begeerte tot een gewoonte is geworden, en in hem niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.
   Hij vertoeft met een hart dat bezeten en verslaafd is door kwaadwil. En hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane kwaadwil ontkomt. Wanneer die kwaadwil tot een gewoonte is geworden, en in hem niet ontworteld is, dan is dat een lagere boei.

   Een goed onderwezen edele volgeling die acht slaat op de edelen en in hun leer geschoold is, die oprechte mensen acht en in hun leer geschoold is, die vertoeft niet met een hart dat door geloof in een persoonlijkheid bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan het ontstane geloof in een persoonlijkheid ontkomt. Het geloof in persoonlijkheid is in hem overwonnen samen met de eraan ten grondslag liggende neiging.
   Hij vertoeft niet met een hart dat door twijfel bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane twijfel ontkomt. De twijfel is in hem overwonnen samen met de eraan ten grondslag liggende neiging.
   Hij vertoeft niet met een hart dat door vasthouden aan regels en rituelen bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan het ontstane vasthouden aan regels en rituelen ontkomt. Het vasthouden aan regels en rituelen is in hem overwonnen samen met de eraan ten grondslag liggende neiging.
   Hij vertoeft niet met een hart dat door zinnelijke begeerte bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane zinnelijke begeerte ontkomt. De zinnelijke begeerte is in hem overwonnen samen met de eraan ten grondslag liggende neiging.
   Hij vertoeft niet met een hart dat door kwaadwil bezeten en verslaafd is. Hij begrijpt overeenkomstig de werkelijkheid hoe men aan de ontstane kwaadwil ontkomt. De kwaadwil is in hem overwonnen samen met de eraan ten grondslag liggende neiging.

    Er is een pad, een weg naar het overwinnen van de vijf lagere boeien. Zonder dat pad te begaan kan men de lagere boeien niet kennen of zien of overwinnen.
   Er is een pad, een weg naar het overwinnen van de vijf lagere boeien. Door dat pad te begaan is het mogelijk de vijf lagere boeien te kennen of te zien of te overwinnen.
   Als men iemand de Dhamma onderwijst met als doel het ophouden van de persoonlijkheid, maar als zijn geest niet daarin intreedt en geen vertrouwen, standvastigheid en vastbeslotenheid verkrijgt, dan is hij te beschouwen als een zwak iemand.
   Als men iemand de Dhamma onderwijst met als doel het ophouden van de persoonlijkheid, en als zijn geest daarin intreedt en vertrouwen, standvastigheid en vastbeslotenheid verkrijgt, dan is hij te beschouwen als een sterk iemand.

   Het pad, de weg naar de overwinning van de vijf lagere boeien is als volgt. Na het overwinnen van onheilzame toestanden van de geest treedt men binnen in de eerste jhana en men vertoeft erin.
   Wat er ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.*1]
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Verblijven) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.
   Verder treedt men binnen in de tweede jhana en vertoeft erin.
   Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.
   Verder treedt men binnen in de derde jhana en vertoeft erin. Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.   
   Verder treedt men binnen in de vierde jhana en vertoeft erin.
   Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.
   Verder treedt men binnen in de vormloze sfeer van  "ruimte is oneindig“ en men vertoeft erin. Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn,*2] men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.
   Verder treedt men binnen in de sfeer van "oneindig is het bewustzijn“ en men vertoeft erin. Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.
   Verder treedt men binnen in de sfeer van "er is niets“ en men vertoeft erin. Wat daarin ook bestaat aan vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn, men ziet deze toestanden als vergankelijk, als onvoldaan, als een ziekte, een gezwel, als een ongeluk, als lijden, als iets vreemds, als iets dat zich oplost, als leeg, als niet-zelf.
   Men wendt zijn geest van deze toestanden af en leidt hem naar het doodloze element aldus: "Dit is vol vrede, dit is het hoogste, namelijk het tot stilstand komen van alle formaties, het loslaten van alle toeëigening, de vernietiging van alle verlangens, de ontzegging, het beëindigen, Nibbana." Op deze basis verkrijgt men de vernietiging van de neigingen. Maar wanneer men de vernietiging van de neigingen niet verkrijgt, dan wordt men op grond van dat verlangen naar de Dhamma, die blijdschap over de Dhamma, met de vernietiging van de vijf lagere boeien iemand die ertoe voorbestemd is om spontaan (in de Zuivere Bereiken) weer te verschijnen en daar Nibbana te bereiken, zonder ooit van die wereld terug te keren. Dat is het pad naar de overwinning van de vijf lagere boeien.

   Hoe is het mogelijk dat men van enkele monniken zegt dat zij de bevrijding van het hart bereiken en van anderen dat zij de bevrijding door wijsheid bereiken?
   Het verschil ligt in de vaardigheden.*3]
 (M.64; zie ook A.XI.17)
_____
*1] Inzicht dat berust op kalmte van de geest: zelfs in deze verheven toestanden van de geest worden de kenmerken van het bestaan ingezien.
*2] In de vormloze meditatieve verdiepingen is vorm als object van beschouwing niet meer aanwezig.
*3] De bevrijding is in beide gevallen dezelfde. De manier waarop ze verkregen wordt, verschilt onderling, al naar gelang concentratie of wijsheid de overheersende vaardigheid is. In beide gevallen zijn zowel concentratie als wijsheid hoog ontwikkeld aanwezig.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #21 Gepost op: 15-06-2018 17:13 »
1.5.a2. De volgeling Dighavu

   Behalve voorgaande methode om de vijf lagere boeien te overwinnen (zie § 1.5.a1) kan men ook het vergankelijke, het onvoldane van vorm, gevoel, waarneming, formaties en bewustzijn beschouwen, en dat zij leeg zijn van een zelf, dat zij niet-zelf, niet ik zijn. Dit blijkt uit de leerrede tot Dighavu.

   De volgeling Dighavu was zwaar ziek. De Verhevene bezocht hem en gaf hem de volgende raad. “Oefen je in vertrouwen in de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha. Beoefen de deugden die door wijzen geprezen worden.” – "Die vier delen van stroomintrede zijn bij mij te vinden,” zei Dhigavu. – "Dan moet je nog zes dingen ontplooien. Vertoef bij alle vormen bij de vergankelijkheid ervan. Zie het onvoldane van vergankelijkheid. Beschouw niet-ik bij het onvoldane. Neem de overwinning ervan waar, het onthechten, de opheffing.” – Dhigavu stierf kort daarna. Hij had toen het niveau van niet meer wederkeer bereikt. (S.LV.3)

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #22 Gepost op: 15-06-2018 23:43 »
1.5.1. geloof in persoonlijkheid

   Deze boei bestaat in het geloof in persoonlijkheid; de verkeerde opvatting dat geestlichamelijkheid iets zelfstandigs is.

   "Wie denkt dat geestlichamelijkheid zijn persoonlijkheid is, hem toebehoort, een zelf is, die is nog onderhevig aan deze boei.
   En wat is geestlichamelijkheid, naam en vorm? – Gevoel, waarneming, motivatie, voorstelling, denken, aanraking, oplettendheid, overweging: dat heet naam (geest). De vier grofstoffelijke elementen [aarde, water, vuur, lucht] en de vorm die afhankelijk is van die grofstoffelijke elementen, dat heet vorm (lichaam)."   
   
   "Onderhevig aan de boei van persoonlijkheid is degene die aldus denkt: 'Materiële dingen zijn blijvend, en ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn blijvend. Materiële dingen zijn op zichzelf staand, zij hebben een zelfstandig bestaan. En ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn zelfstandig. Alle formaties zijn blijvend; alle dingen zijn  op zichzelf staand; zij hebben een zelfstandigheid.'” (M.35).

   "Deze boei bestaat ook uit het denken dat het oog, het oor, de neus, de tong, het lichaam en de geest niet vergankelijk, niet veranderlijk zijn, dat de zintuigen iemand  toebehoren.
   Wie dit obstakel nog heeft, denkt dat vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en gedachten niet veranderlijk en vergankelijk zijn, dat ze een zelf hebben, dat ze iemand toebehoren."
   
   "De edele volgeling(e) heeft juist inzicht, namelijk: 'Materiële dingen zijn niet blijvend, en ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn niet blijvend. Materiële dingen zijn niet op zichzelf staand, zij hebben geen zelfstandig bestaan. En ook gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn niet zelfstandig. Alle formaties zijn niet blijvend; alle dingen zijn niet op zichzelf staand; zij hebben geen zelfstandigheid.'” (M.35).
   
   Het oog is ontstaan. De zichtbare vormen zijn ontstaan. Het zienbewustzijn is ontstaan door contact van oog en zichtbare vorm. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik zie”. Maar in feite is er niemand die ziet. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van zienbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Het oor is ontstaan. De hoorbare geluiden zijn ontstaan. Het hoorbewustzijn is ontstaan door contact van oor en hoorbare geluiden. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik hoor”. Maar in feite is er niemand die hoort. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van hoorbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   De neus is ontstaan. De ruikbare geuren zijn ontstaan. Het ruikbewustzijn is ontstaan door contact van neus en ruikbare geuren. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik ruik”. Maar in feite is er niemand die ruikt. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van ruikbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   De tong is ontstaan. De proefbare smaken zijn ontstaan. Het smaakbewustzijn is ontstaan door contact van tong en proefbare smaken. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik proef”. Maar in feite is er niemand die proeft. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van smaakbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Het lichaam is ontstaan. De aanraakbare voorwerpen zijn ontstaan. Het aanraakbewustzijn is ontstaan door contact van lichaam en aanraakbare voorwerpen. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik raak aan”. Maar in feite is er niemand die aanraakt. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van aanraakbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Het geestelijke is ontstaan en zal weer vergaan. Het geestelijke is niet blijvend, het is zonder een zelfstandig iets.
   Gedachten zijn ontstaan. De denkbare dingen zijn ontstaan. Het denkbewustzijn is ontstaan door contact van geest en denkbare dingen. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik denk”. Maar in feite is er niemand die denkt. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van denkbewustzijn. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Emoties, een glimlach, een traan, ze zijn oorzakelijk ontstaan. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Herinneringen zijn ontstaan. In het dagelijks spraakgebruik heet dat: “ik herinner me”. Maar in feite is er niemand die zich iets herinnert. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan van herinneringen. Wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend; het is zonder een “zelf”.
   Het lichamelijke is ontstaan en ook het geestelijke. En wat ontstaan is, zal weer vergaan. Het is niet blijvend, is zonder een “zelf”.  Wat niet blijvend is, is niet van mij; dat behoort mij niet toe. Dus moet ik dat loslaten, mij ervan afkeren. Zo wordt de bevrijding van lijden bereikt.
   
   "De edele volgeling(e) ziet in: 'Het zien-bewustzijn, het hoor-bewustzijn, het ruik-bewustzijn, het smaakbewustzijn, het tastbewustzijn en het geest-bewustzijn zijn eveneens veranderlijk en vergankelijk.
   Het contact door zien, horen, ruiken, proeven, aanraken en door de geest is veranderlijk en vergankelijk.
   Het gevoel dat ontstaat door de verschillende bovengenoemde contacten is veranderlijk en vergankelijk. 
   De waarneming van vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en van de geest is veranderlijk en vergankelijk.
   De wil naar vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en naar geestelijke objecten is veranderlijk en vergankelijk.
   Het verlangen naar vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen en naar geestelijke objecten is veranderlijk en vergankelijk.
   Het aarde-element, het vloeibare element, het hitte-element, het lucht-element, het ruimte-element, het bewustzijn-element  –  ze zijn veranderlijk en vergankelijk.
   De lichamelijkheid, het gevoel, de waarneming, de formaties, het bewustzijn – dat alles is veranderlijk en vergankelijk.'
   Wie deze dingen zo begrijpt en inziet, die wordt een in de stroom getredene genoemd. Hij kan niet meer terugvallen in lagere werelden van bestaan. Hij is veilig en gaat de Verlichting tegemoet.” (S.XXVI.1-10)

   "Vorm, gevoel, waarneming, bewustzijn, en datgene wat formatie heeft, dat ben niet ik, dat behoort mij niet toe. Door zo te denken wordt men vrij ervan." (S.IV.16).

   Er vinden alleen processen plaats, maar er zit geen "ego" achter.

   "Vormen, geluiden, smaken, geuren, aanrakingen en al die dingen, ze zijn een boos lokmiddel voor de wereld. Wie ze heeft overwonnen, straalt zoals de zon." (S.IV.17).

   "De zintuigen en de zintuiglijke objecten zijn van Mara. Waar de zintuigen en bijhorende objecten niet als eigen worden beschouwd, daar is voor Mara geen toegang." (S.IV.19).

   De zintuigen zijn niet zelf, ze ontstaan en vergaan. De zintuiglijke objecten zijn niet zelf, ze ontstaan en vergaan. Het bewustzijn ontstaan door contact van zintuig en object is niet zelf, het ontstaat en vergaat. Het contact tussen zintuig en object is niet zelf, het ontstaat en vergaat. Het gevoel ontstaan door contact tussen zintuig en object is niet zelf, het ontstaat en vergaat. De dorst ontstaan door het gevoel, is niet zelf, die ontstaat en vergaat. Dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf. - Zo weet men dan, zo ziet men in. En men hecht nergens meer aan. Dat is het opheffen van persoonlijkheid. Wanneer men onthecht is, is men vrij. (zie: M.148)

   
« Laatst bewerkt op: 04-10-2018 23:54 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #23 Gepost op: 17-06-2018 11:24 »
1.5.2. Twijfel

   Deze boei is gedeeltelijk besproken bij: De vijf hindernissen, § 1.1.5.
   
   Twijfel als hogere boei heeft betrekking op dingen uit het verleden en in de toekomst, en op oorzakelijk ontstaan. Er hoort ook toe onzekerheid of iets heilzaam is of niet, of iets beoefend moet worden of niet, of iets van hoge of van lage waarde is, etc. Ze uit zich in besluiteloosheid en in een verdeelde geesteshouding.*1]
   Twijfel, besluiteloosheid (viccikacchā, kankhā) is te verwerpen als karmisch onheilzaam wanneer erdoor het denken verlamd wordt en wanneer erdoor de innerlijke ontwikkeling van de mens gehinderd wordt. Kritische twijfel in onzekere gevallen is toegestaan. In de toespraak tot de Kalamas heeft de Boeddha aanbevolen iets onbekends kritisch te onderzoeken, ook als het de leer betreft.

   "Niets anders ken ik waardoor zozeer de niet ontstane twijfel tot ontstaan en de ontstane twijfel tot groei en ontwikkeling komt dan onwijs nadenken. Want wie onwijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane twijfel tot ontstaan en de ontstane twijfel krijgt groei en ontwikkeling." (A.1.2)

   "Niets anders ken ik waardoor de niet ontstane twijfel niet tot ontstaan komt en de ontstane twijfel verdwijnt dan wijs nadenken. Want wie wijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane twijfel niet tot ontstaan en de ontstane twijfel verdwijnt." (A.1.2)

   Oplettendheid, aanhoudend denken is het tegendeel van twijfel.
   De hindernis van twijfel wordt volledig opgeheven op het pad van niet-wederkeer (A.VI.65)
   Het commentaar bij M.7 zegt: “Als hij terugblikt op het opgeven van de smetten en op zijn onwankelbaar vertrouwen, ontstaat er sterke vreugde in degene-die-niet-wederkeert met de gedachte: ‘Dergelijke smetten zijn nu door mij opgegeven.’ Het is als de vreugde van een koning die verneemt dat een opstand in het grensgebied is onderdrukt.”
_____
*1] Buddhist Dictionary : Manual of Buddhist Terms and Doctrines. Edited by
Nyanaponika. (4th revised ed.). Kandy 1980.

« Laatst bewerkt op: 17-06-2018 11:27 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #24 Gepost op: 17-06-2018 16:50 »
1.5.3. Bijgeloof; gehechtheid aan regels en rituelen

   Dit is het geloof dat door het volgen van bepaalde regels en rituelen iets veroorzaakt kan worden, met name door bovennatuurlijke krachten of machten. De eigenlijke betekenis van de regels en van de rituelen wordt dan niet begrepen. Het is het verkeerd opvatten van rites en ceremonies als zou dit de juiste manier zijn om iets te bereiken. Het is gehechtheid aan verkeerde praktijk.
   

1.5.4. Begeerte naar zintuiglijk genot, zintuiglijke verlangens

   
    Deze boei is besproken bij: De vijf hindernissen, §  1.1.1.

1.5.5. Afkeer, innerlijk tegenstreven
      
   Deze hindernis is besproken bij: De vijf hindernissen, § 1.1.2.


1.5.6. Begeerte naar fijnstoffelijk bestaan
   
   Begeerte naar fijnstoffelijk bestaan bestaat in het verlangen naar de toestanden die bereikt worden tijdens de eerste t/m de vierde meditatieve verdieping.

1.5.7. Begeerte naar onstoffelijk bestaan
      
   Dit is verlangen naar de toestand in de vier onstoffelijke meditatieve verdiepingen (het gebied van de ruimte-oneindigheid, het gebied van de bewustzijn-oneindigheid, het gebied van de niets-is-er sfeer, het gebied van noch-waarneming-noch-niet-waarneming).
   
1.5.8. Verwaandheid
   
   Hoogmoed, status-bewustzijn is bewustzijn van superioriteit of inferioriteit; het waanidee van het hebben van deze of gene status ten opzichte van een ander. Het bestaat uit de gedachten: "Ik ben niet zo goed als hij is", of "Ik ben net zo goed als hij is", of "Ik ben beter of hoger dan hij is."
   Deze hindernis is moeilijk op te geven. Het idee dat men beter is dan, of gelijk is aan, of niet zo goed is als de andere, komt voort uit een bepaalde soort van gehechtheid. Maar wanneer de geest volledig goed en slecht heeft overstegen, kunnen dergelijke ideeën van minderwaardigheid, superioriteit of gelijkheid niet bestaan.*1] Deze hindernis komt ook voort uit het niet begrijpen van de waarheid van anattâ.
   Bij de mening meer, minder of gelijk te zijn aan anderen gaat het niet altijd om hoogmoed of trots. Het is moeilijk zich niet met anderen te vergelijken.*2]

   "Hoogmoed is niet heilzaam. Geef ze op. Hoogmoed brengt iemand op het neerwaartse pad, tot zelfs in de hel. Maar degene die volmaakt heilig is, geniet roem en geluk. Hij ziet de waarheid en heeft de belemmeringen overwonnen." (S.VIII.3)
_____
*1] Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy 1976, Bodhi Leaves No. B 73, p. 15-16.
*2] Buddhadasa Bhikkhu. Handbuch für die Menschheit, zum Verständnis des Buddhismus, s.a., p. 77-88.


1.5.9. Rusteloosheid en zich te veel zorgen maken

   Deze boei is besproken bij: De vijf hindernissen, § 1.1.4.

1.5.10. Onwetendheid

   Deze boei werd ook vermeld bij  §  1.2.3.

   Onder onwetendheid (moha, avijjā) verstaat men dat men de vier edele waarheden niet weet, namelijk: lijden, het ontstaan ervan, het verdwijnen ervan en de weg die voert naar het verdwijnen ervan (M.9; S.II.4; A.III.74; A.III.141).
   Ook verstaat men onder onwetendheid dat men de lichamelijkheid niet begrijpt; dat men niet begrijpt dat lichamelijkheid onderhevig is aan ontstaan en vergaan. Men begrijpt niet het ontstaan ervan, de opheffing ervan en de weg die naar de opheffing ervan voert.
   Men begrijpt niet het gevoel, de waarneming, de formaties, het bewustzijn. Zij zijn allemaal aan ontstaan en vergaan onderhevig. Men begrijpt niet het ontstaan ervan, de opheffing ervan en de weg die naar de opheffing ervan voert.  - Dat is onwetendheid en in zoverre is men in onwetendheid geraakt. (S.22.113, 126-128, 130-132)
   
   Onwetend is men als men geen weet heeft van oorzakelijk ontstaan, van niet-zelf (ego-loosheid), van vergankelijkheid.

   “Het begin van onwetendheid is niet te kennen. Men kan niet zeggen dat er vóór een bepaald moment geen onwetendheid was en daarna wel. Maar het moet aldus ingezien worden dat onwetendheid veroorzaakt is. Want onwetendheid moet voedsel hebben, kan zonder voedsel niet bestaan. En wat is het voedsel van onwetendheid? Het is begeerte, haat, traagheid etc., slecht gedrag, onbezonnenheid, niets opmerken en om niets iets geven. Hierbij is steeds het ene het voedsel voor het andere. Als laatste voedingsbodem is er slecht gezelschap. Zo wordt onwetendheid gevoed en grootgebracht." (A.X.61)

   Onwetendheid is de basis van alle leven-bevestigende acties, van alle kwaad en lijden. Door onwetendheid worden wezens voor de gek gehouden als zou het leven permanent, gelukkig, substantieel en mooi zijn. Die illusie voorkomt dat ze zien dat alles in werkelijkheid vergankelijk is, vatbaar voor onbevredigdheid, leeg van ik en mijn, en in feite onzuiver. Onwetendheid wordt gedefinieerd als 'het niet kennen van de vier edele waarheden, namelijk lijden, de oorsprong ervan, de beëindiging ervan en de weg naar de beëindiging ervan.'  Wetend daarentegen is degene die wel het lijden kent, het ontstaan ervan, de opheffing ervan, en het pad naar de opheffing ervan.' (zie M.9)

   Onwetendheid blijft bestaan, zij het op een zeer verfijnde manier, tot het bereiken van arahantschap.*1]

   De ontwikkeling van de neigingen (driften) is oorzaak voor de ontwikkeling van onwetendheid. De opheffing van de neigingen is oorzaak voor de opheffing van onwetendheid. Het pad dat voert naar de opheffing van onwetendheid is het achtvoudige pad. (M.9)

   "Onwetendheid is een groot kwaad en moeilijk te overwinnen. De oorzaak, de voorwaarde dat niet ontstane onwetendheid tot ontstaan komt en dat de ontstane onwetendheid steeds groter en sterker wordt, is onwijs nadenken. Want wie onwijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane onwetendheid  tot ontstaan en de ontstane onwetendheid wordt steeds groter en sterker." (A.III.69)
   Wat  er aan onwetendheid bestaat, dat is een wortel van het onheilzame. Wat de onwetende volvoert in daden, woorden of gedachten, ook dat is onheilzaam. Wat een onwetende, overweldigd door onwetendheid, met verstrikte geest, iemand anders ten onrechte aan lijden toevoegt, - hetzij door terechtstelling, inkerkering, onttrekking van goederen, beschuldiging of uitwijzing,  in de gedachte dat hij de macht heeft en de macht wil gebruiken, ook dat is onheilzaam. Zo ontstaan in hem, door onwetendheid geproduceerd, door onwetendheid als voorwaarde, uit onwetendheid ontsprongen, deze veelvoudige onheilzame dingen. (A.III.70)
_____
*1] Buddhist Dictionary (avijjâ); Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy 1976, Bodhi Leaves No. B 73, p. 19-20.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #25 Gepost op: 17-06-2018 23:51 »
1.5.10.1. opheffen van onwetendheid
   
   "De oorzaak, de voorwaarde dat de niet ontstane onwetendheid niet tot ontstaan komt en dat de ontstane onwetendheid verdwijnt, is wijs nadenken. Want wie wijs nadenkt, bij hem komt de niet ontstane onwetendheid niet tot ontstaan en de ontstane onwetendheid verdwijnt." (A.III.69)

   "Men begrijpt de lichamelijkheid; ze is aan ontstaan en vergaan onderhevig. Men begrijpt het ontstaan ervan, de opheffing ervan en de weg die naar de opheffing ervan voert.
   Men begrijpt het gevoel, de waarneming, de formaties, het bewustzijn. Ze zijn aan ontstaan en vergaan onderhevig. Men begrijpt het ontstaan ervan, de opheffing ervan en de weg die naar de opheffing ervan voert. - Dat is weten en in zoverre is men tot weten geraakt. (S.22.114, 126-128, 130-132)

   De vrijheid van het weten kan alleen door voedsel tot stand komen, kan zich niet zonder voedsel ontwikkelen. Edel gezelschap is de voedingsbodem; aan edele leer gehoor geven is nuttig voor verdere groei; oplettend, helder bezonnen worden, de zintuigen goed behoeden, zuivere levenswandel uitoefenen, de vier grondslagen van oplettendheid veroveren, de zeven factoren van Verlichting leren verwerkelijken: dat laat tenslotte de vrijheid van het weten ontstaan. (A.X.61)

   In afhankelijkheid van onwetendheid ontstaan wilsformaties, vormingen. Door het beëindigen van onwetendheid houden wilsformaties op. De ontwikkeling van de neigingen (driften) is oorzaak voor de ontwikkeling van onwetendheid. De opheffing van de neigingen is oorzaak voor de opheffing van onwetendheid. Na het verdwijnen van onwetendheid komen bij de volmaakte heilige geen vragen meer op over ouderdom en dood, geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, het bereik van de zes zintuigen, naam-en-vorm, bewustzijn.
   Na het restloze verdwijnen en na opheffing van de onwetendheid is er geen lichamelijke activiteit, geen spreken, en geen denken ten gevolge waarvan voor iemand begeerte en lijden ontstaan. Er is dan geen veld, geen basis, er is dan geen bereik, geen betrekking ten gevolge waarvan voor iemand begeerte en lijden ontstaan. (M.9)

   Als onwetendheid is opgeheven, is er geen denken meer in termen van ik en mijn.

      

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #26 Gepost op: 18-06-2018 12:06 »
1.6. Opdroging van de neigingen

   "Slechts enkele monniken zijn er die door opdroging van de neigingen al in dit leven de neigingsvrije bevrijding van het gemoed, de bevrijding door wijsheid, verwerkelijkt hebben. – Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van de vijf boeien wedergeboren worden in geestelijke gedaante om vandaar uit te doven, om niet meer naar deze wereld terug te keren.

   Weinig monniken zijn er die na volledige opdroging van de vijf boeien in geestelijke gedaante wedergeboren worden om vandaar uit te doven. - Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van drie boeien, na verdunning van prikkeling, afkeer en waan nog één keer terugkeren naar deze wereld. Daarna maken zij aan het lijden een einde.

   Weinig monniken zijn er die na volledige opdroging van drie boeien, na verdunning van prikkeling, afkeer en waan nog één keer terugkeren naar deze wereld. - Veel meer monniken zijn er die na volledige opdroging van de drie boeien in de stroom zijn getreden, ontkomen aan het dwaalspoor. Doelbewust gaan zij voort naar volledige ontwaking." (S.LV.52)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #27 Gepost op: 18-06-2018 17:52 »
1.7. De poel water
   
   Als iemand aan de oever van een troebele poel water staat, kan hij – hoewel hij kan zien -  door  de troebelheid van het water de vissen, de mossels, de kiezelsteentjes in het water niet zien. Juist zo kan iemand met troebele geest noch het eigen heil inzien noch het heil van iemand anders, noch het heil van beiden. Hij is ook niet in staat om die bovenmenselijke (uttara-manussa) eigenschap van het naar heiligheid voerende inzicht te verwerkelijken, vanwege die troebele geest.
   Als iemand aan de oever van een heldere poel water staat, kan hij daarin de vissen, de mossels, de kiezelsteentjes zien, omdat het water helder en niet troebel is. Juist zo kan iemand met heldere geest het eigen heil onderkennen, het heil van iemand anders en het heil van beiden. Hij is ook in staat om de bovenmenselijke eigenschap van het naar heiligheid voerende inzicht te verwerkelijken, vanwege zijn heldere geest. (A.I.7)


1.8. Het heldere bewustzijn
   
    Het bewustzijn is helder, maar het wordt verontreinigd door erbij komende smetten.*1]
   Voor de wereldling die dit niet begrijpt,*2] is er geen ontplooiing van de geest.*3]
   Helder is dit bewustzijn en het is vrij van erbij komende smetten. (A.I.9-10)
   De bekwame, edele volgeling begrijpt dit overeenkomstig de werkelijkheid. Daarom kan hij de geest ontplooien. (A.I.11)
_____
*1] 'helder, letterlijk stralend; commentaar: rein, helder (pabhassara). De geest (citta) wordt in het commentaar met 'onderbewustzijn' (bhavanga-citta) uitgelegd.
   Door de snelle wissel van het bewustzijn wordt duidelijk dat met heldere geest niet een eeuwige heldere ziel bedoeld is.
   Het commentaar legt onderbewustzijn uit als het met de wedergeboorte-bewustzijn beginnende onderbewust verlopende geestesproces dat aan de individuele levensafloop zijn continuiteit geeft.
   De vertaling van bhavanga-citta met onderbewustzijn is nu ingeburgerd. Maar er is niet het onderbewustzijn mee bedoeld van de moderne dieptepsychologie.
*2] puthujjana; letterlijk gewone mens. Hieronder wordt begrepen degene die nog geen niveau van heiligheid heeft bereikt, hetzij monnik, non, mannelijke of vrouwelijke lekenvolgeling.
*3] Commentaar: hij weet niet dat het onderbewustzijn op deze manier verontreinigd kan zijn door smetten maar ook er vrij van kan zijn.
« Laatst bewerkt op: 19-06-2018 12:22 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #28 Gepost op: 19-06-2018 12:24 »
1.9. Onthechten
 
   De hoofdzaak van het Boeddhisme is onthechten. Als men nergens meer aan gehecht is, nergens meer aan hecht, dan is er echte vrijheid. Begeerte, verlangen naar, of afkeer van laat ons echter hechten aan iets of iemand anders.
   De Boeddha heeft er een mooi voorbeeld voor gegeven: twee ossen zijn door een touw met elkaar verbonden. De ene os is niet de hindernis voor de andere os, maar het touw is de hindernis. Zo is het ook met de dingen en mensen om ons heen. Begeerte naar of afkeer van iets of iemand is de hindernis. Als wij in luxe leven, zouden wij dat leven kunnen voortzetten, als wij er maar niet aan hechten. Wij kunnen genieten maar we mogen ons nergens aan hechten. Het nadeel van luxe is dat men er gehecht aan raakt.
   Dit in te zien en toe te passen: dat is de kunst. De Boeddha heeft daarvoor diverse methoden van ontwikkeling van de geest (meditatiemethoden) uitgelegd. Voor ieder type persoon is er wel een passende methode.*1] Het doel ervan is uiteindelijk inzicht te krijgen – uit eigen ervaring en niet door boekenkennis – in de waarheid, in de werking van de eigen geest.
 
oog:
   Als wij iets zien, kan er begeerte ontstaan naar het geziene voorwerp of de geziene persoon. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
oor:
   Als wij iets horen, kan er begeerte ontstaan naar het gehoorde voorwerp of de gehoorde persoon. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
neus:
   Als wij iets ruiken, kan er begeerte ontstaan naar het geroken voorwerp of de geroken persoon. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
mond (tong):
   Als wij iets proeven, kan er begeerte ontstaan naar het geproefde voorwerp of de geproefde persoon. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
lichaam (aanraking):
   Als wij iets aanraken, kan er begeerte ontstaan naar het aangeraakte voorwerp of de aangeraakte persoon. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
geest:
   Als wij iets denken, kan er begeerte ontstaan naar het idee of het bedenksel. De begeerte is dan de hindernis, niet het voorwerp of de persoon.
 
   Dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf: door zo te denken wendt men zich af van iets. Men wordt onthecht.
   Dit is vergankelijk, sterfelijk. Zich hechten aan iets of iemand is oorzaak voor leed. Door zo te denken wendt men zich af. Men wordt onthecht.
______
*1] Meer over ontwikkeling van de geest  in het nog te volgen topic: Contemplaties.

 

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #29 Gepost op: 19-06-2018 18:51 »
2. De niveaus van heiligheid

   Het Boeddhisme kent vier niveaus van heiligheid. Die niveaus zijn zowel door monniken en nonnen als door leken te bereiken. Het verwezenlijken ervan heeft niets te maken met intelligentie, maar wel met wijsheid. Intelligentie kan zelfs een hindernis worden.

   De volgende hindernissen zijn al overwonnen vóórdat het pad van de edelen betreden wordt, voordat men in de stroom kan treden. Die hindernissen zijn: toorn, woede, lasteren, kleineren, verachten, tirannie, overheersen, afgunst, jaloersheid, nijd, gierigheid en bedriegen.

   Volgens het commentaar bij M.7. is elk ‘opgeven’ van de smetten van tijdelijke aard voordat de edele paden bereikt worden.

   Wat betreft het bereiken van de niveaus van heiligheid moeten vier eigenschappen ontplooid en geoefend worden. Ze voeren naar verwerkelijking van de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer, en van volmaakte heiligheid. Ze voeren naar het verkrijgen, groei en rijpheid van wijsheid. Die vier eigenschappen zijn: 1) omgang met juiste mensen; 2) luisten naar de juiste leer; 3) gedegen oplettendheid; 4) het navolgen van de leer. (S.LV.55-74)

   Wie met de volgende zes dingen is voorzien, die is, wanneer hij de goede leer verneemt, in staat om het pad van zekerheid te verkrijgen, de volmaaktheid in het goede. Die zes dingen zijn: wanneer de door de Volmaakte verkondigde leer verkondigd wordt, dan luistert hij graag ernaar. Hij leent gewillig gehoor. Hij wendt zijn geest naar het begrijpen ervan. Het heilzame neemt hij op. Het onheilzame vermijdt hij. En hij heeft overtuiging (vertrouwen) overeenkomstig de leer. (A.VI.88; vgl. A.V.151-153)

   Via zes stappen kan men bevrijding verkrijgen: beheersing van de zintuigen is de basis van deugdzaamheid. Deugdzaamheid is het fundament voor juiste concentratie. Juiste concentratie is de basis van inzicht, van begrijpen van de ware aard van lichamelijke en geestelijke verschijnselen. Juist inzicht, begrip van de ware natuur van lichamelijke en geestelijke verschijnselen is de basis van afkeer en niet-hechten. Wanneer afkeer en niet-hechten er zijn, dan is er de basis voor juist inzicht, kennis en visie van bevrijding.(A.VI.50)
   
   Wanneer iemand een formatie als blijvend of als geluk brengend of als een zelf, als een ik beschouwt, dan is het niet mogelijk dat hij overtuiging van de leer bezit.
   En wanneer hij geen overtuiging van de leer bezit, dan is het niet mogelijk dat hij het volmaakte pad van zekerheid kan betreden.
   Zonder evenwel het volmaakte pad van zekerheid betreden te hebben is het niet mogelijk dat hij de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer of van volmaakte heiligheid kan verwerkelijken.*1]

   Maar wanneer iemand elke formatie als vergankelijk of als lijden brengend of als niet-zelf, als niet ik beschouwt, dan is het wel mogelijk dat hij overtuiging van de leer zal bezitten. Wanneer hij overtuiging van de leer bezit, dan is het mogelijk dat hij het volmaakte pad van zekerheid zal betreden. En wanneer hij het volmaakte pad van zekerheid heeft betreden, dan is het mogelijk dat hij de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer of van volmaakte heiligheid zal verwerkelijken. (A.VI.98-100)

   Wanneer iemand Nibbana als lijden beschouwt, dan is het niet mogelijk dat hij overtuiging van de leer bezit.
   En wanneer hij geen overtuiging van de leer bezit, dan is het niet mogelijk dat hij het volmaakte pad van zekerheid kan betreden.
   Zonder evenwel het volmaakte pad van zekerheid betreden te hebben is het niet mogelijk dat hij de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer of van volmaakte heiligheid kan verwerkelijken. 

   Maar wanneer iemand Nibbana als het geluk beschouwt, dan is het wel mogelijk dat hij overtuiging van de leer zal bezitten. Wanneer hij overtuiging van de leer bezit, dan is het mogelijk dat hij het volmaakte pad van zekerheid zal betreden. En wanneer hij het volmaakte pad van zekerheid heeft betreden, dan is het mogelijk dat hij de vrucht van stroomintrede, van eenmaal wederkeer, van niet meer wederkeer of van volmaakte heiligheid zal verwerkelijken. (A.VI.101)
_____
*1] Tussen het betreden van het pad en het verkrijgen van de vrucht van eenzelfde niveau van heiligheid kunnen meerdere maanden of jaren liggen. Wel zal de vrucht steeds verkregen worden nog vóór het einde van het leven van de betreffende heilige.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #30 Gepost op: 20-06-2018 11:15 »
2.01. Doel van het heilige leven

   De eerwaarde Ananda werd te Kosambi bezocht door de brahmaan Unnabho. De brahmaan vroeg tot welk doel het heilige leven gevoerd wordt bij de Boeddha. Het antwoord van Ananda luidde: “Tot overwinning van de wil. En er is een pad om de wil te overwinnen. Men ontplooit de kracht van concentratie, de kracht van volharding en vaste wil, de kracht van energie, de kracht van het hart, het gemoed, en de kracht van onderzoek."
   De brahmaan: “Dat kan niet, de wil kan niet overwonnen worden door de wil.”
   Ananda: “U had eerst de energie om hierheen te komen. Die energie is nu gekalmeerd. In uw gemoed kwam eerst het plan op om hierheen te komen. Dat gemoed is nu gekalmeerd. Eerst had u het onderzoeken gericht op het hierheen gaan en nu is dat onderzoeken voorbij.
   Evenzo, wanneer iemand een volmaakte heilige geworden is, dan is bij hem datgene wat eerst de wil was om heilig te worden, na het bereiken van heiligheid gekalmeerd. Wat eerst de energie was om heilig te worden, is bij hem na het bereiken van heiligheid als energie gekalmeerd. Wat eerst het plan in zijn gemoed was om heilig te worden, is na het bereiken van de heiligheid in zijn gemoed gekalmeerd. Wat eerst als onderzoek gericht was op de heiligheid, is beëindigd na het bereiken van heiligheid." (S.LI.15)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #31 Gepost op: 20-06-2018 23:30 »
2.02 Vier soorten van edele personen

   Over de acht soorten heiligen, de vier soorten van edele personen sprak de Boeddha o.a. in het Culasihanada sutta. (M.11)

   "Alleen hier [in de leer van de Boeddha] bestaan de vier soorten van edele personen [namelijk stroomingetredenen, eenmaal wederkerenden, niet meer wederkerenden en Arahants]. Andere leerstellingen zijn leeg van ware edele mensen.
   Waarom alleen hier? – Wel, zij hebben de volgende vier dingen: 1. vertrouwen in de Leraar; 2. vertrouwen wat betreft de Dhamma; 3. vervulling van de oefening van deugdzaamheid; 4. de medevolgelingen in de Dhamma, hetzij leken hetzij monniken en nonnen, zijn hen lief en aangenaam.
   Het doel is bereikbaar voor iemand die vrij is van begeerte, vrij van haat, en vrij van onwetendheid. Het is niet bereikbaar voor iemand die nog onderhevig is aan begeerte, aan haat, en aan onwetendheid.
   Het doel is bereikbaar voor iemand die vrij is van verlangen, die vrij is van hechten. Het is bereikbaar voor iemand met inzicht. Het is bereikbaar voor iemand die geen voorkeur en geen afkeer heeft.
   
   De volmaaktheid is uniek en niet algemeen. En die volmaaktheid is het bezit van de begeerteloze, van de haatloze, van de waanloze. Wie zonder dorst is, en wie niet meer ergens aan hecht, en wie weet, wie inzicht heeft, die heeft de volmaaktheid. Degene die niet verheugd noch ontstemd is, heeft deze volmaaktheid.
   Er zijn twee soorten van meningen, de mening van bestaan en de mening van niet-bestaan. Degenen die het begin en het einde van deze twee meningen juist begrijpen, lust en lijden, en de overwinning overeenkomstig de waarheid, die geen dorst meer hebben, die niet meer ergens aan hechten, zij die weten, die niet blij noch ontstemd zijn, die geen bijzonderheid behaagt, zij worden verlost van geboorte, ouderdom en sterven, van zorg, verdriet en pijn, van wanhoop en verdriet. Zij worden verlost van lijden.
   Er zijn vier soorten van hechten: hechten aan lust, aan meningen, aan deugdzame werken, aan zelfbehoud.

   De Volmaakte is in staat alle hechten vanaf de basis uit te leggen. Het viervoudige hechten heeft zijn oorsprong in dorst. De dorst heeft zijn oorsprong in het gevoel. Het gevoel heeft zijn oorsprong in de aanraking. De aanraking heeft zijn oorsprong in het zesvoudige bereik. Het zesvoudige bereik ontspringt uit naam en vorm. Naam en vorm ontspringt uit bewustzijn. Bewustzijn heeft als oorsprong de onderscheidingen. De onderscheidingen ontspringen uit niet-weten.
   Wanneer onwetendheid overwonnen wordt en echt weten bij iemand ontstaat, dan hecht hij niet meer aan genot van de zintuigen, dan hecht hij niet meer aan meningen, niet meer aan regels en rituelen, hecht niet meer aan de leer van een zelf. Wanneer hij niet meer aan iets hecht, is hij niet opgewonden. Wanneer hij niet opgewonden is, bereikt hij persoonlijk Nibbana. Hij begrijpt dan dat geboorte ten einde is gebracht, dat het heilige leven is geleefd, dat gedaan is wat gedaan moest worden. Er is verder niets meer te doen." (M.11)

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #32 Gepost op: 21-06-2018 13:08 »
2.1. Sotapanna, de in de stroom getredene

   Met stroomingetredene wordt bedoeld degene die in de stroom [naar Nibbana] is getreden, en degene die op weg is om het doel van stroomintrede te verwerkelijken. (A.IX.9) Het is degene die het pad van de edelen heeft betreden, en degene die de vervulling of de vrucht van stroomintrede heeft verwerkelijkt.
   Beiden zijn geschenken waard, gastvrijheid waard, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden; zij zijn het beste veld voor goede werken in de wereld. (A.IX.10; A.X.16; A.VIII.59)

   Degenen die met de vernietiging van drie boeien in de stroom getredenen zijn geworden, zij zijn niet langer aan het verderf onderhevig. Zij zijn ontkomen aan het dwaalspoor, niet meer onderhevig aan wedergeboorte in lagere sferen van bestaan. Zij gaan niet meer naar de hel, naar de dierenwereld, naar het rijk van de ongelukkige geesten, gaan niet meer op een verkeerde weg, gaan niet naar ondergang. Zij zijn goed gevestigd, bestemd voor volledige Verlichting. Doelbewust gaan zij dan voort naar volledige Ontwaking. Veilig zullen zij aan de andere oever aankomen. (A.V.179; M.34, M.6, M.22, S.LV.24-25, 52)

   De in de stroom getredene, de Sotapanna heeft geen enkele twijfel meer wat betreft de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha. Hij heeft een onwankelbaar vertrouwen.
   Verder is hij vrij van de smet van bijgeloof, en van gehechtheid aan regels en rituelen.
   Ook is hij gedeeltelijk vrij van geloof in persoonlijkheid, de verkeerde opvatting dat geestlichamelijkheid iets zelfstandigs is, gebaseerd op de idee van een "ik". (Deze smet wordt pas bij volmaakte heiligheid helemaal verwijderd)
   Ook heeft hij de begeerte, haat en onwetendheid die naar lagere werelden van bestaan voeren, [ten dele] opgeheven. (A.III.95; A.VI.89-91)
   
   Volgens het commentaar bij M.7 zijn door het pad van in de stroom treden (sotapatti-magga) de smetten lasteren, kleineren, verachten, tirannie, overheersen, afgunst, nijd, jaloersheid, huichelarij, misleiding en  bedriegen opgeheven.

   Het commentaar bij M.7 benadrukt herhaaldelijk dat steeds waar in de tekst ‘opgeven’ wordt vermeld, verwezen wordt naar iemand die een niet-wederkerende is (anagami). Want ook als de smetten opgegeven zijn bij het in-de-stroom-treden, worden de staten van de geest welke die smetten veroorzaken, alleen vernietigd door het pad van niet-wederkeer.

   Als iemand weet dat die smetten aanwezig zijn, geeft hij ze op. Als hij dan die smetten heeft opgegeven, verkrijgt hij onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, in de leer en in de gemeenschap van de heiligen. En als hij de smetten gedeeltelijk*1] heeft opgegeven, er afstand van heeft gedaan, ze heeft losgelaten, dan weet hij: ‘Ik ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de leer, ben begiftigd met onwankelbaar vertrouwen in de gemeenschap van de Ariyasangha.’ En hij verkrijgt enthousiasme voor het doel, verkrijgt enthousiasme voor de leer, verkrijgt blijdschap verbonden met de leer. Als hij verblijd is, ontstaat vreugde in hem; vol vreugde in de geest wordt zijn lichaam rustig. Als zijn lichaam rustig is, voelt hij geluk; en de geest van degene die gelukkig is, wordt geconcentreerd.*2] (M.7)

   Wie met de volgende zes dingen is voorzien, die is, wanneer hij de goede leer verneemt, in staat om het pad van zekerheid te verkrijgen, de volmaaktheid in het goede. Die zes dingen zijn: wanneer de door de Volmaakte verkondigde leer verkondigd wordt, dan luistert hij graag ernaar. Hij leent gewillig gehoor. Hij wendt zijn geest naar het begrijpen ervan. Het heilzame neemt hij op. Het onheilzame vermijdt hij. En hij heeft overtuiging (vertrouwen) overeenkomstig de leer. (A.VI.88)
   
   Het geloof in persoonlijkheid is bij de stroomingetredene niet volledig verdwenen. Er is nog een rest van ik-bewustzijn bij hem of haar aanwezig.
_____
*1] gedeeltelijk: dat is in die mate waarin de betreffende smetten zijn vernietigd door de paden van heiligheid.
*2] De functie van rust is hier het kalmeren van elke geringe lichamelijke en geestelijke rusteloosheid die afkomstig is van hartstochtelijke vreugde. De rust verandert dat laatste zo in een kalm geluk gevolgd door meditatieve verzinking. - Deze vaak voorkomende passage maakt in de leer van de Boeddha het belang duidelijk van geluk als een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van concentratie en van geestelijke vooruitgang in het algemeen.

« Laatst bewerkt op: 08-10-2018 19:53 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #33 Gepost op: 21-06-2018 22:40 »
2.1.1. Schakels en kenmerken van stroomintrede

   Er zijn vier schakels naar stroomintrede, en wel: omgang met goede mensen; het luisteren naar de goede leer; grondige oplettendheid; het navolgen van de leer. De stroom is het achtvoudige pad. Iemand is een in de stroom getredene wanneer hij het edele achtvoudige pad navolgt. (S.LV.5, 50, 55-74)

   Aan drie omstandigheden kan men de persoon herkennen die vervuld is van vertrouwen en toewijding [d.w.z. de in de stroom getredene]:
   Hij ziet graag deugdzame personen; hij luistert graag naar de goede leer [of leest ze graag]; hij leeft zijn huiselijk leven met een van gierigheid onbevlekt hart; hij is vrijgevig, met open handen; hij vindt vreugde aan het schenken, is de behoeftigen toegedaan; hij vindt vreugde aan het uitdelen van gaven.
   "Wie graag de deugdzamen ziet, de goede leer graag hoort, en ook de vlek van gierigheid heeft verwijderd, die geldt als persoon vol vertrouwen." (A.III.42; zie ook A.XI.15)
   
   "Wanneer iemand elke bestaansvorm als niet blijvend, als vergankelijk beschouwt, of als hij elke bestaansvorm als niet-ik beschouwt, dan is het mogelijk dat hij overtuiging overeenkomstig de leer zal hebben. En dan kan hij het volmaakte pad van zekerheid betreden. Dan is het mogelijk dat hij de vrucht van stroomintrede, zal verwerkelijken." (A.VI.98, 100)

   De asceet Kondañña begreep na de eerste leerpreek van de Boeddha dat alles wat ontstaan is, ook zal vergaan. Hij begreep de leer van vergankelijkheid uit eigen ervaring. Hij werd toen een in de stroom getredene. En de eerwaarde Sariputta en de eerwaarde Maha Moggallana vernamen: “Van alle dingen die oorzakelijk zijn ontstaan, heeft de Volmaakte de oorzaak uitgelegd. En ook hoe die tot uitdoving komen.” Dat was genoeg voor beiden om de waarheid in te zien: “Alles wat aan ontstaan onderhevig is, is ook onderhevig aan vergaan.” Door dit inzicht bereikten zij het eerste niveau van heiligheid. Anderen zien in dat er geen zelf is, zoals de eerwaarde Rahula.

   Vier kenmerken heeft iemand die in de stroom is getreden. Die vier kenmerken zijn: onwankelbaar vertrouwen in de Boeddha, in de Dhamma en in de Ariyasangha; en het navolgen van de deugden die door de edelen geprezen worden, d.w.z. de vijf regels van goed gedrag navolgen, volmaakt moreel gedrag, volmaakte zedelijkheid. (A.V.179; S.LV.53, 3, 26-27, 30, 44-45; S.XII.41; A.IX.12-13, D.33)
   Verder richt men zijn aandacht op het oorzakelijke ontstaan. Als dit is, volgt dat; als dit niet is, volgt dat niet. (S.LV.28, 31-33, 41-43; S.XII.41) 
   Ook is men dan vrij van gierigheid, geeft met open hand, is vrijgevig. (S.LV.1, 4, 6-20, 22-23, 53).

   "Oefen u in het luisteren naar (of het lezen van) leerreden van de Boeddha. Oefen u aldus in de vier schakels van stroomintrede: "Met onwankelbare helderheid zullen wij de Boeddha, Dhamma en Sangha navolgen; en ook de deugden die aan edelen dierbaar zijn." (S.LV.53)

   De vier schakels van stroomintrede zijn de vier paden naar de goden. De edele volgeling overweegt verder: “Vrijheid van last is het hoogste bij de goden. Als ik niemand belast, dan volg ik verder het pad naar de goden.” (S.LV.34-35)

   Als de edele volgeling die vier eigenschappen opvolgt, is hij een in de stroom getredene. Wie deze vier eigenschappen opgevolgd heeft, die is begiftigd met hemelse of menselijke levensenergie, met hemelse of menselijke schoonheid, met hemels of menselijk heil, met hemelse of menselijke roem, met hemelse of menselijke macht. (S.LV.30)

   Wanneer een edele volgeling de vijf regels van goed gedrag navolgt, en wanneer hij met de vier kenmerken van stroomintrede is voorzien, en wanneer hij deze edele methode met het verstand goed heeft gezien en volledig heeft doordrongen, dan kan hij, wanneer hij dat wenst, van zichzelf beweren: "Verwijderd is voor mij de hel, verwijderd is voor mij wedergeboorte als dier, verwijderd is voor mij de sfeer van de ongelukkige geesten, verwijderd is voor mij een lage vorm van bestaan, een smartelijk bestaan en verdoemenis. Ik ben iemand die in de stroom is getreden. Het is onmogelijk voor mij om terug te vallen in de verdoemenis. Ik ben veilig; de volmaakte Verlichting is mijn doel." (S.XII.41; zie ook A.III.76)

   Wie onwankelbaar vertrouwen heeft in de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha, en wiens deugdzaamheid goed is, door de edelen geprezen, die is niet arm. Zijn leven is niet tevergeefs. En hij heeft geen angst voor de dood. (S.LV.26-27, 44-45)   


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #34 Gepost op: 22-06-2018 12:49 »
2.1.2. De zes overwegingen van iemand die in de stroom is getreden

   Er zijn zes onderwerpen van overweging, namelijk:
1. De overweging over de Verlichte,
2. De overweging over de leer,
3. De overweging over de gemeenschap van de monniken,
4. De overweging over deugdzaamheid,
5. De overweging over vrijgevigheid,
6. De overweging over de godheden. (A.VI.9)
   
   Een edele volgeling heeft het op ervaring gebaseerde onwankelbare vertrouwen in de Boeddha, in de Dhamma en in de (Ariya)Sangha. 

(1)   Hij denkt aan de Volmaakte aldus: ‘Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.’

   Wanneer de edele volgeling aan de Volmaakte denkt, dan wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de Volmaakte is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de Verlichte.

(2)   Verder denkt een edele volgeling aan de leer: ‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt ieder uit om alles zelf te testen; ze voert naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.’

   Wanneer de edele volgeling aan de leer denkt, dan wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de leer is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de leer.

(3)   Verder denkt een edele volgeling aan de gemeenschap van de Orde: ‘Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.’

   Wanneer de edele volgeling aan de Orde denkt, dan wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de Orde is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de Orde.

(4)   Verder denkt de edele volgeling aan eigen deugdzaamheid: 'Mijn deugd is ongebroken, ongedeerd, onbesmet, zonder blaam, bevrijdend, door de wijzen geprezen, onbeïnvloed;*1] ze bevordert geestelijke concentratie.' 

   Wanneer de edele volgeling aan eigen deugdzaamheid denkt, dan wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de deugdzaamheid is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over eigen deugdzaamheid.

(5)   Verder denkt de edele volgeling aan eigen vrijgevigheid: ‘Goed heb ik het getroffen dat ik temidden van de mensen die omsponnen zijn met de kwaal van gierigheid thuis leef met een gemoed dat vrij is van de kwaal van gierigheid, vrijgevig, met open handen, tot geven geneigd, de armen toegedaan, vreugde hebbend aan het uitdelen van gaven.'

   Wanneer de edele volgeling aan de vrijgevigheid denkt, dan wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de vrijgevigheid is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de vrijgevigheid.

(6)   Verder denkt de edele volgeling aan de godheden: ‘Er zijn de goden in de sfeer van de Vier Grote Koningen, er zijn de goden in de sfeer van de Drieëndertig, er zijn de gelukzalige goden (de Yama-goden), er zijn de tevreden goden (in de Tusita-hemel), er zijn de goden die graag scheppen, er zijn de goden die heersen over de scheppingen van anderen, er zijn de goden in de wereld van Brahmâ, en er zijn goden in sferen hoger dan deze.
   Die goden hadden zo’n vertrouwen dat zij na de dood daar wedergeboren werden. En zo’n vertrouwen is ook in mij aanwezig.
   Die goden waren deugdzaam, edelmoedig en vrijgevig, zij waren leergierig en zij hadden begrip zodat zij na de dood daar wedergeboren werden. En zulke eigenschappen zijn ook bij mij aanwezig.'


   Wanneer de edele volgeling deze eigenschappen, die de goden hebben en die ook hijzelf heeft, zich te binnen roept, op die tijd is zijn geest niet omhuld door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. Met het oog op de goden is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over goden. 

   Wie als edele volgeling succes heeft en de leer heeft begrepen, die vertoeft vaak in deze toestand. (A.VI.10; zie ook: A.III.71; A.V.179; A.IX.12-14)
_____
*1] Onbeïnvloed, d.w.z. de deugdzaamheid is niet beïnvloed door begeerte (tanhā) naar winst, eer, wedergeboorte in een hemel, noch door verkeerde meningen (ditthi).


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #35 Gepost op: 23-06-2018 12:31 »
2.1.3. De vijf krachten


   Degenen die zich oefenen om hogere kennis te verkrijgen, bezitten vijf krachten: vertrouwen, schaamte,*1] morele vrees,*2] energie en inzicht.

   1. De kracht van vertrouwen bestaat hierin:
De edele volgelingen bezitten vertrouwen; zij geloven in de Verlichting van de Volmaakte, op deze manier: "Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene."
   2. Zij voelen schaamte over verkeerd gedrag in daden, woorden en gedachten. Zij schamen zich bij het verrichten van slechte daden.
   3. Zij hebben morele vrees, morele afkeer van alles wat verkeerd en onheilzaam is; zij hebben morele afkeer van alle slechte daden.
   4. De kracht van energie bestaat hierin: de edele volgelingen spannen hun wil in om de onheilzame dingen te overwinnen en om de heilzame dingen te verkrijgen. Zij zijn standvastig, met stalen kracht; zij vergeten hun plicht niet om heilzame dingen te doen.
   5. De kracht van wijsheid bestaat hierin: de edele volgelingen begrijpen het oorzakelijke ontstaan en vergaan en dat inzicht zal hen uiteindelijk leiden naar Nibbāna, de vernietiging van lijden. (A.V.2)

   Elders worden nog twee andere krachten vermeld, namelijk oplettendheid en concentratie.
   De kracht van oplettendheid bestaat hierin: Een edele volgeling bezit oplettendheid, is begiftigd met hoogste oplettendheid en bezonnenheid. Zelfs wat lang geleden gedaan of gezegd werd, dat herinnert hij zich. - De kracht van oplettendheid is te zien in de vier grondslagen van oplettendheid.
   De kracht van concentratie bestaat hierin. Een edele volgeling verkrijgt, afgezonderd van de zinnendingen, de eerste meditatieve verdieping (jhana), dan de tweede, de derde en de vierde jhana. (A.V.14-15)
_____
*1] Schaamte is gemotiveerd door zelfrespect en is inwaarts gericht.
*2] Morele vrees is naar buiten gericht; het is de vrees voor consequenties zoals blaam, slechte reputatie en straf.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #36 Gepost op: 24-06-2018 13:36 »
2.1.4. Voordelen van stroomintrede

   De in de stroom getredene kan er zeker van zijn Nibbâna te bereiken. (S.LV.22) Hij ziet de vier edele waarheden in en zal hoogstens nog zeven keer herboren worden. (S.LVI.52-60; S.XIII.1-11)

   Het verwerven van de vrucht van in de stroom treden heeft zes voordelen: 1) Men heeft vast vertrouwen in de leer. 2) Het is onmogelijk om terug te vallen. 3) Er is een grens aan het lijden in de kringkoop van bestaan (hoogstens nog 7x wordt men dan herboren). 4) Men is begiftigd met bovennatuurlijke kennis die niet door de gewone wereldling gedeeld wordt. 5) Men heeft helder begrip van oorzaken, en 6) van de verschijnselen die daaruit ontstaan. (A.VI.97)

   Iemand die helemaal niets bezit van de vier schakels van stroomintrede, die wordt een buitenstaander genoemd, iemand die aan de kant van de gewone mensen is blijven staan. – Onverschillig, nonchalant, slordig, nalatig vertoeft degene die de Boeddha, Dhamma en Sangha navolgt en de deugden die dierbaar zijn aan de edelen. Maar hij is daarmee tevreden, hij streeft niet verder, noch overdag noch 's nachts. Door die slordigheid verkrijgt hij geen vreugde. Zonder vreugde geen vervoering. Zonder vervoering geen tot rust komen. Hij vertoeft in wee, krijgt geen concentratie. De dingen worden hem niet duidelijk. Zo is degene die slordig is.
   Maar serieus vertoeft de edele volgeling die de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha navolgt en de edele deugden. Hij is daarmee niet tevreden maar streeft verder, overdag en 's nachts. Vreugde ontstaat, vervoering ontstaat. Het lichaam komt tot rust. Hij voelt zich goed. Het gemoed concentreert zich. De dingen worden hem duidelijk. Zo is hij iemand die serieus vertoeft. (S.LV.40)

   Iemand met de vier stromen van verdienste is welvarend, heeft grote rijkdom, grote roem. (S.LV.44-45)

   Over degene die in de stroom is getreden, spreken de goden graag op hun bijeenkomsten. Zij denken: “Wat wij toen nagevolgd hebben, dat is ook door deze edele volgeling nagevolgd. Hij is de goden nabij.” (S.LV.36)

   Net zoals regen in de bergen eerst kleine kloven en spleten vult, dan kleine poelen, daarna grote poelen, dan beken en rivieren; en tenslotte bereikt het water de grote oceaan. Evenzo voeren de eigenschappen van de in de stroom getredene in vloeiende overgangen naar de andere oever, naar opdroging van de neigingen. (S.LV.38)

   De eigenschappen genoemd voor mannelijke in de stroom getredenen gelden natuurlijk ook voor vrouwelijke in de stroom getredenen. (zie S.LV.39)


   In A.VI.119-139 noemde de Verhevene veel leken die het niveau van stroomintrede bereikt hadden.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #37 Gepost op: 24-06-2018 19:43 »
2.1.5. De melaatse Suppabuddha en de zegeningen van een sotapanna
   
   Te Rājagaha leefde een man met naam Suppabuddha. Hij was melaats; zijn ledematen waren erg aangetast door die ziekte. Hij was heel arm. Hij kleedde zich in weggeworpen stroken stof die hij aan elkaar naaide. En hij at wat anderen over hadden van hun maal.
   Op een dag kwam de Boeddha terug van zijn aalmoezenrondgang. Hij ging met zijn gevolg Rājagaha binnen. De bewoners ervan maakten een zitplaats voor hem gereed. En hij onderwees er de Dhamma.
   Suppabuddha zag van verre het volk en hij vroeg zich af waarom het daar bijeen was gekomen. Hij dacht dat er eten uitgedeeld werd en dat ook hij er misschien iets zou krijgen. Hij kwam dichter bij en zag de Verhevene de leer onderwijzen. Suppabuddha ging aan de rand van de menigte zitten om naar de leer te luisteren.
   Hij was in zulke omstandigheden wedergeboren als resultaat van een vergrijp jegens de Paccecabuddha Tagarasikhi. Maar hij was in staat om de leer vlug te begrijpen en hij bereikte het eerste niveau van heiligheid (sotāpatti).
   Suppabuddha wilde graag aan de Leraar bekend maken wat hij bereikt had na diens onderricht van de Dhamma. Maar wegens zijn melaatsheid wilde hij niet samen met de menigte gaan. Hij wachtte daarom tot de Verhevene naar het Veluvana-klooster was gegaan en ging er daarna eveneens heen.
   Sakka, de koning van de goden besefte wat Suppabuddha van plan was. Om hem te testen, rees hij in de lucht omhoog en zei: “Suppabuddha, je bent de armste van allen, je lijdt veel en je bent de laagste van alle mensen. Ik zal je onbegrensde rijkdom geven als je de Boeddha, Dhamma en Sangha loochent en zegt dat je dat Drievoudige Juweel beu bent.” Suppabuddha vroeg daarop wie tot hem sprak. “Ik ben Sakka, koning van de goden,” luidde het antwoord, waarop Suppabuddha zei: “Jij dwaas, je zegt dat ik arm ben en behoeftig en ziek. Maar integendeel, ik heb geluk bereikt en grote rijkdom, namelijk de rijkdom van vertrouwen, de rijkdom van moreel goed gedrag, de weelde van bescheidenheid, de weelde van vrees voor zonde, de rijkdom van een heilige leer, van ontzegging, van wijsheid; deze zeven voorraden van rijkdom zijn van mij. Alwie deze voorraden van rijkdom bezit, hetzij man of vrouw, zo iemand is niet arm; het leven van zo iemand is niet tevergeefs. Dit zijn de zeven voorraden van achtenswaardige rijkdom. Zij die deze voorraden van rijkdom bezitten, worden niet arm genoemd door Boeddhas of Pacceka-Boeddhas.”
   Sakka ging naar de Verhevene en vertelde hem de gebeurtenis. En de Verhevene zei: “Het is zelfs met 100 of 1000 geldstukken niet mogelijk dat men de Boeddha, Dhamma en Sangha laat verloochenen door de melaatse Suppabuddha.”
   Later werd Suppabuddha als resultaat van een slechte daad door de horens van een koe gedood. Hij werd in een hemelse sfeer wedergeboren.*1]
_____
*1] Dhammananda, K. Sri: The Dhammapada. Kuala Lumpur 1988, p. 157-158 (V. 7); Burlingame, E.W. (transl). Buddhist Legends. London 1979, V.7.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #38 Gepost op: 25-06-2018 12:05 »
2.1.6. De waarheid-toegewijde en de vertrouwen-toegewijde - I

   De in de stroom getredenen zijn door het eerste inzicht van de waarheid boven elke twijfel verheven. Door twee geestelijke eigenschappen wordt twijfel vernietigd, namelijk wijsheid en vertrouwen. Dientengevolge zijn er twee soorten van individuen die in de stroom van de Dhamma treden, die het pad van de edelen betreden, namelijk de waarheid-toegewijde (dhammānusārī) en de vertrouwen-toegewijde (saddhānusārī).

   Meer over deze twee soorten van individuen volgt in §§ 3.1 en 3.2.

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #39 Gepost op: 25-06-2018 20:18 »
2.1.7. Drie soorten van in de stroom getredenen
   
   Na het verdwijnen van de drie boeien (geloof in persoonlijkheid, twijfel, en hechten aan regels en rituelen) is iemand in de stroom getreden. Hij is ontkomen aan de lagere werelden van bestaan, is er zeker van de volmaakte Verlichting te bereiken. Hij is volmaakt in de regels van deugdzaamheid, maar slechts ten dele volmaakt in de concentratie van de geest, slechts ten dele volmaakt in wijsheid. Er zijn drie soorten van personen die in de stroom zijn getreden:

   1. Nog maximaal zeven keer wordt hij wedergeboren onder hemelse wezens en mensen, en daarna maakt hij aan het lijden een einde. Die persoon noemt men "iemand die hoogstens nog zeven keer wedergeboren wordt" (sattakkhattu-parama).

   2. Nog twee of drie keer wordt hij wedergeboren bij edele families en daarna maakt hij aan het lijden een einde. Die persoon noemt men "iemand die van geslacht tot geslacht gaat" (kolankola).

   3. Nog slechts één keer wordt hij als mens wedergeboren. Daarna maakt hij aan het lijden een einde. Die persoon noemt men "nog eenmaal ontluikende" (eka-bījī). (A.III.88-89; A.IX.12; zie ook A.X.63-64)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #40 Gepost op: 26-06-2018 12:39 »
2.2. Sakadagami, de eenmaal wederkerende

   Degenen die drie boeien hebben overwonnen, en in wie begeerte, haat en onwetendheid zijn verminderd, zij zijn eenmaal wederkerenden; nog één keer komen zij in deze wereld terug om aan het lijden een einde te maken.(M.22; zie ook S.I.6 en M.34).

   Onder eenmaal wederkerende wordt verstaan degene die eenmaal wederkeert en degene die op weg is om het doel van eenmaal wederkeer te verwerkelijken. (A.IX.9) Eenmaal Wederkerenden zijn degenen die het pad van eenmaal wederkeer betreden en degenen die de vervulling van eenmaal wederkeer verwerkelijken.
   Beide eenmaal wederkerenden (pad en vervulling) zijn geschenken waard, gastvrijheid waard, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden, zij zijn het beste veld voor goede werken in de wereld. (A.IX.10; A.X.16; A.VIII.59)

   Iemand is een volgeling van de Boeddha, Dhamma en Sangha met onverstoorbare duidelijkheid. Hij is volmaakt in deugdzaamheid, maar matig ontwikkeld in concentratie en wijsheid. Hij is nog niet bevrijd van de boeien die wedergeboorte veroorzaken (upapatti-patilābhiyāni samyojanāni) en de boeien die aan het (tegenwoordige) bestaan kluisteren (bhava-patilābhiyāni samyojanāni). Zo iemand wordt een eenmaal wederkerende. Na het volledige verdwijnen van drie boeien en het afnemen van begeerte, haat en onwetendheid keert hij nog één keer naar deze wereld terug. Daarna maakt hij aan het lijden een einde. Hij zal veilig aan de andere oever aankomen.
   Ook zo'n persoon is waarlijk volkomen bevrijd van de hel, van de dierenwereld, het rijk van de ongelukkig geesten, is geheel bevrijd van dwalingen, van een slechte weg, geheel bevrijd van ondergang. (A.IX.12; M.34, S.LV.52, A.III.89; A.IV.131; vgl. A.X.63-64)

   Bij de eenmaal wederkerende (sakadagamin) zijn begeerte naar zingenot, zintuiglijke verlangens, zinnelijke lust en boosheid heel afgezwakt; en haat, kwaadwil en onwetendheid zijn verminderd. De geest is dan verheven en wordt nog slechts zeer zwak aan zinnelijkheid gehecht. Door het pad van eenmaal wederkeer wordt men bijna vrij van persoonlijkheidsvisie, begeerte naar zintuiglijk genot, en kwaadwil.

   Noch de in de stroom getredene noch de eenmaal wederkerende heeft zin-genot volledig opgegeven. In beiden is nog een rest van bevrediging in attractieve en begerenswaardige objecten.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #41 Gepost op: 29-06-2018 22:22 »
2.3. Anagami, de niet meer wederkerende

   Het niveau van niet meer wederkeer is dat van degene die niet meer wederkeert naar deze wereld en degene die op weg is om het doel van niet meer wederkeer te verwerkelijken. (A.IX.9) Zij zijn degenen die het pad van niet meer wederkeer hebben betreden en degenen die de vervulling van niet meer wederkeer hebben verwerkelijkt.

   Door het pad van niet wederkeer zijn de volgende smetten opgeheven: begeerte naar zintuiglijk genot, zintuiglijke verlangens, zinnelijke lust; gehechtheid aan zinnelijke verlangens; gehechtheid aan het lichaam;
gehechtheid aan vorm (materiële objecten); haat, kwaadwil, tegenzin, afkeer, innerlijk tegenstreven, vijandschap; traagheid en luiheid; rusteloosheid, zich te veel zorgen maken, gewetensonrust, piekeren.
   Twijfel aan Boeddha, Dhamma en Ariyasangha was al opgeheven bij stroomintrede. Maar twijfel wat betreft dingen uit het verleden en in de toekomst, twijfel over oorzakelijk ontstaan, onzekerheid of iets heilzaam is of niet, twijfel over de oefening e.d., besluiteloosheid wordt pas opgeheven op pad van niet wederkeer.

   Volgens de commentaren bij M.7 en bij S.I.5-6 zijn door het pad van niet-wederkeer (anagami-magga) de volgende smetten helemaal opgeheven: kwaadwil, tegenzin, haat, boosheid, toorn, woede, vijandschap, nalatigheid, onoplettendheid, traagheid en luiheid, waan, illusie, hoogmoed, verkeerd inzicht, zinnelijke lust.
    Waan, onwetendheid wordt evenwel pas helemaal opgeheven wanneer volmaakte heiligheid, arahantschap bereikt is.

   Zes eigenschappen moeten overwonnen worden om het doel van niet-wederkeer (anāgāmī-phala) te verwerkelijken, namelijk: vertrouwenloosheid, schaamteloosheid, gewetenloosheid, traagheid, onoplettendheid en onwijs nadenken. (A.VI.65)

   Verder moet de niet meer wederkerende vijf krachten (indriyāni) onderhouden, nl. saddhā, vertrouwen; viriya, energie; sati, bezonnenheid; samādhi, geestelijke concentratie; en paññā, inzicht. (commentaar bij S.I.5)

   “Na het volledige verdwijnen van de vijf boeien verschijnt men in een geestelijke wereld. Daar bereikt men Nibbāna zonder nog ooit vanuit die wereld naar de zinnelijke sfeer terug te keren.” Men wordt spontaan (ongeslachtelijk) wedergeboren in de godenwereld van de Zuivere Verblijven (suddhāvāsa). (Zie S.LV.24, 52; A.XI.17)

   Degenen die spontaan wedergeboren worden in de godenwereld van de Zuivere Verblijven – zij zijn waarlijk volkomen bevrijd van de hel, van de dierenwereld, het rijk van de ongelukkig geesten, zijn geheel bevrijd van dwalingen, van een slechte weg, geheel bevrijd van ondergang. Zij zullen veilig aan de andere oever aankomen. (M.34; S.I.5; S.IV.24; S.LV.24, 52; A.XI.17; zie ook M.22)

   Beide niet meer wederkerenden zijn geschenken waard, gastvrijheid waard, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden, zij zijn het beste veld voor goede werken in de wereld. (A.IX.10; A.X.16; A.VIII.59)

   De niet meer wederkerende heeft alle zinnelijke verlangens en alle kwaadwil opgegeven. Omdat er geen enkel overblijfsel meer is van de vijf lagere boeien, keert de edele die dit niveau heeft bereikt, nooit meer terug naar de zinnelijke sfeer van bestaan.



Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #42 Gepost op: 29-06-2018 22:34 »
2.3.1. Vijf soorten van niet meer wederkerenden

   Iemand is volmaakt in deugdzaamheid, volmaakt in concentratie, maar slechts matig ontwikkeld in wijsheid.
        Na het verdwijnen van de vijf lagere boeien wordt hij een "op halve route uitdovende" (antara-parinibbayi). Hij heeft nog een rest van hechten.
   Of hij wordt een "na halve route uitdovende" (upahacca-parinibbayi). Hij heeft nog een rest van hechten.
   Of hij wordt een "moeiteloos uitdovende" (asankhara-parinibbayi).
   Of hij wordt een "met moeite uitdovende" (sasankhara-parinibbayi).
   Of hij wordt een "stroomopwaarts naar de Zuivere goden gaande" (uddhamsoto kanitthagami).
   
   Dit zijn de vijf soorten van niet meer wederkerenden.
(A.III.88-89; A.IX.12; vgl. A.VII.52, A.X.63-64)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #43 Gepost op: 30-06-2018 14:47 »
2.4. Arahant, de volmaakte heilige

   Het laatste niveau is dat van de volmaakte heiligen en van degenen die op weg zijn het doel van volmaakte heiligheid te verwerkelijken. (A.IX.9) Zij zijn degenen die het pad van volmaakte heiligheid hebben betreden en degenen die de vervulling van volmaakte heiligheid hebben verwerkelijkt.
   Degenen die met de vernietiging van de neigingen Arahants zijn geworden, die het heilige leven hebben geleefd, die gedaan hebben wat gedaan moest worden, die de last hebben afgelegd, die de boeien van het worden vernietigd hebben en die door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd zijn, – zij zijn veilig aan de andere oever aangekomen waarbij zij de stroom van Mara trotseerden.
(M.34; zie ook A.X.63-64)

   De volmaakte heiligen en degenen die op weg zijn om het doel van volmaakte heiligheid te verwerkelijken zijn geschenken waard, gastvrijheid waard, gaven waard, waard eerbiedig gegroet te worden, zij zijn het beste veld voor goede werken in de wereld. (A.IX.10; A.X.16; A.VIII.59)

   De volgende eigenschappen moeten overwonnen worden om de volmaakte heiligheid (arahatta) te verwerkelijken, namelijk: geestelijke starheid, koppigheid, verstoktheid, loomheid, opwinding, rusteloosheid, gebrek aan vertrouwen, achteloosheid, onoplettendheid. (A.VI.66). Elders worden ook nog eigenwaan, de mening van minder of meer te zijn, en vernederende onderworpenheid genoemd (A.VI.76). Verder, als iemand schaamteloos, gewetenloos, onwijs is en bezorgd om lichaam en leven, dan is hij niet in staat om volmaakte heiligheid te bereiken. (A.VI.83)
   Maar wie deze eigenschappen heeft overwonnen, is in staat om de volmaakte heiligheid te bereiken.

   Door het pad van volmaakte heiligheid is onwetendheid helemaal overwonnen. De mening 'ik ben', het geloof in persoonlijkheid is geheel en al verdwenen.
        En alle soorten van begeerte, met inbegrip van het verlangen naar bestaan in de fijnstoffelijke en de onstoffelijke sferen zijn vernietigd. Ook is men dan vrij van de hogere boeien eigendunk, verwaandheid, en rusteloosheid.

   Na het verdwijnen van onwetendheid komen bij de volmaakte heilige geen vragen meer op over ouderdom en dood, geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, het bereik van de zes zintuigen, naam-en-vorm, bewustzijn. (S.XII.35)
   De arahant heeft elk geloof in persoonlijkheid opgegeven; hij heeft geen ik-bewustzijn meer.

   "Alle naamgeving heeft hij opgegeven, is in geen woning ingekeerd. Hij heeft de dorst naar naam en vorm afgesneden. Hij heeft de boeien doorgesneden en is vrij van lijden en hoopvolle verwachtingen. Hem hebben goden en mensen hier en hiernamaals gezocht maar nergens gevonden." (S.I.34)

   Volgens het commentaar bij M.7 zijn door het pad van heiligheid (arahatta-magga) de volgende smetten opgeheven: hebzucht en onjuist begeren, koppigheid, verstoktheid, aanmatigen, wedijveren, onstuimigheid, rivaliteit, eigendunk, verwaandheid, hoogmoed, laatdunkendheid, pronkzucht, ijdelheid, verwaandheid.
   Hebzucht wordt echter al opgeheven bij niet wederkeer.

   “Door de uitdoving van alle smetten bereikt men reeds in dit leven de bevrijding van de geest, de bevrijding door wijsheid, welke bevrijding vrij is van smetten en die men zelf heeft begrepen en verwerkelijkt.”

   "Iemand is volmaakt in de regels van deugdzaamheid, volmaakt in concentratie van de geest en volmaakt in wijsheid. En door uitdroging van de neigingen komt hij nog in dit leven in het bezit van de neigingsvrije bevrijding van het gemoed en de bevrijding van wijsheid, ze zelf inziende en verwerkelijkende." (A.III.88-89; zie ook S.LV.52)

   Onzeker zijn de zinnelijke genietingen. Wie van de boeien bevrijd is, hecht aan niets meer. Door terzijde leggen van wens en begeerte, door overwinning van onwetendheid is iemands inzicht gezuiverd. (S.IX.2)

   "Zij die de waarheden goed hebben begrepen, zij laten zich niet verleiden om naar andere leraren te gaan. Zij zijn volmaakt ontwaakt, door juist inzicht. Zij lopen effen ook op oneffen grond." (S.I.7-8)

   "Wie de illusies vermijdt en wie steeds geconcentreerd is, wie met een goed hart vast en zeker bevrijd is en alleen in de wildernis vertoeft, onvermoeibaar, die zal over het bereik van de dood heen aan de reddende oever aankomen." (S.I.9)

    “De arahants treuren niet om het verleden; zij hebben geen verlangens naar de toekomst; het heden is voldoende voor hen. En daarom zien zij er stralend uit.” (S.I.1,10).

        Wie het hoogste niveau van heiligheid hebben bereikt, zij zijn zonder hechten, vol zelfbeheersing. Zij hebben alle boeien verbroken. Zij zijn bedwongen, vrij, onverstoorbaar en wensloos. Zij hebben begeerte en haat opgegeven en ook onwetendheid en meningen. Zij zijn onzelfzuchtig, zonder wens. Zij koesteren geen verlangen naar wat dan ook in de wereld. Zij verlangen ook niet naar een bestaan hier of elders. Zij werden stil, ontkwamen aan de hartstochten. Zij zijn zonder kwaadwil, vrij van toekomstig bestaan. Zij zijn offergaven waardig.” (Sn.490-499; zie ook A.X.20)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #44 Gepost op: 01-07-2018 12:24 »
2.4.1. Hoe alle boeien opgeheven worden

   Vrij geworden van lust, vrij geworden van ongoede dingen, afgezonderd van zintuiglijk verlangen, afgezonderd van onheilzame gedachten, treedt iemand binnen en vertoeft in de eerste meditatieve verdieping. Deze gaat gepaard met indrukken, overwegingen en redeneren, is ontstaan uit afzondering en is vol vreugde en vervoering.
   En hij overweegt: "Ook deze eerste jhana is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.
   Verder, door het tot bedaren brengen van overdenken en redeneren verkrijgt iemand innerlijke kalmte, geestelijke eenwording. En hij treedt binnen en vertoeft in de tweede meditatieve verdieping. Deze is vrij van overwegingen en redeneren, is ontstaan uit concentratie en is vol vreugde en vervoering.
    En hij overweegt: "Ook deze tweede jhana is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.
   Verder, na het afnemen van vervoering en door het vrij worden van zucht naar vreugde vertoeft hij in gelijkmoedigheid, oplettend en helder bewust. En hij ervaart in eigen persoon dat gevoel waarvan de heiligen zeggen: 'Vol vreugde leeft degene die gelijkmoedigheid heeft en die oplettend is.' Zo treedt hij binnen en verblijft hij in de derde meditatieve verdieping.
   En hij overweegt: "Ook deze derde jhana is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.
   Verder, na plezier en pijn te hebben opgegeven, en door het verdwijnen van eerdere vervoering en verdriet, treedt hij binnen en vertoeft hij in de vierde meditatieve verdieping. Deze heeft geen angst noch vreugde, is vrij van leed en vrij van geluk; ze is geheel gezuiverd door gelijkmoedigheid en oplettendheid.
   En hij overweegt: "Ook deze vierde jhana is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.

   Verder doorstraalt hij met liefdevolle vriendelijkheid ... met mededogen ... met medevreugde ... met gelijkmoedigheid ... de ene windrichting, en evenzo de tweede, de derde en de vierde; en ook opwaarts en neerwaarts, en in de tussenliggende richtingen. Hij doorstraalt de hele wereld met een geest die vervuld is met liefdevolle vriendelijkheid, met mededogen, met medevreugde en met gelijkmoedigheid, vrij van haat en kwaadwil.
   En hij overweegt: "Ook deze goddelijke verblijven zijn samengesteld. Ze zijn vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen. (A.XI.17)

   Verder, door volledige overwinning van het waarnemen van vormen, door vernietiging van voorwerp-waarnemingen, door het niet ingaan op veelheids-waarnemingen, bereikt iemand met de gedachte ‘Oneindig is de ruimte’ het gebied van de ruimte-oneindigheid.
   En hij overweegt: "Ook deze meditatieve verdieping is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.
   Verder, wanneer iemand volledig het gebied van de ruimte-oneindigheid heeft overwonnen, bereikt hij met de gedachte ‘Oneindig is het bewustzijn’ het gebied van de bewustzijns-oneindigheid.
   En hij overweegt: "Ook deze meditatieve verdieping is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen.
   Verder, wanneer iemand volledig het gebied van de bewustzijns-oneindigheid heeft overwonnen, bereikt hij met de gedachte ‘Niets is er’ het gebied van de niets-is-er sfeer.
   En hij overweegt: "Ook deze meditatieve verdieping is samengesteld. Ze is vergankelijk en aan beëindiging onderworpen." Zo'n inzicht heeft hij dan. Hierin blijvend bereikt hij de opdroging van de neigingen." (A.XI.17)
      
        Er zit een verborgen gevaar in de verheven staten van de meditatieve verdiepingen. Anderen kunnen erdoor gefascineerd worden en zich eraan hechten. Maar de Arahant is vrij daarvan.*1]

   De eerste drie graden van edelen hebben nog nieuwsgierigheid en willen graag meer weten over bepaalde dingen. Maar de arahant heeft dat niet. Zijn geest heeft alle verlangen naar wat dan ook opgegeven: ze heeft angst en afkeer opgegeven, piekeren en vrees, wantrouwen en twijfel en alle verlangen om iets te weten of te zien. De geest van de volmaakte heilige is vrij. Niets kan hem of haar uitdagen of verlokken en niets kan nieuwsgierigheid in hem of haar opwekken. En dat kan gewoonweg omdat partijdigheid is opgegeven.*2]

   De volmaakte heiligen zijn zonder begeerte, zonder haat en zonder illusie. Zij zijn zonder verlangen naar iets en hechten nergens meer aan. Zij zijn bevrijd van alle lijden. (M.11; zie ook M.140)

   Iemand die een Arahant is, met vernietigde neigingen, die het heilige leven heeft geleefd, die gedaan heeft wat gedaan moet worden, die de last heeft afgelegd, die het ware doel heeft bereikt, die de boeien van het bestaan heeft verwoest, en die door uiteindelijk inzicht volledig bevrijd is, hij onderkent het aarde-element direct als aarde-element. Hij maakt zich geen voorstelling ervan, hij is niet van mening 'het aarde-element is van mij,' hij schept er geen behagen in.

   En waarom maakt hij zich geen voorstelling ervan? Omdat hij het volledig heeft doorschouwd. Hij is vrij van begeerte, vrij van afkeer, vrij van onwetendheid. Begeerte, afkeer en onwetendheid zijn vernietigd.
   Evenzo met het water-element, het vuur-element, het wind-element, [...] het gebied van de onstoffelijke meditatieve verdiepingen, en evenzo met datgene wat gezien, gehoord, ondervonden, vernomen is, en evenzo met eenheid, veelvuldigheid, alles, Nibbana. (M.1)
   De Arahant heeft niet alleen de mening van een persoonlijkheid overwonnen, maar ook begeerte en ik-waan. De oorzaak voor conceptuele voorstellingen is bij hem niet meer aanwezig. Hij heeft de vier edele waarheden in deze objecten doorschouwd. Tevens heeft hij die vier edele waarheden in zich verwerkelijkt en heeft hij het einde van dukkha bereikt.
_____
*1] Buddhadasa Bhikkhu: Emancipation from the World. Kandy 1976. Bodhi Leaves No. B 73, p. 14-15.
*2] idem, p. 18-19. - Zie eventueel
'Volleerd' (S.XXII.57)

« Laatst bewerkt op: 07-08-2018 17:17 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #45 Gepost op: 02-07-2018 16:33 »
2.4.2. De krachten van een arahant

   Een volmaakte heilige, iemand in wie de neigingen opgedroogd zijn, bezit de volgende krachten.    
1. Hij heeft overeenkomstig de werkelijkheid, met juiste wijsheid, duidelijk ingezien dat alle formaties vergankelijk zijn.
2. Hij heeft overeenkomstig de werkelijkheid, met juiste wijsheid, duidelijk ingezien dat de begeerten naar zingenot lijken op een kuil vol gloeiende kolen.
3. Het gemoed van de volmaakte heilige is geneigd naar opheffing, in de opheffing blijvend vindt hij vreugde in ontzegging, volledig bevrijd van de dingen die door de neigingen worden veroorzaakt.
4. De volmaakte heilige heeft de vier grondslagen van oplettendheid ontplooid en goed ontwikkeld.
5. Hij heeft de vier juiste inspanningen ontplooid en goed ontwikkeld.
6. Hij heeft de vier grondslagen van geestelijke kracht (de 4 wegen naar macht) ontplooid en goed ontwikkeld.
7. Hij heeft de vijf vaardigheden ontplooid en goed ontwikkeld.
8. Hij heeft de vijf krachten ontplooid en goed ontwikkeld.
9. Hij heeft de zeven factoren van Verlichting ontplooid en goed ontwikkeld.
10. Hij heeft het edele achtvoudige pad ontplooid en goed ontwikkeld.*1]

   Met deze krachten als steun ziet de volmaakte heilige de opdroging van zijn neigingen aldus: 'Opgedroogd zijn in mij de neigingen.' (A.VIII.28; zie ook A.XI.15)
_____
*1] De hier vermelde groepen vormen de 37 dingen die naar de Verlichting voeren (bodhipakkhiya-dhamma).
Zie het topic Factoren van Verlichting.


« Laatst bewerkt op: 03-07-2018 16:59 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #46 Gepost op: 03-07-2018 17:20 »
2.4.3. Onmogelijkheden voor een heilige

   Er zijn meerdere dingen die voor een heilige onmogelijk zijn.
1. De arahant is niet in staat om een wezen willens en wetens van het leven te beroven.
2. Hij is niet in staat om iets wat hem niet is gegeven, zich met diefachtige bedoeling toe te eigenen.
3. Hij is niet in staat om seksuele omgang te hebben.
4. Hij is niet in staat om willens en wetens de onwaarheid te zeggen.
5. Hij is niet in staat om opgeslagen goederen*1] te genieten zoals vroeger toen hij nog in een huis woonde.
6. Hij is niet in staat om de euvele weg van begeerte, hebzucht te gaan.
7. Hij is niet in staat om de euvele weg van haat, rancune te gaan.
8. Hij is niet in staat om de euvele weg van waan, illusie, onwetendheid te gaan.
9. Hij is niet in staat om de euvele weg van de angst te gaan. (A.IX.7)

   Andere onmogelijkheden voor een volmaakte heilige zijn:
10. De arahant is niet in staat om de Verhevene te loochenen.
11. Hij is niet in staat om van de leer af te vallen.
12. Hij is niet in staat om van de gemeenschap van de monniken af te vallen.
13. Hij is niet in staat om van de training af te vallen. (A.IX.8 )

_____
*1] Goederen. In D.1 worden voedingsmiddelen, gewaden, voertuig vermeld. Het is voor een monnik niet geoorloofd om opgeslagen goederen, d.w.z. goederen die niet voor direct gebruik dienen, te gebruiken.

« Laatst bewerkt op: 04-07-2018 12:00 door nico70+ »

Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #47 Gepost op: 04-07-2018 12:10 »
2.4.4. Eigenschappen van een arahant
   
   Als eigenschappen van een volmaakte heilige worden genoemd: zij hebben al het kwaad ontzegd, zij zijn steeds bezonnen, zij hebben de boeien verbroken, zij zijn verlicht. (Ud.I.5).

   Tien andere eigenschappen die iemand bezit die volledig heilig, een Arahant is geworden, zijn: juist inzicht, juist denken, juist spreken (juist taalgebruik), juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste oplettendheid, juiste concentratie, juist weten (juiste kennis), juiste bevrijding. (A.X.109-115)

   Er worden nog meer eigenschappen van een Arahant vermeld.
   Wanneer de volmaakte heilige drie eigenschappen heeft, dan heeft hij het hoogste doel bereikt. Hij geldt dan als eerste onder goden en mensen.
   Hij heeft de volmaakte deugdzaamheid die eigen is aan hen die geen onderricht meer nodig hebben.
   Hij heeft de volmaakte concentratie die eigen is aan hen die geen onderricht meer nodig hebben.
   Hij heeft de volmaakte wijsheid die eigen is aan hen die geen onderricht meer nodig hebben. (A.XI.11, zie ook A.III.58)

   En de volmaakte heilige heeft nog drie andere eigenschappen. Hij kan wonderen verrichten.
(1) Het wonder van magische krachten (iddhi patihariya).
(2) Het wonder van waarzeggen, gedachten lezen (adesana patihariya).
(3) Het wonder van onderwijzen (anusansani patihariya). (A.XI.11, zie ook D.11, A.III.61)   

   Het wonder van magische krachten bestaat hierin. Men heeft de kracht om uit één veelvuldig te worden, en uit veelvuldig weer één. Men heeft de kracht om zich zichtbaar te maken en onzichtbaar. Men heeft de kracht om ongehinderd door wanden, muren, bergen te gaan als door de lucht. Men heeft de kracht om in de aarde op- en onder te duiken als in water. Men heeft de kracht om op het water te lopen als op vaste bodem. Men heeft de kracht om zich in zittende houding in de lucht te bewegen als een vogel. Men heeft de kracht om met de hand de maan en de zon aan te raken. Men heeft de kracht om zijn lichaam te beheersen tot in de Brahma-wereld.

   Niet alle arahants hebben de magische krachten.
Degenen die door inzicht bevrijd zijn, hebben die krachten [nog] niet. (S.XII.70)

   Het wonder van waarzeggen, gedachten lezen bestaat hierin: Men kan met het hemelse oor beide soorten geluiden horen, de hemelse en de aardse, die van veraf en die van dichtbij.
   Men kan dan ook de geest van anderen doordringen; het gemoed met verlangen, het gemoed met afkeer, het gemoed met waan, het standvastige gemoed en het verstrooide, het edelmoedige en het niet edelmoedige gemoed, het overtrefbare en het niet overtrefbare gemoed, het niet geconcentreerde en het geconcentreerde gemoed, het niet bevrijde en het bevrijde gemoed.
   Men kan zich dan aan veel verschillende vormen van bestaan herinneren, aan één geboorte en aan twee geboorten, aan 3, 4, 5, 10 geboorten, aan 20, 30, 40, 50, 100 geboorten, aan 1000 en aan 100.000 geboorten. Men kan zich herinneren aan talrijke perioden van wereldvergaan en aan talrijke perioden van wereldontstaan en aan talrijke perioden van wereldvergaan-wereldontstaan. “Toen had ik die naam, behoorde tot die familie, was van die kaste, kreeg dat voedsel, ondervond dit en dat aan lust en leed, werd zo oud. Vandaar heengegaan werd ik elders wedergeboren. Ik had dan die of die naam (etc).” Zo kan men zich aan verscheidene vroegere vormen van bestaan herinneren met de bijzondere gebeurtenissen en details.
   Men kan dan met het hemelse oog de wezens overzien en kennen hoe zij heengaan en wedergeboren worden, lage en voorname, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige, overeenkomstig hun kamma. (S.LI.11)
   Het wonder van onderricht bestaat hierin: Men kan onderricht geven in deugdzaamheid, concentratie en inzicht welk uiteindelijk voert naar de uitdoving van de smetten. (zie D.11, A.III.61) Men onderricht hoe men moet denken en hoe men niet moet denken. Men onderricht hoe men moet overwegen en hoe men niet moet overwegen. Men onderricht wat men moet overwinnen en wat men zich eigen moet maken. (A.III.61)
   
   En de volmaakte heilige heeft verder nog de volgende eigenschappen: Hij heeft juist inzicht, hij heeft juist weten en hij heeft juiste bevrijding. Ook heeft hij volmaakt weten en volmaakt gedrag.
   Met al deze eigenschappen geldt hij als eerste onder de goden en mensen. Hij heeft de hoogste volmaaktheid bereikt, de hoogste zekerheid, de hoogste heiligheid; hij heeft het hoogste doel bereikt. (A.XI.11)

   Beweerd werd en wordt dat de volmaakte heilige egoïstisch is door alleen naar eigen heil te streven. Maar de Arahant is niet egoïstisch. Want arahantschap wordt alleen verkregen door alle vormen van egoïsme op te geven.*1] In Majjhima Nikaya 27 (Cūlahatthipadopama Sutta) is een beschrijving te vinden van iemand die het arahant-ideaal nastreeft.*2] In het kort volgt die beschrijving hier.
De Arahant geeft het doden van levende wezens op. Stok en zwaard legt hij neer en hij is bescheiden en barmhartig, mededogend jegens al wat leeft. Hij neemt niets wat niet is gegeven en hij leeft afgescheiden, ziet af van lust. Hij liegt niet meer, spreekt steeds de waarheid en bedriegt niet. Hij geeft lasterpraat op. Wat hij hier gehoord heeft, herhaalt hij niet elders. Hij verenigt gescheidenen, spoort vrienden aan; hij verheugt zich over eendracht, en hij spreekt woorden die eenheid bevorderen. Hij geeft ruwe taal op; zijn woorden zijn aangenaam voor het oor, hartverwarmend. Hij geeft kletspraatjes op. Hij spreekt wat tijdig is, waar en vol betekenis. Hij ziet ervan af schade toe te brengen aan zaden en planten. Hij ziet af van het aannemen van goud en zilver, vrouwen en meisjes, slaven en slavinnen. Hij ziet af van het aannemen van schapen en geiten, pluimvee en varkens, vee, velden en landerijen. Hij ziet af van de oneerlijke activiteiten van omkoperij, misleiding en bedrog. Hij ziet af van messentrekkerij, doden, gevangen zetten, roven, plunderen; hij ziet af van alle geweld.*3]

De Arahant heeft dat alles opgegeven en ziet af van alles wat hierboven is vermeld. En daar is niets egoïstisch bij. Verder heeft de Arahant elke vorm van hoogmoed en egoïsme overwonnen. De Arahant heeft de vier grote deugden van liefdevolle vriendelijkheid (mettā), mededogen (karunā), medeleven (muditā), en gelijkmoedigheid (upekkhā) beoefend. Hij of zij is actief betrokken bij het helpen van anderen; daarin uit zich dat arahantschap bereikt is.*4]
   "Als men begeerte, afkeer en onwetendheid opgeeft, als men waarlijk weet, met een gemoed dat wel-bevrijd is, als men aan niets hier en hierna hecht, dan heeft men deel aan de vruchten van het heilige leven.” (Dhp.19 en 20)

   Een omschrijving van een volmaakte heilige is in de volgende leerrede.
   Te Savatthi bereikte de eerwaarde Brahmadeva volmaakte heiligheid. Daarna bezocht hij zijn moeder die offers placht te geven aan Brahmâ. Brahma Sahampati zei haar dat zij nu gaven kon geven aan haar zoon die hoger was dan een god.
   "Hij is leeg van bestaanssubstraten, meer dan een god, iemand die niets zijn eigen noemt, die voor niemand anders hoeft te zorgen.*5]
   Gelaten gaat hij op zoek naar eten.
Voor hem is er geen vroeger en geen later.*6]
Hij is in vrede, zonder toorn, onschuldig, zonder wens.
Hij heeft de staf tegenover de hele wereld neergelegd.*7]
Hij is vrij van wereldse invloeden, met een vredig hart,
Als een tamme olifant gaat hij, zonder fouten,
een bhikkhu van hoge zedelijke discipline, met een bevrijd hart." (S.VI.3)
_____
*1] Nârada Maha Thera: The Buddha and His Teachings. (4th enlarged ed.) - Kandy 2524/1980, p.566.
*2] zie: M.27 in: Soma Thera (tr.):
The Lesser Discourse of the Buddha on the Elephant-footprint Simile, Kandy 1960, Bodhi Leaves No. B.5, p. 20-26; zie ook: Neumann, Karl Eugen (Übers.): Die Reden Gotamo Buddhos. Aus der mittleren Sammlung Majjhimanikāyo des Pālo-Kanons, Wien 1956, (Die Elefantenspur), p. 202-204; Horner, I.B. (Transl.): The Collection of the Middle length Sayings (Majjhima-Nikāya), Vol. I. : The first fifty discourses (Mūlapaņņāsa). Oxford 2000, p. 224-226.
*3] Soma Thera (tr.): The Lesser Discourse of the Buddha on the Elephant-footprint Simile, Kandy 1960, Bodhi Leaves No. B 5, p. 20-23.
*4] Katz, Nathan:
Buddhist Images of Human Perfection. The Arahant of the Sutta Pitaka Compared with the Bodhisattva and the Mahâsiddha. Delhi, 1989 [1982], p. 165-166, 190, 194-202 en 265.
*5] anaññaposiya. Commentaar: hij heet zo omdat hij behalve voor de eigen persoon voor geen andere personen hoeft te zorgen.
*6] D.w.z. hij is steeds gelijk.
*7]
nikkhtttadando tasathāvaresu. Commentaar: ook al gaat hij met een wandelstok rond, hij is niet van plan die stok te gebruiken om iemand te slaan.


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #48 Gepost op: 05-07-2018 13:27 »

2.4.5. Resultaat van onthechting


   Wanneer een edele volgeling(e) het oorzakelijke ontstaan en de oorzakelijk ontstane dingen met juist inzicht goed heeft doorzien zoals ze in werkelijkheid zijn, dan vraagt hij of zij niet “ben ik vroeger in het bestaan getreden of ben ik toen niet in het bestaan getreden? Als wat of in welke gedaante ben ik in het verleden in het bestaan getreden? Uit welke bestaansvorm komende ben ik in het verleden in het bestaan gekomen?”
   Hij of zij vraagt dan ook niet “zal ik in de toekomst in het bestaan treden of zal ik dan niet in het bestaan treden? Als wat of in welke gedaante zal ik in de toekomst in het bestaan treden? Uit welke bestaansvorm komende zal ik in de toekomst in het bestaan treden?”
   Hij vraagt dan ook niet “ben ik nu hier of ben ik nu niet hier? Als wat of in welke gedaante ben ik nu hier? Waaruit ben ik gekomen en waarheen zal ik gaan?”
   Zulke vragen komen niet bij hem of haar op. En wel omdat hij of zij dit oorzakelijke ontstaan en die oorzakelijk ontstane dingen met juist inzicht heeft doorzien, zoals ze in werkelijkheid zijn. (S.XII.20; M.38)

   Als iemand zich identificeert met het lichaam, als hij meent dat hij gelijk is aan het lichaam, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.
   Als iemand zich identificeert met het gevoel, als hij meent dat hij gelijk is aan het gevoel, dat het gevoel hem toebehoort, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.
   Als iemand zich identificeert met waarneming, als hij meent dat hij gelijk is aan waarneming, dat waarneming hem toebehoort, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.
   Als iemand zich identificeert met geestelijke formaties, als hij meent dat hij gelijk is aan geestelijke formaties, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.
   Maar als men inziet dat het lichaam ontstaan is en ook zal vergaan, als men inziet dat men van dat alles niet kan zeggen dat ze mij toebehoren, noch dat "ik" lichaam, gevoel, waarnemingen, geestelijke formaties of bewustzijn ben, dat er alleen oorzaken en gevolgen zijn, dan identificeert men zich niet meer daarmee. Het ik-bewustzijn maakt plaats voor een zo-bewustzijn. Zo is het ontstaan; zo is het vergaan.
   Het bewustzijn, de geest, het gemoed (citta) van de volmaakte heilige vertoeft nergens meer, d.w.z. er is nergens meer een grijpen, hechten, nergens meer een inbezitname door voorkeur of afkeer. Het gemoed (citta), het bewustzijn van de Arahant is vrij.
(zie S. XXII.53)


Offline nico70+

  • Eerwaarde
  • Nieuwkomer
  • ******
  • Berichten: 1060
    • facetten van het boeddhisme
Re: Smetten van de geest, niveaus van heiligheid, soorten van bevrijding
« Reactie #49 Gepost op: 06-07-2018 11:29 »
2.4.6. Heiligheid hangt niet af van geleerdheid
   
     Er waren twee monniken: de een was nog een wereldling maar was wel bedreven in de verzen van de leer. In de praktijk oefende hij echter niet uit wat hij theoretisch wist. De andere monnik kende weinig van buiten maar hij beoefende de leer in de praktijk. Na niet lange tijd verwerkelijkte hij Nibbāna en genoot de vruchten van het heilige leven. De geleerde monnik wilde de ander in de war brengen door hem enkele ingewikkelde vragen te stellen in tegenwoordigheid van de Boeddha. Maar de Verhevene kende de lage beweegreden. Zelf stelde hij enkele vragen die verband hielden met de verwerkelijking van de leer. De Arahant beantwoordde ze allemaal vanuit eigen ervaring. Maar de geleerde monnik kon dat niet omdat hij geen enkel van de paden van heiligheid bereikt had. Daarop prees de Boeddha de Arahant met de woorden:
“Al reciteert men ook veel uit de heilige teksten,*1] maar als men er niet overeenkomstig naar handelt, dan is die onoplettende persoon als een koeherder die het vee van anderen telt. Hij heeft geen deel aan de vruchten van het heilige leven.
Al reciteert men weinig uit de heilige teksten, maar als men wel overeenkomstig de leer handelt, als men begeerte, afkeer en onwetendheid opgeeft, als men waarlijk weet, met een gemoed dat wel-bevrijd is, als men aan niets hier en hierna hecht, dan heeft men deel aan de vruchten van het heilige leven.” (Dhp.19 en 20)
_____
*1] heilige teksten = de Pali Canon